Bedrijfsinformatiesystemen Oplossingen vragen Administratieve Organisatie Hoofdstuk 1 1. Een bezettingsplan zou direct moeten begewerkt worden om dubbelboekingen te vermijden. Als een kamer op leeg blijft staan terwijl er eigenlijk al iemand in geboekt is kan het probleem zich voordoen dat de kamer dubbel wordt geboekt. Als de kamer als bezet blijft gemarkeerd dan zal ze niet verder worden geboekt en leeg blijven staan. Ze zal dan ook niet worden opgeruimd. Al deze factoren leiden dan weer tot een verlies in inkomsten. Facilitaire diensten moeten ook op de hoogte zijn van welke kamers er bezet zijn zodat ze geen ontbijt bv boeken op een lege kamer. 2. Degene die de afrekening maakt moet op de hoogte zijn van welke persoon op welke kamer logeert. 3.Om te weten te komen welke persoon op welke kamer verblijft. Als men dan het hotel verlaat zonder te bepalen kan men de achterstallige rekening van de kamer doorvorderen aan de persoon op de meldingskaart. 4. De receptie maakt aan de dienst Schoonmaak een lijst over met welke kamers leeg komen die dag (en dus moeten grondig opgeruimt worden) en welke kamer bezet zijn en dus enkel moeten worden opgefrist. 5.Neen, met enkele mondelinge instructies over wat en hoe komt men in een klein bedrijf met gekende personen veel verder dan met afstandelijke schriftelijke voorschriften. In een groot bedrijf waar de personeelsleden minder van het gekende type zijn, zijn schriftelijke voorschriften een noodzaak. Zo kan men snel iedereen op de hoogte brengen van de voorschriften en krijgt iedereen dezelfde uitleg. 6. Ik zou als directeur voor een mondeling verslag van mijn afdelingschefs opteren. Schriftelijk kunnen ze nog heel wat elementen weglaten of algemeen beschrijven (dingen die bv niet in orde zijn) en als ze mondeling hun verslag moeten doen speelt de factor stress een grotere rol en gaan ze misschien minders snel liegen en valt het ook sneller op als een van hun kernactiviteiten niet voldaan is. 7.Maatregelen die men kan treffen om een hotelbedrijf ordelijk te laten verlopen: - de kamermeisjes een telefoon meegeven zodat ze op de hoogte kunnen worden gebracht van wijzigingen van het opruimplan(voor grote hotelbedrijven). - een goede IT infrastructuur bouwen zodat de receptie, afrekening, etc met elkaar in contact staat. - een tikklok installeren voor personeel zodat men kan zien wie er wel en wie niet op tijd aanwezig was. Om zo slecht personeel te onderscheppen. 8. a.De stroom van informatie door een bedrijf en de manier waarop deze stroom verloopt, heeft te maken met de interne organisatie want aan de hand van de interne organisatie kan men zien wie informatie van wie nodig heeft. b. Een bedrijf kan niet zonder administratieve organisatie want zonder een gestroomlijnde flow van informatie zou een bedrijf vierkant draaien. Stel dat iedereen alle informatie tot zich kreeg, dan zou er eindeloos tijd verloren raken met uit te filteren welke informatie nu net voor wie bedoeld is. Of nog erger dat informatie lukraakt wordt verstuurd en personen die informatie nodig hebben deze nooit krijgen. Dit zou het einde van het bedrijf betekenen. Hoofdstuk 2 1. Een organisatie streeft naar continuïteit. Dit klopt uiteraard want een organisatie wil blijven bestaan. En deze kan enkel blijven bestaan als er een vorm van continuiteit in de acties van het bedrijf zit. Uiteraard wil men naast blijven bestaan ook nog winst maken en liefst winst onder de continue vorm. 2.Het verstrekken van informatie en het controleren van activiteiten is cruciaal in het streven naar continuiteit. Men moet na een genomen beslissing controleren of deze wel degelijk werkt en een winst oplevert voor het bedrijf. Is deze zodanig verlieslatend en slecht dan komt de continuiteit van het bedrijf in het gedrang. De administratieve organisatie speelt dus via planning en control een grote rol in het streven/bereiken van continuiteit. 3.Het begrip doelmatigheid is een kenmerk van organisaties omdat een organisatie niet bestaat zonder het hoe. Het begrip doelmatigheid staat voor het erop toezien van de wijze waarop (het hoe) de doelstelling van het bedrijf wordt bereikt. Het gaat erom dat niet meer tijd en/of middelen worden besteed dan noodzakelijk nodig. De leiding en de afdelingshoofden kunnen bepalen wat wel dan niet doelmatig is. Als er met veel manuren zwaar verlies wordt gemaakt en men via testen heeft gemerkt dat een deel van deze manuren kan worden geschrapt, is het de leiding die deze testresultaten heeft en een oplossing kan bieden -> zij kunnen dus zien wat doelmatig is en wat niet. 4. De functies die de leiding vervult vallen onder planning en control. De leiding moet een planning opmaken die de doelstelling van het bedrijf kan doen bereiken en naderhand control uitvoeren op deze opgestelde planning en indien nodig deze aanpassen. 5.Onder beslissen verstaat men het kiezen uit alternatieven. Er bestaan verschillende vormen van beslissingen in een bedrijf: - Strategische beslissingen : gericht op de relatie organisatie - omgeving (zoals bv. introduceren van nieuwe producten, herstructurering,...). Plannen die op strategisch niveau worden gemaakt gelden voor een tijdspanne van 1-3 jaar. -Tactische beslissingen: gericht op het scheppen van voorwaarden om een effectieve en efficiënte uitvoering mogelijk te maken (bv. personeelsbeleid, planning van capaciteiten,...) plannen op dit niveau zijn voor een tijdspanne van max. 1 jaar. -Operationele beslissingen: gericht op de voorbereiding van de uitvoering (bv. werkvoorbereiding) en de regeling van de uitvoering zelf (bv. reageren op onverwachte storingen in machines). Planning op dit niveau is van een tijdspanne van 1 maand-week-dag. 6. Planning: Het overwegen of begroten en vaststellen van: - De te ondernemen activiteiten - De daaraan verbonden kosten - De te verwachten opbrengsten - De wijze van financiering. Samengevat: doelbepaling(wat, wie en hoe?) en zorg dragen voor middelen en methoden voor de doelrealisatie. 7.-Opbrengstbronnen: vertering in het restaurant, gebruik van de minibar, er wordt een vergoeding betaald voor het verlenen van gastvrijheid (huur van de kamer),... - Kostensoorten: inhuren van personeel, inkopen van etenswaren, aankopen van beddegoed, inrichting van interieur,... 8.Het budget geeft een kader waarbinnen de werkzaamheden moeten worden verricht. Dit kader bestaat uit enerzijds de te leveren prestaties en anderzijds de hoogte van de toelaatbare kosten. De functie van budgettering is coördinatiefunctie. Door delegatie van bevoegdheden wordt de organisatie uitgesplits in subdoelstellingen. Als leiding moet men ervoor zorgen dat de samenhang tussen de subdoelstellingen niet wordt doorbroken. Hierbij kan het budget een grote rol vervullen. Vastgestelde budgetten zijn de concretisering van de delegatie en de basis voor controle. 9.Aspecten verbonden met de effectuering van de doelrealisatie: - De effectiviteit van uitvoering: gaat het om het realiseren van het 'wat' zoals dit in het budget is vastgelegd. -De doelmatigheid van uitvoering: ziet toe op de wijze waarop (het 'hoe') de doelstelling van de afdeling wordt bereikt . - De (interne) controle: Het toesten van het resultaat aan normen, waarbij normen aanzien worden als datgene wat in een gegeven situate haalbaar is. interne controle: de controle door of namens de leiding ten behoeve van de leiding. -De control: Doelstelling en wijze waarop -> Soll situatie, het bereikte resultaat -> IST. Control = - Het regelmatig vergelijken van de SOLL met de IST situatie. - Geconstateerde verschillen vastleggen - Oorzaken van verschillen opsporen - Maatregelen treffen om verschillen te corrigeren en te voorkomen in toekomst - Getroffe maatregelen evalueren op gewenste effect. 10. Controle = het testen van het resultaat aan normen, waarbij normen aanzien worden als datgene wat in een gegeven situatie haalbaar is. Medewerkers moeten voor de doelrealisatie hun werkzaamheden uitvoeren overeenkomstig met de gegeven voorschriften. Omdat ze in werkelijkheid onbewust of bewust fouten maken tegen deze voorschriften is de leiding genoodzaakt controle door te voeren. 11. Interne Controle = de controle door of namens de leiding ten behoeve van de leiding. Interne controle zal gericht zijn op risico's ten aanzien van: - het gebruik van delegeerde bevoegdheden. - de naleving van gegeven voorschriften, instructies, procedures. - de aanwezigheid van 'waarden' zoals geldmiddelen, voorraden, apparatuur,... - de juistheid en volledigheid van de gevoerde administratie. 12.Control = het vergelijken van de SOLL en IST situatie (zie vraag 9) 13. Een van de pijlers voor het streven naar continuiteit van een organisatie is control. De leiding van de organisatie heeft met control te maken. 14. Controle is het controleren van werknemers op het juist uitoefen van voorgeschreven werkzaamheden, zoals het goed gebruiken van een gedelegeerd budget, het bijhouden van een goede administratie, etc. Control is het vergelijken van de vooropgestelde doelen (SOLL) en het uiteindelijke resultaat (IST) en hieruit aanpassingen afleiden en deze doorvoeren. 15. Bij het inrichten van een controlsysteem kan het management op gebied van intern beleid (personeels- en sociaalbeleid) gebruik maken van volgende instrumenten: - Selectie van personeel - Trainen en opleiden van personeel - Organisatiecultuur - Beloningssysteem - Regels en Procedures - Controle 16. Belangrijke factoren bij oprichten control: (McDo, Korfbalverening) - Aard van de organisatie: motivatie van werknemers. Bij McDo gaat het om zuivere broodwinning en zal de motivatie van de werknemers minder zijn omdat zij niet zelf achter het doel van het bedrijf staan. Bij een korfbalverenging staan de werknemers er wel achter want dit is hun persoonlijk doel ook. - Omvang van organisatie: Bij kleine organisaties direct toezicht op uitvoering werkzaamheden. Bij groter bedrijven minder directe controle en dus resultaatcontrole. - Organisatiecultuur: De organisatiestrategie geeft aan welke elementen het succes van de organisatie bepalen, op deze element zal de control zich richten. Verkopen van hamburgers, winnen van matches. - Mensbeeld van de managers: Managers die uitgaan van goed mensbeeld zullen minder control doorvoeren dan managers met slecht mensbeeld. Doen veel control want gaan uit van waanarbeiders. Doen weinig control want hebben goed mensbeeld van hun werknemers. - Aard van de werkzaamheden: Bij routinematig werk vaak gekozen voor controle op toepassing van regels en procedures. Bij niet routinematig werk eerder resultaatcontrole. 17. Bij deming circle wordt een cyclus doorlopen van 4 elementen: - Plan : maak een planning - Do: voer ze uit - Check: controleer resultaat - Act: denk na over verbeteringen Als deze 4 elementen zijn overlopen gaat men over in de volgende cyclus. Na act komt dus opnieuw plan. Deze cycli staan ook op een stijgende lijn dus per cyclus wordt het doorlopen moeilijker. 18. De perspectieven van BBSC moeten altijd in hun onderlinge samenhang worden beoordeeld. Zo alleen kan men zien of een verbetering op het ene gebied niet ten koste gaat van een ander gebied. 19. Het gevaar in governance-corporate modellen ligt erin dat men het zal opvatten als het afvinken van een checklist en bij genoeg vinkje zal vinden dat het bedrijf in orde is. Men kan hierbij belangrijke elementen missen en toch het gevoel hebben dat alles in orde is. Hoofdstuk 3 1. Functies in een organistatie geven de doelstellingen aan van de verrichte werkzaamheden. Ze onderscheiden zich door de aard van die werkzaamheden. Proces zijn gelijksoortige werkzaamheden. Er is een directe relatie tussen functies en proces. Een functie heeft te maken met een of meerdere processen. 2. Dit is belangrijk voor een AO want bij de informatieverzorging gaat met zich richten op personen die functies vervullen en daarbij ook direct te maken hebben met processen. Primair zijn de functies want als men functiegewijs alles in gereedheid brengt volgen de processen vanzelf. Als men iemand aanneemt voor de functie inkoop zal deze persoon automatisch alle inkoopprocessen verzorgen, ook op vlak van informatie, als we deze persoon informatie laten doorsturen zal deze te maken hebben met alle processen onder de functie inkoop. 3. Een controle technische scheiding wil zeggen dat men niet 1 persoon inschakelt om de volgende functies op zich te nemen: beschikkende, bewarende, registrerende, controleren en uitvoerende functie. Deze scheiding voeren we door om malafide praktijken te voorkomen. Als 1 persoon deze functie zou bekleden zou hij bv valse inkoopfacturen kunnen opmaken en zo geld naar zichzelf storten of zou hij elementen uit het magazijn als vernietigd kunnen bestempelen en dan deze zelf verkopen. 4. a. De kassa vervult een financieel-administratieve functie b. De financieel-administratieve functie mag bv niet door dezelfde persoon bestuurt worden als de verkoop. Zo kunnen er producten verkocht worden en de opbrengst in eigen zak worden gestoken. 5.Het waardekringloopproces is een schema waarin de goederenstroom en de geldstroom wordt weergegeven. De betekenis van het waardekringloopproces voor de organisatie is hierin gelegen dat de verbanden tussen de groepen activiteiten zichbaar worden. 6.Uit het waardekringsproces blijkt dat een organisatie niet zonder financieel-administratieve functie kan.Naast een goederenstroom is er ook een geldstroom en deze moet zeker even goed beheerd worden als de goedereenstroom bijgevolg is een f-a functie dus noodzakelijk binnen een organisatie. 7.Activiteiten van f-a functie: - Registratief aspect: organisatiekosten, schulden, voorraden, vordereringen. - Financieel aspect: ontvangsten, bank, betalingen. 8.- De menselijke factor: is alles waar men menselijke handelingen voor nodig heeft. Dus alle elementen waar men personeel voor nodig heeft. De menselijke factor is dus het personeel. - Kritische succesfactor: de factor die een heel grote impact heeft (en bijn op zichzelf) kan zorgen voor het verkrijgen van succes of niet. - Omdat machines kunnen begesteld worden, hergeprogrameerd etc. Bij mensen is dit niet mogelijk, het is dus zaaks van goed personeel aan te werven om tot succes te komen. 9.- Verwachte vereisten voor personeelsleden worden verwoord in een functieprofiel. Een functieprofiel formuleert enerzijds de kennis en de vaardigheden op grond van betreffende functie- en taakbeschrijving, anderzijds ook de eigenschappen die nodig zijn om de functie te kunnen vervullen. - Het nut van een functieprofiel is dat men een richtlijn heeft voor welk type persoon men moet aanwerven. - Het opstellen van een functieprofiel ligt niet alleen bij het hoofd personeel. De leiding van het bedrijf heeft een zicht op welke posities moeten worden aangevuld voor het bereiken van de doelstelling en wat deze personen als vaardigheden moeten hebben. Het hoofd personeel kan deze dan nog wat aanpassen maar vooral is het zijn taak en zo goed mogelijk personeelslid uit de solicitanten te kiezen. 10.Ze zorgen allemaal voor het functioneren van een organisatie maar de rol die ze daarin spelen maakt dat ze karakteristiek moeten worden onderscheiden van elkaar. De goederen en verwerking ervan zorgt voor een nodige geldstroom. Mensen zijn nodig om de geld- en goederenstroom georganiseerd te doen verlopen. Hoofdstuk 4: 1. Informatieverzorging kan worden omschreven met: het voorzien in informatiebehoeften van alle leden van een organisatie op zowel bestuurlijk als uitvoerend niveau (interne informatieverzorging); - externe belanghebbenden of belangstellenden met betrekking tot de organisatie (externe informatieverzorging). 2. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen interne en externe informatie omdat niet alle informatie even nuttig is voor iedereen. Bv. aan informatie hoeveel rollen wc-papier een dienst verbruikt heeft niemand buiten het bedrijf zelf iets aan. Ook is het aan te raden niet alle informatie openbaar te maken om zo de concurrentie niet te hard in de hand te spelen. Delen van de informatie moeten wel bij wet extern gemaakt worden. 3. verkrijging + vastlegging --> verwerking --> vergelijken <-- functie 4.Het gegevensverwerkend proces is slechts een deel van de informatieverzorging, naast gegevens verwerken moet er ook een inventarisatie van gegevens en een vergelijking zijn om van een informatieverzorging te spreken. 5.a. SOLL: de benodigde verwerkte gegevens IST: welke gegevens daadwerkelijk zijn verwerkt. b. SOLL: de benodigde informatie. IST: welke informatie daadwerkelijk is verworven. 6.De informatiebehoeften kunnen bepaald worden aan de hand van: - het niveau van de functie - de aard van de functie - de betrokken subjecten (bv eigenaren,geldgevers,werknemers,...) - de betrokken objecten (bv. geldmiddelen, machines, voorraden, inventaris,...) - de wettelijke voorschriften waarmee de functie te maken heeft (bv.milieuvoorschriften,..) 7.Afhankelijk van op welk niveau men zich bevind heeft men een andere nood aan informatie. De directie wil graag alles weten maar heeft niet van elk departement elk detail nodig. Soms is voor directieleden een bondig overzicht voldoende. Terwijl departementshoofden wel alles moeten weten over hun departement is een uitgebreide stroom van informatie over andere departementen niet echt nuttig. Uitvoerend personeel moet informatie krijgen over wat er hen te doen staat maar moet bv. niet alles weten wat er op strategisch niveau word beslist. 8.Aan informatie worden eisen gesteld die men opdeelt in 2 categorieën: 1. Gebruikerseisen: - voornaamste: eis van Effectiviteit (informatie sluit naadloos aan op informatie behoeften van gebruiker. - Tijdig - Continuïteit - Betrouwbaar (juist en volledig) -> zoniet = problemen. 2. Procesvereisten: - Flexibiliteit : snel aanpassingen kunnen doorvoeren. - Continuïteit: systeemuitval voorkomen, etc. - Betrouwbaarheid - Controleerbaarheid: mog om betrouwbaarheid vast te stellen - Doelmatig - Privacy: waarborgen tegen onbevoegd gebruik. 9.- Een informatiesysteem in abstracte zin is de structuur van de gegevensverwerking van een of meer processen, met andere woorden een weergave van opeenvolgende bewerkingen die nodig zijn om de geformuleerde functies (informatiebehoeften) uit te voeren. In ruimere zin is een informatiesysteem een gestructureerd samenstel van voorschriften, procedures, apparatuur en programmatuur gericht op het doen functioneren van gegevensverwerkende processen. - Verschillen in doelstellingen leiden tot verschillen in architectuur en tot specifieke karakteristieken. Door de technologische ontwikkelingen komen hierdoor als maar meer aangepaste informatiesystemen voor. - Bepaalde processen kunnen hun effect hebben op andere processen, zoals inkoop van iets er voor zorgt dat dit kan verkocht worden.We spreken van transactie tussen processen. Hetzelfde is nodig voor informatie want deze kan ook effect hebben op een andere plaats. We spreken van transactiegerichte informatiesystemen. 10.Transactiegerichte systemen, besturingsgerichte(management-)systemen, besluitvormingssystemen. 11.ICT is van groot belang bij het inrichten van informatiesystemen. ICT kan toegepast worden als middel ter verbetering van: - de doelmatigheid; - de informatieverzorging; - procesgangen; - de bedrijfsvoering. 12. ICT maakt een interne integratie van transactiegerichte systemen met kantoorsystemen, archiefsystemen, postbehandelingssystemen en technische systemen mogelijk. Daarnaast is ICT onmisbaar bij externe integratie: het gebruik maken van EDI (electronic data interchange) en internet. 13.Onder informatiebeleid is te verstaan de formulering van doelstellingen, randvoorwaarden en richtlijnen met betrekking tot de informatieverzorging. 14.De persoon die in een organisatie verantwoordelijk is voor de informatieverzorging. Dit is een management functie als een andere en heeft dus planning en control aspecten. Deze functie wordt vaak toebedeeld aan het hoof Administratie. In toenemende mate wordt een aparte functie informatiemanager gecreëerd. 15. De managementcyclus voor informatie is een cyclus die de manager moet overlopen om tot een goede informatieverzorging te komen. Eerst maakt hij een informatiebeleid en planning, dewelke hij gaat realiseren. Deze wordt dan in gebruik genomen (exploitatie) en dan geevalueerd. Na de evaluatie maakt hij bijstellingen en stelt een nieuw plan/beleid op. Hoofdstuk 5: 1.Grondslagen: - de toepassing van bedrijfseconomische beginselen - de invloed van de zich wijzigende omstandigheden - de aanwezigheid van: - een ondernemingsplan, budgetten, normen en indicatoren - procedures, voorschriften en instructies - een onafhankelijk intern controleorgaan - informatiemanagement Zie nota's voor alle info over hoofdstuk 5: enkel methoden en technieken volgens mij. Hoofdstuk 6: 1.essentieel kenmerk: het aanbieden van producten en diensten waaraan in de samenleving behoefte aan bestaat en tegen een prijs welke die samenleving bereid is te betalen.Dit kenmerk heeft 2 gezichten: intern (gericht op aanbieden van diensten en producten) en extern (gericht op levering van de aangeboden producten en diensten). 2.De marketingfunctie heeft als voornaamste doelstelling: - het onderkennen van de vraag in de samenleving naar de te leveren producten of diensten; - het verkrijgen van orders door verkoopondersteunende acties. Om deze doelstellingen te vervullen beschikt deze functie over marketinginstrumenten (dit zijn elementen waarmee men rekening moet houden als men deze doelstellingen wil halen): - Product: het assortiment; - Place: de distributie-c.q. verkoopkanalen zoals winkelketens; - Promotion: de reclame en service; - Price: de verkoopcondities als verkoopprijs, kortingen, bonificaties. 3.De taak van een hoofd Verkoop is het toezien op de concrete verkoopdoelstelling, deze is geformuleerd in het verkoopsplan, dat op zijn beurt is afgeleid uit het ondernemingsplan. Dit wordt opgemaakt door de leiding en bevat volgende elementen: - de te behalen afzet (=verkoop in) per artikel/dienst; - de te behalen omzet (= afzet in geldwaarde); - de te behalen marge = omzet minus kostrprijs van omzet; -- de toelaatbare kosten voor ondersteunende acties; -- de toelaatbare apparaatkosten (personeelskosten, kantoorkosten,...). 4. Het hoofd verkoop moet erop toezien dat de goederen die hij verkoopt in het magazijn aanwezig zijn, en zoniet de verkoop uitstellen en de goederen laten bijbestellen. Hij moet dus een duidelijk beeld hebben over het magazijn, hij moet eigenlijk ook kunnen zien welke goederen worden ingekocht en opgeslagen want hij moet deze verkopen. De magazijnchef moet de vooraden aanhouden zoals de vraag van het hoofd verkoop komt. 5. a. knelpunten beheer van goederen: bij goederen zit men met de problemen dat deze plaats innemen en dus ergens in een magazijn moeten geplaats worden. Ook moet men bij bepaalde goederen rekening houden met een houdbaarheidsdatum of met aangepaste klimaatsomstandigheden. b. knelpunten bij beheer van diensten: opslag is hier niet nodig wel zorgt het planningsvraagstuk bij organisaties die diensten leveren voor een extra complex. 6. Vooraadbeheersing is het beheersen van de vooraad zodat men hier een optimum krijgt. Men streeft naar de maximalisering van de klatensatisfactie en een minimalisering van de daarbij horende kosten.In grote organisaties wordt hier een aparte functionaris voor ingezet omdat dit zowel betrekking heeft op inkoop-opslag als verkoop. 7. fasen van verkoopsproces: - de orderverkrijging; - de orderontvanst; - de orderbeoordeling; - de orderverwerking; - de levering; - de betaling. Een procesanalyse zorgt ervoor dat acties gestroomlijnder op elkaar volgen. 8. Deze personen moeten de ontvangen orders nakijken op legitimiteit, vergelijken met bestaande klantenbestanden en in het artikelbestand nagaan of het artikel nog aanwezig is.Ook moet men de kredietwaardigheid van de klant nagaan. 9. Verkoopscontracten worden afgesloten door bevoorbeeld een bedrijf dat meel maakt en een graanboer. Dit bedrijf van meel garandeert een afnamen van x aantal ton graan tegen een bepaalde prijs voor de rest van het jaar. De boer is dan met zekerheid al zijn graan kwijt en de meelproducent kan dan een zachter prijs opstellen. De volgende gegevens worden vastgelegd in een contractenbestand: - afnemersnummer; - contractdatum en -nummer; - code afroep of leverdata; - artikelnummer; - contracthoeveelheid en -prijs; - magazijnprijs; - afgeroepen hoeveelheden; - nog af te roepen hoeveelheden. Met inbrengen van contractgegevens worden de contractverplichtingen opgenomen in het grootboekbestand. 10.E- commerce is het geheel van zakelijke handelingen en financiële transacties dat: - ter verbetering van de effectiviteit en de doelmatigheid van bedrijfsprocessen; - op elektronische wijze wordt uitgevoerd. Men onderscheid 3 soorten : B2A,B2B,B2C. 11. p 98 -99 12. Bij de orderontvangst : de aanwezigheid van een autorisatie-copetentietabel voor de toegang tot : het systeem en het afnemersbestand en het artikel(vooraad)bestand. Bij de orderbeoordeling: een signaallijst van niet-uitvoerbare orders wegens: overschrijding krediettermijnen en -limieten; het niet voorkomen in artikelassortiment; niet of slechts ten dele voorradig zijn. 13. p101 bovenaan. 14. Om niet een overladen hoeveelheid aan informatie te verkrijgen bij het vergelijken van verkoopsresultaten (='negatieve informatie') werkt men met het principle of exeption (uitzonderingsregel). Dit houdt in dat er bv gevraagd wordt om: - een overzicht van artiklene waarvoor geen of minder dan 'x' (norm) orders zijn ontvangen. - een overzicht van de tien meest gevraagde artikelen of artikelen met de hoogste marge; - een overzicht van top-10 afnemers. 15.p 102. Hoofdstuk 7: 1.Om een organisatie te doen functioneren kunnen we de volgende middelen onderscheiden: - middelen in de vorm van goederen die bestemd zijn om a. in dezelfde staat te worden verkocht (handelsbedrijven); b. te worden bewerkt of verwerkt (industriële bedrijven). - middelen om de primaire en ondersteunende processen uit te voeren, zoals gebouwen, machines, inventarissen, kantoorbenodigdheden. 2. Het aantrekken van middelen is door de leiding in beginsel gedelgeerd aan het hoofd Inkoop. Het hoofd kan echter niet alle nodige middelen aanschaffen vanwege de grote verscheidenheid van die middelen. 3.De inkoopfunctie omvat de voglende gebieden: - het formuleren van het inkoopbeleid : strategische inkoop; - het zich oriënteren op mogelijkheden en ontwikkelingen van markten en aangeboden goederen: tactische inkoop; - het verwerven van goederen en diensten ten behoeve van het functioneren van een organisatie : operationele inkoop. 4.strategische inkoop is erop gericht vast te stellen aan welke doelstellingen de inkoopfunctie moet voldoen. Hierbij is het uitgangspunt dat het inkoopbeleid afgestemd moet worden op het beledi en de doelstellingen van de onderneming als geheel. De aard van de onderneming is hierbij zeer bepalend. 5.Een procesanlyse van de inkoop moet leren welke materialen aan mss goedkopere prijzen kunnen worden ingekocht, welke materialen men meer moet inkopen en welke minder, ... 6.Fasen van operationeel inkoopproces: - het ontvangen van bestelaanvragen; - het beoordelen van bestalaanvragen; - de leverancierskeuze; - het bestellen; - het ontvangen; - de factuurcontrole; - het betalen. 7.Bij bestelaanvragen is de beoordeling erop gericht op de bevoegdheid van de aanvrager om te mogen bestellen en op zijn beschikbare budgetruimte. Bij besteladviesllijsten wordt gecontroleerd of het hoofd verkoop de lijsten heeft gefiatteerd. 8.Men neemt de leverancier die dus danig de goederen in de voorbije tijd heeft geleverd. In het leveranciersbestand zijn de leveringscondities opgenomen (overeengekomen prijzen, kortingen, leverijden,..) 9.Een leverancierskeuze wordt gemaakt en men gaat hier een contract aan, dat men maandelijks x aantal goederen moet hebben, hiermee gaat men dan prijzen afdwingen. Niet elke maand wordt dit opnieuw geevalueerd, enkel indien de levering slecht zijn (niet tijdig, etc) of de prijzen veel te hoog zijn gaat men over naar een andere leverancier. 10.De bestelgegevens worden ingegeven in het bestelorderbestand. Deze gegevens zijn: - het leveranciersnummer; - de artikelnummers met de bestelhoeveelheden en de inkoopprijzen; - de leveringstijd; - de plaats van aflevering. Door op print te drukken kunnen de medewerkers dit document uitprinten. 11.Het plaatsen van een bestelling kan ook via het internet, telefoon, fax, etc. 12.Een inkoopcontract kan worden afgesloten als men voor een bepaalde tijd dezelfde goederen nodig heeft, bv maandelijks 110 ton graan. Men kan dan een bv jaarcontract opstellen dat het bedrijf zich verplicth 110 ton graan per maand af te leveren tegen een bepaalde conditie. 13.Men controleert of er schoonmaakpersoon geariveerd is en of het gebouw gepoets is. Zo kan men controleren of er effectief een schoonmaakploeg is geweest (bijgevolg heeft men deze dus ontvangen). 14. Er wordt door de afdeling Inkoop (en normaal door F-A functie) een controle uitgevoerd op facturen en hetvolgende wordt nagegaan: - de gefactureerde goederen of diensten zijn besteld door de daartoe bevoegde functionarissen. - de bestelde goederen of diensten zijn ontvangen en de goederen zijn opgenomen in het voorraadbestand; - de overeengekomen inkoopprijs en eventuele kortingen correct zijn toegepast; - de bijzondere kosten (vrachtkosten, emballage) overeenkomstig de leveringscondities zijn doorberekend; - de berekeningen, waaronder ook die van de btw, en de tellingen juist zijn uitgevoerd. Bevonden fouten komen op een foutenlijst. Bij volledig geautomatiseerde systemen worden de facturen direct doorgeboekt in de grootboekrekening 'Crediteuren'. 15. - het beschikbaar zijn van een actuele inkoopdocumentatie; - de aanwezigheid van een autorisatie-competentietabel; - werkinstructies voor het invoeren en opvragen van gegevens; - externe informatie omtrent marktontwikkelingen. 16. Functies van inkoopsysteem: - het kunnen vervaardigen van een lijst 'te ontvangen goederen' ten behoeve van: - de portier - de magazijnschef. - het kunnen signaleren wanner bestelorders niet of slechts ten dele zijn uitgevoerd op de overeengekomen leveringsdatum dan wel dat de ontvangen goederen of diensten niet aan de gestelde kwaliteitseisen voldoen. - Het automatisch kunnen doorboeken van de te plaatsen bestellingen naar: - het artikelbestand; - het grootboekbestand. 17. ICT zorgt voor een gemakkelijke overgang tussen bestelorders en grootboekrekeningen en andere bestanden. Hoofdstuk 8: 1. De functie van de magazijnchef als manager van het magazijnproces houdt in: - het ontvangen van goederen; - het opslaan en zorgvuldig bewaren van de ontvangen goederen; - het uitleveren van goederen op grond van opdrachten van de afdeling verkoop of productie. - het verzenden of doen verzenden van goederen (intern of extern) Het doen verzenden kan betekenen dat: - de organisatie beschikt over een eigen afdeling Expeditie; - gebruik wordt gemaakt van externe expediteurs (outsourcing). 2. Eerste vereiste is dat de magazijnchef als het magazijnpersoneel de opgeslagen goederen gemakkelijke moeten kunnen vinden; Tweede vereiste houdt verband met onderscheid dat gemaakt wordt tussen gangbare ('fast moving') artikelen en minder gangbare artikelen ('slow moving'). Gangbare zo dicht mogelijk bij uitgifte centrum. Technologische ontwikkelingen maken het mogelijk opslaan en verzamelen van uit te leveren goederen te automatiseren. 3.Groepen van activiteiten: - het ontvangen - het opslaan - het uitleveren - het verzenden of doen verzenden. Alleen goederen die mogen worden opgeslagen worden ontvangen en de hoeveelheid moet ook bepaald worden. 4.Het controleren van goederen op hoeveelheid, of de goederen mogen worden ontvangen (of er een reden is die deze ontvangst verklaart, bv productie, bestelling) en het controleren van de kwaliteit van de goederen. 5.Vermelden dat de goederen beschadigd zijn en deze proberen terug te sturen om geld terug te krijgen of een herstelling te eisen. Als het eigen gefabriceerde goederen zijn moeten deze worden vernietigd of terug naar het fabriek worden gestuurd voor herstelling en aan de productie laten weten dat er kapotte items zijn. p124. 6. De magazijnchef is verantwoordelijk, dit wil zeggen dat hij erop moet toezien dat : ten eerste: - geen onbevoegden in het magazijn komen door - verbodsbepaling voor niet-magazijnpersoneel, en - het goed afsluitbaar laten maken van de magazijnruimte; - de nodig geachte brandveiligheidsmaatregelen zijn getroffen. ten tweede: hij moet regelmatig nagaan of de daarvoor in aanmerking komende goedeen niet in kwaliteit achteruitgaan dan wel onderhoud behoeven. Ten slotte zal hij periodiek voorraden van een bepaalde groep artikelen laten tellen en de telresultaten vergelijken met de voorraadgegevens uit het voorraad/artikelbestand. 7.De magazijnier verzamelt via een picklijkst de nodige goederen voor verzendigen. Deze worden dan per verzending gerangschikt en voorzien van een pakbon. Als men niet over een expeditie afdeling beschikt laat men deze verzenden. Als men wel over een expeditieafdeling beschikt denkt men een route uit voor alle af te leveren goederen. Men verzend deze (goederen +pakbon) dan via deze route. 8. Problemen bij verzenden van goederen: - verkrijgen van een optimale routeplanning - een economische en wettelijke toegestane beladingsgraad. Zijn problemen voor de organisatie als ze zelf de expeditie doen anders voor een ander bedrijf. 9.Planning: indeling van magazijnpersoneel Control: toezicht en controle van : - een tijdige en correcte uitlevering van goederen; - een tijdige en correcte afhandeing van ontvangen goederen; - controle op aanwezigheid en kwaliteit van opgeslagen goederen; - controle op de getroffen beveiligingsmaatregelen. informatiebehoeften: p127 onderaan, p128 bovenaan