Peuters 1,5 tot 2 jaar

advertisement
Wanneer je wat tijd neemt om je kind iets meer te vragen of te
vertellen over dat, wat hij aanwijst, dan zul je merken dat je kind
steeds meer woorden gaat nazeggen en onthouden.
Praten
Met een paar woordjes kan je kind nu al een heleboel zeggen. Je kind
weet nu dat ieder ding een naam heeft: 'wat is dat?'zul je dan ook vaak
horen. Naast mama, papa, oma komen woordjes als koetje boe, poesje
aai, mama mee, bee(r)tje slaap. Als je reageert op wat hij zegt, zal hij
de taal leuker gaan vinden. Gaandeweg zul je ontdekken dat hij steeds
meer zinnetjes van twee woordjes zal zeggen.
Als je veel en duidelijk met je kind praat, leert je kind vanzelf meer
woorden en zegt dan opeens 'kijk,poes aai!' Rond de tweede verjaardag
kunnen ze je vaak al best goed duidelijk maken wat ze willen, ook al
praten ze nog niet zo goed. Ze trekken je mee en laten je zien wat ze
willen door met hun vingertje naar de beker, de appel of naar hun jasje
te wijzen.
'Die - die' hoor je dan.
Martijn duwt zijn beker
weg en wijst met zijn
vingertje naar alle
bekers in de kast. Het
is duidelijk dat Martijn
uit een andere beker
wil drinken, maar
welke?
'Is het de rode beker
die je wilt hebben?'
'Néé die, die', roept Martijn. 'Oh, je wilt uit papa's beker drinken'.
'Nou dat mag wel'. Even later roept Martijn 'Papa - beker', terwijl hij
trots de beker hoog in de lucht houdt. Tweejarigen moeten nu eigenlijk
leren dat 'die - die' roepen niet genoeg is om begrepen te worden.
Een woordjesdagboek
Als je wel eens twijfelt of je kind wel voldoende praat, schrijf de
komende tijd met tussenpozen dan eens de woordjes die je kind zegt,
op. Je ziet dan welke woordjes je kind nu al goed zegt en welke hij nog
onduidelijk brabbelt. Met zo'n woordjesdagboek kun je de
woordenschat van je kind bijhouden en bovendien zien groeien.
Misschien is dat ook leuk voor later.
Spelen
Eénjarigen zijn heel
nieuwsgierig en
ondernemend. Ze klimmen
overal op en zitten overal
aan. Het ene moment ligt
de prullenbak op zijn kop
en even later is je
keukenla leeggehaald.
Al scharrelend door het
huis, maakt je kind een
hele hoop rommel. Wat wij rommel noemen is voor kinderen juist
speelgoed. Door de dingen te mogen vastpakken, om te keren, te voelen
en te proeven, onthouden kinderen beter dat alles om hen heen een
naam heeft. Zo ontdekken ze dat ook een haarborstel zacht is, en dat
sleutels daarentegen hard en glad zijn. Dat een bal wegrolt en een
blokje niet. Kinderen hebben nu nauwelijks kant-en-klaar speelgoed
nodig. Voor je kind is het fijn als je je huis een beetje aanpast voor
een leuke en toelaatbare ontdekkingstocht. Dierbare spulletjes kun je
nu beter even hoog wegzetten. Zorg ook dat je eens rondkijkt of de
1
speelplek van je kind ook veilig is. Informatie over
kinderveiligheid krijg je op het consultatiebureau,
vraag naar de folders van Consument en Veiligheid.
Speelgoedtips
Met houten blokjes, zand/water, deksels, lege
doosjes, eierdopjes, pollepels, oude tijdschriften,
afwasborstel, een emmertje, een schoenendoos,
keukenrollen kan een peuter zich uitstekend
vermaken en leert gelijk de eigenschappen van de
materialen en vormen kennen. Oude kleren, sokken en schoenen zijn
ideaal om jezelf aan en uit te kleden en je een ander mens te voelen.
Tasjes van stof om iets in te stoppen en weer tevoorschijn te halen.
Met serviesjes, vegertje en stofdoeken kan de peuter zijn moeder
nadoen en in haar buurt hetzelfde spel spelen.
Bewegen
Kinderen die de tijd en de ruimte krijgen om lekker te bewegen, lopen
minder risico om dik te worden. Peuters bewegen het liefst met hun
hele lijf. Rennen, klimmen, stoeien, kruipen, rollen, springen en dansen
zijn eenvoudige en plezierige manieren van bewegen. Als ze elke dag de
kans krijgen flink te bewegen, zelf de trap of de glijbaan op te
klimmen of op een loopfietsje met je mee om boodschappen te doen,
dan worden ze met de dag handiger en krijgen ze ook nog eens meer
zelfvertrouwen.
Bijten, knijpen, schoppen, slaan
Kinderen onder de twee zijn vooral impulsief. Als ze eens bij een ander
spelen, pakken ze net als thuis, alles wat er om hen heen te vinden is.
Ze willen dan vaak spelen met iets wat de ander in handen heeft. De
ander heeft zoveel plezier met dat speelgoed dat ze dat zelf willen. Ze
zien nog niet dat het andere kind daarmee leuk aan het spelen is. Het
'ikke'/'willen hebben' overheerst en de peuter ziet niet het verdriet
van de ander als het speelgoed afgepakt is. Soms kan het er heftig aan
toe gaan.
Vooral in deze leeftijdsperiode voelen kinderen soms onmachtig om
zich op een andere manier uit te drukken, dan te pakken en daarbij
eventueel te happen, te knijpen of
te slaan om hun zin te krijgen. Ze
hebben immers nog zo weinig
woorden tot hun beschikking.
Zodra kinderen beter gaan
praten, krijgen ze ook meer
mogelijkheden om te vragen of zij
ook met dat speelgoed mogen
spelen. Het is begrijpelijk dat
kinderen dit 'ik' en 'mijn' vooral
tegenkomen en kunnen
ontwikkelen als ze samen met
andere tweejarigen spelen. Dat
kan buitenshuis in een park, op
een speelzaal, op een
kinderdagverblijf of thuis zijn.
Dit 'ik' en 'mijn' moet eerst goed ontwikkeld zijn, voordat kinderen in
staat zijn om samen te kunnen delen en samen te spelen.
Wat kun je doen?
Soms kun je even afwachten hoe ze op elkaar reageren, soms is het
nodig dat je zelf even meespeelt om hun af te leiden en hun aandacht
met iets anders trekt. Als dat niet voldoende is kun je de kinderen bij
elkaar brengen, even troosten en daarbij uitleggen dat je niet mag
schoppen of slaan, omdat dat pijn doet.
2
Zindelijk worden
Pas ergens rond het 2e jaar zijn de meeste kinderen eraan toe om
zindelijk te worden.
Ze voelen dan zelf of ze een plasje moeten doen. Ze zijn ook beter in
staat om het op te houden, totdat ze bij het potje zijn. Bovendien
begrijpen ze dan pas dat het plasje in het potje hoort. Voor de tweede
verjaardag is dat eigenlijk nog nauwelijks mogelijk.
Stout en ongehoorzaam
'Verdorie, nou zit hij wéér aan die plantenbak!' Net heb je gezegd, dat
hij toch echt niet aan die plant mag komen of even later, zodra je even
niet kijkt, zit hij prinsheerlijk
opnieuw met zwarte vingers in
de aarde te wroeten. 'Wat een
stouterik! Hij weet best dat
het niet mag!'
Toch denken kinderen anders.
Je kunt ze nog niet echt stout
of ongehoorzaam noemen.
Hoe denken kinderen nu?
Kinderen tussen 1 en 4 jaar
leren met kleine stapjes wat
wel en wat niet mag.
Het is nu nog veel te moeilijk
voor je kind om alles wat niet
mag ook steeds te blijven
onthouden. Het is dan ook heel
begrijpelijk dat een kind telkens opnieuw weer terug te vinden is bij
die interessante plantenbak. Dat is spannend. Hij krijgt zwarte vingers
en mama wordt boos. Hij merkt dat hij hierdoor alle aandacht krijgt.
Deze extra aandacht daagt hem nog meer uit om het opnieuw te
proberen.
Verbieden of straffen?
Straffen heeft nu helemaal geen zin. Het beste kun je je kind telkens
als hij in de plantenbak zit duidelijk maken, dat hij dat niet mag. Hem
oppakken en in de speelhoek zetten: 'Néé Bas, de plantenbak is vies,
alles wordt zwart, daar mag je niet aankomen.' Geleidelijk aan leert je
kind deze regel te onthouden. Na een tijdje zul je merken dat je kind
de plantenbak met rust laat, als je bij hem in de kamer bent. Heel
ondeugend kan je kind je dan aankijken, terwijl hij 'néé' roept en met
zijn vingertje naar de plant wijst. 'De boef, hij wéét het dus wèl,' denk
je dan. Ja, hij weet nu dat hij niet aan de plantenbak mag komen, als jij
erbij bent. Je kind heeft de eerste belangrijke stap geleerd. Maar
zodra je de kamer even uit bent en hij je niet meer kan zien, dan is het
goed mogelijk dat hij toch weer in de plantenbak zit. Als je uit de
kamer bent, dan neem je als het ware de regel met je mee. Het verbod
'niet aan de plant komen' verdwijnt dan samen met jou uit de kamer.
Opzettelijk ongehoorzaam is je kind echt nog niet.
Het duurt best lang voordat je kind uit zichzelf allerlei regels goed
kan onthouden. Zo tussen het 3e en 4e jaar zijn ze zover.
Elk gezin heeft zijn eigen regels
Voor de één is de plantenbak verboden terrein, voor de ander is dat
misschien de computer, de telefoon of juist de boekenkast. Probeer
vast te stellen wat echt niet mag en wat niet zo erg is. Door het aantal
regels te beperken help je je kind bij het onthouden van de
verschillende regels. Ook kun je voorkomen dat je de hele dag loopt te
verbieden en te zeggen: 'Néé niet aankomen', 'néé mag niet!' Je kunt
het voor jezelf gemakkelijker maken door tijdelijk die dingen weg te
zetten waar je kind niet aan mag komen. Dan hoef je ook niet steeds te
verbieden! Als je kind iets uitprobeert wat niet zo erg is, kun je er
3
voor kiezen om dit te negeren. Door net te doen alsof je het niet ziet,
beloon je hem niet met extra aandacht. Wees consequent in wat niet
mag en geef je kind tegelijkertijd iets, waar 't wel mee mag spelen.
Dat boek van papa mag niet kapot, maar in dit tijdschrift mag je wel
scheuren.
Eenkennigheid
Als baby was ze een echte allemansvriend. Sinds Karen 11/2 is, klampt
ze zich echter steeds aan me vast, vooral zodra er iemand bij ons
binnen komt. Het liefst klimt ze bovenop mijn schoot met de rug naar
de ander toe en volgt ze me op de voet, zodra ik opsta. Hoe komt dat?
Karen is blijkbaar in de periode dat ze beseft hoe belangrijk je voor
haar bent.
Als je even de kamer uitgaat, dan wéét je waar je naar toe gaat en hoe
lang je wegblijft. Kinderen weten dat niet op deze leeftijd. Ze voelen
zich gauw alleen. Ze zullen alles doen om te proberen dicht bij je te
blijven. Daarom houden ze je nauwlettend in de gaten, vooral als er een
vreemde in huis is. Zo tussen de 1 en 3 jaar wil je kinderen eigenlijk de
ervaring laten oefenen: hoe-het-is-als-je-er-niet-bent. Door steeds te
benoemen wat je gaat doen kan je kind het alleen zijn oefenen. Hij
leert hierdoor dat hij zichzelf even kan bezighouden en dat hij erop
kan vertrouwen dat jij je aan die afspraken houdt. Dit is wel van belang
voor hun groei naar een zelfstandig persoontje. In het begin kun je de
alledaagse momenten thuis benutten. Laat je kind maar even huilen als
je bijvoorbeeld de vuilniszakken buiten zet.
Het mama-is-zo-weer-terug klopt dan ook.
Even weg
Als je nu zonder je kind voor wat langere tijd weg wilt, is het
belangrijk dat je tijd neemt om je kind aan de nieuwe oppas of situatie
met een ander te laten wennen. Eerst samen met jou, dan eens een
uurtje zonder je. Je kind raakt dan geleidelijk aan de nieuwe situatie
gewend en ontdekt ook de gezelligheid, veiligheid en warmte ervan.
Zorg ervoor, dat er zoveel mogelijk een vaste regelmaat in het
weggaan en terugkomen zit. Zo leert je kind erop te vertrouwen dat je
altijd na een bepaalde tijd weer terugkomt. Een troeteldier, knuffellap
of misschien een lievelingsauto kunnen juist nu heel behulpzaam zijn om
je afwezigheid wat te overbruggen. Voor een kind heeft een knuffel
namelijk te maken met de vertrouwdheid van thuis.
Neem van de knuffel
net zo afscheid als van
je kind. Het konijn
krijgt dan ook een aai
over zijn bol, een kusje,
en hoort 'tot straks, bij
de thee is mama weer
thuis.'
Foto’s van thuis
Er zijn kinderen die niet
zo'n speciale voorkeur
hebben voor knuffels of
een bepaald stuk
speelgoed. Een mapje
met foto's van thuis kan
dan soms een uitkomst zijn als jij weg bent. Foto's waar de oppas en je
kind samen naar kunnen kijken en over kunnen praten. 'Kijk, daar is
papa in de keuken'. 'Hij is brood aan het smeren!' 'En wie is dat?''Dat
is Pientje in de buggy!'. Ook zelf kun je regelmatig met je kind dit
boekje bekijken. Je kind leert spelenderwijs woordjes die bij zijn
belevingswereld passen. Een foto van een auto is op deze leeftijd meer
herkenbaar dan een tekening ervan.
4
Hoe doen andere ouders dat?
Op het consultatiebureau of het kinderdagverblijf ontstaan al vaak
leuke contacten met andere ouders. Als je na een nacht waarin je kind
wel tien keer huilde ongeveer dezelfde ervaring hoort van een andere
ouder, is dat vaak een grote opluchting. Gelukkig, bij andere gezinnen
gaat ook wel eens iets anders dan gewenst. Herkenning kan een grote
steun zijn. Vooral in deze periode twijfelen ouders regelmatig of ze
het wel goed doen. Veel consultatiebureaus organiseren
themabijeenkomsten over de opvoeding of de ontwikkeling. Hier hoor
je hoe de ‘normale’ ontwikkeling gaat. Het is vaak een opluchting te
ontdekken dat de meeste ouders zich afvragen hoe ze met het lastige
gedrag van hun kind kunnen omgaan.
Ook worden er wel eens cursussen gegeven waarin je
opvoedingsvaardigheden leert zoals: hoe maak je complimentjes, hoe
voelt het als je lastig gedrag negeert, hoe zet je een kind even apart?
Spelletjes
Samen met je kind
spelletjes doen. Dat
geeft veel plezier.
ü
JA EN NEE
SPELLETJE
Het gaat als volgt:
Aan tafel wijs je
bv. de beker aan en
je vraagt: 'Is dit
een boterham?' Als
je kind nog niets
daarop antwoordt,
dan zeg je zelf:
'Nee, dat is een
beker!' 'Is dat een boekje? Néé hè, dat is een...'. Spelenderwijs
leert je kind een heleboel woorden met dit spelletje.
ü
VERSTOPPERTJE SPELEN
Verstop samen een speelgoedje, een autootje of een knuffel
onder een kussen en ga er samen naar op zoek.
Al gauw
zul je merken dat kinderen ook jou gaan zoeken, als je je
verstopt.
ü
KIEKEBOE SPELEN
Even je hoofd om de hoek van de deur steken, 'kiekeboe'
roepen en je weer achter de deur terugtrekken. Kinderen
kunnen er vaak niet genoeg van krijgen.
Vragen over de peuterspeelzaal ?
De peuterspeelzaal of de crèche is niet alleen een ruimte
waar je kind met andere kinderen kan spelen. Het is juist
ook een plek waar je
· kunt zien en meemaken hoe je kind in een speelgroep
speelt.
· andere ouders kunt ontmoeten.
· kunt praten met de leid(st)ers over verschillende onderwerpen
rond je kind.
· ouderavonden kunt helpen organiseren en bijwonen
· je kind leert na te doen wat ze ziet en zelf leert spelen.
· je kind naar andere volwassenen leert luisteren.
Uit de boekenkast
Eénjarigen kunnen al heel geboeid naar een plaatjesboek kijken. Bij de
plaatjes kun je ook korte verhaaltjes maken.
5
'Kijk een poes'.
'De poes zegt miauw!'.
'Aai de poes maar!'.
'Is de poes zacht?'
'Zal ik jou ook eens aaien?'
'Kijk, dat zijn zijn oortjes, waar zijn
jouw oortjes?'
'Hoe loopt de poes?' Kun jij dat ook?
Alle kartonnen boekjes, waar kinderen
hun eigen wereldje in kunnen
herkennen, zijn nu vooral leuk. Er
komen ook steeds meer boekjes met ‘voel’ materiaal: van dons, fluweel
naar knisper- en schuurpapier. Deze boekjes zijn in de bibliotheek te
leen. Het lidmaatschap van de bibliotheek is voor kinderen gratis.
Versjes en liedjes
Verder vinden kinderen nu allerlei versjes en liedjes heerlijk. Gezellig
op schoot rijmpjes vertellen, handjes klappen, paardje rijden of kietelen vingerspelletjes doen. Voor bijna elk moment van de dag is er wel
een versje of liedje te vinden. Zo zijn er bv. liedjes voor het
aankleden, voor het eten en voor het naar bed gaan. Denk maar aan
'zip, zap zop, we ruimen alles op', aan 'zagen, zagen wiede wiede
wagen' of aan 'slaap kindje slaap' en 'naar bed naar bed zei Duimelot'.
Veel versjes bevatten ook grappige onzin-teksten zoals 'oze wieze
woze wieze walla kristalla'. Bij versjes gaat het vooral om de sfeer,
het samen rijmen en plezier maken. De tekst is vaak niet zo belangrijk.
Als het rijmen in je zit dan bedenk je misschien spontaan nieuwe
versjes voor je kind. Spelenderwijs leren kinderen langere zinnen
achter elkaar zingen of opzeggen. Er wordt minder dialect gesproken
als je voorleest. Mocht je naar oude versjes op zoek zijn, vraag dan
eens naar boekjes in de bibliotheek of peuterspeelzaal.
Zelf een boekje voor je kind maken
Hiervoor heb je nodig:
· Foto's of plaatjes van je huis, van zijn bedje, van papa en mama,
opa en oma of een lievelingsdier
· Schaar, boeklon, karton, perforator en lint.
Je knipt een groot stuk karton in 6 gelijke stukken. Per pagina plak je
een foto of plaatje. Met boeklon plastificeer je het geheel. Met de
perforator maak je er 2 gaatjes in. Tot slot leg je ze op volgorde op
elkaar en rijg je een lint door de gaatjes om het boekje te bundelen.
Vragen over deze folder?
Heb je vragen over de ontwikkeling van je kind of zijn er bij het lezen
van deze brief vragen in je opgekomen, dan kun je daarmee terecht bij
de verpleegkundige en de consultatiebureau-arts in jouw wijk of
woonplaats. Dit kan onder andere:
· tijdens het consultatiebureau of bij een inloopspreekuur of
huisbezoek
· tijdens een gespreksgroep voor ouders van peuters
· telefonisch met de verpleegkundige
· tijdens speciale spreekuren voor opvoedingsvragen/opvoedwinkel,
enzovoorts
· soms via de website of e-mail
· bij het CJG
Bron: oorspronkelijke versie Vivent jeugdgezondheidszorg, Thebe en Kruiswerk Mark en
Maas. Updates door GGD Regio Nijmegen vanaf september 2011.
Tekst : Emmelieke Boost
vormgeving en lay-out: Jeanine Jordaan
6
Download