1 2 literatuur Leeuw M de, Oostenbroek RJ, Pijpers L, Plaisier PW. Twee patiënten met een niet-palpabel, subcutaan ingebracht anticonceptivum. Ned Tijdschr Geneeskd 2004;148:1785-8. Pickard S, Bacon L. Persistent vaginal bleeding in a patient with a broken Implanon. J Fam Plann Reprod Health Care 2002;28:207-8. 3 4 Agrawal A, Robinson C. Spontaneous snapping of an Implanon in two halves in situ. J Fam Plann Reprod Health Care 2003;29:238. Bird S. Contraception failure and wrongful birth claims. Aust Fam Phys 2002;31:935-6. Aanvaard op 7 juli 2004 Capita selecta Blokkade van chemokinen bij chronische ontstekingsziekten j.j.haringman en p.p.tak Chemokinen zijn chemotactische cytokinen die een centrale rol spelen in de migratie en activatie van leukocyten.1 Het gaat om kleine, basische eiwitten (70-125 aminozuren) met een moleculaire massa tussen de 8 en 14 kDa. Chemokinen kunnen worden geproduceerd door nagenoeg alle celtypen, waaronder lymfocyten, monocyten en fibroblasten, mits de cellen op de juiste wijze gestimuleerd worden. Op grond van de aminozuurvolgorde tussen de eerste twee cysteïnen kunnen chemokinen in verschillende structurele groepen worden ingedeeld. De twee grootste groepen zijn de zogenaamde CC-chemokinen, waarbij er geen aminozuren tussen de eerste twee cysteïnen zitten, en de CXC-chemokinen, waarbij er tussen die cysteïnen één aminozuur aanwezig is. Twee kleinere families zijn de C- en CX3C-chemokinen. Kenmerkend voor de twee grootste groepen chemokinen is dat de CC-groep met name op monocyten of macrofagen en lymfocyten tot expressie komt en de CXC-groep met name op neutrofielen en lymfocyten.1 De twee belangrijkste regio’s van elk chemokine zijn de lus tussen het tweede en derde cysteïne, verantwoordelijk voor de eerste binding, met lage affiniteit, en het NH2-uiteinde, waar zich de grootste variabiliteit bevindt. De lengte en compositie van dit uiteinde bepalen of het chemokinen met een grote affiniteit gaat binden aan de receptor en of de binding agonistische dan wel antagonistische effecten tot gevolg heeft.2 Tot voor kort werden aan een bepaald tripeptide in dit uiteinde, glutaminezuur-leucine-arginine, ook wel ‘ELR-motief’ genaamd, specifieke eigenschappen toegekend, met name op het gebied van angiogenese. Zo zouden ELR+chemokinen, met name die van het CXC-type, proangiogene eigenschappen hebben en ELR–-chemokinen niet. Er zijn echter inmiddels zoveel uitzonderingen op deze regel dat deze stelling min of meer verlaten is.3 Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, afd. Klinische Immunologie en Reumatologie, F4-218, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam. Hr.J.J.Haringman, arts-onderzoeker; hr.prof.dr.P.P.Tak, internist-reumatoloog. Correspondentieadres: hr.prof.dr.P.P.Tak ([email protected]). 1760 Ned Tijdschr Geneeskd 2004 4 september;148(36) samenvatting – Chemokinen vormen een relatief nieuwe familie van chemotactische cytokinen, die een centrale rol spelen bij de migratie en activatie van leukocyten bij een groot aantal immuungemedieerde aandoeningen. – Specifieke therapie gericht tegen deze eiwitten zou voor veel van deze aandoeningen een effectieve behandeling kunnen vormen. – Momenteel worden de effectiviteit en veiligheid van chemokineblokkade onderzocht in klinische studies bij patiënten met infecties met HIV, multiple sclerose, reumatoïde artritis en andere chronische ontstekingsziekten. – De eerste resultaten zijn verkregen bij patiënten met reumatoïde artritis en lijken de potentie van deze therapie te bevestigen. Specifieke receptoren voor chemokinen. De chemokinen binden aan zogenaamde 7-transmembraanreceptoren. Deze bestaan uit 7 transmembraandomeinen met 3 extracellulaire en 3 intracellulaire lussen (figuur). Het extracellulaire uiteinde wordt gevormd door een NH2groep en het intracellulaire, cytoplasmatische door een C-uiteinde. Deze 7-transmembraanreceptoren vormen een receptorklasse waartegen relatief eenvoudig orale antagonisten ontwikkeld kunnen worden. In totaal zijn er tot op heden 19 receptoren en ruim 50 chemokinen als liganden geïdentificeerd (tabel).4 Uit dit grote overschot aan liganden komt een van de meest besproken kenmerken van chemokinen voort, de zogenaamde kruisreactiviteit of redundantie. Dit betekent dat er meerdere liganden zijn die aan één receptor kunnen binden, en omgekeerd kunnen meerdere receptoren dezelfde ligand binden.3 functionele eigenschappen van chemokinen Behalve op grond van hun structuur kunnen de chemokinen ook ingedeeld worden op grond van hun functionele, dit zijn homeostatische en inflammatoire, eigenschappen. Homeostatische chemokinen zijn met name betrokken bij celmigratie onder normale, niet-inflammatoire condities, terwijl inflammatoire chemokinen op meerdere niveaus een rol spelen in een ontstekingsreactie.5 chemokine NH2 chemokinereceptor C endotheelcel chemokinen extravasatie leukocyt integrineactivatie angiogenese integrinen chemotaxis cytokinen histamine metalloproteïnasen peroxidase Belangrijke functies van inflammatoire chemokinen of chemokinereceptoren: chemotaxis, integrineactivatie, angiogenese en het stimuleren van de afgifte van inflammatoire mediatoren. Merk op dat de chemokinereceptoren 7 transmembraandomeinen hebben. De primaire eigenschap van inflammatoire chemokinen is het aantrekken van leukocyten naar plaatsen van ontsteking. De eerste bijdrage aan de extravasatie van leukocyten is de activatie door chemokinen van integrinen. Dit zijn celoppervlaktemoleculen die een belangrijke rol spelen in de adhesie met hoge affiniteit tussen leukocyten en endotheelcellen. Daarnaast zorgen chemokinen voor een concentratiegradiënt waardoor cellen met de juiste receptoren naar die plaats worden aangetrokken (chemotaxis). Naast deze meer directe chemotactische eigenschappen stimuleren chemokinen ook indirect het persisteren van de ontsteking. Zoals al eerder genoemd kunnen chemokinen de angiogenese bevorderen en daarnaast kunnen ze de productie van (pro)inflammatoire cytokinen stiumuleren.6 Door deze diversiteit aan (pro)inflammatoire eigenschappen spelen chemokinen en hun receptoren een centrale rol in de migratie van leukocyten en in het ontstaan en persisteren van ontsteking (zie de figuur). Voor veel immuungemedieerde aandoeningen, alsook voor infecties en maligniteiten, is de rol van chemokinen recentelijk duidelijker geworden. Het eerste bewijs dat blokkade van één of meer van deze functionele eigenschappen in vivo inderdaad tot verminderde celmigratie zou kunnen leiden, blijkt uit de talrijke in-vitroexperimenten waarbinnen men dit concept heeft onderzocht. Zo bleek blokkade van het chemokine CCL2 (monocytchemotactisch proteïne(MCP)-1, een van de liganden van de receptor CCR2) de migratie van monocyten door het endotheel met 74% te kunnen verminderen. Uit deze experimenten bleek verder dat een concentratiegradiënt van CCL2 nodig was om de migratie van monocyten te bewerkstelligen.7 Voor een groot scala aan inflammatoir gemedieerde aandoeningen wordt inmiddels op grond van in-vitro-, maar ook in-vivo-experimenten gesuggereerd dat deze chemokinen bij uitstek sleuteleiwitten zijn waarop specifieke therapie kan ingrijpen. Om de diversiteit aan mogelijkheden weer te geven, bespreken wij hier de rol van chemokinen en de mogelijke potentie van chemokineblokkade bij een uiteenlopend aantal aandoeningen. infectie met hiv De ontdekking dat CCR5- en CXCR4-coreceptoren zijn voor HIV-transmissie heeft een belangrijke rol gespeeld bij het onderzoek naar chemokinen en chemokinereceptoren. In een artikel in dit tijdschrift werd hiervan reeds in 1998 melding gemaakt.8 Hierin werd het bestaan van deze coreceptoren beschreven en aangegeven dat blokkering daarvan HIV-infectie in vitro kan voorkómen. Mutaties in het CCR5-allel (een deletie van 32 basenparen) blijken bij homozygote personen te leiden tot een verminderde vatbaarheid voor HIV.9 Op dit moment zijn er meerdere klinische studies in fase I en II Ned Tijdschr Geneeskd 2004 4 september;148(36) 1761 Chemokinereceptoren met hun chemokinen (liganden), de diverse aandoeningen waarin beschreven is dat ze een rol spelen, de beschreven receptorantagonisten en de fase van klinisch onderzoek waarin deze zich bevinden receptor chemokinen (liganden) ziekten receptorantagonist/fabrikant fase van klinisch onderzoek CCR1 RA, MS, transplantaatafstoting, astma, nefritis, inflammatoire darmziekte, ovariumtumor RA, MS, transplantaatafstoting, astma, atherosclerose, inflammatoire darmziekte astma, atopische dermatitis, ziekte van Hodgkin BX471 (Berlex) CP-481,715 (Pfizer) I/II II Roche GlaxoSmithKline ? ? CCR2 CCR3 CCR4 CCR5 CCL3, CCL5, CCL7, CCL8, CCL13, CCL14, CCL15, CCL16 CCL2, CCL7, CCL8, CCL13 CCL5, CCL7, CCL8, CCL11, CCL13, CCL14, CCL15, CCL24 CCL17, CCL22 CCL3, CCL4, CCL5, CCL8, CCL11, CCL13, CCL14 CCR6 CCR7 CCR8 CCR9 CCR10 CCR11 CXCR1 CXCR2 CCL20 CCL19, CCL20 CCL1, CCL16 CCL25 CCL27, CCL28 CCL19, CCL21, CCL25 CXCL5, CXCL6, CXCL8 CXCL1, CXCL2, CXCL3, CXCL5, CXCL7, CXCL8 CXCR3 CXCL9, CXCL10, CXCL11 CXCR4 CXCL12 CXCR5 CXCL13 DPC168 (Bristol-Myers Squibb) Banyu GlaxoSmithKline astma, atopische dermatitis – HIV-infectie, RA, MS, transplantaatafstoting, SCH-C en SCH-D (Schering Plough) nefritis, inflammatoire darmziekte, LTK427857 (Pfizer) atherosclerose Merck TAK-779 (Takeda) psoriasis – transplantaatafstoting, RA – astma – inflammatoire darmziekte – psoriasis, atopische dermatitis – – – COPD, psoriasis, atherosclerose, RA – COPD, psoriasis, atherosclerose, RA, GlaxoSmithKline inflammatoire darmziekte Celltech Group PLC RA, MS, transplantaatafstoting, TAK-779 (Takeda) COPD, atherosclerose, ziekte van Hodgkin HIV, RA, astma, maligniteit AMD3100 of AMD070 (AnorMED) maligniteit – I ? ? I/II I ? ? ? ? ? I RA = reumatoïde artritis; MS = multiple sclerose; COPD = chronische obstructieve longziekte. gaande met anti-CCR5-middelen bij HIV-geïnfecteerde patiënten.10 De eerste resultaten zien er veelbelovend uit: in een placebogecontroleerde dosis-escalatiestudie werden 48 patiënten, die tenminste 8 weken geen antiretrovirale therapie hadden gekregen, behandeld met een CCR5-antagonist in het kader van monotherapie (D.Schurmann, schriftelijke mededeling, 2004; www. retroconference.org/2004/cd/Abstract/140LB.htm). Deze stof bleek goed te worden verdragen en in een dosisafhankelijke manier tot afname van de hoeveelheid plasma-HIV-RNA te leiden. Op dit moment zijn de gepubliceerde data echter nog beperkt. Het lijkt waarschijnlijk dat CCR5-blokkade alleen niet voldoende zal zijn om HIV-infecties te behandelen. Patiënten met een homozygote CCR5-deficiëntie kunnen immers wel geïnfecteerd worden door virussen die CXCR4 als receptor gebruiken. Daarnaast blijken virussen bij heterozygoten in een verhoogde mate gebruik te maken van CXCR4.11 astma Astma is een chronische ontstekingsziekte van de kleine luchtwegen, die gekarakteriseerd wordt door infiltratie van mononucleaire cellen, eosinofiele cellen en mestcellen.12 In de luchtwegen correleert de productie van de chemokinen CCL2, CCL11, CCL17 en CCL22 met de migratie van specifieke leukocyten, die de bijbehorende receptoren tot expressie brengen.13 In-vitrostudies die het effect van neutralisatie van deze chemokinen beschrijven onderstrepen het belang van elk van deze mo1762 Ned Tijdschr Geneeskd 2004 4 september;148(36) leculen, echter, de relevantie hiervan in vivo is niet direct duidelijk. Bij muizen met een allergische luchtwegreactie op blootstelling aan Aspergillus fumigatus leidt neutralisatie van CCL2 met behulp van een monoklonaal antilichaam tot een significante afname van luchtwegreactiviteit en lymfocytenaccumulatie.14 Maar ook blijkt dat deletie van de enige bekende receptor van CCL2, CCR2, in hetzelfde model juist een exacerbatie van de ontsteking geeft. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat CCL2 ook via andere receptoren werkzaam is of dat de overige liganden van CCR2 (waaronder CCL7, CCL8 en CCL13 (zie de tabel)) andere effecten op deze receptor hebben. Daarnaast zou CCR2 een rol kunnen spelen bij de migratie van cellen met antiinflammatoire eigenschappen. Uit het bovenstaande wordt duidelijk dat de effecten van blokkade van een specifiek chemokine of de receptor hiervan soms moeilijk zijn te voorspellen. Alleen goed gecontroleerde onderzoeken kunnen uiteindelijk het netto-effect van de interventie aantonen. Iets dergelijks kan worden waargenomen bij interventies gericht op het CCL11-CCR3-complex, dat een sterke samenhang vertoont met eosinofielenmigratie. Neutralisatie van het ligand (CCL11) leidt in diermodellen tot een evidente afname van infiltratie met T-helper-2-achtige T-cellen en eosinofiele cellen, terwijl deletie van CCR3 een toegenomen luchtwegreactiviteit laat zien.15 Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat in deze modellen blokkade van liganden effectiever is dan blokkade van receptoren. Opgemerkt dient echter te worden dat het nog niet geheel duidelijk is in hoeverre ‘knock-out’-modellen waarbij een chemokine of chemokinereceptor afwezig is gebruikt kunnen worden om de effecten van specifieke therapieën te voorspellen. Dit mede doordat een verwijderd chemokine of verwijderde chemokinereceptor vanaf de conceptie afwezig is en de kruisreactiviteit die het chemokinesysteem kenmerkt mogelijk meer kans heeft om de functies van een verwijderd chemokine of verwijderde chemokinereceptor te compenseren. multiple sclerose Multiple sclerose (MS) is een chronische neuro-inflammatoire ziekte, waarbij een perivasculair infiltraat van lymfocyten en macrofagen in het centrale zenuwstelsel demyelinisatie en verlies van neuronen veroorzaakt.16 CCR2 en CCR5 komen in verhoogde mate tot expressie op infiltrerende macrofagen in actieve cerebrale afwijkingen en meerdere chemokinen, waaronder CXCL10 en CCL2, zijn in grotere mate aanwezig (‘opgereguleerd’) in actieve afwijkingen en in cerebraal vocht van MS-patiënten.17-19 Steun voor de hypothese dat chemokinen een rol spelen in de pathogenese van MS wordt ook verkregen door experimenten in diermodellen van deze aandoening. Bij muizen met experimentele autoimmune encefalomyelitis (EAE), geïnduceerd door muizenhepatitisvirus, bleek dat behandeling met antilichamen tegen CXCL10 leidde tot afname van accumulatie van T-lymfocyten en macrofagen, tot verminderde progressie van de ziekte en tot toegenomen remyelinisatie.20 Behandeling met antilichamen tegen CXCL9 had evenwel geen effect, wat een specifieke rol voor CXCL10 in de pathogenese van dit model suggereert. Naast CXCL10 lijkt CCR2, in tegenstelling tot de ervaring bij astmamodellen, een goed doelwit bij MS, aangezien deletie hiervan leidt tot een afname van het mononucleaire-celinfiltraat en verminderde gevoeligheid voor het krijgen van encefalitis in diverse modellen.21 Naast het complex CCL2-CCR2 is CCR1 de meest onderzochte chemokinereceptor in MS of EAE. Behandeling van Dark-Agouti-ratten die leden aan EAE opgewekt door behandeling met myeline-oligodendrocyt-glycoproteïne met een selectieve CCR1-antagonist, bleek zeer effectief te zijn.22 In deze studie werden ratten gedurende 5 dagen behandeld, vanaf dag 8 na de immunisatie met het glycoproteïne, wat resulteerde in het volledig voorkómen van klinische symptomen gedurende de behandeling. Wanneer de behandeling gestart werd na het ontstaan van de symptomen, was er eveneens een duidelijk minder ernstig beloop. Daarnaast bleken deze effecten samen te gaan met een afname van de histopathologische manifestaties van EAE. Inmiddels zijn er klinische fase-II-studies bij de mens gaande met de CCR1antagonist BX471 (zie de tabel), die zullen aantonen of deze benadering inderdaad effectief is bij MS-patiënten.23 reumatoïde artritis Reumatoïde artritis (RA) is een chronische ontstekingsziekte, waarschijnlijk op basis van een auto-immuun- proces, waarbij het synovium de primaire plaats van ontsteking is. Het synoviale ontstekingsinfiltraat wordt gekenmerkt door een toename van diverse leukocyten, waarvan macrofagen en lymfocyten de belangrijkste populaties vormen. Het synovium is dankzij technologische ontwikkelingen door middel van de zogenaamde reumatologische artroscopie onder lokale verdoving goed bereikbaar.24 Zowel in synoviaal vocht als weefsel is de expressie van chemokinen en chemokinereceptoren uitgebreid beschreven.3 Daarnaast is er ervaring met diermodellen waarbij diverse chemokinen of chemokinereceptoren met antilichamen of kleine moleculen werden geblokkeerd.25 Tot dusver zijn de enige gepubliceerde studies naar de effecten van chemokineblokkade bij patiënten met een chronische ontstekingsziekte uitgevoerd bij RA. In een overzichtsartikel werd gesuggereerd dat behandeling met anti-CXCL8-antilichamen geen effectieve behandeling was, hoewel de volledige dataset niet is gepubliceerd.26 De behandeling van patiënten met RA met een selectieve orale CCR1-antagonist werd recentelijk beschreven in een relatief kleine fase-I-studie.27 In deze gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde studie werden 16 patiënten met actieve RA gedurende 2 weken behandeld. Voor en na de behandeling werden synoviumbiopten afgenomen uit hetzelfde, bij aanvang klinisch ontstoken gewricht. Analyse van deze biopten toonde een sterke afname van de ontsteking in de groep die behandeld werd met de CCR1-antagonist ten opzichte van de placebogroep. Cellen die CCR1 tot expressie kunnen brengen, dat zijn voornamelijk macrofagen en T-lymfocyten, namen af, terwijl cellen die geen CCR1 tot expressie brengen, onder andere B-lymfocyten, niet beïnvloed werden door de behandeling.27 Dit geeft de specifieke werking van deze antagonist weer. Hoewel deze studie niet was opgezet om een uitgebreide klinische analyse te doen, bleek eenderde van de actief behandelde patiënten een duidelijke klinische verbetering te vertonen. chemokineblokkade als therapie De ontdekking van chemokinen en chemokinereceptoren en hun rol in ontsteking en infectie heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de kennis over migratie van leukocyten onder zowel fysiologische omstandigheden als tijdens ziekte. Gezien de sterke specificiteit van deze moleculen en hun receptoren ten aanzien van de activatie van bepaalde leukocytensubsets en vanwege het feit dat het relatief gemakkelijk is om tegen deze receptoren orale antagonisten te maken, zijn deze eiwitten aantrekkelijke doelwitten voor therapeutische interventie (zie de tabel). De effectiviteit van deze middelen in experimentele modellen voor ontsteking onderschrijft deze suggestie. De recentelijk verrichte klinische studie bij patiënten met RA laat zien dat dit ook bij humane toepassing een effectieve benadering kan zijn.27 Behalve bij de bovenbeschreven ziekten zou deze benadering ook effect kunnen hebben bij andere chronische ontstekingsziekten, zoals inflammatoire darmaandoeningen, transplantatieafstotingen, nefritis, atherosclerose en psoriasis (zie de tabel). Ned Tijdschr Geneeskd 2004 4 september;148(36) 1763 Nadelige effecten van antichemokinebehandeling. Afgezien van de grote potentie van chemokineblokkade zijn er ook waarnemingen die nopen tot voorzichtigheid. Sommige chemokinen blijken namelijk via bepaalde receptoren een agonistische werking te hebben en via andere receptoren juist een antagonistische werking.28 Daarnaast is het niet ondenkbaar dat de kruisreactiviteit het op de langere termijn noodzakelijk maakt om polychemokineantagonisten te gebruiken om meerdere receptoren tegelijk te blokkeren.29 Tevens blijkt dat blokkade van bepaalde receptoren migratie van cellen met anti-inflammatoire eigenschappen zou kunnen remmen. Daarnaast zijn, door het specifiek ingrijpen in het immuunsysteem, complicaties zoals infecties niet ondenkbaar, alhoewel daar in de beschreven (kortdurende) klinische studie geen aanwijzingen voor waren. Voordeel van de orale receptorantagonisten is dat deze in het algemeen een relatief korte halfwaardetijd hebben, waardoor in geval van optredende infecties de blokkerende effecten snel na het stoppen van de therapie verdwenen zullen zijn. Concluderend: chemokineblokkade lijkt een effectieve therapie te kunnen worden bij diverse immuungemedieerde aandoeningen, hoewel meerdere vragen nog beantwoord dienen te worden. Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld. abstract Blockade of chemokines in chronic inflammatory diseases – Chemokines form a relatively new family of chemotactic cytokines that seem to play a central role in the migration and activation of leukocytes in a wide variety of immune-mediated disorders. – Specific therapy targeted against these proteins may well become an effective treatment in many of these disorders. – The efficacy and safety of chemokine blockade is currently being investigated in clinical trials on patients with HIV infection, multiple sclerosis, rheumatoid arthritis and other chronic inflammatory disorders. – The first results have been reported in patients with rheumatoid arthritis and these seem to confirm the potency of this treatment. 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 1 2 3 4 5 6 7 literatuur Luster AD. Chemokines – chemotactic cytokines that mediate inflammation. N Engl J Med 1998;338:436-45. Olson TS, Ley K. Chemokines and chemokine receptors in leukocyte trafficking. Am J Physiol Regul Integr Comp Physiol 2002;283: R7-28. Haringman JJ, Ludikhuize J, Tak PP. Chemokines in joint disease: the key to inflammation? Ann Rheum Dis 2004 [ter perse]. Bacon K, Baggiolini M, Broxmeyer H, Horuk R, Lindley I, Mantovani A, et al. Chemokine/chemokine receptor nomenclature. J Interferon Cytokine Res 2002;22:1067-8. Moser B, Loetscher P. Lymphocyte traffic control by chemokines. Nat Immunol 2001;2:123-8. Mackay CR. Chemokines: immunology’s high impact factors. Nat Immunol 2001;2:95-101. Randolph GJ, Furie MB. A soluble gradient of endogenous monocyte chemoattractant protein-1 promotes the transendothelial migration of monocytes in vitro. J Immunol 1995;155:3610-8. 1764 Ned Tijdschr Geneeskd 2004 4 september;148(36) 25 26 27 28 29 Brinkman K, Koopmans PP. Aids; nieuwe ontwikkelingen. V. De rol van chemokinen en chemokinereceptoren tijdens infectie met HIV. Ned Tijdschr Geneeskd 1998;142:566-72. Sheppard HW, Celum C, Michael NL, O’Brien S, Dean M, Carrington M, et al. HIV-1 infection in individuals with the CCR5Delta32/Delta32 genotype: acquisition of syncytium-inducing virus at seroconversion. J Acquir Immune Defic Syndr 2002;29:307-13. Kazmierski W, Bifulco N, Yang H, Boone L, DeAnda F, Watson C, et al. Recent progress in discovery of small-molecule CCR5 chemokine receptor ligands as HIV-1 inhibitors. Bioorg Med Chem 2003; 11:2663-76. Moore JP, Kitchen SG, Pugach P, Zack JA. The CCR5 and CXCR4 coreceptors – central to understanding the transmission and pathogenesis of human immunodeficiency virus type 1 infection. AIDS Res Hum Retroviruses 2004;20:111-26. Wills-Karp M. Immunologic basis of antigen-induced airway hyperresponsiveness. Annu Rev Immunol 1999;17:255-81. Lukacs NW. Role of chemokines in the pathogenesis of asthma. Nat Rev Immunol 2001;1:108-16. Blease K, Mehrad B, Lukacs NW, Kunkel SL, Standiford TJ, Hogaboam CM. Antifungal and airway remodeling roles for murine monocyte chemoattractant protein-1/CCL2 during pulmonary exposure to Aspergillus fumigatus conidia. J Immunol 2001;166: 1832-42. Lloyd CM, Rankin SM. Chemokines in allergic airway disease. Curr Opin Pharmacol 2003;3:443-8. Huang D, Han Y, Rani MR, Glabinski A, Trebst C, Sorensen T, et al. Chemokines and chemokine receptors in inflammation of the nervous system: manifold roles and exquisite regulation. Immunol Rev 2000;177:52-67. McManus C, Berman JW, Brett FM, Staunton H, Farrell M, Brosnan CF. MCP-1, MCP-2 and MCP-3 expression in multiple sclerosis lesions: an immunohistochemical and in situ hybridization study. J Neuroimmunol 1998;86:20-9. Balashov KE, Rottman JB, Weiner HL, Hancock WW. CCR5(+) and CXCR3(+) T cells are increased in multiple sclerosis and their ligands MIP-1alpha and IP-10 are expressed in demyelinating brain lesions. Proc Natl Acad Sci USA 1999;96:6873-8. Simpson J, Rezaie P, Newcombe J, Cuzner ML, Male D, Woodroofe MN. Expression of the beta-chemokine receptors CCR2, CCR3 and CCR5 in multiple sclerosis central nervous system tissue. J Neuroimmunol 2000;108:192-200. Liu MT, Keirstead HS, Lane TE. Neutralization of the chemokine CXCL10 reduces inflammatory cell invasion and demyelination and improves neurological function in a viral model of multiple sclerosis. J Immunol 2001;167:4091-7. Mahad DJ, Ransohoff RM. The role of MCP-1 (CCL2) and CCR2 in multiple sclerosis and experimental autoimmune encephalomyelitis (EAE). Semin Immunol 2003;15:23-32. Eltayeb S, Sunnemark D, Berg AL, Nordvall G, Malmberg A, Lassmann H, et al. Effector stage CC chemokine receptor-1 selective antagonism reduces multiple sclerosis-like rat disease. J Neuroimmunol 2003;142:75-85. Elices MJ. BX-471 Berlex. Curr Opin Investig Drugs 2002;3:865-9. Bresnihan B, Tak PP, Emery P, Klareskog L, Breedveld F. Synovial biopsy in arthritis research: five years of concerted European collaboration. Ann Rheum Dis 2000;59:506-11. Haringman JJ, Tak PP. Chemokine blockade: a new era in the treatment of rheumatoid arthritis. Arthritis Res Ther 2004;6:93-7. Keystone EC. Abandoned therapies and unpublished trials in rheumatoid arthritis. Curr Opin Rheumatol 2003;15:253-8. Haringman JJ, Kraan MC, Smeets TJ, Zwinderman KH, Tak PP. Chemokine blockade and chronic inflammatory disease: proof of concept in patients with rheumatoid arthritis. Ann Rheum Dis 2003;62:715-21. Xanthou G, Duchesnes CE, Williams TJ, Pease JE. CCR3 functional responses are regulated by both CXCR3 and its ligands CXCL9, CXCL10 and CXCL11. Eur J Immunol 2003;33:2241-50. Carter PH. Chemokine receptor antagonism as an approach to antiinflammatory therapy: ‘just right’ or plain wrong? Curr Opin Chem Biol 2002;6:510-25. Aanvaard op 24 juni 2004