A Byzantine Poet in Italian Exile

advertisement
A Byzantine Poet in Italian Exile
Politics and Identity Formation in the Latin Epigrams
of Manilio Cabacio Rallo of Sparta (1447-1523)
Han Lamers
Samenvatting van
‘A Byzantine Poet in Italian Exile: Politics and Identity Formation
in the Latin Epigrams of Manilio Cabacio Rallo of Sparta (1447-1523)’
HAN LAMERS
De Byzantijnen die in de 15e en 16e eeuw onder druk van de Ottomaanse expansie naar Italië
kwamen, zijn in de historiografie gepresenteerd als ‘doorgeefluiken’ van de klassiek Griekse
literatuur en filosofie. Dit heeft geleid tot eenzijdige aandacht voor hun rol in de transmissie
van Griekse cultuur vanuit Byzantium naar Italië en hun bijdrage aan de Italiaanse
Renaissance door het beschikbaar stellen van klassiek Griekse teksten.
De situatie is echter veel complexer: Byzantijnen kregen te maken met Italiaanse
vooroordelen en verwachtingen en bepleitten vaak een kruistocht tegen de Ottomaanse
veroveraars van hun vaderland. Deze roep om bevrijding werd met name na de traumatische
val van Constantinopel in 1453 steeds luider. Het model van culturele transmissie biedt te
weinig ruimte om deze complexe culturele dynamiek tussen Byzantijnse migranten en
Italianen in kaart te brengen. De epigrammen van Manilio Cabacio Rallo (circa 1447-1523)
bieden een uitgelezen casus om te laten zien welke middelen en strategieën Byzantijnen
konden gebruiken om via de Latijnse literatuur en in nauwe samenhang met de Italiaanse
samenleving vorm te geven aan een nieuwe identiteit.
Manilio Rallo vluchtte samen met zijn vader rond 1460 van het Peloponnesische Mistra
naar Rome. In 1520 gaf hij in het Latijn zijn Iuueniles ingenii lusus (‘Jeugdige geestesspelletjes’) uit,
een bonte collectie gedichten van variërende lengte, diverse metra en zeer uiteenlopende
thema’s. In deze scriptie is onderzocht op welke manier Rallo zijn epigrammencollectie inzet
om de bevrijding van Griekenland te bepleiten en hoe zijn zelfpresentatie in de collectie
samenhangt met zijn nationaal-politieke doelstelling. Het is gebleken dat Rallo zijn sociale
netwerk via zijn poëzie activeerde om Griekenland te bevrijden en dat zijn zelfpresentatie in
de collectie een integraal onderdeel uitmaakt van zijn retorische strategie.
Het eerste hoofdstuk, ‘The Sunworshipper and the Roman Bishop’ (pp. 9-23), biedt een
kritische synthese van het zeer diffuus overgeleverde historische materiaal over Rallo en zijn
Byzantijnse achtergrond. Anders dan zijn vader Demetrios (die een eerstegeneratiemigrant
was) vertoont Rallo grote vertrouwdheid met de cultuur van zijn nieuwe leefomgeving,
Rome: humanistische scholing in het Latijn, patronage van prominente Romeinen, en een
ecclesiastische carrière. Het beeld van Rallo als een insider van Romeinse cultuur wordt in zijn
poëzie echter danig gecompliceerd.
In het tweede hoofdstuk, ‘A Spartan, Playing the Roman Lyre’ (pp. 24-80), wordt
geanalyseerd met welke strategieën Rallo zijn epigrammatische collectie inzet om zijn
politieke doelstelling over het voetlicht te brengen. In de eerste sectie van het hoofdstuk
wordt het uitgangspunt van de analyse uiteengezet (‘Reframing Manilio’s Epigrammatic
Collection’, pp. 24-41). De leidende gedachte is dat epigrammencollecties in de 15e-eeuwse
humanistencultuur een cruciaal communicatiemedium waren. Door de epigrammencollectie
op te dragen aan de rechterhand van paus Leo X, Giulio dei Medici, kon Rallo’s politieke
boodschap doordringen in netwerken die anders moeilijk bereikbaar zouden zijn geweest.
Tegelijkertijd bood de collectie hem een podium om zichzelf te positioneren: een
epigrammenverzameling demonstreert immers niet alleen de vertrouwdheid met het Latijn
en de klassieke cultuur, maar ook de professionele, intellectuele en persoonlijke affiliaties van
de dichter. De sociale en politieke dimensies van deze collecties zijn tot nu toe onderbelicht
gebleven wegens de badinerende wijze waarop humanisten zelf over hun gedichtenverzamelingen schreven en wegens de meest gangbare benaderingen ervan (namelijk als
archieven van poëtische vormen of als historische databases).
De wijze waarop Rallo sociaal en politiek gebruikmaakt van zijn poëtische collectie, wordt in
kaart gebracht in de tweede sectie van het hoofdstuk (‘Pleading the Greek Case’, pp. 42-80).
In het langste en meest prominente gedicht uit de collectie richt Rallo zich direct tot paus
Leo X om hem te prijzen voor zijn pro-Griekse politiek en hem aan te sporen tot de
bevrijding van Griekenland. De kruistocht tegen de Ottomanen wordt gepresenteerd als een
humanistische en christelijke plicht: Griekenland moet worden bevrijd van de barbaarse en
ongelovige Ottomanen. Rallo verbergt zijn nationaal-Griekse belangen door een beroep te
doen op het humanistische ideaalbeeld van Griekenland als de oorsprong van de Westerse
beschaving en de agressieve tegenstelling tussen (christelijke) gelovigen en (islamitische)
ongelovigen. De dichter stelt zich hier dus op een strategisch supranationaal standpunt dat
zijn pleidooi voor Griekse vrijheid geloofwaardig maakt voor een Italiaans publiek.
Hoewel Rallo in zijn gedicht aan de paus de rol van zelfbewuste insider aanneemt,
overheerst in andere gedichten over zijn ballingschap het beeld van de dichter als outsider.
Deze zelfpresentatie is een integraal onderdeel van Rallo’s retorische strategie. Aansluitend
bij antieke elegische discoursen over ballingschap (met name Ovidius), hanteert Rallo in zijn
gedichten een pregnante retoriek van zelfbeklag en zelfvictimisatie. Hiermee activeert hij
gevoelens van sympathie en medelijden die in de Grieks gezinde kringen rond Leo X
gemeengoed waren. Opmerkelijk genoeg construeert Rallo geen distinctieve Byzantijnse
identiteit. Integendeel, hij ontplooit een retoriek van culturele afkalving. Hij benadrukt dat zijn
Griekse identiteit is teloorgegaan met zijn vaderland: de Turkse barbarij heeft de wereld niet
alleen van Griekenland, maar ook van de Grieken beroofd. Hierin verschilt hij wezenlijk van
zijn vriend Michele Marullo (circa 1458-1500). In diens epigrammenbundel wordt een
karakteristiek Spartaans karakter (ethos) geconstrueerd, dat ertoe dient weerstand te bieden
aan Italiaanse vooroordelen jegens Byzantijnen. Rallo’s retorische strategie is echter veeleer
gericht op het opwekken van medelijden (miseratio) en verontwaardiging (indignatio) dan op
het demonstreren van een typisch Grieks karakter. Door zijn Griekse identiteit op het spel te
zetten appelleert Rallo aan de angst van de pro-Griekse humanisten voor de totale
vernietiging van de Griekse (en bij uitbreiding Westerse) cultuur. Zijn ontkenning van
Grieksheid bevestigt de noodzaak van Leo’s pro-Griekse politiek, die erop is gericht om de
Griekse cultuur van de vergetelheid te redden en Griekenland voor het Westen terug te
winnen. Ieder Latijns woord van Rallo’s pen is zo een Grieks woord dat verloren gaat.
Naast het literair-analytische hoofddeel van de scriptie heeft het onderzoek ook
filologische resultaten opgeleverd. De Latijnse tekst van Rallo’s poëzie (overgeleverd in
zowel een editie uit 1520 als een nog ouder manuscript) werd immers voor het eerst in een
tekstkritische editie beschikbaar gesteld. De Latijnse epigrammen zijn, voorzien van een
kritisch apparaat en een korte tekstgeschiedenis, gepresenteerd in een separaat onderdeel van
de scriptie. In dit deel zijn ook gedichten van tijdgenoten aan Rallo te vinden, een overzicht
van relevante manuscripten en een uitgebreide bibliografie. De kritische uitgave is de opmaat
voor een uitgave van een Engelse vertaling van de gedichten, zodat Rallo’s poëzie voor een
grotere groep geïnteresseerden toegankelijk wordt gemaakt.
Door de nieuwe benadering van de epigrammencollectie als belangrijk communicatiemedium en de analyse van de retorische strategieën in Rallo’s Iuueniles ingenii lusus wordt
gedemonstreerd hoe de dichter op tactische wijze gebruikmaakt van zijn collectie om sociale
en politieke doelen te realiseren. Het onderzoek dat in het kader van deze scriptie is verricht,
laat zo zien dat Byzantijnse migranten in Italië actief aan meer complexe culturele en sociale
praktijken deelnamen dan het eenzijdige model van culturele transmissie suggereert. Het sluit
op die manier zeer nauw aan bij mijn promotieproject Identity politics in the Byzantine diaspora
literature of Quattro- and Cinquecento Italy, dat wordt gefinancierd via een Toptalentbeurs van
NWO (promotor: prof. dr K.A.E. Enenkel; zie eventueel www.hum.leiden.edu/pallas-icd/
organisation/lamersh.jsp voor een zeer beknopte beschrijving van het project).
Download