Natuurkunde klas 6 15 december 2009 Modules: Medische Beeldvorming, Deeltjes gewicht: 18% en hun interacties en Relativiteit Succes Tijdsduur: 100 min (10:45 tot 12:25 uur) Opgave 1 Sigma-deeltjes Lees onderstaand artikel: Twee exotische deeltjes ontdekt bij de Tevatronversneller in de VS. Bij de Tevatronversneller van het Fermi-lab in Illinois in de Verenigde Staten zijn voor het eerst twee nieuwe exotische deeltjes waargenomen. De deeltjes zijn ´zware´ broers van de protonen en neutronen, de kerndeeltjes waar atoomkernen van alle ons omringende materie uit zijn opgebouwd. Het Tevatron is een ondergrondse ring met een omtrek van 4,5 kilometer. Protonen en antiprotonen reizen er met bijna de lichtsnelheid in tegengestelde richting rond. Door de (anti)protonen zo te sturen dat ze in het hart van de detector op elkaar botsen, kunnen natuurkundigen de samenstelling van materie op uiterst kleine schalen onderzoeken. zogenaamde Σb-deeltjes te produceren, die ook kort na de oerknal in het heelal moeten zijn voorgekomen. Het gaat om deeltjes die net als de gewone kerndeeltjes zijn opgebouwd uit drie quarks. Maar terwijl de protonen en neutronen uitsluitend ´doorsnee´ up- en downquarks bevatten, is in de nieuwe deeltjes één zo´n quark vervangen door een veel zwaarder en minder regulier bottomquark. Uit duizenden miljarden deeltjesbotsingen is het in Illinois uiteindelijk gelukt 103 positief geladen en 134 negatief geladen Σb-deeltjes te produceren. De deeltjes waren zeer instabiel, leefden slechts een fractie van een seconde en bleken beide ongeveer zes maal zo zwaar te zijn als een proton. Het Tevatron bleek krachtig genoeg om de Vrij naar: NRC, 28 oktober 2006 3p 4p In het artikel is informatie te vinden over de quarksamenstelling van de nieuw waargenomen deeltjes. a Geef voor zowel het Σ b+ als voor het Σ b− de quarksamenstelling. Leg je antwoord uit. Het artikel geeft ook informatie over de massa van de Σb-deeltjes. In tabel 26 van Binas kun je zien dat baryonen een massa hebben die groter is dan de som van de massa’s van de quarks, waaruit ze zijn samengesteld. b Bereken voor een Σ b-deeltje het verschil Δm tussen de massa van het deeltje en de som van de quarkmassa’s. Druk het antwoord uit in de eenheid GeV/c2. Het artikel vermeldt dat de protonen en antiprotonen met bijna de lichtsnelheid door de ring gaan. De ‘normale’ formule voor de kinetische energie geldt niet bij dit soort snelheden. Hier geldt de relativistische formule voor de energie van het deeltje. ZOZ 4p 2p 2p De snelheid van de (anti)protonen blijkt 94% van de lichtsnelheid te moeten zijn om de zware Σb-deeltjes te kunnen produceren. c Toon dit aan. Aan het slot van het artikel staat dat de Σb-deeltjes instabiel zijn en snel vervallen. Meestal vervalt het deeltje daarbij in een meson en een proton of een neutron. d Leg uit dat zo´n verval voldoet aan behoud van baryongetal. e Geef een mogelijke reactievergelijking van zo´n verval voor een Σb-deeltje. Gebruik daarbij alleen deeltjes die in tabel 26 van Binas zijn vermeld. Opgave 2 Kernramp 3p 3p In een kerncentrale ontstaat bij kernsplitsing allerlei isotopen, die alle radioactief zijn. Deze isotopen komen meestal niet in de natuur voor. Enkele van deze isotopen kunnen, indien zij bij een ongeluk (zoals in Tsjernobyl in 1986) in ons milieu terecht komen, ernstige gevolgen voor ons hebben. Zo kunnen onder andere aanzienlijke hoeveelheden 137Cs en 131I door het lichaam worden opgenomen via ons voedsel, waarbij de genoemde isotopen in respectievelijk botweefsel en de schildklier worden opgeslagen. Cs kan dan leukemie (bloedkanker) veroorzaken door bestraling van het beenmerg, waarin de rode bloedlichaampjes worden gevormd. Door opname van deze isotopen in de genoemde weefsels kunnen daar veel grotere concentraties van deze isotopen ontstaan dan de concentratie in de omgeving. a Schrijf de volledige vervalreactie van 137Cs op. Door onze stofwisseling is er een constante uitwisseling van atomen en moleculen met onze directe omgeving. Niet alleen worden zo de radioactieve isotopen opgenomen. In een “schone” omgeving kunnen ze ook versneld worden vervangen door niet-radioactieve elementen. b Bereken hoe lang het duurt voordat een 137Cs-preparaat met een activiteit van 3,0∙102 Bq door verval een activiteit over heeft van nog slechts 10 Bq. 131 I wordt in de schildklier opgenomen. Indien mogelijk zullen bij een kernramp jood-pillen worden verstrekt om de opname van radioactief jood tegen te gaan. Al kort na de ramp blijkt de hoeveelheid jood in de schildklier een activiteit te hebben van 8,0∙103 Bq. De massa van de schildklier bij een volwassene is 24 g. Voor de activiteit mag worden geschreven: 3p 3p 3p c Bereken het aantal 131I-kernen in de schildklier bij de genoemde activiteit. Na circa 7 halveringstijden is nagenoeg alle jood uit het lichaam vervallen (we verwaarlozen de door stofwisseling verdwenen jood). Door de zeer geringe dracht komen de β-stralen niet in de omringende weefsels. Alle energie wordt door de schildklier opgenomen. De kwaliteitsfactor van β-straling is 1. d Hoeveel energie is er (maximaal) na het verval van al het jood aan de schildklier afgestaan? e Bereken het dosisequivalent ten gevolge van deze jood-bestraling. Opgave 3 Snelle trein 3p 3p 3p 3p 3p 3p 3p 3p Een snelle trein passeert een perron, waarop meneer A stilstaat. In de trein zitten de dames B en C, B zit achterin en C voorin. Net als B voorbij A raast, wijzen de klokken van A en B 12 h aan. Mevrouw B wil haar klok gelijkzetten met mevrouw C door uitwisseling van lichtsignalen. B zendt het signaal om 12 uur naar C. a Teken deze procedure van klokken gelijkzetten in de figuur op de bijlage (gelijk aan figuur 2). b Geef in die figuur aan welk tijdstip voor B gelijktijdig is met het tijdstip waarop mevrouw C het lichtsignaal terugkaatst. c Is het heengaande lichtsignaal even lang onderweg als het teruggaande lichtsignaal: In het stelsel van meneer A? In dat van de dames B en C? d Geef (in de figuur op de bijlage) met een pijl de afstand BC in het stelsel van de trein aan. e Bepaal de snelheid waarmee de trein beweegt. f Bereken de lengte van de trein in het stelsel van B en C. Dame B springt op t = 0 op (in de bijlage bij 3g) en holt met 0,5c, ten opzichte van de trein, richting dame C om te controleren of de synchronisatie is gelukt. g Construeer in de figuur op de achterkant van de bijlage de wereldlijn van Dame B. h Bereken de snelheid t.o.v. het perron. Figuur 2 EINDE Bijlage Naam: . . . . . . . . . . . . . . Bijlage bij opgave 3a, b en d. Z.O.Z. Bijlage bij opgave 3g. Formulelijst Relativiteit Galileïtransformatie x' = x − v∙t Definitie = v/c Gammafactor Optelformule voor snelheden Tijdrek w = γ ∙w' Lorentztransformaties (LT) w = γw'+γx' en x = γx'+γw' Lengtekrimp L = L' / γ Ruimtetijdinterval, invariant onder LT w2 − x2 = s2 Newtoniaanse impuls p = m∙v Relativistische impuls - ruimtecomponent mrel ∙ v - tijdcomponent mrel . c Relativistische massa mrel = γ ∙ mrust Energie E = mrel ∙ c2 (Componenten van) Energie-impulsvector (mrel∙c, mrel∙vx, mrel∙vy,mrel∙vz) Formulelijst Medische beeldvorming Antwoorden Klas 6 Toets Medische beeldvorming, Deeltjes en hun interacties, Relativiteit 1 a b c d e 2 a b Sigma deeltje Σ+ : uub want de lading van u is +⅔ en b is −⅓ zodat de totale lading +1 is. Σ− : ddb want de lading van d en b is elk −⅓ zodat de totale lading −1 is. mΣ = 6 ∙ mp mu = 3 MeV/c2 md = 6 MeV/c2 2 mp = 939 MeV/c mb = 4,2 GeV/c2 mΣ = 6 ∙ 938 = 5628 = 5,6 GeV/c2 Δm = 5,6 – 4,2 (−0,009) = 1,4 GeV/c2 Benodigd voor het Σ-deeltje 5,6 GeV (alle energie komt uit p+ en p−) Dus 2Ep = 6mpc2 en dus is γ = 3, en β = 0,94, dus v = 94 % van c. Baryongetal van het proton en het Σ-deeltje is 1, van het meson is baryongetal 0. dus: baryon → baryon + meson levert behoud van bayongetal. Mogelijk verval (met pion) uub → uu + uud uub → ud + udd ddb → ud + udd Kernramp → A0 = 3∙102 Bq 10 = c + A(t) = 10 Bq + νe want t½ = 30 jaar, zodat: t = 147 j. : t½ = 8,0 d = 6,91∙105 s, en Eβ =0,60 MeV (max) d N= = = 7,98∙109 I-kernen. Dan is de totale maximale energie van de β’s E = 0,60 ∙ 1,6∙10−13 ∙ 7,98∙109 = 7,66.10−4 J e D= = = 3,19∙10−2 Gy H = Q∙D = 3,18∙10−2 Sv (= 32 mSv) 3 Snelle trein. a en b P en Q gelijktijdig voor B en C. c In het stelsel van B en C is het licht even lang heen als terug. In het stelsel van A ia het licht langer heen dan terug. d zie figuur e β = 2/5 dus v = 0,4∙c f A neemt waar dat L = 3. L’= γ∙L = 3 ∙ 1,091 = 3,27 De gele lijn is van het licht. P Q lengte van de trein γ= = 1,091 Zie volgend blad. opgave 3 g en h g zie figuur. h