De mythe van Marduk Voordat de aarde en het land tussen de twee rivieren bestond, was er enkel water. Apsu was de god van het verse drinkwater en Tiamat was de godin van het zoute water, en uit beide werden geboren de goden en geesten van de diepte. Ansjar en Kisjar waren de eerste goden die uit hen geboren werden. Aangezien zij mannelijk en vrouwelijk waren kregen zij samen kinderen: Anu en Enlil. Anu was de heer der hemelen, en hij schiep de hemel als woonplaats voor de goden. Toen de tijd voorbij ging werd de zoon van Anu: Ea, de eerste der godenfamilie die zich de Anunnaki noemde. Apsu en Tiamat stonden aan de wieg van al het leven en van alle goden, maar toch hielden zij niet van de jonge goden. De geluiden van de feesten in de grote hal drongen door tot Apsu's oren en hij was niet verheugd. Hij raakte zo vervuld met haat, dat hij besloot dat de jonge goden vernietigd moesten worden. Dus riep hij zijn raadsheer Mummu tot zich, die hij had gevormd uit het murmelen van de golven, en zei: "Kom, laat ons tot Tiamat gaan." Zij kwamen bij Tiamat en Apsu sprak: "De manieren van de jonge goden en hun kinderen ergeren mij. Ik vind des nachts geen rust door hen en hun kabaal stoort mij dag en nacht. Ik zal hen vernietigen, zodat wij weer rust krijgen, zoals aan het begin der tijden, toen de wereld nog niet bestond." "Wat," sprak Tiamat, "de wezens vernietigen, die we zelf hebben geschapen? Ik erken dat hun manieren luidruchtig zijn; maar vindt Mummu ook dat zij moeten sterven?" "Vernietig ze, vader Apsu, verpulver ze en gij zult weer rust vinden bij dag en bij nacht." Zo sprak Mummu, en Apsu verheugde zich over die woorden. Samen met Mummu maakte hij plannen voor de vernietiging van de Anunnaki en zij fluisterden de plannen in elkaars oren. Toch droegen de geesten van de diepte de woorden van Apsu en Mummu naar de oren der Anunnaki. Ea, de alwijze, zag zelfs tot in het hart van het komplot en hij maakte een tegenplan. Met de toverkrachten die hij bezat door zijn grote wijsheid, schiep hij een ban die niet verbroken kon worden en die niemand kon weerstaan, en hij noemde die ban: slaap. Ea sprak de spreuk die slaap schiep en slaap gleed over de wateren van Apsu en hij viel in slaap. Zodra hij sliep sloop Ea naderbij en stal de kroon van macht van zijn hoofd en zette hemzelf op. Nu was hij, Ea, oppermachtig en met die macht bond hij Apsu terwijl deze nog sliep. Mummu werd aan een rots geklonken en daar alleen gelaten. In triomf keerde Ea terug in de hallen des hemels en gedurende lange tijd heerste er vrede tussen de oude goden en de nieuwe. Ea leefde in goddelijke weelde met zijn eega Damkina. Damkina schonk Ea een zoon en zij noemden hem Marduk. Toen Ea zijn zoon voor het eerst aanschouwde, sprong zijn hart op van vreugde en hij haastte zich het kind te overladen met geschenken. Hij schonk hem perfectie in schoonheid en kracht en verhief hem dubbel boven alle andere goden. Hij was van zulk een schoonheid en volmaaktheid, dat woorden het niet kunnen beschrijven. Vier ogen had hij en vier oren, waarmee hij alles kon zien en horen. Als hij zijn mond opende schoot er vuur uit en zijn gestalte torende uit boven alle andere goden. Toen hij volwassen was geworden, zetten de goden hem een kroon op bestemd voor tien anderen en Ea schonk hem de vier winden tot dienaren. Nu werd Tiamat ongerust en de andere oude goden kwamen bij haar en zeiden: "Toen deze jonge goden Uw man vastbonden en zijn macht ontstolen deed U niets om hem te helpen. Nu heeft Ea de vier winden aan Marduk gegeven en hij zal U ten onder doen gaan. Wat denkt U daaraan te doen?" Tiamat verheugde zich over de vraag en bereidde zich voor op de strijd, en sprak: "Laat ons monsters maken, die deze jonge goden zullen verslinden. Laat ons slag leveren tegen hen en hen vernietigen." Ea wist echter wat er gebeurde en hij hield een vergadering der goden, waarvan Anshar de voorzitter was. Ea sprak: "Tiamat, aan wie wij ons bestaan danken, heeft een hekel aan ons. Zij heeft de oude goden bijeen geroepen en rond haar zitten de geesten van de diepte, de Utukku. Tiamat raast van woede en zij allen maken zich op voor de strijd. Tiamat heeft nieuwe wapens voor zichzelf gemaakt en creaturen geschapen, monsters, die scherpgetand en grootgebekt aan haar zijde vechten. Zij stuurt op ons af: de bloedzuiger en de draak, de sfinx en de grote leeuw, de dolle hond en de schorpioen, demonen en centaurs. Zij zijn gewapend met wapens die niets en niemand sparen. Als leider voor haar nieuwe leger heeft zij een nieuwe god gemaakt van het bloed van Apsu: Kingu! Kingu is sterker dan Apsu ooit was, en Tiamat beloofde hem de macht van Anu, als hij de Anunnaki weet te verslaan." De goden hoorden wat Ea zei en beefden van angst en wanhoopten. Anshar sprak: "Maar gij kunt Kingu toch verslaan, gij die Apsu versloeg?" Maar Ea schudde zijn hoofd en deed een stap terug om te tonen dat hij bang was. Anshar wendde zich tot zijn zoon Anu en vroeg hem: "Jij dapperste der goden, sta op tegen Tiamat en slacht Kingu. En mocht je daarin niet slagen, spreek dan met Tiamat over vrede tussen de oude en de nieuwe goden." Anu boog voor zijn vader en ging in de richting waar Tiamat haar troepen bijeen bracht. Toen hij het massale leger zag en haar woede aanhoorde, werd hij bang en keerde naar zijn vader terug: "Geen god kan Tiamat tegemoet gaan in de strijd en levend ontsnappen," sprak hij. Anshar sprak: "Ik heb lang overwogen in mijn hart, maar nu weet ik zeker dat er één is die ons nu nog kan redden: Marduk de held zal onze wreker zijn." Marduk kwam voor Anshar staan, keek hem recht in de ogen en sprak: "Anshar, ik zal gaan en doen wat gij van mij verlangt. Ik zal Tiamat verslaan en zal Kingu vertrappen onder mijn voeten." "Ga in je stormwagen en verover!" sprak Anshar. "Als ik uw wreker moet zijn, o grote Anshar, maak mij dan machtiger dan alle andere goden. Laat mijn woord over het Uwe beslissen wat het lot zal zijn. Laat alles wat ik schep onherroepelijk zijn. Laat allen gehoorzamen aan mijn bevelen," antwoordde Marduk. En Anshar liet een groot feestmaal aanrichten, waarbij alle goden aanwezig waren. Toen de bekers met zware wijn rondgingen, zat Marduk op de hoogste troon en Anshar sprak: "Onherroepelijk zullen Uw bevelen zijn, geen god zal U ongehoorzaam zijn, Marduk, gij zult onze wreker zijn en heerser over het hele universum." Na die woorden juichten de goden en beloofden Marduk hun gehoorzaamheid. Daarna legden zij een kleed voor Marduks voeten en zeiden: "Bel-Marduk, Marduk onze Heer, gij zijt nu de eerste der goden. Gij behoeft slechts te spreken om te vernietigen of te scheppen. Spreek het woord en dit kleed zal vernietigd worden, spreek opnieuw en het zal weer verschijnen." "Zij vernietigt," sprak Marduk en het kleed verging in een ogenblik tot stof, dat verwaaide in de bries. "Zij herschapen," sprak Marduk en het kleed lag er weer zoals voorheen. Toen de goden zagen dat Marduk de gave der schepping had juichten zij en riepen: "Marduk is koning, leve de koning!" Toen kroonden zij hem en legden de koningsmantel om zijn schouders, gaven hem de scepter in de hand en hielden zijn wapenrok bereid voor de strijd die ging volgen. Marduk bereidde zich voor op de strijd. Eerst van al vond hij de boog uit en maakte pijlen, die hij in een koker aan zijn zijde droeg. Daarop nam hij zijn zweep en sprong in zijn strijdwagen en liet de bliksem knallen en lichten. Hij ademde de bliksem in zodat hij gloeide van binnen, alsof hij de zon had ingeslikt. Bij zich droeg hij een net dat hij had gemaakt en waarin hij Tiamat wilde vangen. De vier winden plaatste hij zo dat Tiamat niet kon ontsnappen. Toen maakte hij zeven nieuwe winden, de winden der wrake: de boze wind, de wervelwind, de orkaan, de cycloon, de viervoudige wind en de zevenvoudige wind en de vernietigende wind. Met deze zeven boven zich kon hij de vloedstorm doen opsteken: zijn geheime wapen! Hij reed in zijn strijdwagen van angst die werd getrokken door vier paarden: de doder, de wrede, de vertrapper en de snelle. Hun tanden waren scherp als messen en dropen van vergif. Tussen zijn tanden hield hij een tovervoorwerp dat hem beschermde tegen toverspreuken en in zijn linkerhand een tak die beschermde tegen vergif. Zo reed hij Tiamat tegemoet. Tiamat sprak op zijn nadering een verschrikkelijke vloek uit over Marduk, maar zij kon hem daarmee niet deren, maar hij overspoelde haar met zijn zeven winden, die de vloed opriepen. Boven de storm schreeuwde hij haar toe: "Waarom staat gij tegen ons op en hebt gij Kingu boven Apsu verheven? Gij zoekt het kwaad, daarom daag ik U uit voor een tweegevecht." Tiamat werd wild van woede en stortte zich op Marduk, maar die ving haar op in zijn net en toen zij haar mond opende om hem te vervloeken, smeet hij de boze wind in haar keel, zodat zij haar kaken niet meer op elkaar kon krijgen. Toen zij daar lag, gebonden door zijn net en met opengesperde mond, greep Marduk zijn boog, legde er een pijl op en schoot Tiamat de pijl in haar opengesperde mond. De pijl trof haar in haar hart, zij viel en Marduk klom in triomf op haar geweldige lichaam, vanwaar hij de verdere slag gadesloeg en dirigeerde. Hijzelf ving Kingu en sloeg hem in de boeien. Toen de slag was gewonnen, spleet Marduk het lichaam van Tiamat open als een vis en van de beide helften maakte hij de hemel en de aarde van een nieuwe wereld, die de woonplaats van de mens zou worden. Hij liet de zon en de maan schijnen op de juiste tijden. Daarna belegde hij een vergadering der goden, waar hij zijn plannen uiteenzette: "Ik zal een soort wilde maken die we 'mens' zullen noemen! En die mens en zijn soortgenoten zullen wonen op deze nieuwe aarde die ik heb gemaakt uit de dode Tiamat. De mens zal tempels bouwen en offers brengen te onzer ere." Ea sprak: "Grote Marduk, ik zal de mens voor U scheppen en ik raad u aan een beetje goddelijk bloed erbij te mengen, zodat de mens ons niet vergeten kan." Marduk sprak: "Ik zal van Kingu's bloed nemen, want tenslotte was hij het die Tiamats leger aanvoerde."