complete uitspraak

advertisement
KGC200600872/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
achtste kamer, van 26 juni 2007,
gewezen in de zaak van:
[X.],
appellant in principaal appel bij exploot van dagvaarding van 14 juli 2006,
geïntimeerde in incidenteel appel,
procureur: mr. J.E. Lenglet,
tegen:
MAINTEC CONTRACTING BV,
gevestigd te [vestigingsplaats] en kantoorhoudende te [kantoorplaats],
geïntimeerde in principaal appel bij gemeld exploot,
appellante in incidenteel appel,
procureur: mr. J.E. Benner,
op het hoger beroep van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank ’sHertogenbosch, sector kanton, locatie ‘s-Hertogenbosch gewezen vonnis van 19 juni 2006
tussen principaal appellant - [X.] - als gedaagde en principaal geïntimeerde - Maintec - als
eiseres.
Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 448850/rolnr. 06-3003)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
Bij voormeld dagvaardingsexploot heeft [X.] vijf grieven aangevoerd en geconcludeerd tot
vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot afwijzing van de vorderingen
van Maintec.
Bij memorie van antwoord heeft Maintec de grieven bestreden. Voorts heeft zij incidenteel
appel ingesteld, daarin zes grieven aangevoerd, haar eis vermeerderd en geconcludeerd kort
gezegd, tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep voor zover haar vorderingen gedeeltelijk – zijn afgewezen en tot toewijzing van haar vorderingen zoals gedaan in eerste
aanleg en vermeerderd in hoger beroep, te weten:
1. te verklaren voor recht dat [Y.] International een afdeling van [Z.] Technisch Personeel
B.V. is en [X.] derhalve nog immer bij [Z.] Technisch Personeel B.V. in dienst is en daarmee
niet voldoet aan het vonnis van de kantonrechter te ’s-Hertogenbosch van 19 juni 2006 dan
wel, subsidiair, vanaf 1 april 2006 in overtreding is van het non-concurrentiebeding;
2. Meer subsidiair [X.] gedurende een periode van 24 maanden na 1 april 2006 te verbieden
op enigerlei wijze voor [Z.] Technisch Personeel B.V., of enig andere vennootschap of
onderneming die met [Z.] Technisch Personeel B.V. verbonden is, waaronder [A.] Staf en
Kader en [Y.] International, werkzaam te zijn op straffe van een onmiddellijk opeisbare
dwangsom van € 10.000,--, alsmede een dwangsom van € 500,-- voor ieder dag dat [X.] in
strijd met dit verbod handelt;
3. [X.] gedurende een periode van 24 maanden na 1 april 2006 te verbieden om direct of
indirect, in eigen naam of in naam van derden, te benaderen of contact te onderhouden met
enige natuurlijke persoon, rechtspersoon en/of in het algemeen onderneming, die op (of
gedurende een periode van 1 jaar voorafgaande aan) 1 april 2006 een (potentiële)
cliënt/opdracht gever is/was van Maintec en waarmee [X.] in het kader van zijn dienstverband
met Maintec contact heeft gehad, met het oogmerk de cliënten te bewegen opdrachten te
verstrekken aan [X.] en/of aan een derde, voor zover de werkzaamheden krachtens die
opdrachten hebben te gelden als concurrerend met de activiteiten die Maintec gebruikelijk
uitvoert op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 10.000,--, alsmede een
dwangsom van € 500,-- voor ieder dag dat [X.] in strijd met dit verbod handelt;
4. [X.] gedurende een periode van 24 maanden na 1 april 2006 te verbieden om direct, voor
zichzelf en/of in dienst van derden, diensten te verlenen aan cliënten, voor zover die diensten
hebben te gelden als concurrerend met de diensten die Maintec gebruikelijk op de markt
aanbiedt op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 10.000,--, alsmede een
dwangsom van € 500,-- voor ieder dag dat [X.] in strijd met dit verbod handelt;
5. [X.] te verbieden direct of indirect, in eigen naam of in naam van derden, te benaderen
en/of zakelijk contact te onder- houden met enige natuurlijk persoon die op (of gedurende een
periode van 1 jaar voorafgaande aan) 1 april 2006 een werknemer of sollicitantwerknemer
(inclusief natuurlijke personen die zich bij Maintec hebben doen inschrijven met het oogmerk
uitzendkracht van Maintec te worden) van Maintec is/was, met het oogmerk om die
uitzendkracht te bewegen een arbeidsovereenkomst aan te gaan met [X.] of een derde of zich
te doen inschrijven als uitzendkracht bij [X.] of een derde op straffe van een onmiddellijk
opeisbare dwangsom van € 10.000,--, alsmede een dwangsom van € 500,-- voor ieder dag dat
[X.] in strijd met dit verbod handelt;
6. [X.] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis
aan Maintec ter hand te stellen een lijst met daarop vermeld de namen en adressen van al
diegenen ten behoeve waarvan [X.] bemiddeld heeft en/of heeft gepoogd te bemiddelen en/of
zijn bemiddeling heeft aangeboden bij de totstandkoming van overeenkomsten tussen
diegenen en [Z.] Technisch Personeel B.V. en/of andere uitzendbureaus, zulks sedert 1 april
2006, zodat Maintec deze lijst kan vergelijken met de lijst van haar relaties en uitzendkrachten, waarna aldus de omvang van de inbreuk van [X.] op artikel 11.1, 11.2, 11.3 en 11.4
van de arbeidsovereenkomst kan worden vastgesteld en Maintec aldus in de gelegenheid
wordt gesteld om haar schadevergoedingsvordering nader te bepalen, alles op straffe van een
onmiddellijke opeisbare dwangsom van € 10.000,--, alsmede een dwangsom van € 500,-- voor
ieder dag dat [X.] in strijd met de gevraagde veroordeling handelt;”
[X.] heeft in het incidenteel appel geantwoord.
Partijen hebben daarna hun standpunten doen bepleiten, [X.] door mevr. mr. B.H.E. Veldmaat
en Maintec door mevr. mr. E.A. Mulders. Daarbij heeft iedere partij een akte houdende
overlegging van producties genomen. Tot slot hebben zij de gedingstukken overgelegd en
uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst hiervoor naar de grieven zoals verwoord in de appeldagvaarding en in de
memorie van grieven in het incidenteel appel.
4. De beoordeling in het principaal en incidenteel appel
4.1. In dit hoger beroep kan van de navolgende feiten worden uitgegaan.
[X.] is op 15 mei 2000 in dienst getreden van Maintec als vestigingsmanager.
Maintec exploiteert een uitzend- en detacheringbureau voor met name technisch uitvoerend
lager personeel, waarbij zij zich vooral richt op de bedrijfssector metaal.
[Z.] Technisch Personeel BV is een uitzend- en detacheringbureau voor technisch uitvoerend
lager personeel, dat gevestigd is te [vestigingsplaats] en dat zich voornamelijk richt op
bedrijven in de installatietechniek. Van dit bedrijf maakt deel uit [A.] Staf en Kader, dat zich
richt op het hoger technisch en kaderpersoneel.
In de arbeidsovereenkomst met [X.] is onder meer het volgende overeengekomen:
“11. Non-concurrentiebeding
11.1 De Werknemer zal, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van MainTec, tijdens
de duur van deze Overeenkomst, alsmede gedurende een periode van 24 maanden na
beëindiging van deze Overeenkomst – ongeacht de wijze en de gronden waarop deze
Overeenkomst is beëindigd – binnen een straal van 50 kilometer vanaf de vestiging(-en) van
MainTec waar en/of van waaruit de Werknemer zijn werkzaamheden onder deze
Overeenkomst (heeft) verricht, noch in enigerlei vorm een met de onderneming van MainTec
concurrerende onderneming vestigen, drijven, mededrijven of doen drijven, noch, in welke
(directe of indirecte) vorm dan ook, bij een dergelijke concurrerende onderneming belang
hebben of daarin/daarvoor op enigerlei wijze werkzaam zijn, hetzij tegen vergoeding, hetzij
om niet.
11.2 De Werknemer zal zich, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van MainTec
tijdens de duur van deze Overeenkomst, alsmede gedurende een periode van 24 maanden na
beëindiging van deze Overeenkomst – ongeacht de wijze en gronden waarop deze
Overeenkomst is beëindigd – onthouden van op enigerlei wijze, direct of indirect, in eigen
naam of in naam van derden, benaderen van en/of contact onderhouden met enige natuurlijke
persoon, rechtspersoon en/of in het algemeen onderneming, die op (of gedurende een periode
van 1 jaar voorafgaande aan) de einddatum van deze Overeenkomst (potentiële)
cliënt/opdrachtgever is/was van MainTec en waarmee de Werknemer in het kader van zijn
dienst verband met MainTec contact heeft gehad (hierna: de “Cliënten”), met oogmerk de
Cliënten te bewegen opdrachten te verstrekken aan de Werknemer en/of aan een derde,
voorzover de werkzaamheden krachtens die opdrachten hebben te gelden als concurrerend
met de activiteiten die MainTec gebruikelijk uitvoert.
11.3 De Werknemer zal zich, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van MainTec,
tijdens de duur van deze Overeenkomst alsmede gedurende een periode van 24 maanden na
beëindiging van deze Overeenkomst – ongeacht de wijze en gronden waarop deze
Overeenkomst is beëindigd – onthouden van het op enigerlei wijze, direct of indirect, voor
zichzelf en/of in dienst van derden, verlenen van diensten aan Cliënten, voorzover die
diensten hebben te gelden als concurrerend met de diensten die MainTec gebruikelijk op de
markt aanbiedt.
11.4 De Werknemer zal zich, zonder voorafgaande schriftelijk toestemming van MainTec,
tijdens de duur van deze Overeenkomst alsmede gedurende een periode van 24 maanden na
beëindiging van deze Overeenkomst – ongeacht de wijze en gronden waarop deze
Overeenkomst is beëindigd – onthouden van het op enigerlei wijze, direct of indirect, in eigen
naam of in naam van derden, benaderen van en/of zakelijk contact onderhouden met enige
natuurlijke persoon, die op (of gedurende een periode van 1 jaar voorafgaande aan) de
einddatum van deze Overeenkomst werknemer (inclusief uitzendkracht) of
sollicitant/werknemer (inclusief natuurlijke personen die zich bij MainTec hebben doen
inschrijven met het oogmerk uitzendkracht van MainTec te worden) van MainTec is/was
(hierna; de “Uitzendkracht”), met het oogmerk om die Uitzendkracht te bewegen een
arbeidsovereenkomst aan te gaan met de Werknemer of een derde of zich te doen inschrijven
als uitzendkracht bij de Werknemer of een derde (…)
13. Boete
13.1 Door iedere inbreuk op, dan wel overtreding van, het bepaalde in de artikelen 9,10,11 en
12 van deze Overeenkomst verbeurt de Werknemer een tot voordeel van Maintec strekkende
direct opeisbare boete van NLG 20.000,-- alsmede een direct opeisbare boete van NLG 1.000
per dag dat een inbreuk, dan wel overtreding voortduurt na mededeling daarvan door Maintec,
onverminderd het recht van Maintec om vergoeding van de werkelijk geleden schade en/of
nakoming te vorderen.
13.2 Partijen bedoelen af te wijken van het bepaalde in artikel 7:650 lid 3 BW, in die zin dat
de in het vorige lid van dit artikel bedoelde boetes door Maintec desgewenst kunnen worden
aangewend ten eigen behoeve.”
[X.] was verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken in commercieel, organisatorisch
en administratief opzicht van de vestiging ’s-Hertogenbosch van Maintec. In de periode mei
2004 tot december 2004 is hij op twee dagdelen per week tevens werkzaam geweest in de
vestiging Eindhoven.
Per brief van 9 januari 2006 heeft [X.] aan Maintec bevestigd dat hij ontslag neemt en in
dienst zal treden van [A.] Staf en Kader met als standplaats Eindhoven.
Bij brief van 24 januari 2006 maakt Maintec bezwaar tegen indiensttreding van [X.] bij [Z.]
Technisch Personeel BV op de grond dat [X.] hierdoor in strijd handelt met het
overeengekomen concurrentiebeding.
Hierop volgt een briefwisseling waarin [X.] zich op het standpunt stelt dat zijn
werkzaamheden bij [A.] Staf en Kader niet concurrerend zijn voor Maintec omdat hij zich met
hoger kader personeel gaat bezighouden en tevens aangeeft bereid te zijn een relatiebeding
overeen te komen, en Maintec haar standpunt handhaaft dat [X.] in strijd handelt met het nonconcurrentiebeding.
[X.] is op 1 april 2006 in dienst getreden van [Z.] Technisch Personeel BV ten behoeve van
[A.] Staf en Kader te [vestigingsplaats] als senior consultant. Na oprichting van [A.] Staf en
Kader zou de arbeidsovereenkomst worden aangegaan met [A.] Staf en Kader.
4.2. Maintec heeft in kort geding, kort gezegd, een verbod voor [X.] geëist om voor [Z.]
Technisch Personeel B.V. of een daarmee gelieerde onderneming werkzaam te zijn, zulks op
straffe van een dwangsom, alsmede betaling van volgens haar reeds verbeurde boetes evenals
schadevergoeding op te maken bij staat, met veroordeling van [X.] in de proceskosten.
[X.] heeft hiertegen verweer gevoerd.
De voorzieningenrechter heeft, samengevat, [X.] verboden om gedurende één jaar na 1 april
2006 op enigerlei wijze werkzaam te zijn voor [Z.] Technisch Personeel BV of voor [A.] Staf
en Kader, op straffe van een boete van € 200,00 per dag voor iedere dag dat [X.] in strijd met
dat verbod handelt, zulks vanaf de dag volgend op de dag van betekening van dat vonnis tot
aan de dag dat aan de overtreding een einde komt;
Voorts heeft hij [X.] veroordeeld tot betaling van een boete van € 2.500,- met de wettelijke
rente daarover en [X.] in de proceskosten veroordeeld.
4.3. [X.] komt van dit vonnis in hoger beroep en Maintec stelt eveneens incidenteel appel in.
4.4.1. Het hof behandelt grief I in het principaal appel samen met een deel van grief II in het
principaal appel.
Deze betreffen de overweging onder 3.4 van de voorzieningenrechter dat voorshands moet
worden vastgesteld dat de nieuwe werkgever van [X.] een met Maintec concurrerende
onderneming is alsmede dat [X.] om deze reden formeel in strijd handelt met het nonconcurrentiebeding door niettemin bij deze werkgever in dienst te treden en de overweging
onder 3.5, die erop neerkomt dat [X.] onvoldoende zou hebben betwist dat het klantenbestand
van Maintec en [Y.] elkaar vrijwel volledig overlappen.
[X.] betoogt dat hij in dienst is getreden van [A.] Staf en Kader te [vestigingsplaats] als senior
consultant en niet bij [Z.] Technisch Personeel. In zijn arbeidsovereenkomst is vermeld dat hij
weliswaar tot de oprichting van [A.] Staf en Kader formeel in dienst is van [Z.] Technisch
Personeel, maar dat, zodra de oprichting een feit is, zijn arbeidsovereenkomst zal worden
omgezet.
[X.] stelt dat [A.] Staf en Kader niet concurrerend is met Maintec omdat [A.] Staf en Kader
zich alleen bezig houdt met hoger opgeleid technisch staf- en kader personeel, terwijl Maintec
is gespecialiseerd in het uitzenden en detacheren van technisch uitvoerend lager personeel. De
bedrijven hebben derhalve een andere doelgroep en zijn niet concurrerend.
[A.] Staf en Kader heeft volgens hem nog geen klantenbestand. Het zou de taak van [X.]
worden dit op te bouwen in de regio’s Limburg en Brabant. Er is dan ook geen sprake van
overlap van klantenbestanden van Maintec en [A.] Staf en Kader.
Voorts is Maintec voor 60 tot 70% werkzaam ten behoeve van de bedrijfssector metaal en
bestaat de klantenkring van [Z.] Technisch Personeel voor 90% uit bedrijven in de
installatietechniek. [X.] heeft expliciet verklaard dat hij geen voormalige klanten noch
contactpersonen van Maintec heeft benaderd, noch zal benaderen, waarmee hij voorheen als
werknemer van Maintec contacten onderhield. [X.] mag volgens hem die klanten van Maintec
benaderen die niet behoren tot het klanten- bestand dat hij bij Maintec bediende en die vallen
buiten de 50 kilometer grens vanaf ’s Hertogenbosch.
4.4.2. Maintec heeft hiertegen ingebracht dat [X.] in dienst is van [Z.] Technisch personeel,
dat een directe concurrent van haar is aangezien zij zich beide richten op bedrijven in de
elektrotechniek, werktuigbouw, installatietechniek, bouw, civiel en de (petrochemische)
industrie. [A.] Staf en Kader is slechts een afdeling van [Z.] Technisch Personeel. De
klantenbestanden overlappen elkaar. Zij wijst erop dat [X.] zelf heeft aangegeven dat wanneer
een klant van [A.] Staf en Kader hem tevens zou vragen om lager personeel, hij dat zal
verwijzen naar [Z.] Technisch Personeel. Aldus is er dus wel sprake van indirecte
concurrentie.
[Z.] Technisch Personeel stelde bovendien reeds in 2004, vóór de oprichting van [A.] Staf en
Kader ook hoger opgeleid personeel beschikbaar.
4.4.3. Het hof is van oordeel dat de overweging onder 3.4 van de kantonrechter juist is. [X.] is
immers in dienst getreden van [Z.] Technisch Personeel en ook al is hij feitelijk werkzaam bij
[A.] Staf en Kader i.o., hetgeen vooralsnog geen aparte rechtspersoon is, is het aannemelijk te
achten dat hij in zijn cliëntencontacten in verband met het ter beschikking stellen van hoger
opgeleid technisch personeel in Limburg en Noord Brabant, waarin ook de regio valt die hij
bediende vanuit Maintec ’s-Hertogenbosch, geconfronteerd zal worden met de vraag naar
lager technisch personeel, waarvoor hij dan zal doorverwijzen naar [Z.] Technisch Personeel,
zoals hij zelf aangeeft. Deze laatste is een directe concurrent van Maintec. Het feit dat
Maintec zich mogelijk voor 70% richt op de sector metaal en [Z.] Technisch Personeel en
voor 90% op bedrijven in de installatietechniek doet er niet aan af dat zij concurrenten van
elkaar zijn voor wat betreft die resterende 30% respectievelijk 10% van hun activiteiten.
Indien de stelling van [X.] dat Maintec nog geen klanten heeft al juist zou zijn, is dit volstrekt
irrelevant omdat zijn potentiële klanten zich deels in hetzelfde geografische gebied bevinden
als het rayon dat hij bij Maintec bediende. In dit opzicht falen de grieven I en II (gedeeltelijk)
in het principaal appel.
4.5.1. In grief II principaal appel komt [X.] voorts op tegen de overweging van de
voorzieningenrechter dat [X.] wel heeft gesteld dat hij thans contact heeft met andere
contactpersonen dan toen hij lager personeel plaatste, maar dat hij niet heeft betwist dat het
dezelfde klanten betreft.
4.5.2. Deze grief leent zich voor bespreking met grief VI in het incidenteel appel. Maintec
komt daarin op tegen de overweging van de kantonrechter dat deze uit de vorderingen van
Maintec niet kan opmaken dat deze naleving van het relatiebeding vordert en dat hij het
relatiebeding daarom buiten beschouwing laat.
Volgens Maintec blijkt dat zij wel naleving van het relatiebeding vordert, nu zij de door haar
te lijden schade in verband met het handelen in strijd met het relatiebeding heeft gevorderd.
Het relatiebeding maakt onverbrekelijk deel uit van het non-concurrentiebeding.
Het is [X.] verboden om (potentiële) klanten van Maintec te bedienen die op 1 april 2006 of
voordien (potentieel) klant waren van Maintec. Volgens Maintec heeft [X.] ter terechtzitting
bij de kantonrechter verklaard dat hij thans contact heeft met andere contactpersonen van
klanten van Maintec dan toen hij lager personeel plaatste. Daaruit blijkt volgens haar dat
hetzelfde klantenbestand wordt gebruikt en dat [X.] klanten van Maintec heeft benaderd.
4.5.3. Het hof oordeelt hierover als volgt:
Uit de overweging van de kantonrechter dat [X.] heeft gesteld dat hij contact onderhoudt met
andere contactpersonen maar dat [X.] niet betwist dat het dezelfde klanten betreft, valt niet te
concluderen dat [X.] ter terechtzitting heeft erkend dat hij – via andere contactpersonen klanten van Maintec heeft benaderd waarmee hij ook voordien als vestigingsmanager in Den
Bosch contacten onderhield.
[X.] ontkent dit expliciet. In zoverre slaagt dit onderdeel van grief II principaal appel.
In dit verband wijst het hof erop dat het relatiebeding een verbod inhoudt om (potentiële)
klanten van Maintec te benaderen waarmee [X.] in het kader van zijn dienstverband bij
Maintec contact heeft gehad.
Een redelijke uitleg van dit beding betekent niet dat potentiële klanten die in het kader van de
wekelijkse telefonische werving in die regio werden opgebeld vanuit het kantoor van Maintec
in Den Bosch onder dit relatiebeding vallen. De bedoeling van het relatiebeding is immers te
voorkomen dat [X.] door gebruik te maken van zijn persoonlijke relatie, goodwill en kennis
van de klanten die hij heeft bediend tijdens zijn werk voor Maintec, deze klanten van Maintec
zou bewegen over te gaan naar een ander uitzendbureau. Maintec heeft vooralsnog niet
aannemelijk gemaakt dat hiervan sprake zou zijn. Voor een beperking van het relatiebeding
tot een straal van 50 km rondom ‘s-Hertogenbosch, zoals [X.] wenst, bestaat in het licht van
deze uitleg onvoldoende reden. Het beding zelf kent deze grens niet. Grief VI in het
incidenteel appel faalt. Aangezien overtreding van het relatiebeding vooralsnog niet
aannemelijk is geworden dient de vermeerderde eis zijdens Maintec voor wat betreft het
derde, vierde en zesde punt te worden afgewezen.
4.6.1. De grieven III en IV in het principaal appel en de eerste twee grieven in het incidenteel
appel lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
De grieven III en IV in het principaal appel komen, kort gezegd, op tegen de verwerping door
de kantonrechter van het door [X.] aangevoerde argument dat hij door de geografische
omvang van het concurrentiebeding (50km rond ‘s-Hertogenbosch) onbillijk wordt benadeeld;
dat het belang van Maintec bij handhaving van het concurrentiebeding dient te prevaleren
boven het belang van [X.] en dat voldoende aannemelijk is dat in een bodemprocedure tot een
zelfde oordeel zal worden gekomen.
[X.] voert onder meer aan dat hij alleen in het rayon ‘s-Hertogenbosch waar hij als
vestigingsmanager werkzaam is geweest contacten heeft onderhouden met relaties van
Maintec op het gebied van technisch uitvoerend (lager) personeel, en niet ook in Eindhoven.
Uitsluitend ten behoeve van dat rayon en die relaties zou Maintec belang kunnen hebben bij
het voorkomen dan wel beperken van eventueel concurrerende werkzaamheden. Gelet op de
werkzaamheden als voormeld van [X.] voor Maintec is er geen belang van Maintec dat de
ruime duur van het beding van 2 jaar en de ruime geografische omvang van het beding
rechtvaardigt. Het belang van Maintec is er niet of nauwelijks waar het nonconcurrentiebeding verder gaat dan het relatiebeding en/of verder reikt dan werkzaamheden
voor de plaatsing van lager opgeleid personeel binnen het voormalige rayon van [X.], te
weten 30 km rondom ‘s-Hertogenbosch.
[A.] Staf en Kader houdt zich bezig met het detacheren van hoger opgeleid technisch staf- en
kader personeel. [X.] heeft bij Maintec nooit staf en kader personeel geplaatst. Dergelijke
aanvragen diende hij door te verwijzen naar de zustermaatschappij van Maintec, Nova
Engineering BV.
Hij is sinds de betekening van het kort geding vonnis waarvan beroep, werkzaam voor [Y.]
International BV, gevestigd te Leusden – buiten een straal van 50 km vanuit Den Bosch – dat
zich richt op het verwerven van internationaal personeel.
Hij wijst op zijn belang om bij [A.] Staf en Kader in dienst te treden. Hij heeft daar toekomstperspectief. Bij Maintec heeft hij eind 2005 een slechte beoordeling gekregen en werd hem
geen uitzicht op promotie geboden. Hij verwijst naar de correspondentie tussen partijen die hij
als productie 9 in eerste aanleg in het geding heeft gebracht. Tot slot stelt hij dat Maintec
onder meer een van haar voormalige bedrijfsdirecteuren, de heer [D.], die bij [Z.] Technisch
Personeel in dienst is getreden als operationeel directeur ongemoeid heeft gelaten, terwijl deze
voor Maintec belangrijke klantencontacten onderhield.
4.6.2. Maintec heeft hiertegen het volgende ingebracht:
Maintec en [Z.] Technisch Personeel waar [X.] in dienst is getreden, zijn directe concurrenten.
Het feit dat [X.] zich wenst te richten op werkzaamheden op het gebied van staf- en kader
personeel maakt dit niet anders.
[X.] is gedurende een jaar in Eindhoven werkzaam geweest. Hij heeft bovendien ook
aanvragen van opdrachtgevers uit de naast Den Bosch gelegen regio’s ingevuld.
Maintec heeft niet alleen belang bij handhaving van haar relatiebeding. Zij heeft haar
vordering niet alleen gegrond op het non-concurrentiebeding omdat dit laatste eenvoudiger te
bewijzen is. [X.] is namelijk volkomen op de hoogte van het beleid van Maintec op het gebied
van acquisitie, relatiebeheer, de tarieven, het vaststellen van de condities op het terrein van de
arbeidsvoorwaarden en samenwerking. Het gebruiken van die informatie is schadelijk voor
Maintec. Maintec betwist in haar grief I in het incidenteel appel dat [X.] zijn positie
aanmerkelijk zou hebben verbeterd en dat hij bij Maintec niet de kans zou hebben gekregen
zich te ontplooien. [X.] had veel mogelijkheden om buiten de regio aan het werk te gaan.
In grief II in het incidenteel appel komt Maintec op tegen de beperking door de kantonrechter
van het concurrentiebeding tot de duur van één jaar vanaf 1 april 2007. Maintec stelt dat haar
tarieven, marges, klanten en uitzendkrachten in de loop van één jaar nauwelijks wijzigen.
Voor het overgrote deel van de relaties veranderen ook de contactpersonen niet. De duur van
het verbod van 24 maanden moet volgens Maintec gehandhaafd blijven.
4.6.3. Het hof is van oordeel dat de kantonrechter op goede gronden heeft geoordeeld dat
Maintec belang heeft bij de handhaving van de 50 km grens rondom Den Bosch. Weliswaar
bevindt het rayon dat [X.] bij Maintec bediende zich binnen een kleiner gebied dan deze
straal, maar aangenomen kan worden dat het rayon dat door [Z.] Technisch Personeel vanuit
Eindhoven wordt bediend het rayon van Maintec’s vestiging te [vestigingsplaats] gedeeltelijk
overlapt. Voorts zal [X.] zich bij [A.] Staf en Kader bezighouden met een gebied dat Brabant
en Limburg omvat, hetgeen tot concurrerende doorverwijzing naar [Z.] Technisch Personeel
in [vestigingsplaats] (derhalve binnen de 50 km straal) zou kunnen leiden. Het hof verwijst
naar zijn overwegingen onder 4.4.3. Het feit dat Maintec geen actie heeft ondernomen tegen
haar voormalige bedrijfsdirecteur [D.], betekent niet dat zij [X.] niet aan zijn nonconcurrentiebeding mag houden, aangezien deze laatste contact met eigen klanten had. Het
hof laat buiten beschouwing dat [X.] gedurende ongeveer een jaar enkele dagen per week in
Eindhoven werkzaam was. Het kan niet zijn dat door deze tijdelijke tewerkstelling aldaar voor
enige dagdelen per week, het gebied waarvoor het concurrentiebeding was overeengekomen
aanmerkelijk zou worden vergroot en aldus het beding aanmerkelijk zou worden verzwaard.
Dat partijen dit destijds beoogd hebben is niet door Maintec gesteld, volgt niet uit het beding
en oordeelt het hof ook niet aannemelijk op grond van de tijdelijkheid en de geringe omvang
van de waarneming in Eindhoven.
Datzelfde geldt voor het op verzoek van andere vestigingen van Maintec ter beschikking
stellen van eigen uitzendkrachten aan hun klanten. [X.] heeft in dat verband erop gewezen dat
die uitzendkrachten uitsluitend aan die andere vestigingen ter beschikking werden gesteld en
dat hij nimmer met die klanten rechtstreeks contact had. Maintec heeft dit niet gemotiveerd
bestreden. Het hof deelt de verwachting van de voorzieningenrechter dat het nonconcurrentiebeding in een bodem- procedure zal worden beperkt tot de duur van één jaar. Het
belang van Maintec bij handhaving van de duur van twee jaar oordeelt het hof onvoldoende
aannemelijk gemaakt. Aangenomen kan worden dat Maintec erin moet kunnen slagen om
binnen een jaar de relaties die [X.] onderhield met klanten en uitzendkrachten door haar
nieuwe vestigingsmanager naar behoren te laten overnemen en aan zich te binden. Voorts
heeft de bedrijfsdirecteur van Maintec, de heer [E.], ter terechtzitting ter gelegenheid van de
pleitzitting toegelicht dat de tarieven van de diverse uitzendbureaus eenvoudig voor de andere
bureaus kenbaar zijn; dit betreft dan ook niet of nauwelijks als geheim te beschouwen
informatie. Tot slot kan voorshands worden aangenomen dat voorzover er sprake zou zijn van
enige bijzondere kennis omtrent uitzendkrachten, opdrachtgevers en prijsstelling, deze
specifieke kennis na verloop van een jaar bij [X.] niet meer actueel genoeg is om hem te
verbieden zich te ontplooien in zijn werk op de wijze die hij verkiest. De door het Hof
verwachte beperking van de duur van het concurrentiebeding als verwoord in artikel 11 van
de arbeidsovereenkomst tot één jaar, betreft dan ook niet alleen het verbod vervat in het eerste
lid van dat artikel maar ook dat van de overige leden 11.2 tot en met 11.4.
De door [X.] genoemde argumenten oordeelt het hof voorlopig onvoldoende zwaarwegend
om een verdere beperking van het beding in de tijd te rechtvaardigen.
4.7.1. In grief V principaal appel stelt [X.] dat de kantonrechter het verbod om op enigerlei
werkzaam te zijn voor [Z.] Technisch Personeel BV of voor [A.] Staf en Kader ten onrechte
niet heeft beperkt tot een redelijke straal rondom ‘s-Hertogenbosch althans ten onrechte niet
heeft beperkt tot de tussen partijen overeengekomen maximale straal binnen 50 km.
Volgens [X.] gaat het door de kantonrechter geformuleerde verbod verder dan het nonconcurrentiebeding. De kantonrechter heeft zich niet uitgelaten over de stelling van [X.] dat
deze straal zou dienen te worden beperkt tot zijn oude werkgebied van ongeveer 30 km
rondom ’s-Hertogenbosch.
4.7.2. Maintec werpt op dit punt haar grief III in het incidenteel appel op, waarin zij erover
klaagt dat de kantonrechter ten onrechte heeft bepaald dat het non-concurrentiebeding wordt
beperkt tot [Z.] Technisch Personeel en [A.] Staf en Kader, omdat noch gesteld noch gebleken
zou zijn dat [X.] door indiensttreding bij een andere vennootschap behorend tot het concern
het non-concurrentiebeding zal overtreden. Volgens Maintec zal [X.] zijn bij haar
opgebouwde kennis doorspelen aan het onderdeel van [Z.] Technisch Personeel dat zich wel
met het plaatsen van lager personeel bezig houdt in Eindhoven. Hij kan ook bij klanten lager
personeel plaatsen via [Z.] Technisch Personeel. Door bij een bedrijf in dienst te treden dat tot
hetzelfde concern behoort als [Z.] Technisch Personeel, overtreedt hij het nonconcurrentieverbod. Dit dient daarom van toepassing te worden verklaard op andere
vennootschappen van het [Y.] concern. Aldus Maintec.
4.7.3. Het hof is van oordeel dat het non-concurrentiebeding niet zover strekt dat [X.] niet
binnen concernverband werkzaam zou mogen zijn in een onderneming buiten een straal van
50 km rondom ‘s-Hertogenbosch waarvan de aandeelhoudster binnen een straal van 50 km
van Den Bosch is gevestigd. De hoofdvestigingsplaats heeft geen bijzondere betekenis. Het
gaat erom dat er binnen de straal van 50 km feitelijk in dienst van een vestiging van een
concurrent wordt gewerkt. In de door Maintec voorgestane uitleg zou het beding vrijwel een
landelijke strekking krijgen: vele grotere uitzendbureaus hebben immers ook filialen in Den
Bosch. Het hof oordeelt het voorshands onaannemelijk dat partijen voor ogen heeft gestaan
dat [X.] niet voor die uitzendbureau’s zou mogen werken buiten een straal van 50 km rondom
’s-Hertogenbosch. Het in [plaatsnaam] werken voor een onderdeel/onderneming van [Z.]
Technisch Personeel dat zich bezig houdt met het verwerven van internationale werknemers,
merkt het hof dan ook niet aan als zijnde in strijd met het non-concurrentiebeding zoals dat
partijen bij het aangaan ervan in redelijkheid voor ogen kan hebben gestaan.
Grief III in het incidenteel appel faalt dan ook.
Het hof verwijst verder naar hetgeen het hiervoor onder 4.4.3 heeft overwogen en beslist. Het
non-concurrentiebeding zoals geformuleerd in de arbeidsovereenkomst omvat niet alleen het
niet mogen werken in de zin van klanten bezoeken binnen een straal van 50 km, maar ook het
niet mogen werken voor een onderneming die binnen die straal van 50 km is gevestigd. Het
onderdeel van [Z.] Technisch Personeel, de onderneming [A.] Staf en Kader, waar [X.]
feitelijk zou gaan werken is binnen die straal van 50 km gevestigd. De bedrijfsdirecteur van
Maintec heeft ter terechtzitting op vragen van het hof terecht erop gewezen dat het beperken
van het gebied tot een straal tot 30 km rondom ’s-Hertogenbosch betekent dat het handhaven
van het beding aanmerkelijk moeilijker wordt voor Maintec, omdat voor haar nauwelijks is na
te gaan of klanten in haar rayon door toedoen van [X.] ook personeel van [Z.] Technisch
Personeel inlenen in plaats van bij haar. Het hof begrijpt hieruit dat bij handhaving van een
straal van 50 km het minder aannemelijk is dat klanten hun personeel over die afstand
betrekken. Grief V principaal appel slaagt in zoverre, dat het hof voorlopig van oordeel is dat
het ver-bod om voor [Z.] Technisch Personeel of voor [A.] Staf en Kader te werken in het
verlengde van het beding zoals neergelegd in de arbeidsovereenkomst beperkt dient te worden
tot onderdelen van of ondernemingen behorend tot het concern waartoe [Z.] Technisch
Personeel en/of [A.] Staf en Kader behoren die feitelijk gevestigd zijn binnen een straal van
50 km rondom ‘s-Hertogenbosch.
Het werken bij [Y.] International in [plaatsnaam], dat wil zeggen, buiten een straal van 50
kilometer van ’s-Hertogenbosch, oordeelt het hof dan ook niet in strijd met het nonconcurrentiebeding van artikel 11.1. Het hof oordeelt het niet van belang dat deze
onderneming door [Z.] Technisch Personeel is opgericht en aanvankelijk geen van [Z.]
Technisch Personeel afzonderlijke rechtspersoonlijkheid had. Het hof zal het vonnis waarvan
beroep op dit punt vernietigen en wijzigen. Grief III in het incidenteel appel treft daarentegen
geen doel.
4.8.1. Grief IV in het incidenteel appel komt op tegen de matiging door de kantonrechter van
de contractuele boete van
f. 20.000 (€ 9.075,60) tot € 2.500, en diens oordeel dat hij geen aanleiding ziet om naast deze
boete een dwangsom van
€ 1.000,- op te leggen. Grief V in het incidenteel appel betreft de bepaling door de
kantonrechter dat de contractuele boete van € 500,- per dag voor iedere dag dat [X.] in strijd
handelt met het verbod tot in dienst treden wordt gematigd tot een bedrag van € 200,- vanaf
de dag volgend op die waarop dat vonnis zal zijn betekend.
Enig inzicht in de gedachtegang van de kantonrechter ontbreekt volgens Maintec. [X.] heeft
willens en wetens het risico genomen bij [Y.] in dienst te treden zonder de geldigheid van het
non-concurrentiebeding te toetsen. Hij overtreedt het beding nog steeds in dienst van [Y.]
International. De vordering van de overeengekomen boete van € 9.075,60 (f. 20.000) en die
van € 500,- dient volgens Maintec te worden toegewezen; de laatste met ingang van 1 april
2006.
4.8.2. [X.] heeft hiertegen ingebracht dat er redenen zijn de boete te matigen tot nihil. Hij
heeft steeds openheid van zaken gegeven aan Maintec. Hij was ervan overtuigd dat hij niet in
strijd met het concurrentiebeding handelde. Hij heeft nooit relaties van Maintec benaderd.
4.8.3. Het hof is van oordeel dat de kantonrechter terecht heeft beslist dat niet valt in te zien
dat [X.] naast de contractuele boetes nog andere boetes en/of dwangsommen vanaf 1 april
2006 zou zijn verschuldigd. Partijen hebben de hoogte van de boetes vastgesteld in hun
overeenkomst en dit kennelijk als voldoende prikkel tot juiste nakoming aangemerkt.
Toewijzing van meer en hogere dwangsommen vindt daarom geen steun in het recht.
Voorts is het hof van oordeel dat de voorzieningenrechter terecht de hoogte van de tussen
partijen overeengekomen boetes heeft gematigd om de volgende redenen:
Het boetebeding is gesteld op alle overtredingen van de artikelen 9 tot en met 12 van de
arbeidsovereenkomst, zonder enig onderscheid voor wat betreft de ernst van de overtreding.
In aanmerking genomen:
dat voorshands niet gebleken is dat [X.] aan Maintec enige schade heeft berokkend door zijn
werkzaamheden voor [A.] Staf en Kader; dat deze werkzaamheden gericht zijn op een andere
doelgroep van werknemers dan waarop Maintec is gericht, (relaties van zusterondernemingen
binnen het concern van Maintec vallen niet onder het concurrentie of relatie- beding); dat hij
steeds open met Maintec hierover heeft gecommuniceerd; dat [X.] zich, voorzover dat in deze
procedure vaststaat, heeft gehouden aan het relatiebeding; dat hij op kort na het wijzen van
het kort geding vonnis is gaan werken in Amersfoort, hetgeen het hof niet in strijd met het
concurrentiebeding heeft geoordeeld; de ongelijke verhouding tussen partijen van werknemer
en werkgever bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst; de hoogte van het salaris van [X.],
€ 2.600 bruto per maand, afgezet tegen de boetebedragen van f. 20.000 en f. 1.000 per dag,
waardoor deze laatste disproportioneel zijn en hun doel ver voorbij schieten; is het hof van
oordeel dat de billijkheid zonder meer eist dat de overeengekomen boete in een
bodemprocedure gematigd dient te worden volgens artikel 6: 94 BW tot – tenminste - de
omvang die de voorzieningenrechter heeft bepaald en dat deze niet eerder verschuldigd zijn
dan vanaf de dag waarop het vonnis in eerste aanleg aan [X.] is betekend. De vordering tot
betaling van de - gematigde - boete met ingang van 1 april 2006 oordeelt het hof in dit
verband, alle voormelde omstandigheden in aanmerking genomen, naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
Het hof ziet dan ook geen aanleiding om meer of hogere boetes toe te wijzen dan de
voorzieningenrechter heeft gedaan. Voor matiging van de boetes tot nihil, zoals [X.]
voorstaat, ziet het hof vooralsnog geen aanleiding.
4.9. De vermeerdering van eis in hoger beroep van Maintec dient te worden afgewezen. Dit
kort geding leent zich niet voor een verklaring voor recht. Voor een verdergaand verbod aan
[X.] en hogere dwangsommen dan door de kantonrechter zijn opgelegd ziet het hof zoals uit
bovenstaande blijkt geen grond. Alle vorderingen gegrond op de bedingen van 11.2, 11.3 en
11.4 in het non-concurrentiebeding en de vordering tot terhandstelling van een lijst met
relaties met wie [X.] voor zijn nieuwe werkgever contact heeft gehad stuiten af op het
voorlopig oordeel van het hof dat Maintec niet aannemelijk heeft gemaakt dat [X.] deze
relatiebedingen zou hebben overtreden.
4.10. Het hof passeert het bewijsaanbod van beide partijen, aangezien de aard van dit
spoedgeding zich niet leent voor uitgebreide bewijsvoering.
4.11. Het vonnis waarvan beroep wordt vernietigd voorzover het verbod in dienst te treden
van [A.] Staf en Kader en [Z.] Technisch Personeel ook betreft onderdelen van die vennootschappen die feitelijk zijn gevestigd buiten een straal van 50 km rondom ’s-Hertogenbosch en
het verrichten van werkzaamheden buiten die straal.
4.12. Aangezien partijen in het principaal appel over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zal
het hof bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten daarvan draagt. Maintec wordt als de
grotendeels in het ongelijk gestelde partij verwezen in de kosten van het geding in hoger
beroep in het incidenteel appel gevallen aan de zijde van [X.].
5. De uitspraak
Het hof:
in het principaal appel:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voorzover het uitgesproken verbod zich verder uitstrekt
dan vestigingen of werkzaamheden binnen een straal van 50 km rond ‘s-Hertogenbosch;
bekrachtigt dit vonnis voor het overige;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van het hoger beroep draagt;
in het incidenteel appel:
verklaart het incidenteel appel ongegrond;
wijst af de vorderingen van Maintec voortvloeiend uit haar vermeerdering en wijziging van
eis in hoger beroep;
veroordeelt Maintec als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het
incidenteel appel gevallen aan de zijde van [X.], welke tot op heden worden vastgesteld op
€ 1.341,- terzake salaris procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. Spoor, Slootweg en De Laat en uitgesproken door de
rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 26 juni 2007.
Download