Wat is het verschil tussen bomen en struiken? Waarvoor dienen de

advertisement
Nationaal Park Hoge Kempen
Bomen
Wat is het verschil tussen bomen en struiken?
Bomen en struiken zijn beiden planten met houtige takken die in de winter niet doodvriezen. Het verschil tussen de twee is vaak moeilijk te beschrijven, omdat er steeds uitzonderingen op de regel zijn. Bomen hebben meestal één hoofdstam die hogerop vertakt in vele richtingen en zo de kruin vormt. Een boom kan ook twee of drie stammen hebben, maar dit komt niet veel voor. Struiken vertakken net boven of net onder de grond. Ze hebben dus geen stam, waardoor ze ook minder hoog kunnen worden dan bomen. Waarvoor dienen de bladeren van een boom?
Bomen kunnen net als alle planten energie van de zon omzetten in bouwstoffen die ze gebruiken om te groeien en te overleven. Deze unieke omzetting noemen we fotosynthese en vindt plaats in microscopisch kleine ‘fabriekjes’ die we ‘bladgroenkorrels’ noemen. De korrels bevinden zich in de bladeren van elke boom en zorgen ook voor de groene kleur. Wat is fotosynthese?
Het fotosynthese-­‐proces is erg complex, maar wordt vaak vereenvoudigd voorgesteld met de volgende formule: water + koolstofdioxide à suikers + zuurstof H20 + CO2 à C6H12O6 + O2 Elke plant heeft suikers nodig. Die kan hij zelf aanmaken, maar daar heeft hij wel grondstoffen voor nodig en genoeg energie om de grondstoffen te verwerken. De grondstoffen haalt hij uit de bodem (water, =H2O) en uit de lucht (het gas koolstofdioxide, =CO2). Die grondstoffen moeten nu eerst uit elkaar gehaald worden en dan in een andere volgorde weer samengevoegd worden. Het zonlicht helpt daarbij. De suikers (=C6H12O6) zijn het eindproduct van de fotosynthese. Er is ook nog een restproduct vrijgekomen, zuurstof (=O2), maar dat heeft de boom niet nodig. Daarom geeft hij het terug af. Is fotosynthese een goede zaak voor ons?
Ja, en niet alleen voor ons. Alle levende organismen hebben zuurstof nodig om te overleven. Planten halen CO2-­‐gas uit de lucht en brengen de zuurstofdeeltjes die in dat gas zaten terug in de lucht. Dieren (en dus ook mensen) doen net het omgekeerde: ze ademen zuurstof in en ademen CO2 uit. Als planten er dus niet zouden zijn, zouden we niet kunnen overleven. CO2 is een gas dat bestaat uit één koolstofdeeltjes (=C) en twee zuurstofdeeltje (=O). Het gas is van nature aanwezig in de lucht, maar het wordt pas schadelijk als er grotere hoeveelheden van zijn in een kleine ruimte. In een klaslokaal dat bijvoorbeeld niet verlucht wordt krijg je veel sneller hoofdpijn en je zal je suf en slaperig voelen. __ 1 __ Nationaal Park Hoge Kempen
Bomen
Wat zijn de verschillen tussen loofbomen en
naaldbomen?
Loofbomen zijn bomen met dunne bladeren met een groot oppervlak, terwijl naaldbomen puntige naalden hebben. Deze naalden zijn bladeren die groeien in de vorm van een puntige, harde naald. De zaden van naaldbomen zitten steeds in beschermende kegels, hetgeen niet het geval is bij loofbomen. Loofbomen laten hun bladeren afsterven in de herfst, zodat ze minder water nodig hebben. In de winter is het vanwege de koude temperaturen namelijk moeilijker voor een boom om water uit de grond te halen. Door hun bladeren geen water of andere voedingsstoffen meer te geven besparen ze heel wat energie en kunnen ze de winter beter overleven. Een uitzondering op deze regel is de hulst, die zijn leerachtige bladeren in de winter behoudt. Bijna alle naaldbomen houden hun naalden in de winter. Omdat hun naalden compacter zijn verbruiken ze minder water en mogen ze dus blijven in de winter. Dat heeft ook als voordeel dat de naalden in de winter aan fotosynthese kunnen blijven doen, waardoor een naaldboom ook in de winter voedingsstoffen kan aanmaken. Ook de vorm van de boom zelf geeft meestal aan of het om een loof-­‐ of naaldboom gaat. De kruin van loofbomen is meestal breed en onregelmatig. Naaldbomen hebben vaak een lange, rechte stam met regelmatige vertakkingen die meestal in kransen rond de stam groeien. Zo krijgt de boom die typerende, spits toelopende vorm die je ook bij kerstbomen terugvindt. Een belangrijk onderscheid tussen naald-­‐ en loofbomen is de structuur van de zaden. Loofbomen behoren tot de ‘bedektzadigen’. Dat betekent dat hun zaden veilig in een vrucht zitten opgeborgen. Bij naaldbomen liggen de zaden onbeschermd tegen de schub van de kegel. Dit noemen we naaktzadigen: de zaden zitten niet in een andere vrucht en vallen vaak uit de kegel als ze rijp zijn. Kan ik een boom herkennen aan zijn bladeren?
Ja, de bladeren van een boom hebben steeds bepaalde eigenschappen waaruit je kan afleiden om welke boomsoort het gaat. We kijken daarbij naar de vorm van het blad, de vorm van de nerven, de rand van het blad en de steel. Je kan een boom ook herkennen aan onder andere de schors en de vruchten. Loofbladeren zijn er in alle vormen en maten. De vorm gaat van rond tot handvormig en de rand kan gaaf tot dubbel gezaagd zijn. De bladeren hebben meestal een lange steel, maar zitten ook soms kort op de twijgen. Elk blad heeft een hoofdnerf waar zijnerven uit vertrekken die symmetrisch of asymmetrisch kunnen zijn. __ 2 __ Nationaal Park Hoge Kempen
Bomen
Bij naaldbomen zijn er ook verschillende mogelijkheden. De naalden kunnen plat, smal of schubachtig zijn. Soms zijn ze gegroepeerd in bundels of in rozetten. Op basis van al deze eigenschappen kan je met behulp van een bomengids ontdekken van welke boom bepaalde bladeren of naalden afkomstig zijn. Hoe verspreidt een boom zijn zaden?
Voor een boom is het belangrijk dat zijn zaden niet te dicht bij zijn eigen stam vallen. Als ze daar ontkiemen hebben ze weinig overlevingskansen, omdat de grotere boom veel licht wegneemt. Daarom gebruiken bomen veel verschillende technieken om hun zaden te verspreiden, waarbij ze meestal gebruik maken van externe factoren zoals andere dieren, de wind en stromend water. Veel bomen hebben bedekte zaden: de eigenlijke zaden zitten opgeborgen in een beschermend omhulsel. Dit omhulsel is vaak een smakelijk hapje voor vogels, die de vrucht in het geheel opeten. De zaden worden echter niet verteerd en worden met de uitwerpselen verspreid. Zo zorgt de vogel ervoor dat de zaden van een boom op een redelijke afstand van de ‘moederboom’ terechtkomen. De uitwerpselen zijn trouwens een goede voedingsbodem voor een jong boompje. Ook andere dieren helpen met de verspreiding van zaden. Eekhoorns verzamelen in de herfst alle vruchten en zaden die ze kunnen vinden, zoals eikels en beukennootjes, en verstoppen die op verschillende plekjes. Maar in de winter vinden eekhoorns vaak niet alle plekjes waar ze hun wintervoorraad verstopt hebben terug. Zo blijven de zaden mooi verstopt in de grond, waar ze in de lente ontkiemen. Muizen verzamelen ook vaak zaden in hun ondergrondse holen. De zaden van bomen zijn heel goed aangepast aan hun functie. __ 3 __ Nationaal Park Hoge Kempen
Bomen
Sommige zaden, zoals die van de lijsterbes kunnen alleen maar kiemen als ze door een vogelmaag zijn gegaan. Andere bomen rekenen op de wind om hun zaden te verspreiden. Deze bomen maken erg lichte zaden die vaak een soort ‘vleugeltjes’ hebben. Een stevige windvlaag kan deze zaden een heel eind meenemen. De kleine berkenzaadjes worden bijvoorbeeld door de minste windvlaag meegenomen , en de ‘helikopterzaadjes’ van de winterlinde hopen op een zuchtje wind om meegevoerd te worden. Ook de naakte zaden van naaldbomen hebben een vliesje dat hen laat ‘helikopteren’. Water kan ook zaden transporteren. Onder andere de zaden van de els blijven goed drijven. Ze ontkiemen dan op een rustige plekje op de oever. Wat is de oudste boom ter wereld? En de
hoogste?
Het is vaak moeilijk om de leeftijd van bomen te bepalen, omdat je dat eigenlijk alleen kan doen door de jaarringen te tellen. Dat zijn de ringen die je in de stam ziet als je een boom omzaagt. Elke ring staat voor één levensjaar en toont hoeveel dikker de stam is geworden in dat jaar. Omdat wetenschappers niet graag bomen omzagen om hun leeftijd te bepalen hebben ze een techniek ontwikkeld waarmee ze een stukje uit de stam halen waar ze dan de leeftijd uit kunnen aflezen. Omdat deze techniek niet altijd volledig correct is wordt de leeftijd van een boom vaak geschat. De (vermoedelijk) oudste boom ter wereld is een naaldboom, de Pinus longaeva. Deze boomsoort leeft in hogere berggebieden in het zuidwesten van de Verenigde Staten. Eén van deze bomen zou wel 5064 jaar oud zijn! Daarmee is de boom het oudste levende organisme. De hoogste nog levende boom is een kustmammoetboom, beter gekend als de sequoia. De boom zelf wordt Hyperion genoemd en zou 115,61 m hoog zijn. De boomsoort wordt erg oud en blijft steeds de hoogte in groeien. Hij groeit langs de westkust van de Verenigde Staten en is een bedreigde soort. Waarom zijn bomen belangrijk?
Planten filteren onze lucht: ze halen fijne stofdeeltjes uit de lucht, verbruiken gassen en stoten zuurstof uit. Omdat bomen zo groot zijn maken ze heel veel zuurstof aan. Het is dus belangrijk om voldoende bomen te hebben om onze lucht gezond te houden. Maar bomen hebben ook nog andere belangrijke eigenschappen. Een boom is vaak een hele mini-­‐wereld: heel veel andere dier-­‐ en plantensoorten leven in, op en rond een boom. Een boom zorgt voor voedsel in de vorm van jonge twijgjes, bladeren, boombast en vruchten. Hij geeft ook beschutting: veel vogels overnachten in de beschermende omarming van het dichte bladerdek of in kieren en holen in de stam. Vogels en eekhoorns maken nesten in bomen. Veel insecten leven in bomen: ze knabbelen aan blaadjes en twijgjes of verstoppen zich tussen de schors. Deze insecten vormen opnieuw een voedselbron voor andere dieren die rond de boom leven. Een boom geeft ook schaduw op warme dagen en beschutting tegen kou en wind in de winter. Het is een veilige __ 4 __ Nationaal Park Hoge Kempen
Bomen
verstopplaats en een herkenningspunt in open vlaktes en met zijn vele wortels houdt hij losse grond bijeen, zodat er ook andere planten kunnen groeien. Heel veel andere soorten zijn dus afhankelijk van bomen en bij elke boomsoort horen weer andere dier-­‐ en plantensoorten. Daarom is het ook belangrijk om niet alleen veel bomen te hebben, maar ook om veel verschillende bomen te hebben. Dit versterkt de biodiversiteit, de soortenrijkdom. In dennenplantages is er bijvoorbeeld minder leven dan in gemengde bossen: er zijn niet veel soorten die graag in eentonige en overzichtelijke dennenbossen leven. Veel dieren hebben ook de beschutting nodig van lage planten en struiken en die vind je niet in naaldboomplantages. Dat komt omdat de bomen er dicht op elkaar staan zodat ze snel en recht omhoog groeien, waardoor lage planten niet voldoende licht krijgen om te overleven. Kan ik zelf een boom kweken of planten?
Iedereen die een tuin heeft kan bomen planten. Zelfs als je tuin verhard is of als je een balkon hebt kan je een boom of struik kweken in een grote pot. Denk er wel aan dat bomen erg groot kunnen worden en ook lang leven. Gelukkig zijn er ook kleinere soorten en zelfs mini-­‐boompjes, waardoor je altijd wel een boom of struik kan vinden die geschikt is voor de plaats die je hebt. Sommige bomen groeien erg traag, en het kan lang duren voor je een boom hebt als je een zaadje wil laten ontkiemen. Gelukkig kan je ook jonge boompjes kopen. Zo houden Natuurpunt, Orchis en het Natuurhulpcentrum jaarlijks een bomen-­‐ en struikenverkoop. Je kan er jonge bomen en struiken kopen die hier van nature voorkomen. Zo maak je niet alleen je tuin mooier, maar ook veel diersoorten zullen je erg dankbaar zijn! Als je een boom of een struik aanplant haal je veel meer in je tuin dan de boom of struik zelf. Veel kleine vogels zullen dankbaar gebruik maken van de nieuwe woonplaats. Ze helpen je ook nog eens door insecten op te eten. Als je geluk hebt komt er misschien een eekhoorn wonen! In de winter laten deze bewoners zich vaak zien als ze op zoek gaan naar eten. Door in de winter een voederplank te plaatsen krijg je dag in dag uit een heus spektakel te zien! __ 5 __ Nationaal Park Hoge Kempen
Bomen
Kunnen bomen en bossen de
klimaatverandering stoppen?
Om het antwoord te kunnen geven op deze vraag moeten eerst enkele andere begrippen worden opgehelderd. Klimaatverandering is iets van alle tijden. Het is een grootschalig, continu proces dat geleidelijk plaatsvindt en op vele manieren tot uiting komt. Door toedoen van de mens wordt dat proces nu versneld waardoor we de plotse gevolgen in alle hevigheid voelen. Het is dus onze verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de klimaatverandering vertraagt. Daardoor zullen ook de effecten minder plots zijn en kunnen we ons beter voorbereiden op nieuwe veranderingen. Bomen en bossen spelen daarbij een belangrijke rol. Wat is koolstof?
Koolstof is een chemisch element. Het symbool voor koolstof is ‘C’. Koolstof is een erg belangrijke bouwsteen voor bepaalde stoffen die elk organisme nodig heeft. Er is dan ook heel veel koolstof te vinden op aarde. Stoffen die koolstof nodig hebben kunnen heel erg verschillen: suiker, staal, ethanol, zetmeel… Ook hout is voornamelijk opgebouwd uit koolstof. Omdat alle organismen koolstof nodig hebben en de voorraad beperkt is, wordt het steeds gerecycleerd. Dit gebeurt op een heel natuurlijke wijze, waardoor alles in evenwicht blijft. Dit evenwicht noemen we de koolstofcyclus. Hoe werkt de koolstofcyclus?
In de lucht zit koolstof, in de vorm van het gas CO2. Planten doen aan fotosynthese en gebruiken zo de koolstofdeeltjes voor hun eigen groei. Daarbij komt zuurstof vrij. Wanneer een plant sterft, zijn er verschillende mogelijkheden. Als de plant sterft en wegrot of verbrand wordt, komen de koolstofdeeltjes terug vrij in de vorm van ontbindingsgassen of rookgassen (=CO2) en zo komt het koolstof terug in de lucht terecht. __ 6 __ Nationaal Park Hoge Kempen
Bomen
Als de plant wordt opgegeten door een dier, gebruikt dat dier de voedingsstoffen in de plant voor de eigen groei. Zo komen de koolstofdeeltjes als voedingsstoffen in het dier terecht. Wanneer het dier energie nodig heeft, verbrandt hij deze voedingsstoffen. Daarvoor verbruikt het dier zuurstof en daarbij komen de koolstofdeeltjes vrij. Die worden uitgeademd in de vorm van het gas CO2. Zo komen ook deze koolstofdeeltjes terug in de lucht. Dit is dus een gesloten cirkel. Een aardappelveld zal bijvoorbeeld zuurstof produceren, net zo veel als er door mensen verbruikt wordt om die aardappelen te ‘verbranden’ in hun spijsvertering. Hoe komt het dan dat er zoveel zuurstof in de
lucht zit?
Het kan gebeuren dat een plant sterft en dan meteen wordt bedolven onder een laag slib. Daardoor kan hij niet normaal ontbinden, waardoor de koolstofdeeltjes gevangen zitten onder het slib. De planten namen wel koolstof op, maar het kwam niet terug in de lucht toen ze afstierven. Daardoor kwam er in verhouding meer zuurstof in de lucht. Daardoor werd de planeet ook leefbaar voor dieren (en dus ook mensen) Het plantenmateriaal werd miljoenen jaren samengedrukt door opstapelende aardlagen, en in combinatie met grote hitte werd het omgevormd tot steenkool, aardolie of aardgas. Dit zijn fossiele brandstoffen: ze bevatten koolstofdeeltjes van organismen die miljoenen jaren geleden leefden. Doordat de mens nu massaal fossiele brandstoffen aan het verbranden is, komen al de koolstofdeeltjes die eeuwenlang onder de grond zaten terug in de lucht terecht. Bij die verbranding verbruiken we zuurstof, waardoor de verhouding tussen CO2 en zuurstof in de lucht aan het veranderen is. Deze plotse, massale veranderingen brengt de atmosfeer uit evenwicht. We voelen de veranderingen overal: het klimaat is aan het veranderen. Kunnen we dit voorkomen?
Allereerst zal het verbranden van deze fossiele brandstoffen moeten verminderen en op termijn stoppen. Een combinatie van minder energie verbruiken en de productie van onder andere wind-­‐ en zonne-­‐energie zijn haalbare alternatieven. Daarnaast kunnen bomen en bossen ook wel degelijk een belangrijke rol spelen. In tegenstelling tot landbouwgewassen, worden bomen niet geheel opgegeten. Ze slaan dan ook grote hoeveelheden koolstof op in hun stam, wortels en takken en dat vaak honderden jaren lang. Eenmaal een boom dood, duurt het nog decennia vooraleer schimmels het hout ontbonden hebben. En ondertussen zijn weer nieuwe bomen gegroeid. Verdwijnt het hout in meubels en huizen, dan duurt het nog eens een zeer lange tijd voor de opgeslagen koolstof terug vrijkomt. Bomen en bossen dragen er dus toe bij dat er minder CO² in de lucht komt, waardoor we de aarde minder zwaar belasten. Daardoor zal het klimaat minder snel veranderen, waardoor ook de effecten van klimaatverandering minder extreem zullen zijn. __ 7 __ Nationaal Park Hoge Kempen
Bomen
De 10 soorten van de poster:
Jeneverbes – Juniperus communis L.
Onze enige écht inheemse conifeer. Een echte specialiteit van Hoge Kempen, waar de grootste aantallen jeneverbesstruiken van Vlaanderen bij elkaar staan (in totaal enkele duizenden), vooral in As en Zutendaal. De vlezige kegeltjes lijken op bessen en duiken op in de keuken als smaakmaker in bijvoorbeeld zuurkool. Bladvorm: naalden Vrucht: doffe blauwzwarte kegeltjes die op bessen lijken Boomvorm: struik, soms kegelvormige boom Hoogte: tot 6 m Leeftijd: 30 tot 90 jaar Biotoop: voornamelijk heidegebied en zandverstuivingen Zomereik – Quercus robur L.
Dit is de meest voorkomende eik in Vlaanderen. Ooit moet Vlaanderen bijna één groot eikenwoud geweest zijn. Door ontginning van het land werd hij teruggedrongen naar de randen van de landbouwpercelen. Zo ontstonden, voornamelijk in de Kempen, de typische eiken houtwallen. Bladvorm: asymmetrisch gelobd, zittend Vrucht: lang gesteelde eikel, vaak in paren Boomvorm: forse, breed uitwaaierende boom Hoogte: 20 tot 30 m Leeftijd: 200 tot 300 jaar Biotoop: matig voedselrijke zonnige of licht beschaduwde bodem Wintereik – Quercus petraea (Matt.) Liebl.
Deze eik komt in Vlaanderen van nature enkel in Limburg voor en dan vooral in de Hoge Kempen. De mooiste, koepelvormige meerstammige bomen vindt je op de Mechelse Heide. In tegenstelling tot de zomereik met zittende bladeren en gesteelde eikels, is het bij de wintereik net andersom: gesteelde bladeren en zittende eikels. Bladvorm: symmetrisch gelobd, gesteeld Vrucht: zittende korte, dikke eikel Boomvorm: boom met lange kale stam, waaiervormige kroon Hoogte: tot 40 m Leeftijd: 200 tot 300 jaar Biotoop: vrij voedselarme, droge tot vochtige grond Ruwe Berk – Betula pendula Roth.
Meer dan aan zijn bladvorm, bloeiwijze of vruchten, is de berk herkenbaar aan zijn witte, papierachtige bast. Er zijn twee berkensoorten: de ruwe en de zachte berk. Die laatste heeft zachtere bladeren en is als boom te onderscheiden van de ruwe omdat zijn takken afhangend zijn, waardoor je soms bijna over een ‘treurberk’ zou kunnen spreken. Bladvorm: hart-­‐ of ruitvormig met dubbel gezaagde rand Vrucht: kleine gevleugelde nootjes, in aren Boomvorm: slanke boom, takken afhangend aan top Hoogte: 15 tot 30 m Leeftijd: 50 tot 70 jaar Biotoop: zonnige, droge tot vochtige grond, vaak op open, losse bodems __ 8 __ Nationaal Park Hoge Kempen
Bomen
Wilde Lijsterbes – Sorbus aucuparia L.
Kleine boom of een grote struik die talrijk voorkomt als onderbegroeiing in naaldbossen. Tooit zich in de lente met grote witte bloemschermen en vanaf de zomer met fel oranje bessen. Bladvorm: geveerd met 5 tot 10 paar blaadjes Vrucht: oranjerode bessen in tuilen Boomvorm: open boom met slanke onvertakte stam Hoogte: tot 20 m Leeftijd: 70 tot 100 jaar Biotoop: humusrijke bodem, ondergroei in bossen Beuk – Fagus sylvatica L.
Het voorkomen van de beuk is zeker niet beperkt tot de indrukwekkende kathedraalbossen van onder andere het Zoniënwoud. Ook in Limburg en zeker in het meer vruchtbare Haspengouw kom je hem tegen. Daar is hij ook vaak aangeplant in dreven en kasteelparken, vaak als donkerrode variant. Bladvorm: spits eivormig met gegolfde rand Vrucht: driehoekige nootjes in stekelige vierdelige napjes Boomvorm: brede koepelvormige boom Hoogte: tot 40 m Leeftijd: 150 tot 200 jaar Biotoop: vrij droge tot vochtige voedselrijke kalkrijke grond Winterlinde – Tilia cordata Mill.
Er zijn meerdere soorten lindes (zomerlinde, Hollandse linde, zilverlinde), maar algemeen wordt aangenomen dat de winterlinde de meest inheemse soort is. Hij wordt ook wel kleinbladige linde genoemd, omdat zijn hartvormige blaadjes opvallend kleiner zijn dan bij andere soorten. Bladvorm: lang hartvormig, fijn gezaagd Vrucht: gladde of licht geribde nootjes Boomvorm: boom met rechte stam en dichte, koepelvormige kruin Hoogte: 25 tot 35 m Leeftijd: 200 tot 300 jaar Biotoop: vochtige, matig voedselrijke grond, in loofbossen en hakhout Hulst – Ilex aquifolium L.
Enige wintergroene loofboom en onmiskenbaar door zijn leerachtige stekelige blaadjes die hem beschermen tegen vraat door dieren. Op enkele meter hoogte is dat geen bedreiging en hebben de bladeren een gave rand. Deze boom is twee-­‐huizig, wat wil zeggen dat er mannelijke en vrouwelijke exemplaren zijn. Enkel deze laatsten dragen de vuurrode bessen. Bladvorm: stijf en wasachtig blad met bochtige stekelige rand Vrucht: felrode bessen in groepen rond de tak Boomvorm: dichte kegelvormige boom met vertakte stam Hoogte: 15 tot 20 m Leeftijd: 200 tot 300 jaar Biotoop: vochtige, matig voedselrijke zand-­‐ en leemgrond, ook op oude houtwallen __ 9 __ Nationaal Park Hoge Kempen
Bomen
Zoete Kers – Prunus avium L.
Deze wilde voorouder van onze kersen en krieken valt vooral op in het voorjaar als hij zich met een typische witte kersenbloesem tooit. De kersen zijn eetbaar maar klein en, in tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden, eerder zuur dan zoet. Bladvorm: spits, eirond tot langwerpig blad, gezaagde rand Vrucht: langstelige ronde vrucht, meestal rood of zwartachtig Boomvorm: open koepelvormige boom, soms met gesplitste stam Hoogte: 20 tot 30 m Leeftijd: 70 tot 100 jaar Biotoop: vochtige, voedselrijke grond, in lichte loofbossen en bosranden Grove Den – Pinus sylvestris L.
Deze den komt massaal voor op de arme en droge zandgronden van de Kempen. Groeit hij midden de heide, niet gehinderd door bomen rondom zich, dan draait en kronkelt zijn stam in alle richtingen. De wind maakt het nog wat erger, toppen waaien uit en veelstammige bomen ontstaan. Zij worden ‘vliegdennen’ genoemd, maar het is dezelfde soort als degene die we aantreffen in dichte bossen waar de bomen rechtere stammen hebben. Bladvorm: naalden, gepaard Vrucht: kegels, gepunte schubben met piramidale top Boomvorm: lange kale kronkelige stam met asymmetrische, kleine schermvormige kroon Hoogte: tot 35 m Leeftijd: 200 tot 300 jaar Biotoop: heidegebied en zandverstuivingen, vaak aangeplant __ 10 __ 
Download