6 gevels en aansprakelijkheid

advertisement
6Gevels en aansprakelijkheid
Aandacht voor de constructieve veiligheid van gevels
is een noodzaak. Dat blijkt onder meer uit het in 2006
verschenen rapport Veiligheidsproblemen met gevelbekleding[1] van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid. Dit
rapport beschrijft de veiligheidsproblemen die te maken
hebben met de gevels van onder meer het Hilton-hotel in
Rotterdam, de Achmea-toren in Leeuwarden, de Pharostoren in Hoofddorp en de Malie-toren in Den Haag. Uit
het rapport blijkt dat veiligheidsproblemen kunnen worden
veroorzaakt door zowel een gebrekkig ontwerp als door
uitvoeringsfouten: het gaat dan om losgelaten of gevallen
gevelbekleding, waardoor schade wordt veroorzaakt.
Dit hoofdstuk belicht deze veiligheidsproblemen vanuit
een juridische invalshoek. De bij de bouw betrokken
partijen komen ter sprake én de standaardvoorwaarden
die in de bouw gangbaar zijn. Voorts wordt aan de hand
van een fictief voorbeeld onderzocht welke partij welke
schade moeten dragen en welke aansprakelijkheidsbeperkingen kunnen gelden. Dit voorbeeld is gebaseerd op
enkele voorvallen uit het rapport van de Onderzoeksraad
voor de Veiligheid.
6.1Bouwcontractvormen
Er is geen eenduidig antwoord te geven op de vraag
‘wie is verantwoordelijk voor welk deel van de bouw en
aansprakelijk voor de schade ontstaan door een gebrek
in de bouw?’. Dat antwoord hangt onder meer af van
het contract tussen de partijen in het bouwproces en de
inhoud van hun overeenkomst. In de loop van de tijd is
een aantal verschillende bouwcontractvormen ontwikkeld.
De verschillen tussen de bouwcontractvormen liggen met
name in de mate van invloed van de opdrachtgever en de
aannemer op het ontwerp. De twee uiterste varianten zijn
de klassieke driehoek en het turnkey model.
•• De klassieke driehoek (of traditionele bouwmodel) is
het model, waarbinnen de opdrachtgever het (door
een architect vervaardigde) ontwerp aan de aannemer
verstrekt, die vervolgens het ontwerp uitvoert. De
opdrachtgever sluit afzonderlijk met de adviseur en de
aannemer een contract af. De aannemer heeft binnen
dit model niet of nauwelijks invloed op het ontwerp. De
aannemer is dan ook in beginsel niet aansprakelijk voor
ontwerpfouten.
•• Het turnkey model is de tegenovergestelde variant.
Hierbij draagt de aannemer zorg voor zowel het
ontwerp als de uitvoering, zonder dat de opdrachtgever daarop enig invloed heeft, anders dan dat hij
vooraf zijn programma van eisen heeft opgegeven. De
aannemer is in dit model volledig verantwoordelijk voor
het ontwerp en en uitvoering en daarom aansprakelijk
voor ontwerp- en uitvoeringsgebreken.
Tussen het klassieke model – waarin de aannemer
(vrijwel) geen verantwoordelijkheid heeft voor en geen
invloed heeft op het ontwerp – en het turnkey model –
waarin de aannemer de volledige verantwoordelijkheid
heeft voor zowel het ontwerp als de uitvoering – bestaat
een groot aantal varianten.
Binnen het bouwteam wordt de aannemer al in de ontwerpfase bij het project betrokken[2]. De aannemer trekt
daarmee enige verantwoordelijkheid voor het ontwerp
naar zich toe.
Wanneer de aannemer zorgt voor het ontwerp en de
uitvoering (zoals in het turnkey model), maar de opdrachtgever zeggenschap behoudt over wat er wordt gebouwd,
kan worden gekozen voor een zogeheten geïntegreerd
contract[3]. Hiervoor zijn de UAV GC 2005 in het leven
geroepen met een bijbehorend modelcontract. De (combinatie van) uitvoerende partijen ontwerpen en realiseren
niet alleen, maar zorgen tevens bijvoorbeeld voor het
planmatig onderhoud en de financiering[4]. Tevens kan
worden gekozen voor een door de overheid als opdrachtgever samen met de aannemer / ontwikkelaar op te
richten alliantie, waarbinnen partijen zowel winsten als
verliezen delen[5].
Dit hoofdstuk gaat hierna uit van de rechtsverhoudingen
en de aansprakelijkheidsregels volgens de klassieke
driehoek of traditionele bouwmodel, aangezien nog
steeds verreweg de meeste bouwwerken op deze wijze
tot stand komen[6].
6.2 Fictief voorbeeld
Van een kantoortoren, die twee jaar geleden is opgeleverd, laten enkele gevelpanelen los. Eén paneel valt naar
beneden en beschadigd daarbij een geparkeerde auto.
De eigenaar van het pand – die tevens de initiatiefnemer
was voor de ontwikkeling van de toren en opdrachtgever van de ontwerpende en uitvoerende partijen – geeft
een onderzoeksbureau opdracht de ophanging van de
gevelpanelen te onderzoeken. Het onderzoeksbureau
constateert dat in het ontwerp van de gevel onvoldoende
rekening is gehouden met de windbelasting. Daarnaast
worden uitvoeringsgebreken geconstateerd: de ankers
Constructieve veiligheid van gevels | SBR 29
veiligegevels-5dec.indd 29
29-2-2012 9:16:54
zijn niet op de juiste wijze aangebracht. Het onderzoeksbureau adviseert alle gevelpanelen met extra ankers in
roestvast staal te bevestigen. De eigenaar van de kantoortoren laat deze werkzaamheden uitvoeren. Enkele
huurders krijgen een korting op de huur, aangezien zij
overlast hadden van de werkzaamheden aan de gevel. De
volgende schadeposten doen zich voor:
•• kosten van het herstel van de gevel, zowel het plaatsen
van een nieuw gevelpaneel ter vervanging van de
gevallen paneel als het bevestigen van de gevelpanelen met extra ankers in roestvast staal;
•• schade aan de auto;
•• schade wegens korting op de huur;
•• onderzoekskosten;
•• juridische kosten.
kan worden verweten dat de gevelpanelen zijn gevallen.
De eigenaar van een opstal is aansprakelijk voor de
schade voortvloeiende uit een gebrek, louter omdat hij de
eigenaar is.
In de volgende paragrafen komt de rechtspositie van
de verschillende partijen in de bouw aan de orde: de
opdrachtgever, de adviseur en de aannemer. Voor elke
partij wordt nagegaan wie voor welke schadepost aansprakelijk zou kunnen zijn en wat de betreffende partij
daartegen zou kunnen aanvoeren.
6.4Andere partijen in de bouw
6.3Eigenaar
Initiatieffase
De opdrachtgever is de initiatiefnemer van de bouw. Hij
zorgt voor een bouwkavel en de financiering, zorgt veelal
voor de bouwvergunningaanvraag en sluit contracten met
de adviseurs in de bouw en met de aannemer(s).
In het Nederlandse rechtssysteem moet eenieder zijn of
haar eigen schade dragen, tenzij de wet een rechtsgrond
biedt om de schade op een ander te verhalen. In het
Burgerlijk Wetboek (BW) bevat een aantal rechtsgronden
op basis waarvan degene die schade heeft geleden deze
kan verhalen op degene die de schade heeft veroorzaakt.
De belangrijkste rechtsgronden zijn de toerekenbare
tekortkoming in de nakoming van een verbintenis[7] en de
onrechtmatige daad[8].
Daarnaast schept de wet in een aantal gevallen een
zogeheten risicoaansprakelijkheid. Een voorbeeld daarvan
is art. 6:174 BW, waarin is bepaald dat de bezitter van
een opstal aansprakelijk is voor schade – kort gezegd –
voortvloeiende uit een gebrek aan zijn opstal.
Van een gebrekkige opstal is sprake, indien deze niet
voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven
omstandigheden mag stellen. Uiteraard behoren gevelpanelen niet los te laten. Daarmee is de aansprakelijkheid
van de eigenaar voor de door het gevallen gevelpaneel
veroorzaakte schade in beginsel gegeven. Kenmerkend
voor risicoaansprakelijkheid is dat het niet uitmaakt of
de eigenaar weet had van het gebrek in de ophanging
van de gevelpanelen. Evenmin is relevant of de eigenaar
Aangezien de eigenaar aansprakelijk is voor schade veroorzaakt door gebreken aan zijn opstal, kan de eigenaar
van de auto die is geraakt door een gevallen gevelpaneel
de eigenaar met succes aanspreken. De eigenaar van de
opstal moet de schade aan de auto vergoeden.
Kan de eigenaar de door hem vergoede schade aan de
auto – evenals de door hem geleden schade zoals de
huurschade, de onderzoekskosten, de juridische kosten
en de kosten van herstel van de gevel – verhalen op één
van de andere partijen in de bouw?
Voordat de aansprakelijkheidsregels in de bouw worden
behandeld, volgt eerst een overzicht van de fasen in het
bouwproces en de daarbij horende partijen.
Ontwerpfase
De opdrachtgever schakelt één of meer adviseurs
(architect, constructeur, bouwfysisch adviseur) in voor het
vervaardigen van het ontwerp dat wordt omschreven in
een bestek. Dit bestek bestaat uit algemene bepalingen,
de technische beschrijving van het werk en tekeningen.
De overeenkomst die de opdrachtgever sluit met een
adviseur in de bouw is een overeenkomst van opdracht[9].
Op de overeenkomst tussen opdrachtgever en adviseur in
de bouw is doorgaans De Nieuwe Regeling 2005 (DNR
2005) van toepassing. DNR 2005 bevat door de Bond
van Nederlandse Architecten (BNA) en de Brancheorganisatie van advies-, management- en onderzoeksbureaus
(ONRI) opgestelde standaardvoorwaarden, die inmiddels
veel worden gebruikt. Onderdeel van DNR 2005 is de
Standaard Taakbeschrijving (de ‘kruisjeslijst’), op basis
waarvan de taakverdeling tussen de verschillende partijen
wordt vastgelegd.
30 SBR | Constructieve veiligheid van gevels
veiligegevels-5dec.indd 30
29-2-2012 9:16:55
DNR 2005 is de opvolger van de SR 1997 (de standaardvoorwaarden voor architect) en de RVOI 2001 (de
standaardvoorwaarden voor de raadgevend ingenieur).
Uitvoeringsfase
Zodra het bestek gereed is en de bouwvergunning is
verkregen, kan de aannemer met de uitvoering beginnen.
Een overeenkomst met de aannemer is een overeenkomst
van aanneming van werk[10]. Op de overeenkomst tussen
aannemer en opdrachtgever zijn meestal de Uniforme
Administratieve Voorwaarden 1989 (UAV 1989) van
toepassing. De UAV 1989 regelen de rechtsverhouding
tussen de aannemer en de opdrachtgever. Schematisch
wordt de klassieke driehoek weergegeven in figuur 6-1.
Uit deze figuur kan de conclusie worden getrokken dat
er tevens sprake is van een contractuele relatie tussen
de adviseur in de bouw en de aannemer, maar dat is niet
het geval. Niettemin hebben de ontwerpende adviseur en
de uitvoerende aannemer invloed op elkaars werkzaamheden. Zo bestaat er over en weer waarschuwingsplicht
voor klaarblijkelijke fouten in het ontwerp van de één en
de uitvoering door de ander.
Figuur 6-1 De klassieke driehoek.
6.5Adviseur in de bouw
Het rapport van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid
vermeldt een aantal fouten in het ontwerp als oorzaak van
de gebreken aan de gevel. Voorbeelden zijn een onvoldoende inschatting van de windbelasting en onvoldoende
sterkte van de in het bestek voorgeschreven materialen.
In het fictieve voorbeeld constateert het onderzoeksbureau dat de adviseur onvoldoende rekening heeft
gehouden met de windbelasting. Dat is één van de
oorzaken van het vallen van het gevelpaneel. Kan de
eigenaar de adviseur aanspreken?
Toerekenbare tekortkoming
De opdrachtgever kan de adviseur slechts aanspreken
indien daarvoor een wettelijke grondslag bestaat. Deze
grondslag is te vinden in art. 6:74 BW. Hierin is bepaald
dat de schuldenaar bij elke tekortkoming in de nakoming
van een verbintenis verplicht is de schade te vergoeden
die de schuldeiser daardoor lijdt. In de DNR 2005 – die
de overeenkomst tussen opdrachtgever en adviseur in de
bouw regelt – is de bepaling over de toerekenbare tekortkoming toegepast op de relatie tussen opdrachtgever
en adviseur[11]. De adviseur is jegens de opdrachtgever
aansprakelijk:
1a indien er sprake is van een toerekenbare tekortkoming; en
1b de opdrachtgever de adviseur schriftelijk in gebreke
heeft gesteld en daarbij de adviseur heeft gesommeerd om de gevolgen van de tekortkoming binnen
een redelijke termijn te herstellen; en bovendien
1c de adviseur aan deze sommatie niet of niet tijdig
heeft voldaan.
Een toerekenbare tekortkoming is een tekortkoming die
een goed en zorgvuldig handelend adviseur onder de
betreffende omstandigheden – en met inachtneming
van de normale oplettendheid, met de voor de opdracht
vereiste vakkennis en middelen uitgerust – heeft kunnen
en behoren te vermijden[12].
In het fictieve voorbeeld heeft de adviseur in het ontwerp
verzuimd rekening te houden met de windbelasting.
Het onderzoeksbureau bepaalde dat aan de hand van
concrete criteria, opgenomen in het Bouwbesluit en de
Bouwverordening. Het Bouwbesluit verwijst naar onder
meer NEN 6700 en NEN 6702, waarin de belastingeisen en de toelaatbare vervormingen voor bouwconstructies zijn gegeven[13]. Wanneer de berekeningen
van de adviseur niet voldoen aan de in NEN 6700 en
6702 geformuleerde normen, is dat een aanwijzing dat
de adviseur niet heeft gehandeld zoals van een goed en
zorgvuldig adviseur mag worden verwacht.
Wanneer de opdrachtgever verzuimt de ontwerpend
adviseur in gebreke te stellen en hem vervolgens in de
gelegenheid stelt de gevolgen van een tekortkoming te
herstellen, dan verliest de opdrachtgever daarmee in
beginsel de mogelijkheid de adviseur aan te spreken.
Het niet uitbrengen (vergeten) van een ingebrekestelling kan dan ook fatale gevolgen hebben. Overigens
zijn er omstandigheden denkbaar dat de adviseur wél
aansprakelijkheid is zonder dat hij in de gelegenheid
wordt gesteld de gevolgen van een toerekenbare tekortConstructieve veiligheid van gevels | SBR 31
veiligegevels-5dec.indd 31
29-2-2012 9:16:56
koming te herstellen. Wanneer de adviseur in het fictieve
voorbeeld aansprakelijk zou zijn voor de schade aan
de auto, vervalt de aansprakelijkheid niet wanneer de
adviseur niet in de gelegenheid wordt gesteld de schade
aan de auto te repareren[14]. Niettemin moet de opdrachtgever de adviseur aansprakelijk stellen[15].
Aansprakelijkheidsbeperkingen in DNR 2005
Indien komt vast te staan dat de adviseur toerekenbaar
is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verbintenis uit
de overeenkomst van opdracht, staat daarmee in beginsel
de aansprakelijkheid van de adviseur vast. De opdrachtgever – die de adviseur wil aanspreken tot vergoeding
van de door de opdrachtgever geleden schade – wordt
vervolgens geconfronteerd met de aansprakelijkheidsbeperkingen in art. 14, 15 en 16 DNR 2005. Deze artikelen
worden hierna kort besproken.
Artikel 14. Op grond van art. 14 DNR 2005 is de
adviseur slechts gehouden de door de opdrachtgever als
gevolg van de toerekenbare tekortkoming geleden directe
schade te vergoeden. De adviseur is voor niet directe
schade niet aansprakelijk. Wat ‘directe’ en ‘niet directe’
schade is, is niet precies te zeggen. Deze termen zijn
namelijk niet gedefinieerd in de wet of in DNR 2005. Of
een bepaalde schadepost directe of indirecte schade is,
hangt af van de omstandigheden van het geval. Directe
schade is te omschrijven als schade[16] die in een direct
oorzakelijk verband staat tot de gebeurtenis waarop
de aansprakelijkheid van de adviseur berust[17]. Of er
sprake is van een direct oorzakelijk verband moet worden
bepaald aan de hand van de omstandigheden van het
geval. DNR 2005 bepaalt in art. 14 lid 2 wat in elk geval
behoort tot de niet directe schade, namelijk: bedrijfsschade, productieverlies, omzet- en winstderving, waardevermindering van producten, evenmin als bedragen die
in de uitvoeringskosten zijn begrepen als het werk van
aanvang af goed zou zijn uitgevoerd. De aansprakelijkheid
voor deze schade is in art. 14 lid 1 DNR 2005 uitgesloten.
In het fictieve voorbeeld is een gevelpaneel van het
gebouw gevallen. De kosten van het opnieuw aanbrengen
van dat gevelpaneel is zonder meer directe schade die
op de adviseur kan worden gevorderd. De voorwaarde
is wel dat kan worden aangetoond dat het gebrek aan
de adviseur is toe te rekenen. Het feit dat alle panelen
met extra ankers van roestvast staal moeten worden
bevestigd, lijkt een direct gevolg van de tekortkoming aan
de zijde van de adviseur. Ook deze kosten zullen normaal
gesproken worden gekwalificeerd als directe schade. Stel
nu dat de adviseur kan aantonen dat hij expliciet heeft
gewaarschuwd voor het ontbreken van een deugdelijke
ophanging, maar dat de opdrachtgever die waarschuwing
in de wind heeft geslagen. In dat geval zijn de kosten wel
te kwalificeren als directe schade, maar is er geen sprake
van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van de
adviseur.
De door de eigenaar toegekende huurkorting en de
aan de eigenaar van de auto vergoede schade zijn niet
specifiek genoemd in de (niet-limitatieve) opsomming van
art. 14 DNR. Op grond van rechtspraak van de Raad van
Arbitrage voor de Bouw[18] mag worden aangenomen dat
huurkorting geen directe schade is, zodat de aansprakelijkheid daarvoor op grond van art. 14 DNR is uitgesloten. Op de vraag, of de schade aan de auto directe of
indirecte schade is, is in de rechtspraak geen eenduidig
antwoord te vinden. Aangenomen mag worden dat er
een voldoende direct oorzakelijk verband bestaat tussen
de gebeurtenis (het vallen van het gevelpaneel) en de
uiteindelijke schade aan de auto, zodat de schade aan de
auto onder het begrip directe schade valt. Wanneer deze
aanname juist is, is de adviseur voor de schade aan de
auto aansprakelijk.
Artikel 15. De schade die de adviseur moet vergoeden is
per opdracht beperkt tot het bedrag van de advieskosten
met een maximum van € 1.000.000.
Artikel 16. Elke aansprakelijkheid vervalt door
ommekomst van vijf jaar na het voltooien van de opdracht.
De opdracht is voltooid wanneer de einddeclaratie is
verzonden óf – in het geval de einddeclaratie wordt
verzonden ná de datum van oplevering – op de datum van
oplevering van het werk.
Het vervallen van de aansprakelijkheid houdt in dat een
vordering –ingesteld bij de rechtbank of de Raad van
Arbitrage voor de Bouw na verloop van vijf jaren na de
voltooiing van de opdracht – niet-ontvankelijk is. Dat
betekent dat deze vordering niet in behandeling wordt
genomen. Op grond van deze bepaling in art. 16 kan een
vervaltermijn spoedig na oplevering zijn verstreken, zoals
het volgende voorbeeld laat zien. Een adviseur op het
gebied van het bevestigen van gevelpanelen is betrokken
bij het schrijven van het bestek. Zodra het bestek
gereed is, dient hij een eindfactuur in. Het pand wordt
gebouwd en vier jaar nadat de adviseur zijn eindfactuur
32 SBR | Constructieve veiligheid van gevels
veiligegevels-5dec.indd 32
29-2-2012 9:16:57
heeft ingediend, is het opgeleverd. Wanneer twee jaar
na oplevering een gevelpaneel van het gebouw valt én
wordt vastgesteld dat het gebrek is veroorzaakt door een
rekenfout van de geveladviseur, kan de opdrachtgever de
adviseur niet meer aanspreken. De vervaltermijn van vijf
jaar volgens art. 16 lid 1 DNR 2005 is immers al een jaar
verstreken.
De opdrachtgever is op grond van art. 16 lid 2 DNR
2005 niet ontvankelijk in zijn vordering, wanneer hij niet
met bekwame spoed – na het constateren van de tekortkoming – de adviseur daarvoor in gebreke stelt. Ingebrekestelling moet schriftelijk gebeuren. In het algemeen
wordt aangenomen dat een ingebrekestelling binnen
twee maanden na het constateren van het gebrek tijdig
is[19]. Binnen twee jaar na de ingebrekestelling moet de
opdrachtgever een vordering tegen de adviseur bij de
rechtbank of Raad van Arbitrage voor de Bouw aanhangig
maken. Laat de opdrachtgever dat na, dan vervalt zijn
vorderingsrecht.
Contracten met adviseurs in de bouw
De opdrachtgever die aan een adviseur in de bouw
opdracht wil geven kan van bovenstaande bepalingen
afwijken. Dat gebeurt dan ook veelvuldig. Voorbeelden
van bepalingen waarvan wordt afgeweken, zijn:
•• art. 14 lid 1 DNR 2005: opdrachtgevers bedingen dat
de adviseur tevens aansprakelijk is voor niet directe
schade;
•• art. 15 lid 1 DNR 2005: opdrachtgevers bedingen dat
de adviseur tevens aansprakelijk is voor schade die
hoger is dan het bedrag aan advieskosten. Partijen
komen bijvoorbeeld overeen dat de aansprakelijkheid
beperkt is tot € 2.500.000.
•• art. 16 leden 1 en 3 DNR 2005: opdrachtgevers
bedingen dat de adviseur aansprakelijk is tot vijf jaar na
oplevering van het werk in plaats van tot vijf jaar na het
indienen van de einddeclaratie.
Partijen kunnen voorts overeenkomen dat de aansprakelijkheidsverzekeraar wordt verzocht om bij de dekking
rekening te houden met deze aangepaste voorwaarden.
Opdrachtgevers zijn meestal bereid de extra verzekeringspremies te vergoeden die gepaard gaan met dergelijke aanvullende voorwaarden.
6.6Aannemer
Uit het rapport van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid
blijkt dat de oorzaak van het loslaten van de gevelpanelen
in veel gevallen te wijten is aan een onjuiste montage;
dus aan een uitvoeringsfout. De ankers zijn bijvoorbeeld
niet goed vastgezet of de gevelpanelen zijn verlijmd op
een onjuist geprepareerde ondergrond. In het fictieve
voorbeeld stelt het onderzoeksbureau vast dat de ankers
op onjuiste wijze zijn aangebracht. Kan de opdrachtgever
de schade op de aannemer verhalen?
Meestal zijn op de rechtsverhouding tussen aannemer en
opdrachtgever de UAV 1989 van toepassing. Op grond
van par. 12 lid 1 UAV 1989 is de aannemer niet meer
aansprakelijk na de oplevering van het werk. Oplevering
van het werk houdt in dat het werk is opgenomen en vervolgens door de opdrachtgever is goedgekeurd. Wanneer
partijen een onderhoudstermijn na oplevering zijn overeengekomen is de aannemer niet meer aansprakelijk na
ommekomst van de onderhoudstermijn. Deze bepaling
lijdt uitzondering:
•• indien het werk binnen een periode van twintig jaren
na het einde van de onderhoudstermijn teniet gaat of
dreigt teniet te gaan[20]. De termijn van twintig jaar is
een verjaringstermijn.
•• indien binnen vijf jaar na het einde van de onderhoudstermijn sprake blijkt te zijn van een ‘verborgen gebrek’
dat te wijten is aan de aannemer, aan zijn leverancier of
onderaannemer. Genoemde termijn van vijf jaar is een
vervaltermijn.
Volgens de UAV 1989 is er sprake van een verborgen
gebrek wanneer het gebrek ondanks nauwlettend toezicht
tijdens de uitvoering – dan wel bij het opnemen van het
werk door de directie – redelijkerwijs niet had kunnen
worden onderkend. De opdrachtgever moet aantonen
dat het verborgen gebrek is te wijten aan de aannemer.
De wet schrijft voor dat de opdrachtgever de aannemer
binnen bekwame tijd van het gebrek in kennis stelt[21]. De
term ‘bekwame tijd’ moet per geval worden beoordeeld;
meestal is een klacht binnen twee maanden ‘binnen
bekwame tijd’. Het verdient de voorkeur dit schriftelijk te
doen in verband met bewijsproblemen. Stelt de opdrachtgever de opdrachtnemer niet in kennis, dan kan hij op het
gebrek in de prestatie geen beroep meer doen.
Wanneer de opdrachtgever de aannemer aanspreekt
op grond van een verborgen gebrek dan verweert de
Constructieve veiligheid van gevels | SBR 33
veiligegevels-5dec.indd 33
29-2-2012 9:16:57
aannemer zich mogelijk met de stelling dat hij de werkzaamheden heeft uitgevoerd conform de instructies van
of namens de opdrachtgever. De opdrachtgever is voor
die instructies verantwoordelijk en voor gebreken voortvloeiende uit onjuiste instructies, aansprakelijk[22], tenzij de
aannemer zijn waarschuwingsplicht heeft geschonden[23].
De aannemer kan onder omstandigheden aansprakelijk zijn voor onjuiste instructies die door of namens de
opdrachtgever zijn gegeven. Zowel de wet als de UAV
1989 kent een waarschuwingsplicht voor de aannemer
wanneer de constructies, werkwijzen, orders en aanwijzingen die de opdrachtgever voorschrijft klaarblijkelijke
fouten bevatten of gebreken vertonen. Deze fouten en
gebreken moeten zodanig van aard zijn dat de aannemer
in strijd handelt met de door hem in acht te nemen goede
trouw wanneer hij toch tot uitvoering overgaat zonder de
opdrachtgever of diens toezichthouder op deze fouten en
gebreken te wijzen. Laat de aannemer na om te waarschuwen, dan is hij voor de gevolgen daarvan aansprakelijk[24].
In het fictieve voorbeeld zijn enkele schadeposten
omschreven. De opdrachtgever kan de aannemer aanspreken voor de directe schade, voortvloeiende uit het
gebrek in de uitvoering. Dat zijn in elk geval de kosten
van herstel van de gevel en de schade aan de auto. Is
de aannemer gehouden de indirecte schade – zoals de
huurkorting – te vergoeden? De Raad van Arbitrage voor
de Bouw oordeelde[25] dat noch uit de systematiek van de
UAV 1989, noch uit de bewoordingen van par. 12 UAV
1989 is af te leiden dat de aannemer slechts aansprakelijk zou zijn voor schade uit het gebrek zelf. De aannemer
is derhalve óók voor niet directe schade aansprakelijk. Er
moet echter altijd wel sprake zijn van voldoende oorzakelijk verband tussen het uitvoeringsgebrek en de daaruit
voortvloeiende schade. De huurkorting staat vermoedelijk
in voldoende oorzakelijk verband. Wanneer de eigenaar
van de auto vanwege de schade te laat op zijn werk komt
en hij daardoor wordt ontslagen, kan geen oorzakelijk
verband worden aangenomen. De eigenaar van de auto
kan de aannemer (en overigens ook de eigenaar en de
adviseur) niet kunnen aanspreken.
6.7Schadeposten
Het fictieve voorbeeld is gebruikt om inzichtelijk te maken
wat het onderscheid is tussen directe en indirecte
schade en wat de gevolgen zijn van dat onderscheid. Op
grond van DNR 2005 is aansprakelijkheid uitgesloten
voor schadeposten die gelden als niet-directe schade.
Op grond van de UAV 1989 geldt deze beperking niet.
Niettemin moet er wel sprake zijn van voldoende oorzakelijk verband, wil er sprake zijn van toerekening van schade
aan de aannemer.
Wat nu als beide schadeveroorzakende omstandigheden kunnen worden aangetoond? De opdrachtgever kan
bewijzen dat de adviseur en de aannemer beide tekort
zijn geschoten. In dat geval doet de opdrachtgever er
verstandig aan zowel de adviseur als de aannemer aan te
spreken en zo nodig in rechte te betrekken. De rechter (of
de Raad van Arbitrage) maakt dan uit welk deel van de
schade voor wiens rekening komt.
Het geniet de voorkeur om een dergelijk geschil in
één procedure te behandelen. Om deze reden is het
raadzaam in de afzonderlijke overeenkomsten met de
adviseur en de aannemer hetzelfde rechtsprekende
orgaan aan te wijzen. Daarbij moet worden bedacht dat
de Raad van Arbitrage voor de Bouw op grond van de
UAV 1989 de bevoegde instantie is. DNR 2005 stelt
dat áls er voor arbitrage wordt gekozen, de Raad van
Arbitrage voor de Bouw de bevoegde instantie is. Wordt
er geen keuze gemaakt, dan is de Rechtbank bevoegd.
De Raad van Arbitrage oordeelt in dat geval over de aansprakelijkheid van de aannemer en de rechtbank over de
aansprakelijkheid van de adviseur. Deze rechtsprekende
instanties stemmen hun oordeel niet op elkaar af, zodat
het mogelijk is dat de opdrachtgever in beide procedures
achter het net vist.
6.8 Kosten onderzoek en juridische
bijstand
Kan de opdrachtgever de kosten van onderzoek verhalen
op de adviseur of de aannemer? Stel dat de adviseur of
de aannemer door de Rechtbank of Raad van Arbitrage
voor de Bouw is veroordeeld voor de schade die de
opdrachtgever heeft geleden. In dat geval kan de adviseur
of de aannemer tevens worden veroordeeld in het
vergoeden van de kosten van het onderzoeksbureau, mits
de opdrachtgever die kosten in rechte heeft gevorderd.
De opdrachtgever kan veroordeling vorderen tot betaling
van vermogensschade. Onder vermogensschade wordt
mede verstaan de redelijke kosten voor het vaststellen
van de schade en de aansprakelijkheid[26].
34 SBR | Constructieve veiligheid van gevels
veiligegevels-5dec.indd 34
29-2-2012 9:16:57
De kosten van juridische bijstand kunnen worden onderverdeeld in buitengerechtelijke kosten en de proceskosten. De Rechtbank en de Raad van Arbitrage voor de
Bouw wijzen in de regel een tegemoetkoming in deze
kosten toe, waarbij uitsluitend redelijke buitengerechtelijk
kosten worden toegewezen en de proceskosten worden
vastgesteld aan de hand van de hoogte van de vordering.
De tegemoetkoming is zodanig dat degene die gelijk krijgt
niettemin een (aanzienlijk) deel van de kosten van juridische bijstand voor eigen rekening zal moeten nemen.
6.9Eigenaar niet zijnde opdrachtgever
Hiervoor is uitgegaan van een situatie waarin de
opdrachtgever zowel de adviseur als de aannemer rechtstreeks kan aanspreken. Vaak is de opdrachtgever echter
niet de eigenaar op het moment van het constateren van
het bouwgebrek. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer
de opdrachtgever en de initiatiefnemer van de bouw het
gebouw, of delen daarvan, al hebben verkocht.
De koper kan echter de aannemer en de adviseur aanspreken. De rechten uit hoofde van de aannemingsovereenkomst en opdracht aan de adviseur gaan met de
verkoop van het pand over aan de nieuwe eigenaar[27].
Dat is in het gangbare model voor een leveringsakte[28]
als volgt opgenomen: “Alle aanspraken die verkoper
ten aanzien van het verkochte kan of zal kunnen doen
gelden tegenover derden, waaronder begrepen bouwers,
(onder)aannemers, installateurs en leveranciers gaan
over op koper voorzover deze voor overgang vatbaar
zijn. Voor zover deze aanspraken niet kunnen gelden als
kwalitatieve rechten als bedoeld in artikel 6: 251 van het
Burgerlijk Wetboek en overdraagbaar zijn, is Verkoper
verplicht op eerste verzoek van koper aan een overdracht
mee te werken.”
Door de aannemer en adviseur in te roepen verjaringsen vervaltermijnen gelden jegens de koper eveneens
onverkort.
6.10Conclusie
Op grond van art. 6:174 BW is de eigenaar (in beginsel)
aansprakelijk voor schade veroorzaakt door een gebrek
aan het opstal. Of de eigenaar weet heeft van het gebrek
doet niet ter zake (risico-aansprakelijkheid). De eigenaar
moet zelf de schade aan zijn pand dragen, alsmede de
schade door de huurkorting en de schade aan de auto,
tenzij de wet hem een rechtsgrond biedt de schade op
derden te verhalen. Daarnaast geldt de bestuursrechtelijke verantwoordelijkheid: op grond van art. 1a en 1b
Woningwet is de eigenaar verplicht te bewerkstelligen dat
het pand veilig is en voorts voldoet aan de eisen van de
Bouwverordening en het Bouwbesluit. Voldoende aanleiding derhalve om als eigenaar te bewerkstelligen dat het
pand aan de te stellen eisen voldoet.
Kan de eigenaar de schade verhalen op de adviseur
vanwege geconstateerde ontwerpfouten? Kan de
eigenaar de schade verhalen op de aannemer vanwege
geconstateerde uitvoeringsgebreken? Ja, dat is mogelijk.
Wanneer kan worden vastgesteld dat de adviseur of
de aannemer toerekenbaar zijn tekortgeschoten, zijn de
adviseur of de aannemer in beginsel voor de schade
aansprakelijk.
Wanneer de opdrachtgever de adviseur of aannemer wil
aanspreken gelden echter diverse obstakels. In het geval
de vallende en loslatende gevelpanelen zijn te wijten aan
een toerekenbare tekortkoming van de adviseur in de
bouw kan hij zich beroepen op de aansprakelijkheidsbeperkingen uit DNR 2005. De adviseur is niet aansprakelijk
voor indirecte schade. Bovendien is de hoogte van de
schadevergoeding gemaximeerd. Daarnaast gelden korte
vervaltermijnen.
De aannemer kan zich beroepen op de aansprakelijkheidsbeperkingen in de UAV 1989. De aannemer is niet
aansprakelijk na oplevering, tenzij er sprake is van een
verborgen gebrek en een (dreigen) tenietgaan van de
bouw. Ten aanzien van verborgen gebreken geldt een
vervaltermijn van vijf jaar na het einde van de onderhoudstermijn. Constateert de eigenaar de gebreken aan de
gevel ná deze vervaltermijn dan kan de opdrachtgever
de aannemer niet meer aanspreken. In tegenstelling tot
de standaardvoorwaarden die de adviseur in de bouw
hanteert sluiten de UAV 1989 de aansprakelijkheid voor
indirecte schade niet uit.
Degene die het initiatief neemt om een bouwwerk te
realiseren moet zich van deze aansprakelijkheidsbeperkingen bewust zijn. Voorafgaand aan het verstrekken van de
opdracht aan de adviseur en het sluiten van de aannemingsovereenkomst moeten de risico’s in kaart worden
gebracht, zodat vooraf afspraken kunnen worden gemaakt
en de risico’s kunnen worden verzekerd. De hoofdregels
van DNR 2005 en UAV 1989 kunnen vooraf worden
uitgesloten. De aansprakelijkheidsbeperkingen die in dit
Constructieve veiligheid van gevels | SBR 35
veiligegevels-5dec.indd 35
29-2-2012 9:16:57
hoofdstuk aan de orde zijn gekomen, zijn bij overeenkomst eenvoudig uit te sluiten. De initiatiefnemer moet
daarover voorafgaand aan de contractvorming nadenken.
Nadenken als de gevelpanelen al zijn gevallen, is te laat.
36 SBR | Constructieve veiligheid van gevels
veiligegevels-5dec.indd 36
29-2-2012 9:16:58
Download