Handleiding gevaarlijke stoffen voor de schoonmaakbranche Versie januari 2007 Inhoudsopgave 1. 1.1 1.2 1.3 Inleiding Inventarisatie van gevaarlijke stoffen Opslag van gevaarlijke stoffen Transport van gevaarlijke stoffen 2. 2.1. 2.2. Stoffeninventarisatie Inleiding Matrix stoffeninventarisatie Tabel 1 Stoffeninventarisatie Tabel 2, WMS symbolen en code Tabel 3 ADR symbolen en code 3. 3.1 3.2. 3.3 3.3.1. 3.3.2. 3.3.3. 3.3.4. 3.3.5. 3.4. 3.5. 3.6. 3.7. 3.8. 3.9 Opslag van gevaarlijke stoffen Inleiding Welke stoffen vallen onder de werkingssfeer van de PGS-15? Bouwkundige eisen aan een opslagvoorziening Relatie met bouwregelgeving Kwaliteit vloeren Kwaliteit stellingen Ventilatie Productopvang Verpakking en etikettering Onverenigbare combinaties Gebruik opslagvoorziening Incidenten met gemorste gevaarlijke stoffen Rook- en vuurverbod, blustoestellen Persoonlijke beschermingsmaatregelen 4. 4.1. 4.2. 4.2.1. 4.2.2. 4.2.3. 4.3. 4.3.1. 4.3.2 4.3.3. 4.3.4 4.3.5. 4.3.6. 4.3.7. Transport van gevaarlijke stoffen Inleiding Algemene voorzieningen voor transport van gevaarlijke stoffen Algemene voorzieningen voor de uitrusting van het voertuig Algemene voorzieningen voor documenten Algemene voorzieningen voor verpakkingen Vrijstellingen. Inleiding Bepalen van vrijstellingsmogelijkheden De gevarenklassen Is mijn product gevaarlijk? Vrijstellingen die samenhangen met de aard van het vervoersproces. (ADR 1.1.3.1) Gelimiteerde hoeveelheden Vrijstelling in samenhang met de vervoerde hoeveelheid per transporteenheid, de zgn. 1000 punten regeling Samenvatting 4.4. Bijlage I Bijlage II Lijst van R-zinnen Lijst van S-zinnen 2 Handleiding Gevaarlijke Stoffen 1. Inleiding Aan opslag en transport van gevaarlijke stoffen worden door de overheid diverse eisen gesteld. OSB heeft daarom voor haar leden drie boekjes samengesteld om hen wegwijs te maken in deze ingewikkelde materie. Deze handleidingen gaan over de inventarisatie, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen. Door de veranderde wetgeving was het noodzakelijk de handleidingen te herschrijven. De drie boekjes zijn daarom aangepast en samengevoegd tot één handleiding. Deze zal alleen elektronisch ter beschikking komen. Dit omdat de huidige ontwikkelingen het noodzakelijk maken de teksten regelmatig aan te passen. Om te kunnen bepalen of de binnen uw bedrijf gebruikte stoffen gevaarlijk zijn, dient er altijd eerst een inventarisatielijst van deze stoffen te worden opgesteld. De handleiding bevat hiertoe een toelichting plus een model voor een inventarisatielijst. Vervolgens dient u na te gaan of de eventueel door u gebruikte gevaarlijke stoffen op de juiste wijze zijn opgeslagen. De handleiding biedt ook hier de nodige informatie, gebaseerd op de nieuwe Richtlijn Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen, de zogenaamde Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen deel 15 (PGS-15). Doorgaans dient u hiervoor te beschikken over een vergunning Wet Milieubeheer. Bestaande vergunningen zijn gebaseerd op de CPR 15-1. Bestaande vergunningen Wet Milieubeheer verleend op basis van de CPR 15 blijven van kracht. Het bevoegd gezag kan alleen nadere eisen stellen voor wat betreft de brandveiligheid voorzieningen, voor zo ver deze niet voldoen aan de stand der techniek. Bij een volledige revisie van de vergunning Wet Milieubeheer en bij nieuwe vergunningen geldt de PGS-15 als leidraad en speelt de CPR 15 geen rol meer. Bij een veranderingsvergunning en een deelwijziging op aanvraag van de vergunninghouder blijft het regime van de bestaande vergunning op basis van de CPR 15 van kracht. In geval ambtenaren toch de mening zijn toegedaan dat de CPR 15 nog van toepassing is bij een volledige revisie of een nieuwe vergunning kan het raadzaam zijn hen te verwijzen naar Infomil * om zich daar nader te informeren over de toepassing van de CPR c.q. de PGS-15. Voordat u aanpassingen aan de opslag laat uitvoeren is het dringend aan te raden altijd eerst met het bevoegd gezag te overleggen over de door het bevoegd te stellen eisen. Ook als u gevaarlijke stoffen vervoert, dient u aan een aantal eisen te voldoen. Bovendien kunt u wellicht gebruik maken van een (gedeeltelijke) vrijstellingsregeling. Hoe deze vrijstellingsregeling werkt en of deze voor u van toepassing is, kunt u eveneens bepalen met deze handleiding. Overigens zijn de twee aspecten Opslag en Transport slechts een klein deel van de regelgeving waarmee schoonmaakbedrijven bij het omgaan met gevaarlijke stoffen te maken kunnen krijgen. Deze handleiding zegt namelijk niets over (veelal complexe!) zaken als de lozingsregelgeving van bedrijfsafvalwater en het transport van afval plus afvalwater. Verder kunnen bedrijven te maken krijgen met onder meer regelgeving in het kader van De Algemene Beoordelings Methodiek (ABM) van RIVM, ARBO-regels, Verpakkingswetgeving, Convenanten etc. 3 Ad* -Infomil is een infocentrum voor bedrijven en gemeenten inzake Milieuwetgeving en vergunningen. Dergelijke regelgeving is te complex en/of te uitgebreid om in deze handleiding mee te nemen. Hier wordt volstaan met het signaleren van genoemde problematiek en het verwijzen naar deskundigen en de betrokken instanties. 1.1. Inventarisatie van gevaarlijke stoffen Om vast te kunnen stellen of er specifieke eisen worden gesteld aan de opslag en het transport van stoffen, dient eerst een deugdelijke inventarisatie te worden uitgevoerd. Het samenstellen van een inventarisatielijst zal in eerste instantie redelijk veel tijd kosten, doch is noodzakelijk omdat deze lijst veel inzicht verschaft over de gebruikte stoffen en vooral aan de daaraan verbonden gevaren 1.2. Opslag van gevaarlijke stoffen Aan de opslag van gevaarlijke stoffen wordt een aantal eisen gesteld. Deze eisen zijn afhankelijk van de opgeslagen hoeveelheden en het specifieke gevaar dat bepaalde stoffen of combinaties van stoffen geven. De Sandoz-ramp in Basel in 1986 is destijds aanleiding geweest voor de ontwikkeling van richtlijnen voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen, de zogenaamde CPR 15-richtlijnen. De richtlijnen in de CPR 15-serie zijn nu in geactualiseerde vorm samengevoegd tot een nieuwe richtlijn in de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen, de PGS-15. In deze richtlijn zijn de regels opgenomen voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen, waarmee een aanvaardbaar beschermingsniveau voor mens en milieu wordt gerealiseerd. Voor de bepaling van het vereiste beschermingsniveau is uitgegaan van de huidige stand der techniek die geldt voor de bouwkundige uitvoering van opslagvoorzieningen, brandbestrijdingssystemen en arbeidsmiddelen. De voorschriften in de richtlijn vormen een nadere invulling van de bepalingen van de Wet milieubeheer, de Arbeidsomstandighedenweten regelgeving en het Bouwbesluit. 1.3 Transport van gevaarlijke stoffen In deze handleiding staat beschreven hoe binnen de schoonmaakbranche invulling kan worden gegeven aan het transport van gevaarlijke stoffen over de weg binnen Nederland. Tevens wordt de mogelijkheid beschreven om dergelijk transport uit te voeren zonder aan de gehele ADR (transport)-wetgeving te moeten voldoen. Een en ander is mogelijk door gebruik te maken van een zogenaamde “vrijstellingsregeling”, die in de wetgeving is opgenomen. Dit is overigens een vrij complexe materie! Indien het niet mogelijk of haalbaar is binnen de aangegeven beperkingen te vervoeren, valt het transport van gevaarlijke stoffen altijd onder de ADR-wetgeving en dienen uitgebreide maatregelen te worden getroffen. In dat geval wordt doorverwezen naar de wetgeving zelf. Let op: Deze handleiding is gebaseerd op de ADR-2007 en de huidige wet- en regelgeving. Voor details en exacte interpretatie wordt u verwezen naar de officiële wettekst. Het ADR zal per 1 januari 2009 wijzigen, waarschijnlijk zal er ook dan een overgangstermijn zijn tot en met 30 juni 2009. 4 2. Stoffeninventarisatie 2.1. Inleiding. Om vast te kunnen stellen of er specifieke eisen worden gesteld aan de opslag en het transport van stoffen, dient eerst een deugdelijke inventarisatie te worden uitgevoerd. Het samenstellen van een inventarisatielijst zal in eerste instantie redelijk veel tijd kosten, doch is noodzakelijk omdat deze lijst veel inzicht verschaft over de gebruikte stoffen en vooral aan de daaraan verbonden gevaren. Het is van belang hier te vermelden dat schoonmaakbedrijven in het algemeen te maken hebben met producten, die op hun beurt zijn samengesteld uit een aantal stoffen in bepaalde verhoudingen. In de verdere handleiding zal echter (aansluitend op de elders gebruikte terminologie) worden gesproken over stoffen. De inventarisatielijst is het uitgangspunt voor het bepalen van de eventuele eisen die aan de opslag en het transport van de gevaarlijke stoffen in uw bedrijf worden gesteld. De matrix stoffeninventarisatie (zie voorbeeld in tabel 1) is het uitgangspunt voor het vastleggen van de eisen die aan het transport en de opslag van de gevaarlijke stoffen in uw bedrijf worden gesteld. Voor het invullen van de stoffeninventarisatie heeft u de, bij de stoffen horende, veiligheidsinformatiebladen (VIB) of in het Engels het Material Safety Datasheet (MSDS) nodig. Een leverancier is verplicht om een recente versie van een veiligheidsinformatieblad aan u te verstrekken, indien het een product is dat als gevaarlijk wordt beschouwd. In de andere gevallen kunt een exemplaar bij uw leveranciers opvragen. Gezien het dynamische karakter van wetgeving is het een goed principe om een VIB dat ouder is dan 2 jaar als verouderd te beschouwen. 2.2. Matrix stoffeninventarisatie. De stoffenlijst kan op verschillende manieren gestalte worden gegeven. U kunt alle stoffen invoeren op alfabet, u kunt onderscheid maken tussen stoffen die niet als gevaarlijk worden beschouwd en die welke voor WMS en/of ADR zijn ingedeeld. Hier geldt eigenlijk dat u de indeling naar eigen voorkeur kunt maken. Hieronder wordt per kolom uitgelegd wat u kunt invullen en hoe u aan de benodigde informatie kunt komen. Kolom 1, Stofnummer U kunt hier gewoon beginnen bij 1 en dan verder doornummeren. U kunt ook een artikelnummer van uw bedrijf of van de leverancier invullen. Kolom 2, Handelsnaam Hier vult u de naam in van de stof of het middel zoals die op de verpakking en op het VIB staat. Kolom 3, Leverancier Hier vult u de naam en eventueel NAW gegevens van de leverancier in. Dit is nuttig als u in geval van calamiteit snel nadere gegevens wilt opvragen. Ook voor het opvragen van een update van het VIB is het handig hoewel de leverancier eigenlijk verplicht is om ongevraagd updates te sturen. Kolom 4, Datum VIB Hier vult u de afgifte datum en eventueel het versie nummer van het in uw bezit zijnde VIB in. Indien u in de afgelopen 12 maanden dit, als gevaarlijk ingedeeld, product nog heeft gekocht bij uw leverancier, zou u automatische bij wijzigingen in het VIB een nieuw exemplaar toegezonden moeten krijgen. Mocht het een niet-gevaarlijk product betreffen dan moet u zelf regelmatig een nieuw exemplaar opvragen. Zoals in de inleiding al gezegd dient een VIB ouder dan 2 jaar als verouderd te worden beschouwd. Indien in het hypothetische geval dat er in de laatste 2 jaar geen wijziging hebben plaatsgevonden, dan is het toch aan te bevelen een exemplaar en nieuwe afgiftedatum op te vragen. Hiermee toont u aan nagedacht te hebben over het product. 5 Kolom 4, Indeling volgens WMS Met WMS wordt bedoeld de Wet milieu gevaarlijke stoffen Deze Nederlandse wet is mede gebaseerd op de Europese Preparatenrichtlijn (99/45/EG). De WMS kent een aantal gevarenklassen met een daarbij behorend symbool. Sommige gevarenklassen zijn voor OSBleden nauwelijks relevant maar omwille van de compleetheid worden alle 11 klassen in tabel 2 gegeven. Verder kent de WMS nog de klassen Carcinogeen, Mutageen en Reprotoxisch (CMR stoffen). Deze stoffen hebben geen apart symbool, wel bepaalde R-zinnen (zie kolom 11). Wat is een CMR stof? Stoffen die volgens de criteria van Annex VI van Richtlijn 67/548/EEC (geïmplementeerd in de Wet Milieugevaarlijk Stoffen) geclassificeerd worden als Carcinogeen (kankerverwekkend) en/of Mutageen (induceert veranderingen in erfelijke genetische eigenschappen) en/of Reproductie toxisch (giftig voor de voortplanting), worden CMR stoffen genoemd. Afhankelijk van de beschikbare informatie kunnen CMR stoffen verder ingedeeld worden in C, M en R categorie 1 (eigenschap vastgesteld voor de mens), 2 (eigenschap zeer waarschijnlijk van toepassing voor de mens) of 3 (eigenschap vermoed voor de mens). In de schoonmaakwereld komen deze stoffen niet of nauwelijks voor. Wie wil weten waar het over gaat doet er goed aan om te kijken op site van SZW. Op deze site kun je doorklikken naar SZW lijsten met kanker verwekkende- en mutagene stoffen en processen (CRM stoffen). Kolom 5, Indeling ADR (vervoer) De vervoerswetgeving wordt door velen als gecompliceerd ervaren. Toch is het in feite vrij eenvoudig. Alles draait om het z.g. UN-nummer. Alle te vervoeren gevaarlijke stoffen hebben een uniek UN-nummer. Dat kan een UN-nummer zijn voor een enkelvoudige stof maar het kan ook zijn voor een product (preparaat). Bijvoorbeeld een zure ontkalker krijgt UN-nummer 3264 en de vervoersnaam is dan UN3264 BIJTENDE ZURE ANORGANISCHE VLOEISTOF, N.E.G. (Fosforzuur, Sulfaminezuur), 8, III De letters NEG staan voor Niet Elders Genoemd hetgeen aangeeft dat het hier gaat om een preparaat, dan wel een stof, die als zodanig niet is opgenomen in de ADR wetgeving en dus wordt ingedeeld op grond van het gevaar. Tussen haakjes worden de stoffen genoemd die verantwoordelijk zijn voor het gevaar en daarachter staat de ADR code. 8, III staat voor klasse 8 en verpakkingsgroep III (zie hiervoor hoofdstuk 4 van deze handleiding, Transport van gevaarlijke stoffen. In de tabel vult u in kolom 5 het UN-nummer in en de ADR gevaarscode. De gevaarscode correspondeert met het label dat op de buitenverpakking goed zichtbaar moet zijn aangebracht. Het kan voorkomen dat een stof een dubbele gevaarscode en dus ook 2 vervoersetiketten heeft b.v. 8/3 is een bijtende ontvlambare stof. Deze gevaarscode is overigens ook belangrijk in verband met de opslag regelgeving.(zie hoofdstuk 3 van deze handleiding, Opslag van gevaarlijke stoffen) Tabel 3 geeft een overzicht van de vervoersetiketten. Deze zijn duidelijk anders dan de WMSlabels hoewel ze soms op elkaar lijken. Het komt ook voor dat stoffen voor WMS anders zijn ingedeeld dan voor ADR. Daaraan komt op termijn een eind als het z.g. Global Harmonised System (GHS) van kracht wordt. Daarvoor moeten eerst de stoffen volgens de nieuwe regels worden ingedeeld en pas daarna kan een begin worden gemaakt met het opnieuw indelen van de preparaten. De verwachting is dat pas in 2008 de nieuwe labelling voor stoffen zichtbaar wordt op producten in de markt. Het zou wel eens tot 2015 kunnen duren voor het systeem in zijn geheel is ingevoerd. 6 Kolom 6, Limited Quantities (LQ) In hoofdstuk 4, Transport van gevaarlijke stoffen en in hoofdstuk 3, opslag van gevaarlijke stoffen wordt het begrip Limited Quantities uitgelegd alsmede het belang van deze regeling in verband met bepaalde vrijstellingen bij transport en opslag. In kolom 6 kunt u aangeven of de door u gebruikte stoffen zodanig zijn verpakt dat ze onder het LQ regime vallen. U kunt dat vaststellen in rubriek 14 van een deugdelijk VIB en u kunt ook kijken op de transportverpakking en het vervoerdocument of er een LQ label (zie tabel 3) aanwezig is. Tenslotte kunt u via het UN-nummer in de grondstoffenlijst tabel 3.2.1 in het ADR vaststellen welke LQ code geldt voor uw specifieke stof en dan in Tabel 1 van hoofdstuk 4 opzoeken of u onder de regeling val Kolom 8, pH De pH waarde geeft aan of een stof zuur, basisch dan wel neutraal is. De waarde ligt op een schaal van 1 tot 14. pH 7 is absoluut neutraal. Een pH waarde < 7 geeft aan dat een stof een zuur karakter heeft waarbij moet worden opgemerkt dat een stof pas echt als sterk zuur wordt beschouwd als de pH <2 is. Een pH waarde > 7 betekent dat een stof alkalisch is waarbij moet worden opgemerkt dat pas vanaf pH 11,5 een stof echt als een sterke base wordt beschouwd. De pH waarde hoort te staan in rubriek 9 van een deugdelijk VIB. Kolom 9, Vlampunt Definitie vlampunt: Het vlampunt is de laagste temperatuur waarbij een vloeistof zoveel damp ontwikkelt, dat deze kan worden aangestoken door bijvoorbeeld een vonk of een vlam. Het vlampunt geeft de mate van brandbaarheid aan. Hoe lager het vlampunt, des te brandbaarder de vloeistof. Belangrijke grenzen zijn 55ºC en 61ºC, dit zijn namelijk de grenswaarde voor indeling als brandgevaarlijk in respectievelijk de WMS en voor ADR. Toch kan het voorkomen dat een stof weliswaar een vlampunt heeft dat indeling als gevaarlijk tot gevolg heeft maar dat de stof niet is ingedeeld. Zie daarvoor kolom 10, “onderhoudt de verbranding”. Het vlampunt hoort, indien relevant, te staan in rubriek 9 van het VIB. Kolom 10, Onderhoudt de verbranding Als een stof een vlampunt heeft van < 55 (WMS) resp. tussen 35 en 61 (ADR) maar niet de verbranding onderhoudt, dan is de stof toch niet als brandgevaarlijk ingedeeld. Kolom 11, R-zinnen R-zinnen geven het gevaar aan dat aan een stof verbonden is aan. Een complete lijst van Rzinnen vindt u in bijlage I. Bij alle R-zinnen horen weer bepaalde gevaarsymbolen die u vindt in tabel 2, WMS symbolen en code. De voor het product relevante R-zinnen en het bijbehorende symbool vindt u in rubriek 15 van het VIB. Overigens vindt u ook R-zinnen in rubriek 16 van het VIB maar die zijn gerelateerd aan de onverdunde grondstoffen die in het preparaat worden gebruikt. Dit zorgt vaak voor verwarring. Kolom 12, S-zinnen S-zinnen geven relevante veiligheidsmaatregelen aan. Een complete lijst van S-zinnen vindt u in bijlage II. De voor het product relevante S-zinnen vindt u in rubriek 15 van het VIB. 7 Kolom 13, Locatie In deze kolom kunt u invullen waar welk product staat c.q. is opgeslagen. Als u van mening bent dat deze informatie weinig zinvol is, kan deze kolom worden verwijderd. Kolom 14, Voorraad gegevens In verband met de eisen die de milieuvergunning stelt kan het nuttig zijn om de minimale, maximale of gemiddelde voorraad per product vast te leggen. Kolom 15, Opmerkingen In deze kolom kunt u alles kwijt wat niet in één van de eerdere 14 kolommen is vastgelegd. 8 Tabel 1 Stoffeninventarisatie (Zie Excel document) Kolom Stofnummer 2 Handelsnaam 3 Leverancier Datum VIB* 4 Indeling WMS 5 Indeling ADR 1 Azijnzuuranhydride OSB 31-11-2004 C UN 1715 label 8/3 2 3 4 Sanitairreiniger Interieurreiniger Stripper OSB OSB OSB 1-5-2005 1-5-2005 1-4-2003 Xi Niet C UN 3264 label 8 niet UN 3266 label 8 *Gezien de voortdurend in beweging zijnde wetgeving is het principe vervang een VIB na maximaal 2 jaar. 6 LQ 8 pH 22 <1 19 nvt 19 <1 ca.8 13-14 9 10 11 12 Vlampunt Onderhoudt R zinnen S zinnen verbranding 49 Ja 10-20/22-34 1/2-2636/37/3945 nvt nvt 58 13 Locatie 14 Voorraad Min/Gem. Laboratorium 1/3 kg. Werkkast Werkkast Magazijn 1-10 liter 1-10 liter 5-25 liter Nvt Nvt Nee 36-38 nvt 34-52/53 15 Opmerkingen Nieuw VIB opvragen 9 2-46 nvt 2-2636/37/3945 Tabel 2, WMS symbolen en code Symbool en WMS code Omschrijving E Ontplofbaar O Oxiderend F+ Zeer licht ontvlambaar F Licht ontvlambaar Geen symbool Alleen tekst: ontvlambaar (= R 10) T+ Zeer vergiftig T Vergiftig C Bijtend Xn Schadelijk Xi Irriterend N Milieugevaarlijk Als GHS is doorgevoerd zullen deze symbolen zijn vervangen door de nieuwe GHS symbolen, een paar daarvan zijn boven weergegeven. 10 Tabel 3 ADR symbolen en code Label ADR code 3 Omschrijving Brandgevaarlijke vloeistof klasse Er is een identiek label Code 2.1 met een 2 in de punt. Die staat voor brandgevaarlijk gas Brandgevaarlijke vaste stof 4.1 4.3 Ontwikkelt brandbare gassen bij aanraking met water 5.1 Oxiderende stof Er is een identiek label code met 5.2 in de punt, code 5.2. Die staat voor organisch peroxide 6.1 Giftige stof Er is een identiek label code met 2.3 in de punt, code 2.3. Die staat voor giftig gas 8 Bijtende (Corrosieve) stof 9 Verschillende gevaren o.a. milieu gevaarlijk LQ Label voor transport onder de LQ vrijstellingsregeling (zie transporthandleiding hoofdstuk 3 Er zijn nog meer ADR symbolen maar die zijn voor OSB minder relevant. Ook onder GHS zullen de transportsymbolen verschillen van de afleversymbolen. Bovenstaande symbolen gelden ook voor GHS. 11 3. Opslag van gevaarlijke stoffen 3.1 Inleiding Aan de opslag van gevaarlijke stoffen wordt een aantal eisen gesteld. Deze eisen zijn afhankelijk van de opgeslagen hoeveelheden en het specifieke gevaar dat bepaalde stoffen of combinaties van stoffen geven. Milieuregels voor bedrijven zijn vooral gebaseerd op de Wet milieubeheer (Wm). Bedrijven hebben een milieuvergunning nodig, tenzij ze voldoen aan algemene regels die staan in zogenaamde 8.40-AMvB's. Dit zijn algemene maatregelen van bestuur (AMvB) op basis van artikel 8.40 van de Wm. Deze AMvB's bevatten milieuregels voor bepaalde bedrijfssectoren zoals de horeca, transportbedrijven en detailhandel. Bedrijven die onder zo'n 8.40-AMvB vallen (ongeveer 300.000), hebben geen milieuvergunning nodig, maar moeten hun activiteiten wel melden bij de gemeente. Zie ook: http://www.vrom.nl/ onder dossier 8.40 AMvB’s De richtlijnen in de CPR 15-serie zijn nu in geactualiseerde vorm samengevoegd tot een nieuwe richtlijn in de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen, de PGS-15, deze is gratis te downloaden op de site van het ministerie van VROM. Indien een bestaande opslagvoorziening, alsmede de daarvoor verleende milieu- resp. hinderwetvergunning is gebaseerd op de CPR 15-richtlijnen of de CPR 11-6, kan deze situatie nog steeds als de stand der techniek worden beschouwd en blijven de genoemde richtlijnen op deze vergunning dus van toepassing! In de praktijk zal dus een geleidelijke overgang naar de nieuwe PGS-15 ontstaan. De uitgangspunten voor ontwerp en bouw van een opslagvoorziening kunnen over het algemeen niet gedurende de levensduur gewijzigd worden. Aangenomen mag dus worden dat deze uitgangspunten ongewijzigd blijven. Dit geldt in mindere mate voor bijvoorbeeld (veiligheid)voorzieningen, blusinstallaties etc. Gebruiks- of onderhoudsprocedures en soortgelijke organisatorische maatregelen kunnen waar nodig relatief snel aangepast worden. Bij revisievergunning zal daarom steeds vastgesteld moeten worden welke bestaande maatregelen van kracht kunnen blijven en waar regels uit de PGS toegepast zullen gaan worden. Gewijzigde inzichten in risico’s en benodigde voorzieningen, en technische mogelijkheden tot aanpassingen binnen bestaande installaties zullen hier een rol spelen. Een uitzondering vormen de inrichtingen waarin brandbeveiligingsinstallaties zijn geïnstalleerd waarvan op grond van ervaring is gebleken dat deze niet meer adequaat zijn. Deze vergunningen moeten op dit punt worden geactualiseerd en/of opslagsituaties moeten worden aangepast. Bij uitbreidings- en oprichtingsvergunningen zal altijd de PGS-15 gehanteerd worden. Bij het toezicht door de Arbeidsinspectie en bij de advisering door de locale en regionale brandweer omtrent nieuwe opslagen van gevaarlijke stoffen geldt eveneens dat PGS-15 het uitgangspunt vormt. De basis voor de inspectie is altijd de Milieuvergunning of de AMvB 8.40 Attentie: Voor de toepassing van PGS-15 geldt het zgn. “gelijkwaardigheidbeginsel”. Dit houdt in dat andere maatregelen kunnen worden getroffen dan in de voorschriften van PGS-15 zijn opgenomen. In de praktijk betekent dit dan wel dat tijdens het vooroverleg of in de vergunningaanvraag, gegevens moeten worden overgelegd waaruit blijkt dat met deze maatregelen minimaal een gelijkwaardige bescherming van het milieu, arbeidsbescherming of brandveiligheid kan worden bereikt. Maar ook voor het gezag (veelal de gemeente, maar ook de Arbeidsinspectie of de brandweer) is de PGS niet bindend! Hoewel deze veelal door de instanties als richtlijn wordt gebruikt, is er géén sprake van een landelijk uniform beleid en men kan lokaal dan ook afwijkende en/of aanvullende eisen stellen. 12 3.2. Welke stoffen vallen onder de werkingssfeer van de PGS-15? In PGS-15 is voor de indeling en definiëring van gevaarlijke stoffen aangesloten bij de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. De classificatie van gevaarlijke stoffen vindt plaats conform de Europese overeenkomst ADR (Accord Européen relatif au transport international des marchandises dangereuses par route). Het ADR kent 13 classificaties van gevaarlijke stoffen. De gevarenklassen. Gevaarlijke goederen worden ingedeeld in klassen, en dit volgens de aard van het gevaar. Indien een stof meerdere gevaarlijke eigenschappen vertoont, wordt ze ingedeeld volgens het grootste gevaar tijdens het vervoer. De complete lijst met gevaarsklassen is hieronder gegeven. -Klasse 1 : ontplofbare stoffen en voorwerpen. -Klasse 2 : gassen -Klasse 3 : brandbare vloeistoffen -Klasse 4.1 : brandbare vaste stoffen -Klasse 4.2 : voor zelfontbranding vatbare stoffen -Klasse 4.3 : stoffen die in aanraking met water brandbare gassen ontwikkelen -Klasse 5.1 : oxiderende stoffen (stoffen die de verbranding bevorderen) -Klasse 5.2 : organische peroxiden -Klasse 6.1 : giftige stoffen -Klasse 6.2 : besmettelijke (of infectueuze) stoffen -Klasse 7 : radioactieve stoffen -Klasse 8 : bijtende (corrosieve) stoffen -Klasse 9 : diverse gevaarlijke stoffen en voorwerpen waaronder milieugevaarlijke stoffen Niet alle gevarenklassen zijn voor OSB-leden relevant. In deze handleiding kunnen we ons beperken tot de klassen: -Klasse 2 : gassen -Klasse 3 : brandbare vloeistoffen -Klasse 5.1 : oxiderende stoffen (stoffen die de verbranding bevorderen) -Klasse 5.2 : organische peroxiden -Klasse 8 : bijtende (corrosieve) stoffen -Klasse 9 : diverse gevaarlijke stoffen en voorwerpen waaronder milieugevaarlijke stoffen Tabel 1: Werkingssfeer PGS-15 Wel onder werkingssfeer PGS-15 ADR-klassen: 3, 4.1, 4.2, 4.3, 5.1, 6.1 en 8 de milieugevaarlijke stoffen van de klasse 9 m.u.v. genetisch gemodificeerde organismen ADR-klasse 2 voor zover spuitbussen en gasflessen ADR-klasse 5.2* tot maximaal 150 kg CMR-stoffen: carcinoge, mutagene en reprotoxische stoffen gevaarlijke afvalstoffen (niet vallend onder ADR klasse 1, 6.2 en 7) 13 Niet onder werkingssfeer PGS-15 ADR-klassen: 1, 6.2, 7 overige stoffen van de klasse 9 ADR-klasse 5.2 vanaf 150 kg (hiervoor geldt CPR 3) nitraathoudende kunstmeststoffen (hiervoor geldt CPR 1) genetisch gemodificeerde organismen bestrijdingsmiddelen tot 400 kg (valt onder Bestrijdingsmiddelenbesluit) Ondergrenzen voor vrijstelling Voor de werkingssfeer van PGS-15 zijn ondergrenzen vastgesteld. Daarbij is rekening gehouden met zowel de gevaarsaspecten die bepaalde stoffen kunnen bezitten als wel de hoeveelheid gevaarlijke stoffen die voor een goede bedrijfsvoering als werkvoorraad mag worden beschouwd. In de navolgende tabel zijn de te hanteren ondergrenzen genoemd. Tabel 2: Ondergrenzen voor vrijstelling Verpakkinggroep Gevaar conform de klasse zonder bijkomend gevaar Alle klassen en de CMR I stoffen nvt 2 (UN 1950 Spuitbussen & UN 2037 Houders, klein, gas) 3 II 3 III 4.1, 4.2, 4.3 II enIII 5.1 II en III 8 II en III 9 II en III Ondergrens / vrijstelling in kg of l* 1 50 25 50 50 50 250 250 Bij overschrijding is PGS-15 van toepassing. Voor verpakking die onder het regime van gelimiteerde hoeveelheden (LQ) vallen (zie hoofdstuk 3.4 van het ADR en hoofdstuk 4.3.6 van deze handleiding) geldt een vrijstelling die twee keer zo hoog is als in de tabel genoemd. Om te weten of uw stoffen vallen onder verpakkingsgroep II of III dient u de desbetreffende informatie te halen uit rubriek 14 van het VIB. Voor stoffen met een bijkomend gevaar is de laagste ondergrens/vrijstelling bepalend. Opgemerkt wordt dat hoeveelheden van gevaarlijke stoffen die de voornoemde ondergrenzen niet overschrijden wel verantwoord moeten worden opgeslagen. Dat wil zeggen dat opslag niet op de werkvloer mag plaatsvinden, tenzij het gaat om een hoeveelheid die als werkvoorraad kan worden aangeduid. Door deze nieuwe richtlijn is in principe het probleem van opslag in werkkasten opgelost immers de hoeveelheden gevaarlijke stof in een werkkast zullen normaal gesproken ruimschoots binnen de vrijstellingsregeling vallen. Hieronder volgt nog een willekeurig en niet compleet overzicht van mogelijke eisen die gelden bij opslag volgens PGS-15. Nogmaals wordt er nadrukkelijk op gewezen dat de uiteindelijk te nemen maatregelen worden bepaald door de lokale overheid die daarvoor weliswaar PGS-15 als leidraad hanteert maar die ook mag afwijken. Het is dan ook af te raden om pro actief maatregelen te nemen en dan een milieuvergunning aan te vragen. 3.3 Bouwkundige eisen aan een opslagvoorziening De PGS-15 besteedt veel aandacht aan brandveiligheid. Verder zijn er eisen voor de vloeistofdichtheid van vloeren en aan de kwaliteit van stellingen. 14 3.3.1. Relatie met bouwregelgeving De bouwkundige eisen aan een opslagvoorziening voor gevaarlijke stoffen zijn aanvullend op hetgeen in het Bouwbesluit 2003 voor de opslag van gevaarlijke stoffen reeds is geregeld. Er is wat betreft filosofie, veiligheidsniveau en begrippen aansluiting gezocht bij het Bouwbesluit 2003. Onder bouwkundige eisen worden in dit verband constructieve en materiaaltechnische eisen verstaan. Dit is vergelijkbaar met wat in het Vuurwerkbesluit is gedaan. De doelstelling van het Bouwbesluit 2003 met betrekking tot het beperken van uitbreiding van brand (brandcompartimentering) is vergelijkbaar met de doelstelling van de in het kader van de Wet milieubeheer te stellen voorschriften aan de opslag van gevaarlijke stoffen: een brand in een ruimte waarin gevaarlijke stoffen zijn opgeslagen moet zoveel mogelijk beperkt blijven tot die ruimte, en een brand buiten een dergelijke ruimte zou buiten die ruimte moeten worden gehouden. 3.3.2. Kwaliteit vloeren Binnen een opslagvoorziening of bij een overslag- of laad- en losgedeelte moeten bodembeschermde voorzieningen en maatregelen zijn getroffen die in combinatie leiden tot een verwaarloosbaar bodemrisico (A) conform de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten (NRB). In de vloer van een opslagvoorziening mogen zich geen openingen bevinden die in directe verbinding staan of kunnen worden gebracht met een riolering of met het oppervlaktewater. 3.3.3. Kwaliteit stellingen Een stelling voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen moet bestand zijn tegen de opgeslagen gevaarlijke stoffen en stabiel zijn. Een stelling mag niet zwaarder worden belast dan waarvoor de stelling ontworpen is. De geschiktheid van een stelling moet kunnen worden aangetoond. Bij het gebruik van een stelling moet rekening gehouden worden met de risico's van de gevaarlijke stof, zowel qua klasse als verpakkingsgroep. 3.3.4. Ventilatie Een opslagvoorziening moet doelmatig zijn geventileerd. Afvoer van ventilatielucht moet op de buitenlucht plaatsvinden. Indien natuurlijke ventilatie op de buitenlucht aanwezig is, moeten ventilatieopeningen zo ver mogelijk van elkaar (diametraal) zijn aangebracht. De ventilatie moet continu zijn en de ventilatievoud (aantal keren per uur dat de lucht in een ruimte ververst wordt) van de ruimte per uur moet te allen tijde minimaal 1 bedragen. Een grotere ventilatievoud kan noodzakelijk zijn, afhankelijk van de gevaarsaspecten van de opgeslagen stoffen (explosieveiligheid / arbeidshygiënische omstandigheden). 3.3.5. Productopvang Een opslagvoorziening moet zodanig zijn geconstrueerd dat gelekte of gemorste gevaarlijke vloeistof redelijkerwijs niet uit de voorziening kan stromen. Daartoe moet de opslagvoorziening een opvangcapaciteit hebben van tenminste 110% van de inhoud van de grootste emballage, maar (als dat méér is) tenminste 10% van de inhoud van de totale emballage. De opvangvoorziening moet voldoende bestand zijn tegen de opgeslagen stoffen. In de opvangvoorziening mogen zich geen openingen bevinden die in rechtstreekse verbinding staan met de riolering. Toelichting: De opvangcapaciteit geldt alleen voor vloeistoffen. Lege ongereinigde emballage telt daarbij niet mee. Voor opslaghoeveelheden groter dan 10 ton gelden andere bepalingen (zie hoofdstuk 4). 15 3.4. Verpakking en etikettering. De verpakking van de in een opslagvoorziening aanwezige gevaarlijke stoffen moet zodanig zijn dat: • niets van de inhoud uit de verpakking onvoorzien kan ontsnappen; • het materiaal van de verpakking niet door gevaarlijke stoffen kan worden aangetast, dan wel met die gevaarlijke stoffen een reactie kan aangaan dan wel een verbinding kan vormen; • de verpakking tegen normale behandeling bestand is. IBC's en kleine verpakkingen moeten zijn voorzien van het zogenaamde UN kenmerk, wat wil zeggen dat het een geteste verpakking is die voldoet aan de testeisen die zijn opgesteld door de Verenigde Naties Toelichting: Over het algemeen bevinden gevaarlijke stoffen in een opslagvoorziening zich in de zogenaamde UN-gekeurde verpakking. Daarnaast zijn er consumentenomverpakkingen die zijn verpakt volgens het regime van de zogenaamde gelimiteerde hoeveelheden (limited quantities / LQ) In deze verpakkingen is een dermate geringe hoeveelheid gevaarlijke stof aanwezig dat er slechts een beperkt risico ontstaat indien deze hoeveelheid vrijkomt. (ADR sectie 3.4 en ook hoofdstuk 4.3.6 van deze handleiding behandelen de wijze waarop gelimiteerde hoeveelheden behandeld moeten worden en welke vrijstellingen daarvoor gelden.) Breekbare verpakking moet in een opslagvoorziening (de werkvoorraad uitgezonderd) zoveel mogelijk conform de vervoersregelgeving opgeslagen worden als samengestelde verpakking (zie ADR subsectie 1.2.1 en 4.1.1.5). De etikettering van de in een opslagvoorziening aanwezige gevaarlijke stoffen moet zodanig zijn dat de gevaarsaspecten van de gevaarlijke stof duidelijk tot uiting komen. (zie p 12 Tabel 3 ADR symbolen en code) 3.5. Onverenigbare combinaties Gevaarlijke stoffen en CMR-stoffen die met elkaar gevaarlijke reacties kunnen aangaan waarbij sterke verhoging van temperatuur of druk optreedt of waarbij gassen kunnen ontstaan die giftiger of brandbaarder zijn dan op grond van de eigenschappen van één van de stoffen is te verwachten, moeten gescheiden van elkaar worden opgeslagen. Dit voorschrift is niet van toepassing voor stoffen die vallen onder het regime van gelimiteerde hoeveelheden (hoofdstuk 3.4 van het ADR). Toelichting: Het doel van het gescheiden opslaan van gevaarlijke stoffen is dat bij het vrijkomen van de stof uit de verpakking voorkomen wordt dat door de vrijgekomen stof een groter (vervolg)effect ontstaat dan op grond van de eigenschappen van de betreffende stof verwacht kan worden. In de volledige tekst van PGS-15 is in bijlage 3 weergegeven hoe in praktische zin deze doelstelling kan worden gerealiseerd. 3.6. Gebruik opslagvoorziening Indien verpakte gevaarlijke stoffen gestapeld worden opgeslagen, moet de verpakking op veilige wijze gestapeld zijn, waarbij rekening gehouden wordt met de sterkte van de verpakking. Pallets met verpakte gevaarlijke stoffen die zijn gestapeld, moeten van een deugdelijke constructie zijn. Voor iedere wijze van verpakking moet afhankelijk van gewicht en sterkte van de verpakking een maximale stapeling worden vastgesteld. Breekbare (glazen) enkelvoudige verpakking mag niet worden gestapeld. In een opslagvoorziening mogen geen gemotoriseerde transportmiddelen (zoals heftrucks) aanwezig zijn, anders dan ten behoeve van en slechts gedurende de tijd van het laden en lossen. In de opslagvoorziening moet regelmatig worden gecontroleerd op lekkages of beschadiging van de aanwezige emballage. 16 3.7. Incidenten met gemorste gevaarlijke stoffen Gemorste of gelekte gevaarlijke stoffen die in een opslagvoorziening zijn vrijgekomen moeten zo snel mogelijk worden opgeruimd. Daartoe moeten in of nabij de opslagvoorziening materialen aanwezig zijn om deze stoffen te immobiliseren, te neutraliseren of te absorberen. De aard en hoeveelheid van deze materialen moeten zijn afgestemd op de aard en hoeveelheid van de opgeslagen gevaarlijke stoffen, en de grootte van de aanwezige verpakkingen. Indien een verpakking lekt, moet deze lekkage onmiddellijk worden verholpen, bijvoorbeeld door lekkende vaten in overmaatse vaten te plaatsen. Bij lekkage moet ontwikkeling en verspreiding van giftige of explosieve stoffen of stankstoffen tot een minimum worden beperkt door doelmatige ventilatie, beperking van verspreiding van de vloeistof en snelle opname door middel van absorptiemateriaal. Op een duidelijk zichtbare plaats bij de toegang tot de inrichting of bij de portier moet een duidelijk leesbare instructie zijn aangebracht over de te nemen maatregelen in het geval van een calamiteit. Deze instructie moet gegevens bevatten van instanties of personen waarmee in het geval van een calamiteit contact moet worden opgenomen. 3.8. Rook- en vuurverbod, blustoestellen Binnen een opslagvoorziening en tevens binnen een afstand van 2 m daarbuiten mag niet worden gerookt en mag geen open vuur aanwezig zijn. Aan de buitenzijde van de opslagvoorziening moet op daartoe geschikte plaatsen met betrekking tot dit verbod een 2 pictogram in overeenstemming met NEN 3011 zijn aangebracht. Voor elke 200 m vloeroppervlakte van een opslagvoorziening moet ten minste één draagbaar blustoestel aanwezig zijn met een vulling van ten minste 6 kg of liter blusstof. Het blustoestel moet tegen weersinvloeden zijn beschermd. De keuze van het type blustoestel moet zodanig zijn dat deze geschikt is om een beginnende brand van de opgeslagen stoffen te blussen. 3.9 Persoonlijke beschermingsmaatregelen Indien in een opslagvoorziening gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van een werknemer aanwezig is of kan ontstaan, moeten voor werknemers die aan dat gevaar blootstaan of kunnen blootstaan persoonlijke beschermingsmiddelen in voldoende aantal beschikbaar zijn en moet ervoor worden gezorgd dat werknemers, indien daartoe aanleiding is, die middelen gebruiken. Persoonlijke beschermingsmiddelen moeten worden onderhouden, gerepareerd en zindelijk worden gehouden. Meer informatie hierover vindt u in de Arbeidsomstandighedenwet- en regelgeving. Toelichting: Persoonlijke beschermingsmiddelen zijn mede bedoeld om personen te beschermen bij onvoorziene voorvallen en incidenten met verpakkingen. Bij persoonlijke beschermingsmiddelen welke aan een houdbaarheidsdatum zijn gerelateerd mag de op de verpakking vermelde houdbaarheidsdatum niet overschreden worden. Persoonlijke beschermingsmiddelen moeten te allen tijde voor een ieder duidelijk zichtbaar, gemakkelijk bereikbaar en voor direct gebruik gereed zijn. Alvorens een persoonlijk beschermingsmiddel te kiezen maakt de werkgever, in het kader van de risico-inventarisatie en evaluatie, een beoordeling van de uitrusting die hij voornemens is ter beschikking te stellen. Deze beoordeling omvat: a. Een inventarisatie en evaluatie van de gevaren die niet met andere middelen vermeden kunnen worden; b. Een omschrijving van de kenmerken die de persoonlijke beschermingsmiddelen moeten bezitten om de onder a vermelde gevaren te kunnen ondervangen, rekening houdend met eventuele gevaarsbronnen die de persoonlijke beschermingsmiddelen zelf kunnen vormen; c. Een inventarisatie en evaluatie van de kenmerken van de betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen die beschikbaar zijn, vergeleken met de onder b bedoelde kenmerken. 17 4. Transport van gevaarlijke stoffen 4.1. Inleiding In deze handleiding staat beschreven hoe binnen de schoonmaakbranche invulling kan worden gegeven aan het transport van gevaarlijke stoffen over de weg binnen Nederland. Ook wordt de mogelijkheid beschreven om dergelijk transport uit te voeren zonder aan de gehele ADR (transport)-wetgeving te moeten voldoen. Een en ander is mogelijk door gebruik te maken van een zogenaamde “vrijstellingsregeling”, die in de wet is opgenomen. Indien het niet mogelijk of haalbaar is binnen de aangegeven beperkingen te vervoeren, valt het transport van gevaarlijke stoffen altijd onder de ADR-wetgeving en dienen uitgebreide maatregelen te worden getroffen. In dat geval wordt doorverwezen naar de wetgeving zelf. U zult dan een veiligheidsadviseur in dienst moeten hebben dan wel op parttime basis inhuren. Deze handleiding beperkt zich tot voorschriften voor vervoer van colli, tankvervoer kent ander eisen. Wij willen er met klem op wijzen dat u voor het transport van gevaarlijke stoffen conform deze handleiding voldoet aan de eisen die de wetgever stelt, maar dat u zelf altijd verantwoordelijk en aansprakelijk blijft voor het transport. Ook wijzen wij erop dat deze handleiding is gebaseerd op de tekst van het ADR 2007. Aangezien de vervoerswetgeving, ADR, iedere 2 jaar wordt herzien, is de inhoud van deze handleiding geldig tot 1 januari 2009. Daarna is er nog een overgangstermijn tot 1 juli 2009. Vervolgens moet u voldoen aan het dan geldende ADR 2009. Wanneer gebruik wordt gemaakt van de regeling zoals beschreven in ADR 1.1.3.1c) is de vrijstelling beperkt tot vervoer van stoffen, verricht door ondernemingen, dat ondergeschikt is aan hun hoofdbedrijfsactiviteit, zoals levering aan schoonmaak objecten. De vrijstelling geldt niet voor vervoer door bedoelde ondernemingen ten behoeve van eigen toelevering of externe dan wel interne distributie. Naast bovenbeschreven algehele vrijstelling bestaan nog 2 regelingen die gedeeltelijke vrijstellingen van de ADR regels inhouden: -de z.g. 1000 punten regeling (ADR 1.1.3.6). Dit is overigens een vrij complexe materie! -het vervoer onder het beperkte hoeveelheden regime (Limited Quantities, LQ. ADR 3.4). 4.2. Algemene voorzieningen voor transport van gevaarlijke stoffen Een bedrijf dat gevaarlijke stoffen vervoert, is verantwoordelijk voor de veiligheid van dit transport. Ook al wordt gebruik gemaakt van een vrijstellingsregeling binnen de wetgeving, dan nog kan het bedrijf aansprakelijk worden gesteld voor eventuele nadelige gevolgen voor derden. In dit hoofdstuk worden de algemene voorzieningen aangegeven die naar de mening van OSB altijd aanwezig moeten zijn indien reinigingsmiddelen, maar ook hulpmaterialen batterijen en machines, worden vervoerd. Dit geldt dus ook als er geen gevaarlijke stoffen aanwezig zijn! 4.2.1. Algemene voorzieningen voor de uitrusting van het voertuig Om reinigingsmiddelen, hulpmaterialen en/of machines veilig te kunnen vervoeren adviseert OSB om de volgende voorzieningen te treffen: • Vastzetten van de eventueel aanwezige gevaarlijke stoffen en de overige te vervoeren artikelen. • Scheiden van zuren, basen en chloorbleekmiddel houdende stoffen. Over hoe dit moet gebeuren is de wetgever niet erg duidelijk. Er moet doeltreffend worden gescheiden zodat er geen gevaar is voor reactie tussen de verschillende stoffen. Dit betekent in de praktijk dat er zo mogelijk neutrale stoffen geplaatst dienen te worden tussen met elkaar reagerende stoffen. • Lekbakken voor gevaarlijke vloeistoffen. 18 • • • • • Minimaal 1 draagbaar brandblusapparaat met een minimumcapaciteit van 2 kg. poeder (of een daarmee overeenkomende capaciteit van een ander geschikt blusmiddel) dat geschikt is om een brand in de motor of de bestuurderscabine van de transporteenheid te bestrijden. Wanneer op de verpakking een ADR vervoerscode staat adviseert OSB voor transporteenheden met een maximaal toegestane belading van 3500 kg., additioneel een brandblusapparaat met een minimumcapaciteit van 4 kg. poeder. Een deugdelijk, reflecterend, veiligheidsvest voor elk bemanningslid van het voertuig. Autoverbanddoos. Draagbare verlichtingsapparatuur (Zaklamp) 4.2.2. Algemene voorzieningen voor documenten. Voor zover niet onder een vrijstellingsregeling zoals beschreven in ADR 1.1.3.1 t/m 1.1.3.5 wordt vervoerd moet elk transport van gevaarlijke goederen voorzien zijn van een aantal documenten zoals beschreven in hoofdstuk 5.4 van het ADR. • Een vervoersdocument volgens 5.4.1.1.1. • Schriftelijke instructies volgens 5.4.3 (TREM card) • Legitimatiebewijzen voorzien van pasfoto voor elk bemanningslid. 4.2.3. Algemene voorzieningen voor verpakkingen. Om aan de eisen te voldoen adviseert OSB om alleen stoffen in de originele verpakkingen te vervoeren en om in ieder geval de aanwijzingen uit het VIB in acht te nemen. • Er dient aan de volgende verpakkingseisen te worden voldaan: Ter voorkoming van ongevallen, en teneinde de schade in geval van ongeval zoveel mogelijk te beperken is het van uitermate groot belang dat gevaarlijke goederen tijdens het transport op een zeer degelijke wijze verpakt zijn. Bovendien moet iedere verpakking van als gevaarlijk ingedeelde stoffen voorzien zijn van de letters UN, gevolg door het UN-nummer van het verpakte product. In de meeste gevallen voldoet de oorspronkelijke verpakking van de leverancier. Stukgoedverpakking (colli): dit zijn dozen, vaten, jerrycans, zakken, flessen met een maximale inhoud van 450 l of 400 kg. Deze verpakkingen kunnen van papier, glas, plastic of hout zijn vervaardigd. Deze verpakkingen moeten aan een aantal eisen voldoen : • ze moeten bestand zijn tegen normale transportbehandelingen, • ze moeten goed gesloten zijn, • ze moeten bestand zijn tegen de producten die ze bevatten, • ze moeten zodanig gevuld zijn dat eventuele uitzetting bij warmte mogelijk blijft, • ze moeten aan de buitenkant vrij zijn van productresten . Om te weten of een verpakking geschikt is voor gevaarlijke stoffen dient deze gekeurd te zijn. Als bewijs van de keuring is op de verpakking een UN-merkteken aangebracht Let er dus op dat de gevaarlijke goederen in een nette UN-gekeurde verpakking worden vervoerd. Voor kunststof vaten is het ook belangrijk dat deze niet mogen worden gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen indien deze ouder zijn dan 5 jaar. Het jaartal van fabricage is opgenomen in de UN-keurmerken. 19 4.2.4. Kenmerken van verpakkingen met gevraarlijke stoffen Elke gevaarlijke stof in het ADR heeft een stofidentificatienummer, ook wel UN-nummer genoemd. Het UN-nummer bestaat uit vier cijfers en is onderdeel van de ADR-transportnaam. Elke met naam genoemde stof heeft een eigen UN-nummer, bijvoorbeeld “UN 1230” voor methanol of “UN 1203” voor benzine. Is een stof niet met naam genoemd in het ADR, maar op basis van de gevaarseigenschappen wel in te delen in een gevarenklasse, dan moet aan de stof een algemeen UN-nummer worden toegekend, bijvoorbeeld “UN 1760”, dat een algemeen UNnummer is voor bijtende vloeistoffen. Elke verpakking moet goed zichtbaar en leesbaar voorzien worden van het UN-nummer van de stof, voorafgegaan door de letters “UN”. Nieuw in ADR 2007 is het begrip “oververpakkingen”. Als een extra oververpakking wordt gebruikt (zoals een omdoos, krat of pallet), dan moet deze worden voorzien van het opschrift “oververpakking” en van alle UN-nummers die op de aanwezige verpakkingen staan, tenzij deze aan de buitenzijde van de oververpakking duidelijk zichtbaar zijn. Dit geldt dus b.v. als u 2 cans in een aparte doos of in een ondoorzichtige krimpfolie naar een object vervoert en niet onder een vrijstellingsregeling valt. Als gebruik wordt gemaakt van een extra oververpakking (zoals een omdoos, krat of pallet), en het LQ-kenmerk is aan de buitenzijde niet meer zichtbaar, dan moet ook de oververpakking hiervan worden voorzien. Ook voor lege ongereinigde verpakkingen, tanks, etc die retour gaan naar de afzender gelden bepaalde eisen. Zo mag het vervoerdocument aanwezig zijn dat gebruikt werd bij de volle lading. De daarop vermelde hoeveelheid moet dan worden vervangen door de tekst “leeg, ongereinigd, retour”. Labelling moet zijn zoals voor de volle verpakking. 4.2.5 Opleidingseisen, bij vervoer van gevaarlijke stoffen onder vrijstelling In het verleden was het zo dat aan chauffeurs van voertuigen met een ttm < 3,5 ton geen eisen werden gesteld m.b.t. opleidingen. De overgangstermijn voor vrijstelling van het vakbekwaamheidcertificaat voor voertuigen met een ttm < 3,5 ton loopt af. Alle chauffeurs van gevaarlijke stoffen moeten 1 januari 2007 het certificaat bezitten, tenzij een vrijstelling (kleinverpakkingen, werkhoeveelheden of beperkte hoeveelheden) wordt gebruikt. Dus ook onder de 1000 punten regeling is opleiding vereist. 4.3. Vrijstellingen 4.3.1. Inleiding. Het ADR kent een aantal geheel dan wel gedeeltelijke vrijstellingen. De voor OSB-leden in aanmerking komende vrijstellingen zijn: a) ADR 1.1.3.1 c) Vervoer van zgn. “dagvoorraden” die worden vervoerd met zgn. “servicewagens”. Deze vrijstelling geldt dus niet voor eigen toelevering dan wel externe of interne distributie. De bovengrens is beperkt tot 450 liter, volgens ADR als gevaarlijk ingedeelde stoffen, met in acht nemen van de regels van de maxima zoals vastgesteld in de zgn. 1000 punten regeling (zie onder). b) ADR 1.1.3.4 Vervoer onder de regeling beperkte hoeveelheden (limited quantities, LQ). Dit houdt in dat als gevaarlijk ingedeelde stoffen geheel zijn vrijgesteld van de ADR regels als de verpakking voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in ADR 3.4. In de praktijk betekent dit dat de stoffen moeten zijn verpakt in een binnenverpakking en buitenverpakking met in acht nemen van de limieten zoals gegeven in de ADR tabel 3.4.6.(zie tabel 1 hieronder) De buitenverpakking moet dan wel zijn voorzien van een witte sticker model 8551 of 8552 en zoals beschreven onderaan de LQ tabel verderop in dit hoofdstuk. 20 c) ADR 1.1.3.6.1 Vrijstelling in samenhang met de vervoerde hoeveelheid per transporteenheid, de zgn. 1000 punten regeling. Deze regeling geeft alleen vrijstelling voor de bepalingen van de hoofdstukken: Voorschriften voor de beveiliging. - 5.3 Etiketteren en kenmerken van containers en voertuigen - 5.4.3 Schriftelijke instructies - Voorschriften voor de bemanning, uitrusting, exploitatie en documentatie m.u.v 8.1.2.1 a) en c) (vervoersdocumenten) 8.1.4.2 t/m 8.1.4.5 Blusmiddelen. - 8.2.3 Opleidingseisen aan bemanning. - 9 Voorschriften inzake goedkeuring van voertuigen. De volgende voorschriften zijn nog steeds van toepassing: - gebruik van goedgekeurde verpakkingen - voorschriften voor het vervoer van verpakkingen en IBC’s ADR 7.2.3 - aanwezig zijn van brandblusmiddelen (tenminste 2 kg poeder) ADR 8.1.4.1(a) - gebruik van draagbare verlichtingsapparaten ADR 8.3.4 - parkeren/toezicht op voertuigen die zijn beladen met gevaarlijke stoffen boven bepaalde hoeveelheden ADR 8.4 + 8.5 S14 t/m S21 - voldoende ventilatie voor voertuigen of containers bij bepaalde gassen klasse 2 - vervoer onder gecontroleerde temperaturen - verbod op vuur en open vlam bij vervoer en laden-en lossen van ontplofbare stoffen en voorwerpen (klasse 1) - een vervoerdocument is verplicht. Op het vervoersdocument moet de waarde worden vermeld die is berekend met behulp van de in 4.3.7 beschreven berekeningsmethoden. - In het vervoersdocument moet een verklaring worden opgenomen “Vervoer overschrijdt niet de in 1.1.3.6 voorgeschreven vrijstellingsgrenzen”. Deze verklaring hoeft niet te worden opgenomen als er zendingen van meer dan één afzender worden vervoerd in dezelfde transporteenheid. Kortom, voor OSB-leden een weinig praktische vrijstellingsregeling. 4.3.2 Bepalen van vrijstellingsmogelijkheden. Om te weten of u een vrijstelling nodig heeft dient u eerst vast te stellen of de te vervoeren stof gevaarlijk is volgens ADR. Bedenk wel dat gevaarlijke stoffen volgens de WMS niet per definitie ook gevaarlijk zijn voor ADR. In principe kunt u dit vinden in hoofdstuk 14 van het veiligheidsinformatieblad dat de leverancier u ter beschikking moet stellen. 4.3.3. De gevarenklassen. Gevaarlijke goederen worden ingedeeld in klassen, en dit volgens de aard van het gevaar. Indien een stof meerdere gevaarlijke eigenschappen vertoont, wordt ze ingedeeld volgens het grootste gevaar tijdens het vervoer. -Klasse 1 : ontplofbare stoffen en voorwerpen. -Klasse 2 : gassen -Klasse 3 : brandbare vloeistoffen -Klasse 4.1 : brandbare vaste stoffen -Klasse 4.2 : voor zelfontbranding vatbare stoffen -Klasse 4.3 : stoffen die in aanraking met water brandbare gassen ontwikkelen -Klasse 5.1 : oxiderende stoffen (stoffen die de verbranding bevorderen) -Klasse 5.2 : organische peroxiden -Klasse 6.1 : giftige stoffen -Klasse 6.2 : besmettelijke (of infectueuze) stoffen -Klasse 7 : radioactieve stoffen -Klasse 8 : bijtende (corrosieve) stoffen -Klasse 9 : diverse gevaarlijke stoffen en voorwerpen waaronder milieugevaarlijke stoffen 21 4.3.4. Is mijn product gevaarlijk of niet ? Om te weten te komen of bepaalde producten gevaarlijk zijn (gevaarlijk in de zin van het ADR) kan men verschillende zaken nagaan. In het ADR zijn alle criteria en beproevingsmethodes opgenomen om te bepalen of een product al dan niet gevaarlijk is. Deze beproevingen zijn echter enkel uit te voeren door specialisten in goed uitgeruste laboratoria. In de dagelijkse praktijk geeft het veiligheidsinformatieblad (VIB of MSDS, Material Safety Data Sheet) uitsluitsel. Onder punt 14 van het veiligheidsinformatieblad is altijd aangegeven of het product als gevaarlijk wordt beschouwd voor het vervoer over de weg. De leverancier van een product is verplicht om voor stoffen die volgens de WMS als gevaarlijk zijn ingedeeld, een veiligheidsinformatieblad aan te leveren bij eerste levering en bij wijzigingen indien u in de afgelopen 12 maanden het product nog heeft gekocht. Bij voor vervoer gevaarlijke producten vermeldt het veiligheidsinformatieblad minimaal steeds het UN-nummer (United Nations nummer : dit is een classificatie van gevaarlijke goederen zoals ze door de Verenigde Naties werd opgesteld), de ‘Proper Shipping Name’ (dit is de officiële benaming van de stof zoals ze is opgenomen in de lijst der UN-nummers). De labelnummers (dit is de aanduiding van welke etiketten moeten worden voorzien bij het vervoer). Indien het veiligheidsinformatieblad om een of andere reden niet beschikbaar zou zijn kan ook de originele transportverpakking van het product aanwijzingen geven. Staan er ADR gevarenlabels op de verpakking ? Staat er een UN-nummer op de verpakking (de letters UN, gevolgd door 4 cijfers) ? Indien u stoffen wilt vervoeren die geen ADR code bezitten, dan hoeft u geen specifieke maatregelen te nemen. Wel raden we u aan de in hoofdstuk 4.2 genoemde algemene voorzieningen te respecteren. 4.3.5. Vrijstellingen die samenhangen met de aard van het vervoersproces. (ADR 1.1.3.1) Vervoer van zgn. “dagvoorraden”. De voorschriften van het ADR zijn niet van toepassing op vervoer, verricht door ondernemingen, dat ondergeschikt is aan hun hoofdbedrijfsactiviteit, zoals leveringen aan bouwplaatsen of schoonmaakobjecten in hoeveelheden van ten hoogste 450 liter per verpakking en met inachtneming van de in ADR 1.1.3.6 (de 1000 punten regeling zie 4.3.7 hieronder) genoemde hoogst toelaatbare hoeveelheden. Deze vrijstelling geldt echter niet voor vervoer, door bedoelde ondernemingen verricht ten behoeve van hun eigen toelevering of externe dan wel interne distributie. 4.3.6 Gelimiteerde hoeveelheden. Voor een deel van de gevaarlijke stoffen gelden speciale voorschriften voor het vervoer van gelimiteerde hoeveelheden. De LQ code vindt u in de lijst van gevaarlijke stoffen (hoofdstuk 3.2 van het ADR, kolom 7). U dient daarvoor wel de UN code te kennen (te vinden in het VIB hoofdstuk 14) In de LQ lijst wordt door middel van codes (LQ 0 tot en met 28) verwezen naar de regels voor gelimiteerde hoeveelheden. Deze vindt u in ADR tabel 3.4.6 (tabel 1 van hoofdstuk 4). In die tabel staan de maxima aangegeven van een stof in combinatie met de verpakking waarop een vrijstelling van toepassing is. 22 Tabel 1 (3.4.6 ADR) Code Samengestelde verpakkingen (maximale netto hoeveelheid) per Binnenverpakking (1) LQ0 LQ1 LQ2 c LQ3 LQ4 LQ5 c LQ6 c LQ7 LQ8 LQ9 LQ10 LQ11 LQ12 LQ13 LQ14 LQ15 LQ16 LQ17 LQ18 LQ19 LQ20 LQ21 LQ22 LQ23 LQ24 d LQ25 d LQ26 LQ27 LQ28 per collo Binnenverpakkingen geplaatst in met krimp of rekfolie omwikkelde trays (maximale netto hoeveelheid) per per collo binnenverpakking (2) (3) (4) (5) Geen vrijstelling in overeenstemming met de voorschriften van 3.4.2. 120 ml 30 kg 120 ml 20 kg 1l 1l 30 kg 20 kg 1l 500 ml niet toegestaan niet toegestaan 20 kg 3l 1l 30 kg 20 kg 5l 1l onbeperkt 30 kg 20 kg 5l 1l 30 kg 20 kg 5l 5l 30 kg 20 kg 3 kg 500 g 30 kg 20 kg 6 kg 3 kg 30 kg 20 kg 500 ml 500 ml 30 kg 20 kg 500 g 500 g 30 kg 20 kg 1 kg 1 kg 30 kg 20 kg 1l 1l 30 kg 20 kg 25 ml 25 ml 30 kg 20 kg 100 g 100 g 30 kg 20 kg 125 ml 125 ml 2l 2l 500 ml 100 ml 1 kg 4kg 500 g 4 kg 3l 30 kg 5 kg 20 kg (gereserveerd) (gereserveerd) (gereserveerd) (gereserveerd) (gereserveerd) (gereserveerd) (gereserveerd) (gereserveerd) 30 kg 20 kg 1l 500 ml 30 kg 20 kg 3 kg 1 kg 30 kg 20 kg 6 kg 2 kg 30 kg 20 kg 1 kg 1 kg 2l 500 ml 2l 500 ml 30 kg 20 kg 6 kg 6 kg 30 kg 20 kg 3l 3l c) Bij waterhoudende homogene mengsels van de Klasse 3 hebben de genoemde hoeveelheden slechts betrekking op de zich erin bevindende stoffen van de Klasse 3. Dit kan dus gelden voor alcohol gebaseerde reinigers. d) Bij het vervoer van de UN-nummers 2315, 3151, 3152 en 3432 in apparaten mogen in ieder afzonderlijk apparaat de hoeveelheden per binnenverpakking niet overschreden worden. Het apparaat moet in een vloeistofdichte verpakking worden vervoerd en het volledige collo moet voldoen aan 3.4.4 c). Voor apparaten mogen geen trays met krimp- of rekfolie worden gebruikt. 23 ADR 2007: De hoeveelheden 3 liter en 1 liter bij LQ19 zijn gewijzigd in 5 kg. Met uitzondering van kwik, wordt in kolom 7 van ADR tabel 3 LQ19 vervangen door LQ7. Dit betekent dat de maximale hoeveelheid voor deze stoffen van 3 liter naar 5 liter gaat. Dit is voor de schoonmaakbranche een belangrijke aanpassing, want onder LQ19, nu dus LQ7 vielen/vallen alle bijtende stoffen. Elk collo moet op een duidelijke en duurzame wijze voorzien zijn van: i) het UN-nummer van het goed in het collo, zoals aangegeven in ADR 3.2, Tabel A, kolom 1, voorafgegaan door de letters “UN”; ii) indien zich in hetzelfde collo verscheidene goederen met verschillende UN-nummers bevinden: de UN-nummers van de goederen in het collo, voorafgegaan door de letters “UN”, of de letters “LQ” . Deze opschriften moeten worden getoond binnen een ruitvormig gebied, omgeven door een lijn, die tenminste 100 x 100 mm meet. De breedte van de lijn die de ruit vormt, moet ten minste 2 mm zijn; het nummer moet tenminste 6 mm hoog zijn. In die gevallen waarin meer dan één stof met verschillende UN-nummers in het collo zijn opgenomen, moet de ruitvormige figuur groot genoeg zijn om elk desbetreffend UN-nummer te omvatten. Indien de afmetingen van het collo dit noodzakelijk maken, mag het formaat worden verkleind, onder voorwaarde dat de opschriften duidelijk zichtbaar blijven. Er zijn twee situatie mogelijk: 1. U vervoert verpakkingen met maximaal de hoeveelheid die bij de code in ADR tabel 3.4.6 staat aangegeven. Voor de buitenverpakking geldt dat de bruto massa niet groter mag zijn dan 30 kg. voor samengestelde verpakkingen en 20 kg. voor trays. Tenzij in kolom 3 of 5 anders wordt vermeld of indien u verpakking dit niet toelaat. U bent vrijgesteld van de regels uit het ADR, behalve voor de kenmerking van colli. 2. U vervoert verpakkingen met meer dan de maximale hoeveelheid uit tabel 3.4.6. U bent niet vrijgesteld van de voorschriften uit het ADR. Het vervoer moet dan altijd volgens de voorschriften van het ADR plaatsvinden. 4.3.7 Vrijstelling in samenhang met de vervoerde hoeveelheid per transporteenheid, de zgn. 1000 punten regeling. In de inleiding is al opgemerkt dat dit een vrij complexe regeling is die ook maar gedeeltelijk vrijstelling geeft van de ADR regels. Voor OSB leden een weinig courante vrijstellingsregeling. Wel dient u na te gaan of u de 1000 punten niet overschrijdt als u vervoert onder de vrijstelling zoals beschreven in 3.3.5. (dagvoorraden). De 1.000 punten regeling Vrijstelling in samenhang met de vervoerde hoeveelheden per transporteenheid. Voor het vervoer van verpakte gevaarlijke stoffen in beperkte hoeveelheden gelden minder zware eisen. Deze vrijstelling is van toepassing op colli, IBC’s en de grote verpakkingen (LP’s), maar niet op het bulkvervoer (tank- en losgestort vervoer). Dit is vastgelegd in subsectie 1.1.3.6 van het ADR. Hieronder wordt stapsgewijs de werking van deze vrijstelling uitgelegd. Uitleg in stappen De tabel verdeelt de gevaarlijke stoffen in de vervoerscategorieën 0, 1, 2, 3 en 4. Stoffen zijn in de tabel, vanuit het ADR, via de gevarenklasse en comptabiliteitsgroep, UN-nummer of verpakkingsgroep ingedeeld in een van de vervoerscategorieën. In de tabel wordt per vervoerscategorie een maximale hoeveelheid per transporteenheid toegekend. 24 Tabel 1: VervoersCategorie Stoffen of voorwerpen (Verpakkingsgroep of classificatiecode / -groep of UN-nummer) 0 Hoogst toelaatbare totale hoeveelheid per transport eenheid 0 Klasse 1: 1.1 A, 1.1 L, 1.2 L, 1.3 L, 1.4 L en UN-nummer 0190 Klasse 3: UN-nummer 3343 Klasse 4.2: stoffen die zijn ingedeeld in verpakkingsgroep I Klasse 4.3: UN-nummers 1183, 1242, 1295, 1340, 1390, 1403, 1928, 2813, 2965, 2968, 2988, 3129, 3130, 3131, 3134, 3148 en 3207 Klasse 6.1: UN-nummers 1051, 1613, 1614 en 3294 Klasse 6.2: UN-nummers 2814 en 2900 (risicogroepen 3 en 4) Klasse 7: UN-nummers 2912 t/m 2919, 2977, 2978, 3321 t/m 3333 Klasse 9: UN-nummers 2315, 3151 en 3152 alsmede apparaten die deze stoffen of mengsels bevatten, alsmede ongereinigde lege verpakkingen die stoffen van deze vervoerscategorie hebben bevat VervoersCategorie Stoffen en voorwerpen die zijn ingedeeld in verpakkingsgroep I en niet onder vervoerscategorie 0 vallen, alsmede stoffen en voorwerpen van de volgende klassen: 1 Hoogst toelaatbare totale hoeveelheid per transport eenheid 20 Klasse 1: 1.1 B t/m 1.1 Ja); 1.2 B t/m 1.2 J; 1.3 C; 1.3 G; 1.3 H; 1.3 J en 1.5 Da) Klasse 2: Alle stoffen met giftige (T) eigenschappen: UN-nummers 1005; 1008; 1016; 1017; 1023; 1026; 1040; 1045; 1048; 1050; 1053; 1062; 1064; 1067; 1069; 1071; 1076; 1079; 1082; 1581; 1582; 1589; 1612; 1660; 1741; 1749; 1859; 1911; 1950; 1953; 1955; 1967; 1975; 2037; 2188; 2189; 2190; 2191; 2192; 2194; 2195; 2196; 2197; 2198; 2199; 2202; 2204; 2417; 2418; 2420; 2534; 2548; 2600; 2676; 2901; 3057; 3083; 3160; 3162; 3168; 3169; 3300; 3303; 3304; 3305; 3306; 3307; 3308; 3309; 3310; 3318; 3355 UN-nummers 3221 t/m 3224 en 3231 t/m 3240 Klasse 4.1: 25 Klasse 5.2: VervoersCategorie UN-nummers 3101 t/m 3104 en 3111 t/m 3120 Stoffen en voorwerpen die zijn ingedeeld in verpakkingsgroep II en die niet onder vervoerscategorie 0, 1 of 4 vallen, alsmede stoffen en voorwerpen van de volgende klassen: 2 VervoersCategorie Hoogst toelaatbare totale hoeveelheid per transport eenheid 333 Klasse 1: 1.4 B t/m 1.4 G en 1.6 N Klasse 2: Alle stoffen met brandbare (F) eigenschappen: UNnummers 1001; 1010; 1011; 1012; 1027; 1030; 1032; 1033; 1035; 1036; 1037; 1038; 1039; 1041; 1049; 1055; 1057; 1060;1061; 1063; 1075; 1077; 1081; 1083; 1085; 1086; 1087; 1860; 1912; 1950; 1954; 1957; 1959; 1961; 1962; 1964; 1965; 1966;1969; 1971; 1972; 1978; 2034; 2035; 2037; 2044; 2200; 2203; 2419; 2452; 2453; 2454; 2517; 2601; 3138; 3150; 3153; 3154; 3161; 3167; 3252; 3312; 3354; 3358 Klasse 4.1: UN-nummers 3225 t/m 3230 Klasse 5.2: UN-nummers 3105 t/m 3110 Klasse 6.1: stoffen en voorwerpen die zijn ingedeeld in verpakkingsgroep III Klasse 6.2: UN-nummers 2814 en 2900 (risicogroep 2) Klasse 9: UN-nummer 3245 Stoffen en voorwerpen die zijn ingedeeld in verpakkingsgroep III en die niet onder vervoerscategorie 0, 2 of 4 vallen, alsmede stoffen en voorwerpen van de volgende klassen: 3 Hoogst toelaatbare totale hoeveelheid per transport eenheid 1000 Klasse 2: Klasse 8: Alle stoffen met verstikkende (A) en/of oxiderende (O) eigenschappen: UN-nummers 1002; 1003; 1006; 1009; 1013; 1014; 1015; 1018; 1020; 1021; 1022; 1028; 1029; 1044; 1046; 1056; 1058; 1065; 1066; 1070; 1072; 1073; 1078; 1080; 1858; 1913; 1950; 1951; 1952; 1956; 1958; 1963; 1968; 1970; 1973; 1974; 1976; 1977; 1979; 1980; 1981; 1982; 1983; 1984; 2036; 2037; 2073; 2187; 2193; 2201; 2422; 2424; 2451; 2591; 2599; 2602; 2857; 3070; 3136; 3156; 3157; 3158; 3159; 3163; 3164; 3220; 3296; 3297; 3298; 3299; 3311; 3337; 3338; 3339; 3340; 3353 UN-nummers 2794; 2795; 2800 en 3028 26 Klasse 9: UN-nummers 2990 en 3072 Vervoerscategorie Hoogst toelaatbare totale hoeveelheid per transport eenheid 4 onbeperkt Klasse 1: Klasse 1: 1.4 S Klasse 4.1: UN-nummers 1331; 1345; 1944; 1945; 2254 en 2623 Klasse 4.2: UN-nummers 1361 en 1362 van verpakkingsgroep III Klasse 7: UN-nummers 2908 t/m 2911 Klasse 9: UN-nummer 3268 alsmede ongereinigde lege verpakkingen, die gevaarlijke stoffen hebben bevat, met uitzondering van die welke onder de vervoerscategorie 0 vallen. Voetnoot a) voor de UN-nummers 0081, 0082, 0084, 0241, 0331, 0332, 0482, 1005 en 1017 bedraagt de hoogst toelaatbare totale hoeveelheid per transporteenheid 50 kg. Eenheden De waarden 0, 20, 333 en 1000 en ‘onbeperkt’ hebben afhankelijk van de vervoerde stof betrekking op kilogrammen of liters. Hiervoor geldt het volgende: Omschrijving: Aanduiding: - Voorwerpen Bruto massa in kilogrammen - Voorwerpen van klasse 1 Netto massa van de ontplofbare stof in kilogrammen Netto massa in kilogrammen - Vaste stoffen - Vloeibaar gemaakte gassen - Sterk gekoelde, vloeibaar gemaakte gassen - Onder druk opgeloste gassen - Vloeistoffen Nominale (water)inhoud van de houders in liters - Samengeperste gassen De vervoerde hoeveelheden kunnen bij elkaar opgeteld worden als de transporteenheid één of meerdere stoffen van dezelfde categorie bevat. Indien de gevaarlijke stoffen behoren tot verschillende vervoerscategorieën, dan moeten de hoeveelheden alvorens te worden opgeteld met de volgende factoren vermenigvuldigd worden: • vervoerscategorie 1 : hoeveelheid x 50; • vervoerscategorie 1, UN nrs. in voetnoot a van tabel van dit hoofdstuk: hoeveelheid x 20; • vervoerscategorie 2 : hoeveelheid x 3; • vervoerscategorie 3 : hoeveelheid x 1; • vervoerscategorie 4 : hoeveelheid x 0. Bij optelling van de uitkomsten mag het totaal niet boven de 1000 punten uitkomen! 27 Als de vervoerde hoeveelheden boven de in de tabel gestelde maxima uitkomen, dan gelden alle relevante bepalingen van het ADR! Komt uw UN-nummer niet in de tabel voor dan mag dus onder deze regeling 1000 kilo of liter worden vervoerd. 4.4. Samenvatting. Indien u, volgens de criteria van het ADR gevaarlijke stoffen, vervoert is de vervoerswetgeving daarop van toepassing. Aangezien de meeste schoonmaakbedrijven beperkte hoeveelheden vervoeren (lees dagvoorraad in servicewagens) valt dit vervoer waarschijnlijk onder één van de vrijstellingsregelingen en zal meestal het treffen van eenvoudige, logische, voorzieningen voldoende zijn. In deze handleiding is in het kort beschreven hoe men daarmee om kan gaan. Indien u goederen onder ADR condities vervoert, dus zonder vrijstellingen, dient u altijd gebruik te maken van de diensten van een ADR-veiligheidsadviseur. Wie toch iets meer wil weten zonder direct het hele ADR te willen kennen wordt aangeraden de gratis infobladen van de inspectie verkeer en waterstaat te raadplegen. Er zijn onder andere infobladen/brochures over de volgende onderwerpen: Infobladen • 1000 punten tabel • Documenten bij vervoer gevaarlijke stoffen • Herkenning gevaarlijke stoffen (verschijnt binnenkort) • Veiligheidsadviseur transport gevaarlijke stoffen • Vrijstelling van goederen verpakt in gelimiteerde hoeveelheden • Vastzetten en stuwen gevaarlijke stoffen http://www.ivw.nl/nl/Loket/infobladen_en_brochures/gevaarlijkestoffeninfobladenenbrochures.jsp Het probleem van de infobladen is wel dat ervaring leert dat Verkeer en Waterstaat niet altijd tijdig een update uitvoert als het ADR wordt vernieuwd. Dat zou in principe iedere eerste januari van de oneven jaren (2007, 2009 enz).moeten gebeuren. 28 Bijlage I bij Handleiding gevaarlijke stoffen Lijst van R-zinnen R1 In droge toestand ontplofbaar R2 Ontploffingsgevaar door schok, wrijving, vuur of andere ontstekingsoorzaken R3 R4 Ernstig ontploffingsgevaar door schok, wrijving, vuur of andere ontstekingsoorzaken Vormt met metalen zeer gemakkelijk ontplofbare verbindingen R5 Ontploffingsgevaar door verwarming R6 Ontplofbaar met en zonder lucht R7 Kan brand veroorzaken R8 Bevordert de ontbranding van brandbare stoffen R9 Ontploffingsgevaar bij menging met brandbare stoffen R10 Ontvlambaar R11 Licht ontvlambaar R12 Zeer licht ontvlambaar R14 Reageert heftig met water R15 Vormt zeer licht ontvlambaar gas in contact met water R16 Ontploffingsgevaar bij menging met oxiderende stoffen R17 Spontaan ontvlambaar in lucht R18 Kan bij gebruik een ontvlambaar/ontplofbaar damp-luchtmengsel vormen R19 Kan ontplofbare peroxiden vormen R20 Schadelijk bij inademing R21 Schadelijk bij aanraking met de huid R22 Schadelijk bij opname door de mond R23 Vergiftig bij inademing R24 Vergiftig bij aanraking met de huid R25 Vergiftig bij opname door de mond R26 Zeer vergiftig bij inademing R27 Zeer vergiftig bij aanraking met de huid R28 Zeer vergiftig bij opname door de mond 29 R29 Vormt vergiftig gas in contact met water R30 Kan bij gebruik licht ontvlambaar worden R31 Vormt vergiftige gassen in contact met zuren R32 Vormt zeer vergiftige gassen in contact met zuren R33 Gevaar voor cumulatieve effecten R34 Veroorzaakt brandwonden R35 Veroorzaakt ernstige brandwonden R36 Irriterend voor de ogen R37 Irriterend voor de ademhalingswegen R38 Irriterend voor de huid R39 Gevaar voor ernstige onherstelbare effecten R40 Carcinogene effecten zijn niet uitgesloten R41 Gevaar voor ernstig oogletsel R42 Kan overgevoeligheid veroorzaken bij inademing R43 Kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid R44 Ontploffingsgevaar bij verwarming in afgesloten toestand R45 Kan kanker veroorzaken R46 Kan erfelijke genetische schade veroorzaken R48 Gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling R49 Kan kanker veroorzaken bij inademing R50 Zeer vergiftig voor in het water levende organismen R51 Vergiftig voor in het water levende organismen R52 Schadelijk voor in het water levende organismen R53 Kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken R54 Vergiftig voor planten R55 Vergiftig voor dieren R56 Vergiftig voor bodemorganismen R57 Vergiftig voor bijen R58 Kan in het milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken 30 R59 Gevaarlijk voor de ozonlaag R60 Kan de vruchtbaarheid schaden R61 Kan het ongeboren kind schaden R62 Mogelijk gevaar voor verminderde vruchtbaarheid R63 Mogelijk gevaar voor beschadiging van het ongeboren kind R64 Kan schadelijk zijn via de borstvoeding R65 Schadelijk: kan longschade veroorzaken na verslikken R66 Herhaalde blootstelling kan een droge of een gebarsten huid veroorzaken R67 Dampen kunnen slaperigheid en duizeligheid veroorzaken R68 Onherstelbare effecten zijn niet uitgesloten R14/15 Reageert heftig met water en vormt daarbij zeer ontvlambaar gas R15/29 Vormt vergiftig en zeer ontvlambaar gas in contact met water R20/21 Schadelijk bij inademing en bij aanraking met de huid R20/22 Schadelijk bij inademing en opname door de mond R20/21/22 Schadelijk bij inademing, opname door de mond en aanraking met de huid R21/22 Schadelijk bij aanraking met de huid en bij opname door de mond R23/24 Vergiftig bij inademing en bij aanraking met de huid R23/25 Vergiftig bij inademing en opname door de mond R23/24/25 Vergiftig bij inademing, opname door de mond en aanraking met de huid R24/25 Vergiftig bij aanraking met de huid en bij opname door de mond R26/27 Zeer vergiftig bij inademing en bij aanraking met de huid R26/28 Zeer vergiftig bij inademing en opname door de mond R26/27/28 Zeer vergiftig bij inademing, opname door de mond en aanraking met de huid R27/28 Zeer vergiftig bij aanraking met de huid en bij opname door de mond R36/37 Irriterend voor de ogen en de ademhalingswegen R36/38 Irriterend voor de ogen en de huid R36/37/38 Irriterend voor de ogen, de ademhalingswegen en de huid R37/38 Irriterend voor de ademhalingswegen en de huid R39/23 Vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing 31 R39/24 Vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij aanraking met de huid R39/25 Vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij opname door de mond R39/23/24 Vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing en aanraking met de huid R39/23/25 Vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing en opname door de mond R39/24/25 Vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij aanraking met de huid en opname door de mond R39/23/24/25Vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing, aanraking met de huid en opname door de mond R39/26 Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing R39/27 Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij aanraking met de huid R39/28 Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij opname door de mond R39/26/27 Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing en aanraking met de huid R39/26/28 Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing en opname door de mond R39/27/28 Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij aanraking met de huid en opname door de mond R39/26/27/28Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing, aanraking met de huid en opname door de mond R42/43 Kan overgevoeligheid veroorzaken bij inademing of contact met de huid R48/20 Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing R48/21 Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij aanraking met de huid R48/22 Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij opname door de mond R48/20/21 Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing en aanraking met de huid R48/20/22 Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing en opname door de mond R48/21/22 Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij aanraking met de huid en opname door de mond R48/20/21/22Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing, aanraking met de huid en opname door de mond R48/23 Vergiftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing R48/24 Vergiftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij aanraking met de huid R48/25 Vergiftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij opname door de mond R48/23/24 Vergiftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing en aanraking met de huid R48/23/25 Vergiftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing en opname door de mond 32 R48/24/25 Vergiftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij aanraking met de huid en opname door de mond R48/23/24/25Vergiftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing, aanraking met de huid en opname door de mond R50/53 Zeer vergiftig voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken R51/53 Vergiftig voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken R52/53 Schadelijk voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken R68/20 Schadelijk: bij inademing zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten R68/21 Schadelijk: bij aanraking met de huid zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten R68/22 Schadelijk: bij opname door de mond zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten R68/20/21 Schadelijk: bij inademing en aanraking met de huid zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten R68/20/22 Schadelijk: bij inademing en opname door de mond zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten R68/21/22 Schadelijk: bij aanraking met de huid en opname door de mond zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten R68/20/21/22Schadelijk: bij inademing, aanraking met de huid en opname door de mond zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten 33 Bijlage II bij Handleiding gevaarlijke stoffen Lijst van S-zinnen S1 Achter slot bewaren S2 Buiten bereik van kinderen bewaren S3 Op een koele plaats bewaren S4 Verwijderd van woonruimten opbergen S5 Onder . . . houden. (geschikte vloeistof aan te geven door fabrikant) S6 Onder . . . houden. (inert gas aan te geven door fabrikant) S7 In goed gesloten verpakking bewaren S8 Verpakking droog houden S9 Op een goed geventileerde plaats bewaren S12 De verpakking niet hermetisch sluiten S13 Verwijderd houden van eet- en drinkwaren en van diervoeder S14 S15 Verwijderd houden van . . . (stoffen waarmee contact vermeden dient te worden aan te geven door de fabrikant) Verwijderd houden van warmte S16 Verwijderd houden van ontstekingsbronnen - Niet roken S17 Verwijderd houden van brandbare stoffen S18 Verpakking voorzichtig behandelen en openen S20 Niet eten of drinken tijdens gebruik S21 Niet roken tijdens gebruik S22 Stof niet inademen S23 S24 Gas/rook/ damp /spuitnevel niet inademen. (toepasselijke term(en) aan te geven door de fabrikant) Aanraking met de huid vermijden S25 Aanraking met de ogen vermijden S26 Bij aanraking met de ogen onmiddellijk met overvloedig water afspoelen en deskundig medisch advies inwinnen Verontreinigde kleding onmiddellijk uittrekken S27 S28 S29 Na aanraking met de huid onmiddellijk wassen met veel . . (aan te geven door de fabrikant) Afval niet in de gootsteen werpen 34 S30 Nooit water op deze stof gieten S33 Maatregelen treffen tegen ontladingen van statische elektriciteit S35 Deze stof en de verpakking op veilige wijze afvoeren S36 Draag geschikte beschermende kleding S37 Draag geschikte handschoenen S38 Bij ontoereikende ventilatie een geschikte adembescherming dragen S39 Een bescherming voor de ogen/voor het gezicht dragen S40 Voor de reiniging van de vloer en alle voorwerpen verontreinigd met dit materiaal . . . gebruiken. (aan te geven door de fabrikant) In geval van brand en/of explosie inademen van rook vermijden S41 S42 S46 Tijdens de ontsmetting/bespuiting een geschikte adembescherming dragen. (Geschikte term(en) door de fabrikant aan te geven) In geval van brand . . . gebruiken. (blusmiddelen aan te duiden door de fabrikant. Indien water het risico vergroot toevoeg„Nooit water gebruiken”) Bij een ongeval of indien men zich onwel voelt, onmiddellijk een arts raadplegen (indien mogelijk hem dit etiket tonen) In geval van inslikken onmiddellijk een arts raadplegen en verpakking of etiket tonen S47 Bewaren bij een temperatuur beneden . . . °C. (aan te geven door de fabrikant) S48 Inhoud vochtig houden met . . . (middel aan te geven door de fabrikant) S49 Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren S50 Niet vermengen met . . . (aan te geven door de fabrikant) S51 Uitsluitend op goed geventileerde plaatsen gebruiken S52 Niet voor gebruik op grote oppervlakken in woon- en verblijfruimtes S53 Blootstelling vermijden - vóór gebruik speciale aanwijzingen Raadplegen S56 S57 Deze stof en de verpakking naar inzamelpunt voor gevaarlijk of bijzonder afval brengen Neem passende maatregelen om verspreiding in het milieu te voorkomen S59 Raadpleeg fabrikant/leverancier voor informatie over terugwinning/ Recycling S60 Deze stof en de verpakking als gevaarlijk afval afvoeren S61 Voorkom lozing in het milieu. Vraag om speciale instructies/ veiligheidskaart S62 S63 Bij inslikken niet het braken opwekken; direct een arts raadplegen en de verpakking of het etiket tonen Bij een ongeval door inademing: slachtoffer in de frisse lucht brengen en laten rusten S64 Bij inslikken, mond met water spoelen (alleen als de persoon bij bewustzijn is) S43 S45 35 S1/2 Achter slot en buiten bereik van kinderen bewaren S3/7 Gesloten verpakking op een koele plaats bewaren S3/9/14 Bewaren op een koele, goed geventileerde plaats verwijderd van . . . (stoffen waarmee contact vermeden dient te worden, aan te geven door de fabrikant) S3/9/14/49Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren op een koele, goed geventileerde plaats verwijderd van . . . (stoffen waarmee contact vermeden dient te worden, aan te geven door de fabrikant) S3/9/49 Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren op een koele, goed geventileerde plaats S3/14 Bewaren op een koele plaats verwijderd van . . . (stoffen waarmee contact vermeden dient te worden, aan te geven door de fabrikant) S7/8 Droog houden en in een goed gesloten verpakking bewaren S7/9 Gesloten verpakking op een goed geventileerde plaats bewaren S7/47 Gesloten verpakking bewaren bij een temperatuur beneden . . °C. (aan te geven door de fabrikant) S20/21 Niet eten, drinken of roken tijdens gebruik S24/25 Aanraking met de ogen en de huid vermijden S27/28 Na contact met de huid, alle besmette kleding onmiddellijk uittrekken en de huid onmiddellijk wassen met veel . . . (aan te geven door de fabrikant) S29/35 Afval niet in de gootsteen werpen; stof en verpakking op veilige wijze afvoeren S29/56 Afval niet in de gootsteen werpen; deze stof en de verpakking naar een inzamelpunt voor gevaarlijk of bijzonder afval brengen S36/37 Draag geschikte handschoenen en beschermende kleding S36/37/39 Draag geschikte beschermende kleding, handschoenen en een beschermingsmiddel voor de ogen/het gezicht S36/39 Draag geschikte beschermende kleding en een beschermingsmiddel voor de ogen/het gezicht S37/39 Draag geschikte handschoenen en een beschermingsmiddel voor de ogen/het gezicht S47/49 Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren bij een temperatuur beneden . . . °C. (aan te geven door de fabrikant) 36