GEEN FAMILIEGEHEIM, De herinnering aan de geallieerde

advertisement
GEEN FAMILIEGEHEIM, De herinnering aan de geallieerde
bombardementen in recent onderzoek: een besprekingsartikel
Bas von Benda - Beckmann
Dc
te
pe
ee
bc
dE
Se
va
di
Sil
dc
br
ni
IIE
a<
df
fa
Vernielde binnenstad van Kassel, na het bombardement op 22 oktober 1943.
Bron: www.ullsteinbild.de
35
Door de Duitse omgang met de geallieerde bombardementen als een taboe en verdrongen `familiegeheim'te bestempelen, luidde de Duitse schrijver W.G. Sebald eind jaren 1990
een debat in dat tot op heden voortduurt. De geallieerde
bombardementen staan in Duitsland sinds eind jaren negentig volop in de aandacht en de vermeende 'verdringing' van
deze'Duitse' oorlogservaring is sinds het verschijnen van
Sebalds essay Luftkrieg und Literatur een geliefd onderwerp
van debat in populaire media en vakwetenschap. Deze
discussies werden tot voor kort vaak gekenmerkt door gesimplificeerde en ongefundeerde aannames of op zijn best
door beperkt deelonderzoek. Een aantal nieuwe publicaties
brengt hier verandering in. Zij geven een aantal opvallende
nieuwe inzichten in de naoorlogse herinnering aan de geallieerde bombardementen en ontkrachten bovendien een
aantal hardnekkige denkbeelden. De geallieerde bombar-
demische als in het publieke debat veel aandacht heeft gekregen is de herinnering aan de
geallieerde bombardementen tijdens de Tweede
Wereldoorlog. Volgens de belangrijkste initiatiefnemers in dit debat, W.G. Sebald en Jörg
Friedrich, zou Duitsland de traumatische ervaring van de bombardementen hebben verdrongen en, onder andere door de dominantie
van het discours over Duitse schuld, geen vorm
hebben gevonden om deze historische gebeurtenis een plaats te geven in de collectieve herinnering aan de Tweede Wereldoorlog.
Sebalds essay Luftkrieg und Literatur (1999)
en Friedrichs historische overzichtswerk Der
Brand (2002) en hun ideeën over het vermeende
taboe op Duits slachtofferschap maakten in
Duitsland een enorme reactie los, die door velen
als een verschuiving in de Duitse geschiedcultuur wordt gezien.' Waar vroeger Duits slachtofferschap onbespreekbaar of op zijn minst een
beladen thema was, leek de herinnering aan het
'Duitse' leed nu algemeen als een legitiem en belangrijk thema te worden gezien. Dat zelfs de
voormalige'poortwachters'van de Duitse schuld
als Günter Grass of Hans-Ulrich Wehler nu
een ander geluid lieten horen schijnt het meest
directe bewijs te zijn voor een veranderde atmosfeer in het Duitse vertoog over het oorlogsverleden. De oude frontlijnen tussen conservatieve
pleidooien voor een symbolische streep onder
het verleden en de onophoudelijke confrontatie
met schuld en daderschap vanuit links-liberale
hoek leken nu eindelijk te zijn vervaagd.
Historici en literatuurwetenschappers hebben zich de afgelopen jaren vaak laten prikkelen door zowel de provocatieve stellingen
van Sebald en Friedrich als door de algemeen
toegenomen aandacht voor Duits slachtoffer-
dementen waren in het naoorlogse Duitsland geenszins een
familiegeheim.
In de Duitse contemporaine geschiedschrijving
zijn studies over het publieke en politieke gebruik van geschiedenis tot een belangrijk subgenre geworden.' Maar ook in het publieke
debat spelen discussies over verwerking en
verdringing van het verleden nog steeds een
belangrijke rol. Een thema dat vanaf het begin
van het nieuwe millennium zowel in het acaTijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 1, p. 34-47
2
De meest toonaangevende Duitse historici en historische onderzoekscentra houden zich intensief met het thema bezig. Bij de verkiezing van
het 'beste historische boek' die jaarlijks door het prominente Duitse
online platform H-Soz-U-Kult wordt uitgeschreven, werd in de categorie
Zeitgeschichte de laatste 7 verkiezingen 5 maal een studie over de Duitse
omgang met het naziverleden,'Geschichtspolitik' of' Erinnerungskultur'
als winnaar uitgekozen. Dit jaar was Dirk Moses, German intellectuals
and the Nazi past de winnaar. In 2006: Norbert Frei, 1945 und wir; in
2004: Konrad H. Jarausch, Die Umkehr. Deutsche Wandlungen 1945-1995;
in 2003: Konrad R. Jarausch en Michael Geyer, Shattered Past: Reconstructing German Histories; en in 2001: Etienne Francois en Hagen Schulze,
Deutsche Erinnerungsorte. Zie: http://hsozkult.geschichte.hu-berlin.de/
index.asp?type=buchpreis &name = start &pn= forum. En: http://hsozkult.
geschichte.hu-berlin.de/index.asp?pn= forum &type=buchpreis &name
[o5 december 2008].
W.G. Sebald, Luftkrieg und Literatur (München 1999); Jörg Friedrich Der
Brand. Deutschland im Bombenkrieg, 1940-1945 (Berlijn 2002). Voor een
overzicht van bijdragen uit het publieke debat dat hierop volgde. Lothar
Kettenacker ed., Ein Volk von Opfern. Die neue Debatte um den Bombenkrieg 1940-1945 (Berlijn 2003).
Bas von Benda-Beckmann
36
schap. Er heeft zich inmiddels een levendig onderzoeksveld ontwikkeld, waarin twee kwesties
centraal staan. Ten eerste wordt vooral in een
flink aantal recente artikelen, bundels en een enkele uitgebreide studie getracht de toegenomen
aandacht voor Duitse slachtoffers in de Duitse
herinneringscultuur te verklaren. 3 In de vele
beschouwingen over de recente ontwikkeling
worden meestal de veranderde politieke identiteit van het verenigde Duitsland en een zich
voltrekkende generatiewisseling aangevoerd.
Daarnaast wordt er, meer in het algemeen, ge'(vezen op de toegenomen invloed van televisiedocumentaires en populairwetenschappelijke
boeken op de hedendaagse geschiedcultuur en
de daarmee gepaard gaande herwaardering voor
persoonlijke verhalen van individueel leed, in
het bijzonder wanneer het gaat om het leed en
slachtofferschap van 'gewone Duitsers'.4
Een ander punt dat in recente literatuur
steeds sterker naar voren komt is de vraag naar
de mate waarin thema's zoals de geallieerde
bombardementen lang voor de recente boeken
van Sebald en Friedrich in tal van aspecten van
het culturele, politieke en maatschappelijke leven van de BRD en DDR aan de orde zijn gekomen.' In het publieke debat dat door Sebald en
Friedrich werd losgemaakt is vaak aangenomen
dat de Duitsers de bombardementservaring
hebben verdrongen. Gepreoccupeerd door de
noodzaak van wederopbouw en geconfronteerd
met de verantwoordelijkheid voor de misdaden
van het Derde Rijk, zouden de Duitsers geen
ruimte hebben gevonden de ingrijpende ervaring van de geallieerde stadsbombardementen
3
Zie vooral Klaus Naumann, Der Krieg als Text. Das Jahr 1945 im kulturellen
Gedächtnis der Presse (Hamburg 1998) en Aleida Assmann, Der lange
Schatten der Vergangenheit. Erinnerungskultur und Geschichtspolitik
(München 2006).
4 Vergelijk de inleidingen van Bill Niven ed., Germans as Victims. Remembering the Past in Contemporary Germany (New York 2006)1-25 en Patrick
Dassen, Ton Nijhuis en Krijn Thijs ed., Duitsers als slachtoffers. Het einde
van een taboe? (Amsterdam 2007) 13-57.
5
Hetzelfde geldt in nog sterkere mate voor het thema 'Vertreibung' zie
hiervoor met name Robert G. Moeller, War stories. The search fora usable
past in the Federal Republic of Germany (Berkeley CA 2001); Mathias Beer,
'„Ein der wissenschaftlichen Forschung sich aufdrängender historischer
Zusammenhang". Von den Schwierigkeiten, „Flucht und Vertreibung" zu
kontextualisieren' in: Jürgen Danyel en Phillip Ther ed., Flucht und Vertreibung in europäischer Perspektive, Zeitschrift für Geschichtswissenschaft
51/1 (2003) 59-64 en Idem, 'Im Spannungsfeld von Politik und Zeitgeschichte: Das Großforschungsprojekt, "Dokumentation der Vertreibung
der Deutschen aus Ost-Mitteleuropa"', Vierte jahrshefte für Zeitgeschichte 46 (1998) 345-389.
6
Ik zal me hier zoveel mogelijk beperken tot de vraag naar de herinnering,
publieke debatten en geschiedschrijving over de geallieerde bombardementen en verder niet ingaan op vergelijkbare ontwikkelingen in het
onderzoek naar de herinnering aan de verdrijving. Zie hiervoor de reeds
genoemde baanbrekende onderzoeken van Robert Moeller en Mathias
Beer.
GEEN F,
te verwerken en een plaats in degedeelde herinnering aan de oorlog te geven. Het is-juist deze
aanname die in het recente onderzoek onder
vuur is komen te liggen. De ervaring van het
eigen slachtofferschap als gevolg van geallieerde
bombardementen is veel belangrijker en sterker
aanwezig geweest dan vaak is aangenomen.
In dit artikel zal ik een aantal recente publicaties bespreken, waarin deze conclusie vanuit verschillend perspectief getrokken wordt.
Daarmee wil ik laten zien welke nieuwe inzichten dergelijk onderzoek hee ft gebracht.' Ik zal
bij het bespreken selectief te werk gaan en me
concentreren op een aantal relevante bijdragen
aan de actuele discussie over de verwerking en
representaties van de geallieerde bombardementen. Naast de ontkrachting van een aantal
nog steeds dominante mythes, opent de nieuwe
literatuur bovendien de mogelijkheid tot een gedifferentieerder beeld van de wijze waarop deze
oorlogshandelingen in de DDR en de BRD zijn
herdacht en gethematiseerd. Ten eerste is het
mogelijk de Oost- en West-Duitse herinnering
aan de bombardementen te vergelijken en bovendien een meer nauwkeurige periodisering
aan te brengen. Wanneer zijn bepaalde voorstellingen en representaties van de bombardementen ontstaan, hoe werden de bombardementen
in de DDR en de BRD na de oorlog geïnterpreteerd en welke overeenkomsten vertonen deze
representaties? Daarnaast zal ik ingaan op de
verschillende niveau's waarop de herinnering
aan de bombardementen relevant is en de verschillende invalshoeken van waaruit zij wordt
benaderd. Welke perspectieven hebben de hier
besproken werken gekozen en in hoeverre blijven er nog vragen open staan over de Oost- en
West-Duitse herinnering aan de bombardementen?
Stedelijke herinnering aan de Bombenkrieg:
Dresden, Magdeburg, Hamburg en Kassel
Een van de eerste en meest voor de hand liggende argumenten die tegen de tegen de 'taboethese' van Sebald en anderen is ingebracht is
dat er voornamelijk in de DDR veel aandacht
was voor de geallieerde bombardementen. Tijdens de Koude Oorlog werd het Amerikaans
en Britse bombardement op Dresden op 13 en
14 februari 1945 een centrale plaats van herinnering. In zijn bijdrage voor het door hem zelf
geredigeerde Germans as Victims (2006) gaat de
Britse historicus Bill Niven bijvoorbeeld in op
Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 1, p. 34-47
Tijdschr
GEEN FAMILIEGEHEIM
de wijze waarop Dresden in Oost-Duitse herdenkingen, literatuur en kunst vanuit een sterk
antiwesterse retoriek is gethematiseerd. Niven
bouwt voort op eerder onderzoek van historici
als Gilad Margalit en Mathias Neutzner en laat
zien hoe belangrijk Dresden was voor de OostDuitse historische identiteit tijdens de Koude
Oorlog! De herinnering aan deze door Britse
en Amerikaanse bommenwerpers uitgevoerde
aanval leende zich uitstekend voor antiwesterse
propaganda. Niven vat in zijn artikel recente literatuur over de representatie van Dresden in
DDR-propaganda goed samen en laat bovendien zien hoe het Oost-Duitse slachtoffernarratief ook doorwerkte in beeldende kunst, zoals
de schetsen van Wilhelm Rudolph en literatuur
van schrijvers en dichters als Max Zimmering
en Heinz Czechowski.
In zijn artikel voor het onder redactie van
Helmut Schmitz verschenen A Nation of Victims:
Representations of German Wartime Suffering from
1945 to the Present (2007) gaat ook de Israëlische
historicus Gilad Margalit in op de Oost-Duitse
publieke herinnering aan het bombardement op
Dresden en vergelijkt deze met de herinnering
aan het bombardement op de West-Duitse stad
Hamburg .8 Margalit benadrukt de mate waarin
Dresden door de communistische propaganda
tijdens de Koude Oorlog voor politieke doelen
is ingezet. Op overtuigende wijze laat Margalit
zien dat, terwijl onder de Sovjetbezettingsmacht
in de eerste naoorlogse jaren nog het standpunt
werd ingenomen dat nazi-Duitsland de bombardementen over zichzelf had afgeroepen, de
schuldvraag vanaf eind jaren veertig steeds sterker bij de Britten en Amerikanen werd neergelegd. In de jaren vijftig werd Dresden een nationale lieu de mémoire en een belangrijk ijkpunt
voor antiwesterse propaganda. Het werd als een
imperialistische oorlogsmisdaad tegen onschuldige Duitsers gepresenteerd. Tegelijkertijd trok
de communistische propaganda een directe lijn
tussen Dresden en conflicten in het heden. Actuele kwesties zoals de Amerikaanse atoompolitiek en de West-Duitse betrokkenheid bij de
NAVO werden in de DDR-propaganda direct
gekoppeld aan het verschrikkelijke bombardement op de stad. Daarmee werd Dresden buiten zijn historische context van de Tweede Wereldoorlog geplaatst en voornamelijk vanuit het
actuele Koude Oorlogsconflict geïnterpreteerd.
Margalit constateert dat Oost-Duitse politici
daarbij dankbaar gebruik maakten van historische mythen en opruiende slogans die recht47
T ijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 1, p. 34-47
37
streeks uit de propagandamachine van het Derde Rijk afkomstig waren, zoals het gevleugelde
begrip 'anglo-amerikanische Luftgangster', dat in de
DDR opnieuw in gebruik werd genomen.
Margalit betoogt dat ook in de Hamburgse
herinneringscultuur de geallieerde bombardementen een belangrijke rol speelden. Hoewel
Hamburg niet – zoals Dresden in de DDR
– een centrale nationale symbolische waarde
kreeg, werd de vernieling van de stad gedurende
de gehele naoorlogse periode herinnerd en herdacht. Dit gebeurde vooral op lokaal niveau,
maar ook in nationale media werd er regelmatig
aandacht besteed aan de aanvallen in juli en augustus 1943 waarin Hamburg grotendeels verwoest werd en waarbij circa 40.000 mensen om
het leven kwamen; meer dan in Dresden.' Het
is echter de in principe zeer interessante vergelijking met Hamburg die een zwak gedeelte
van Margalits stuk vormt. Hij betoogt namelijk dat in de loop van de jaren vijftig en zestig
het Oost-Duitse communistische narratief',
waarin de bombardementen als pure imperialistische terreur werden afgeschilderd, naar het
Westen `overwaaide'.
Dat is echter een twijfelachtige conclusie,
zeker na kennisname van het onderzoek van
de Hamburgse historicus Malte Thiessen, die
in Eingebrannt ins Gedächtnis. Hamburgs Gedenken
an Luftkrieg und Kriegsende 1943 bis 2005 (2007)
een structurele en zeer sterke analyse van de
7 Bill Niven,'The GDR and Memory of the Bombing of Dresden' in: Idem
ed., Germans as Victims, 109-129. Vergelijk: Gilad Margalit, 'Der Luftangriff auf Dresden. Seine Bedeutung für die Erinnerungspolitik der DDR
und für die Herauskristallisierung einer historischen Kriegserinnerung
im Westen' in: Susanne Düwell en Matthias Schmidt ed., Narrative der
Shoah. Repräsentationen der Vergangenheit in Historiographie, Kunst und
Politik (Paderborn 2002) 189-208; Matthias Neutzner,'Vom Anklagen
zum Erinnern. Die Erzdhlung vom 13. Februar' in: Oliver Reinhard, Matthias Neutzner en Wolfgang Hesse ed., Das Rote Leuchten. Dresden und
der Bombenkrieg (Dresden 2005) 128-164.
8
Gilad Margalit, 'Dresden and Hamburg - Official Memory and Commemoration of the Victims of the Allied Air Raids in the two Germanies'
in: Helmut Schmitz ed., A nation of victims? Representations of German
wartime suffering from 1945 to the present (Amsterdam 2007)125'140.
9 Het bepalen van de slachtofferaantallen die tijdens de aanval op Dresden zijn omgekomen is een constant onderwerp van mythevorming en
onderhandeling gebleven. In 2004 kreeg een commissie van historici de
opdracht van de burgemeester van Dresden om eindelijk duidelijkheid te
verschaffen. Hun conclusie, die zij tijdens de Historikertage 2008 presenteerden, maar die ook al eerder in vakpublicaties werd geuit, was dat er
bij dit bombardement niet meer dan ca. 25.000 mensen zijn omgekomen. Zie hiervoor Tagugsbericht HT zoo8: Dresden und die unbekannten
Toten. 3o.o9.2008-o3.10.2008, Dresden. In: H-Soz-u-Kult, http://hsozkult.
geschichte.hu-berlin.de/tagungsberichte/id=2403 [4 december 2008].
Zie ook de berichtgeving in de NRC: http://www.nrc.nl /buitenland /articlezoo6238.ece /Historici minder dodenbij luchtaanval o. [5 december
2008]. Vergelijk voor een kritische analyse van de politieke achtergrond
waartegen de overdrijvingen van de slachtofferaantallen zolang hebben
kunnen voortbestaan de verschillende bijdragen van: Reinhard, Neutzner
en Hesse ed., Das rote Leuchten.
38
Bas von Benda-Beckmann
Hamburgse herinneringscultuur heeft afgeleverd. 10 Thiessen richt zich vooral op de eigen
dynamiek van de stedelijke herinneringscultuur
in Hamburg en de mechanismen die daarin
werkzaam zijn geweest. Hij laat op basis van
een indrukwekkende hoeveelheid empirisch
materiaal zien dat juist de bombardementen in
Hamburg het belangrijkste ijkpunt voor de herinnering aan de oorlog waren. Daarnaast gold
voor Hamburg hetzelfde als wat voor Dresden in de DDR gold, namelijk dat binnen het
kader van de bombardementen de stedelijke
bevolking zich als coliectief slachtoffer van de
Catastrofale' Tweede Wereldoorlog kon afschilderen. Daarbij wijst Thiessen op de werking
van een mechanisme dat meer algemeen wel
vaker is opgemerkt, namelijk dat er een strikte
scheiding werd aangebracht tussen de nazi's' en
Hitler enerzijds en de 'gewone' Hamburgse bevolking anderzijds. Deze scheiding maakte het
voor de Duitse bevolking mogelijk zich als dubbel slachtoffer van nazi-onderdrukking en geallieerde terreur te presenteren. Thiessen maakt
duidelijk dat gedurende de naoorlogse periode
dit beeld van het dubbele slachtofferschap dominant bleef, terwijl tegelijkertijd de stad als
homogene gemeenschap werd afgeschilderd, die
ondanks de druk die zowel van het naziregime
als van de geallieerde bombardementen uitging
standvastig was gebleven.
Dat een dergelijk slachtofferperspectief en de
daarmee veelvuldig gepaard gaande historische
mythes zowel in Oost- als in West-Duitsland
domineerden, blijkt ook uit de nog niet gepubliceerde dissertatie van Jörg Arnold over de lokale
herinnering aan de bombardementen van Kassel en Magdeburg. 'In Quiet remembrance'? The
Allied Air War and Urban Memory Cultures in Kassel and Magdeburg, 1940-1995 11 is net als het boek
van Thiessen een zeer geslaagde studie naar de
betekenis van de bombardementen voor lokale
herinneringsculturen. Door een Oost-Duitse
stad met een West-Duitse stad te vergelijken
kan Arnold nauwkeurig ingaan op het grote
aantal parallellen, maar ook op de verschillen in
de wijze waarop de stedelijke herinneringscultuur betekenis heeft gegeven aan de vernietiging
van de binnensteden tijdens de oorlog.
10 Malte Thiessen, Eingebrannt ins Gedächtnis. Hamburgs Gedenken an
Luftkrieg und Kriegsende 7943 bis zoos, Forum Zeitgeschichte (Hamburg
2007).
11 Jörg Arnold, 'In Ouiet Remembrance'? The Allied Air War and Urban
Memory Cultures in Kassel and Magdeburg, 1 94 0 - 1 995 (ongepubliceerde
dissertatie University of Southhampton, 2006).
Ook Arnold laat zien dat de geallieerde
bombardementen niet alleen belangrijk waren
in een Oost-Duitse stad als Magdeburg, waar
deze herinnering kon worden geïntegreerd in
de antiwesterse propaganda rondom Dresden, maar ook, of misschien zelfs nog meer in
het West-Duitse Kassel. Hier kwamen op 22
oktober 1953 10.000 mensen samen voor de
tienjarige herdenking van het grote stadsbombardement. En ook hier, net als in Hamburg,
vormden de 'wederopbouw' en nieuwe vragen
over vrede en internationale veiligheid centrale
ijkpunten die het bombardement hun actuele
betekenis gaven. Bovendien toont Arnold net
als Thiessen en Margalit nog eens aan hoe sterk
de nadruk op de bombardementen aan beide
kanten van de Muur bijdroeg tot de constructie van een slachtoffernarratief, waarin deze
gebeurtenissen grotendeels werden gedecontextualiseerd'. In beide steden domineerde een
perspectief waarin de bombardementen buiten
de bredere context van het nationaalsocialisme
en de Tweede Wereldoorlog werden geplaatst
en de Duitse bevolking werd losgekoppeld van
Hitler en de nazi's'.
Toch zijn er wel degelijk verschillen in de
herinneringsculturen van Magdeburg en Kassel, die gedeeltelijk samenhangen met de algemene verschillen in de manier waarop de
BRD en de DDR met het naziverleden en
de Tweede Wereldoorlog omgingen. Zo laat
Arnold zien dat in Kassel de stedelijke herinnering aan de bombardementen veel meer plaatsvond door druk van 'onderaf' terwijl de herdenkingen in Magdeburg grotendeels van 'boven'
werden geregisseerd door de Sozialistische Einheitspartei Deutschland (SED). In Kassel waren
het kerken en belangenverenigingen zoals het
Zentralverband der Fliegergeschädigte, die in de jaren vijftig het thema op de agenda van de lokale
politiek zetten. Terwijl de bombardementen in
de DDR een centraal onderdeel van de officiële
nationale geschiedenispolitiek uitmaakten, was
dit in de BRD veel minder het geval. Dit sluit
aan bij een ander verschil dat Arnold aanwijst
in de Oost- en West-Duitse narratieven met
de bombardementen. Hij betoogt dat, waar in
Magdeburg door het gepolitiseerde klimaat van
de DDR de nadruk lag op het klaarblijkelijk
misdadige karakter van de bombardementen,
een directe morele aanklacht in de stedelijke
herinneringscultuur van Kassel grotendeels
ontbrak. Hier lag de nadruk veel meer op de
gevolgen dan op de oorzaken van de bombardeTijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 1, p. 34-47
Reic
doc
Bron
iijc
nn
GEEN FAMILIEGEHEIM
39
Reichsminister für Volksaufklärung und Propaganda Joseph Goebbels bezoekt
door bombardementen getroffen woonhuizen, 1940.
Bron: www.ullsteinbild.de
werd 22 oktober bovenal als een grotendeels contextloze'catastrofé geïnterpreteerd,
die vooral slachtoffers kende.
menten en
de sociaal-maatschappelijke geschiedenis van
de bombardementservaring in Duitsland bezig
houdt. Ook het door Dietmar Süß geredigeerde
Deutschland im Luftkrieg. Geschichte und Erinnerung
Geallieerde misdaad en Duitse Volks-
gemeinschaft: continuïteiten van
nazipropaganda
Thiessen en Arnold hebben met hun onderzoek
een fundamentele impuls gegeven aan de wetenschappelijke pogingen de publieke herinnering aan de geallieerde bombardementen beter
te begrijpen en gaan daarin een stap verder dan
de meeste bijdragen die in bundels als A Nation
of victims zijn verschenen.'-Zij staan hierin niet
alleen, maar maken deel uit van een nieuwe generatie Duitse historici die zich op vernieuwende wijze met de Duitse herinneringscultuur en
34-47
Ti jdschrift voor Geschiedenis - izze jaargang, nummer 1, p. 34-47
(2007) levert een interessante combinatie van
vernieuwend sociaalhistorisch onderzoek naar
de uitwerking van de geallieerde bombardementen tijdens de oorlog met verschillende analyses
over de wijze waarop deze na de oorlog herinnerd zijn.'' Deze combinatie werkt heel goed.
12
Vergelijk de bijdragen in. Niven ed., German as victims; Schmitz ed., A
nation of victims; Dassen, Nijhuis en Thijs ed., Duitsers als slachtoffers;
Dietmar Suß ed , Deutschland im Luftkrieg. Geschichte und Erinnerung,
Zeitgeschichte im Gespräch (Munche r) 20o7). De bundel bevat ondermeer artikelen van Arnold en Thiessen.
13 Jörg Echternkamp en Stefan Martens ed., Der Zweite Weltkrieg in Europa.
Erfahrung und Erinnerung (Paderborn/Munchen /Wenen /Zürich 2007).
40
Bas von Benda-Beckmann
Zo wordt in de artikelen van bijvoorbeeld Jörg
Echternkamp en Süß zelf duidelijk hoezeer het
nationaalsocialistische regime verontrust werd
door de morele uitwerking van de bombardementen op de Duitse burgerbevolking en door
bewust sturen of achterhouden van informatie
een nauwkeurige propagandapolitiek voerde.
Terwijl het regime het beschermen en informeren van de burgerbevolking in sterke mate
verwaarloosde, zo concludeert Süß, betekende
dit niet dat de bombardementen geen werkelijke uitwerking hadden. In tegenstelling tot wat
nog steeds vaak wordt aangenomen, oefende de
strategische bommenoorlog van de Engelsen
en Amerikanen een enorme druk uit op het regime, dat uit angst voor weerstand en het verlies aan geloofwaardigheid in een `permanente
stresstoestand' terechtkwam.14
Uit het onderzoek van Süß, die momenteel
een vergelijkende studie over de bombardementen in Engeland en Duitsland afrondt, wordt
duidelijk wat ook in de werken van Thiessen en
Arnold naar voren komt, namelijk dat de interpretaties en duiding van de bombardementen
al tijdens de oorlog werden gevormd. In zijn
bijdrage aan de bundel Der Zweite Weltkrieg in
Europa. Erfahrung und Erinnerung (2007) wijst
Süß op de sterke doorwerking van door nazipropaganda gekleurde beelden van de bommenoorlog in de Bondsrepubliek. 15 Omdat het
regime onmiddellijk na de bombardementen
nog min of meer een monopoliepositie had wat
betreft informatieverstrekking en interpretaties
kleurde de nationaalsocialistische propaganda
in belangrijke mate de waarneming van de bombardementen onder de Duitse bevolking.
Hoewel na de oorlog de meest radicale en
14
Dietmar Süß,' Nationalsozialistische Deutungen des Luftkrieges' in:
Idem ed., Deutschland im Luftkrieg 99 -110, aldaar 109; Idem, 'Luftkrieg,
Öffentlichkeit und die Konjunkturen der Erinnerung' in: Echternkamp en
Martens ed., Der Zweite Weltkrieg in Europa, 207-222.
15
Ibid. 212-219.
16 Thiessen, Eingebrannt ins Gedächtnis, 91-93. Zie ook: Hans Mommsen,
'Moralisch, strategisch, zerstörerisch' in: Lothar Kettenacker ed., Ein Volk
von Opfern. Die neue Debatte um den Bombenkrieg 1940-1945 (Berlin
200 3) 145-151. Voor een ontkrachting van deze mythe zie: Frank Bajohr
en Joachim Szodrzynski ed., Hamburg in der NS-Zeit: Ergebnisse neuerer
Forschungen (Hamburg 1995); Ursula Büttner, "Gomorrha": Hamburg im
Bombenkrieg. Die Wirkung der Luftangriffe auf Bevölkerung und Wirtschaft' in: Heinrich Erdmann ed., Hamburg und Dresden ire Dritten Reich:
Bombenkrieg und Kriegsende (Hamburg 2000) 45-92. Maar ook eerder al
bij Götz Bergander, Dresden im Luftkrieg (Keulen 1977) 236-244, 263.
17 Süss,'Luftkrieg, Öffentlichkeit' 215-216.
18 Ibid. 212. Zie nogmaals de controverse over de slachtofferaantallen en
andere mythes bij Frederick Taylor, Dresden. Tuesday 13 February 1945
(Londen 200 4) 343-348 en Neutzner, 'Vom Anklagen zum Erinnern',128163.
GEEN
duidelijk nazistische perspectieven - zoals het
verantwoordelijk houden van het `internationale jodendom' voor de bombardementen verdwenen, bleef een aantal elementen van de
nazipropaganda voortleven in de naoorlogse
vertelpatronen en interpretaties van de Bombenkrieg. Een voorbeeld daarvan is de aanname,
recent nog verdedigd door historicus Hans
Mommsen, dat de geallieerde bombardementen de band tussen de Duitse burgers en hun
regime alleen maar sterker zouden hebben gemaakt, en daardoor contraproductief zou hebben gewerkt. Veel meer dan op de werkelijkheid
stoelt deze aanname op het door de nazipropaganda keer op keer herhaalde wensbeeld van
een weerbare Volksgemeinschaft, die zich nergens
door liet kisten. Het problematische en door
onderzoek al lang weerlegde beeld dat ook na
de oorlog steeds weer werd opgeroepen was dat
de geallieerde bombardementen in hun poging
het Duitse moreel te breken juist het omgekeerde bereikten. 16 In de naoorlogse herinneringscultuur werd de Hamburgse bevolking
gevierd als een Durchhaltegemeinschaft, die door
de catastrofale ervaring gesterkt werd in zijn
onderlinge saamhorigheid. Een ander motief
uit de propaganda was het idee dat de Britten
en Amerikanen de werkelijke oorlogsmisdadigers waren. Terwijl de Duitsers ogenschijnlijk
alleen militaire doelen aanvielen voerden de
Anglo-Amerikaner een oorlog tegen het Duitse
volk, waarbij het uiteindelijke doel niet de militaire overwinning maar het `uitroeien' van het
Duitse volk en de door haar gedragen Europese
(of Abendländische) cultuur was."
De hardnekkigheid waarmee dergelijke
mythen over de bombardementen na de oorlog standhielden laat ook het niet geringe succes zien waarmee de nazi-autoriteiten zich de
bombardementen als propaganda-instrument
toe-eigenden. Dat geldt natuurlijk vooral voor
het bombardement op Dresden, dat door handige propagandapolitiek een internationale
mythische status verwierf. Zowel de groteske
overdrijving van slachtofferaantallen en het
beeld van een volledig onschuldige 'open cultuurstad' zonder enige militaire betekenis als
legendes over de vermeende Tiefflieger-aanvallen
op vluchtende vrouwen en kinderen werden
geïntroduceerd door Goebbels' propagandaministerie. Ze vinden tot op de dag van vandaag
gehoor. Süß concludeert daarom terecht dat
Dresden de 'laatste grote propagandaoverwinning van Goebbels' was.18
Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 1, p. 34-47
Tijdschr
Hann
GEEN FAMILIEGEHEIM
Het is dan ook deze blijvende invloed
van onder het nationaalsocialistische regime
ontstane interpretaties die laat zien waarom
Margalits vergelijking tussen Dresden en Hamburg spaak loopt. Hij verklaart de aanwezigheid
van felle antiwesterse retoriek die in Hamburg
in de jaren zestig de kop op stak uit het 'overwaaien van het communistische narratief uit de
DDR naar West-Duitsland. Door erop te wijzen dat ook in de BRD antiwesterse aanklachten een rol speelde toont hij eigenlijk vooral aan
dat de narratieven over de bombardementen
die in Oost- en West-Duitsland dominant warenop elkaar leken. In beide interpretaties werd
de vraag naar de morele rechtvaardiging voor
de geallieerde stadsbombardementen losgekop peld van de Duitse oorlogsmisdaden en als een
geïsoleerde kwestie gepresenteerd. Dat leidde
zowel in de DDR als in de Bondsrepubliek
tot een beeld waarin de Duitse burgerbevolking als een gemeenschap van slachtoffers werd
afgeschilderd en ook tot een scherpe morele
veroordeling van de verantwoordelijke BritsAmerikaanse politici en militairen.
Deze morele veroordeling was in WestDuitse politieke herdenkingsceremonies weliswaar veel minder sterk geprononceerd dan in
de DDR, maar ze was wel degelijk aanwezig.
Arnold en Thiessen wijzen erop dat het er in
de West-Duitse steden meer om ging een collectieve slachtofferidentiteit in stand te houden,
dan om daders aan te wijzen. Toch was binnen
bepaalde kringen van voormalige nationaalsocialistische ambtenaren en rechts-conservatieve
publicisten een op oude propaganda gebaseerde
antiwesterse retoriek aanwezig. Deze aanklachten gingen vaak gepaard met een pleidooi voor
schadeloosstelling voor geleden oorlogsschade,
zoals werd nagestreefd door het Zentralverband der Fliegergeschädigte of met kritiek op het
als 'eenzijdig' waargenomen narratief van de
Duitse schuld. Zo is in vrijwel alle West-Duitse
historische werken over de bombardementen
uit de jaren vijftig en zestig een sterke morele
aanklacht ten aanzien van de Britten en Amerikanen aanwezig, die soms in zijn agressie en
eenzijdigheid nauwelijks onderdoet voor de
DDR-propaganda.19 Margalit's stelling dat hier
ideeën uit Oost-Duitsland zijn komen overwaaien is, alleen al gezien de sterk anticommunistische oriëntatie van dergelijke uitingen,
onwaarschijnlijk. De verklaring voor de vaststelling dat ook in de Bondsrepubliek antiwesterse
aanklachten een rol speelde in de herinnering
• 34-47
Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 1, p. 34-47
41
aan de bombardementen kan eerder worden gevonden in de conclusie dat ook hier nationaalsocialistische interpretaties van invloed bleven
op de wijze waarop er na de oorlog tegen de
bombardementen werd aangekeken.
Van wederopbouwmythe naar herinneringsconjunctuur: de ontwikkeling van de
vertelling over deBombenkrieg
Het is echter te eenvoudig om de naoorlogse
herinnering aan de bombardementen terug te
brengen tot verkapte nazipropaganda. Wat duidelijk wordt aan de hand van de voorbeelden van
Kassel, Magdeburg en Hamburg is dat, hoewel
de interpretaties een mate van continuïteit vertonen, de herinnering aan de bombardementen
steeds door een grote mate van verscheidenheid
gekenmerkt werd. Hoewel het dominante vertoog door de jaren heen in grote mate bepaald
is door actuele politiek en door identiteitskwesties, kan de herinnering - zo stelt Arnold volgens mij terecht - nooit alleen worden begrepen uit de mate waarin deze politiek 'bruikbaar'
was en kon worden ingezet voor actuele kwesties. Veelmeer was er sprake van een complexe
wisselwerking tussen ervaring en herinnering
en tussen particuliere en publieke narratieven
en interpretaties. Het is onmiskenbaar dat de
bombardementen een enorme uitwerking moeten hebben gehad op de wijze waarop de Duitse
stedelijke bevolking de oorlog heeft beleefd. In
de naoorlogse herinneringscultuur werden deze
ervaringen vermengd met en opnieuw geïnterpreteerd vanuit het perspectief van politieke
toespraken, krantenberichten en onderzoek van
stadshistorici.
Wel laat de blijvende populariteit van het
thema zien dat de bombardementen voor de stedelijke herinneringscultuur hun waarde bleven
behouden, omdat de herdenking ervan gemakkelijk gekoppeld kon worden aan uiteenlopende
identiteitspolitieke kwesties, zoals de noodzaak
tot wederopbouw, de integratie van voormalige
19 Zie bijvoorbeeld: Hans Rumpf, Das war der Bombenkrieg. Deutsche Städte
im Feuersturm: ein Dokumentarbericht (Oldenburg 1961). Voormalig
Inspecteur- generaal van de centrale brandweerdienst van de nationaal socialistische Ordnungspolizei Hans Rumpf verwierf in de jaren vijftig en
zestig een zekere mate van bekendheid met zijn werk over de bommenoorlog. Hoewel Rumpf ook schreef voor eenduidig extreemrechtse
periodieken waarin hij de bombardementen als 'geplande volkerenmoord' veroordeelde, werd zijn boek ook door bijvoorbeeld de Spiegel
zeer positief ontvangen. Vergelijk: Hans Rumpf, 'Das war vorgeplanter
Völkermord. Churchill und der Bombenkrieg', Deutsche National-Zeitung
und Soldaten-Zeitung 15 (1965)1o; 'Bombenkrieg. Brand-Verächter', Der
Spiegel (1961) 37-39.
Bas von Benda-Beckmann
42
GaFr
De piëta van Friedrich Press in de
Hofkirche (1973) herdenkt aan de luchtaanvallen op Dresden van
13/14/15 februari 1945.
Bron: foto auteur
nazi's in de naoorlogse samenleving en de opkomende vredesbeweging. Dit betekende echter
ook dat het thema op verschillende momenten
een andere betekenis kreeg toebedeeld. Daarnaast hebben bredere ontwikkelingen in de
Oost- en West-Duitse geschiedcultuur en het
verschuiven van generaties invloed gehad op de
ontwikkeling van de herinnering aan de bombardementen.
Hoewel Thiessen en Arnold ieder een licht
afwijkende fasering aanbrengen komen hun
periodiseringen op een aantal centrale punten
overeen. In de verschillende steden die door
de bombardementen getroffen waren werd in
lokale pers en geschiedschrijving, in door po-
litici voorgezeten herdenkingsbijeenkomsten
en in kerkdiensten, vorm en betekenis gegeven
aan de herinnering aan de verschrikking van de
bombardementen. Nadat de eerste verhalen en
interpretaties zich tijdens de oorlog hadden verspreid door nazipropaganda en via het semipublieke domein van stedelijke geruchten, vond er
in de jaren vijftig een structurele vestiging plaats
van narratieve patronen en herdenkingsrituelen,
die tot eind jaren zestig dominant zouden blijven. De viering van de stedelijke wederopbouw
ging gepaard met de constructie van een stedelijke identiteit die voor een groot deel stoelde
op collectief slachtofferschap en heldendom: de
dappere volharding tijdens de aanvallen evenals
Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer
1,
p. 34-47
Tijdscf
i nn
ht-
1-47
GEEN FAMILIEGEHEIM
de moedige wederopbouw daarna werden centrale elementen van de stedelijke identiteit.
Naast dominante narratieven bestonden
er ook altijd alternatieve verhalen. In de WestDuitse steden lieten ook altijd andersgezinde
stemmen van zich horen, bijvoorbeeld door kritiek te leveren op de stedelijke wederopbouwpolitiek. Deze pluralisering van de herinnering
kreeg vooral in de jaren tachtig een sterke impuls. Nadat de aandacht voor de bombardementen in de jaren zeventig sterk was teruggelopen begon in de jaren tachtig een nieuwe fase
waarin het oorlogsverleden en de herinnering
aan de bombardementen om verschillende redenen weer actueel werden. In de eerste plaats
gaf de door het NAVO-dubbelbesluit van 1979
sterk waargenomen dreiging van een mogelijke
atoomoorlog en de als reactie daarop gegroeide
vredesbeweging de ervaring van de bombardementen nieuwe betekenis. In Hamburg en Kassel werd de geschiedenis aangegrepen door de
lokale organisaties die de bombardementen dit
maal als argument voor een pacifistische boodschap aangrepen.
Maar ook in de DDR werden alternatieve
herdenkingen aan de bombardementen aangegrepen door de dissidente Oost-Duitse vredesbeweging, die met stille rouwdiensten demonstratief afstand nam van de politiek getinte
herdenkingen die door stedelijke overheden
werden georganiseerd. Ook ontstonden hier
tijdens de jaren tachtig impulsen om de persoonlijke herinneringen van burgers centraal te
stellen. Het was deze pacifistische traditie en
de nadruk op de persoonlijke ervaring in deze
alternatieve Oost-Duitse vertelling, die in de jaren negentig in de stedelijke herinneringen van
Magdeburg en ook Dresden werd voortgezet.20
In West-Duitsland kwam tijdens de jaren
tachtig het oorlogsverleden bovendien in bredere zin weer sterker onder de aandacht. Daarin
speelden allerlei factoren een rol. Zo begon met
de veertigjarige herdenking van het begin van de
oorlog in 1979 een hele cyclus van herdenkingsjaren, waarin er uitvoerig aandacht was voor
verschillende data en momenten. Vooral tijdens
de jaren tachtig en negentig kwamen de stadsbombardementen daarmee ook weer in beeld.
In dit bredere herinneringsproces, en ook op
stedelijk niveau, speelden 'ronde herdenkingsjaren' een belangrijke rol. Zij gaven aanleiding
tot tentoonstellingen, herdenkingsceremoniën,
krantenartikelen en stimuleerden zo discussies
over het verleden.
Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer i, p. 34-47
43
Daarnaast onderging de West-Duitse omgang met het verleden een aantal veranderingen
in de jaren tachtig. Zo werd in 1979 de Amerikaanse tv-miniserie Holocaust uitgezonden, die
een enorme reactie veroorzaakte en in zekere zin
een omslag in de West-Duitse herinneringscultuur markeert. 21 Vanaf de jaren tachtig zou niet
alleen een abstract idee van Duitse schuld, maar
ook de door Holocaust zo prangend verbeelde
geschiedenis van de massamoord op de Europese joden een belangrijkere rol gaan spelen. Dit
leidde in de stedelijke herinneringsculturen van
Hamburg en Kassel ertoe dat de bombardementen vaker dan daarvoor in een bredere context van de door nazi-Duitsland gevoerde vernietigingsoorlog en genocide geplaatst werden.
Ook werd, vooral vanaf midden jaren tachtig,
het idee dat het einde van de Tweede Wereldoorlog gezien moest worden als een 'bevrijding'
in plaats van als nederlaag en ondergang dominanter. Ook dit had consequenties voor de
herinnering aan de bombardementen. Het leek
steeds moeilijker te worden om deze stadscatastrofes zonder hun context van de nazi-agressie
te zien, vooral door de maatschappelijk steeds
dominanter wordende naoorlogse generatie.
Deze ontwikkelingen werden niet door
iedereen verwelkomd. Zo hadden veel van degenen die de bombardementen hadden meegemaakt het gevoel dat er in het nieuwe klimaat
geen ruimte meer bestond voor hun persoonlijke ervaringen van leed en slachtofferschap.
Hun verhalen en de klacht dat deze aan een
'taboe' onderhevig zouden zijn werd vanaf begin jaren negentig steeds vaker een argument in
de stedelijke discussies over de herdenkingen
aan bombardementen en de oorlog. Bovendien
concludeert Thiessen dat ondanks het ontstaan
van een pluralistischer beeld van de bombardementen en van het naziverleden binnen de
Hamburgse herinneringscultuur nog steeds
die verhalen en interpretaties dominant waren,
die een positief zelfbeeld van de stad gaven. De
herinneringen aan het Hamburgse oorlogs20
21
Voor Dresden zie: Neutzner, 'Vom Anklagen zum Erinnern'. Neutzners
analyse van de conjuncturen in de herinnering aan de aanval op Dresden
is van voortreffelijke kwaliteit. Toch kan zijn nadruk op het belang van
een dergelijke alternatieve herinnering in Dresden niet helemaal los worden gezien van Neutzner's eigen rol hierin. Hij was zelf halverwege de
jaren tachtig initiatiefnemer van een burgerinitiatief (later 'Interessensgemeinschaft des 13. Februars') dat gedepolitiseerde en op persoonlijke
ervaring geconcentreerde herinnering nastreefde, bijvoorbeeld door
interviews en ooggetuigenverslagen te verzamelen.
Zie hierover bijvoorbeeld: Wulf Kansteiner, In Pursuit of German Memory.
History, Politics and Television after Auschwitz (Athens Ohio 2006)10913 o.
Bas von Benda-Beckmann
44
verleden ontleenden bovendien hun betekenis
voor de stedelijke cultuur vooral aan het feit dat
zij aan actuele politieke kwesties, zoals vredesboodschappen, konden worden gekoppeld. Tot
een werkelijke confrontatie met het belaste oorlogsverleden van de stad zelf kwam het slechts
zelden.
Niveau's van herinnering: de geallieerde
bombardementen in Europees en nationaal
perspectief
De uitstekende casestudies van Arnold en
Thiessen roepen de vraag op in hoeverre hun
conclusies kunnen worden geëxtrapoleerd naar
een bredere, nationale context. Tot op bepaalde
hoogte is dat zeker het geval. De parallellen
tussen Kassel en Hamburg zijn opvallend en
maken het aannemelijk dat ook andere WestDuitse tijdens de oorlog verwoeste steden vergelijkbare conjuncturen hebben doorgemaakt 22
En Arnolds analyses over de herinneringscultuur van Magdeburg wijzen ook op de sterke
overeenkomsten met de manier waarop het
bombardement op Dresden werd geïnstrumentaliseerd voor Koude Oorlogsretoriek. In al
deze steden vormde de vernieling van de stad
een centraal ijkpunt in de stedelijke herinneringscultuur. Overal opereerden verschillende
'acteurs' die de ervaring van het bombardement
een betekenis voor het heden probeerden te geven. En overal werd de herinnering gekenmerkt
door enerzijds dominante vertelpatronen en anderzijds door de aanwezigheid van 'tegenverhalen' en een bepaalde mate van verscheidenheid
in de stedelijke herinneringscultuur.
Een ander niveau waarop de conjuncturen
van herinnering aan de bombardementen bekeken kunnen worden, is dat vanuit internationaal vergelijkend perspectief. Er vielen tijdens
de Tweede Wereldoorlog immers niet alleen
bommen op Duitsland. In grote delen van Europa en vooral ook in Japan waren luchtbombardementen een cruciale oorlogservaring. Er
lijken dan ook parallellen te kunnen worden
getrokken tussen de Duitse herinnering aan
de bombardementen, zowel op stedelijk als op
22 Zie bijvoorbeeld ook: Christian Groh, "Sehen wir Pforzheim!" Der Bombenkrieg als Trauma der Stadtgeschichte' in: Bettina Fraisl en Monika
Stromberger ed., Stadt und Trauma. Annäherungen - Konzepten - Analysen (Würzburg 2004) 123-143
23 Gabriella Gribaudi, 'Bombardierungen und Landkrieg in Italien: Militärische Strategie, Reaktionen und Erinnerungen der Bevölkerung' in:
Echternkamp en Martens ed., Der Zweite Weltkrieg in Europa,143-162.
nationaal niveau, met de herinnering van bombardementen in andere gebieden in Europa en
de wereld. Een dergelijk vergelijkend perspectief ontbreekt nog grotendeels, maar vormt wel
een van de uitgangspunten voor de bundel Der
Zweite Weltkrieg in Europa. Erfahrung und Erinnerung (2007). Hierin zoeken de samenstellers
bewust naar parallellen in de oorlogservaringen
en de conjuncturen in de herinnering daaraan
in verschillende Europese landen. Een van de
thema's waar specifiek aandacht aan wordt besteed is de bombardementservaring.
Zo komen naast Duitsland, ook de Britse
thuisfrontervaring, de bombardementen op
Italiaanse steden en het bombardement op de
Franse stad Brest aan de orde. De ambitie om
op zoek te gaan naar parallellen en verschillen in de wijze waarop de bombardementen
in verschillende Europese landen zijn ervaren
en herinnerd, wordt echter slechts in beperkte
mate waargemaakt. Allereerst is de opzet van de
bundel zo dat het maken van de vergelijking niet
in de artikelen zelf plaatsvindt, maar overgelaten
wordt aan de lezer, die uitgenodigd wordt zelf
zijn conclusies daarover te trekken. Daarbij bestaan er tussen de artikelen onderling sterke verschillen in de gekozen perspectieven. Nog opvallender is de sterk uiteenlopende mate waarin de
auteurs een kritische afstand nemen ten opzichte
van de herinneringsmechanismen die zij onderzoeken. Vooral het stuk van Gabriella Gribaudi
over Italië mist distantie en wordt gekenmerkt
door een erg schematisch en te eenvoudig daderslachtoffer perspectief, dat in het werk van Süß
en anderen juist ter discussie staat 23
Behalve het onopgehelderde verband tussen
de herinneringscultuur van Kassel, Magdeburg
en Hamburg en andere Europese steden blijven
er nog andere vragen open. Het is belangrijk
om de relatie in het oog te houden tussen wat
op stedelijk niveau belangrijk was en het nationale niveau waarop het verleden werd herinnerd en herdacht. In het geval van de DDR is
het duidelijk dat 'Dresden' ook een centrale nationale functie vervulde. Dat lag anders in de
Bondsrepubliek. Hoewel Thiessen en Arnold
overtuigend laten zien dat de bombardementen
in de herinneringscultuur van Kassel en Hamburg een cruciale rol speelden en kan worden
aangenomen dat dit ook elders het geval was, is
het de vraag of ze ook op nationaal niveau een
zo prominente rol hebben gespeeld. Natuurlijk
was op nationaal niveau het thema niet afwezig.
Het Bundesministerium für Vertriebene, Flüchtlinge
Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer s, p. 34-47
n
^
GEEN FAMILIEGEHEIM
45
Bondskanselier Helmut Kohl legt een krans bij de ruïne van de Frauenkirche in Dresden,
19 december 1989.
Bron: www.ullsteinbild.de
und Kriegsgeschädigte dat van 1949 rot 1969 deel
uitmaakte van de West-Duitse regering gaf opdracht aan een grootschalige documentatie van
de bombardementen en de daardoor ontstane
schade en slachtoffers, die tussen 1958 en 1964
in vijf delen verscheen. Daarnaast verschenen
er door de jaren heen verschillende romans en
een groot aantal historische overzichten over de
luchtoorlog. Toen in 1964 de Duitse vertaling
verscheen van The destruction of Dresden, geschreven door de toen nog jeugdige en onomstreden
Engelse onderzoeker David Irving, werd het
boek in de Duitse nationale pers lovend ontvangen. Het werd een bestseller en inspireerde de
theatermaker Rolf Hochhuth enige jaren later
tot het maken van het stuk Die Soldaten (1967)
dat eveneens veel aandacht en naast enkele kritische besprekingen grotendeels goede recensies
kreeg.z4
4-47
Ti jdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer
1, p. 34-47
Het thema Bombenkrieg werd dus ook op
nationaal niveau zeker niet verzwegen of genegeerd. Toch is het de vraag of, zoals vooral
Thiessen soms lijkt te suggereren, de prominente plaats van het Hamburgse bombardement in
24 Peter Paul Nahm en Edgar von Wietersbeim ed., Dokumente Deutscher
Kriegsschäden. Evakuierte, Kriegssachgeschädigte, Währungsgeschädigte.
Die geschichtliche und rechtliche Entwicklung, 5 vol. (Bonn 1958-1964);
David Irving, The Destruction of Dresden (Londen 1963) Duitse vertaling: Der Untergang Dresdens (1964); zie ook: idem., Und Deutschlands
Städte starben nicht. Ein Dokumentarbericht (Zürich 1963). Hoewel Irving
inmiddels zeer omstreden is, schreef Der Spiegel in de jaren zestig nog
zeer lovend over Irving. Zie bijvoorbeeld 'Dresden: Sodom in Sachsen',
Der Spiegel (1963) 37-40. Voor Hochhuth 's toneelstuk Die Soldaten: Edgar
Neis, Erläuterungen zu Rolf Hochhuth. Der Stellvertreter, Soldaten. Königs
Erläuterungen Band 166/67 (Hollfeld/Obfr.1972). En voor persaandacht
en recensies: Karl-Heinz Janßen, 'Die "Soldaten" im Sperrfeuer. Gespräch
mit Rolf Hochhuth über seine Vorwürfe gegen Churchill', Die Zeit (1969);
Idem, 'Hochhuth als Historiker', Die Zeit (1967); 'Theater. Hochhuth: Bild
vom Premier', Der Spiegel (1967) 100 -103 Rudolf Augstein, 'ober Rolf
Hochhuth's "Soldaten", Der Spiegel 09E7)162. 'Dokumentation, Was ist
Hochhuts neues Stück wert.' Theater heute: die deutsche Theaterzeitschrift für Schauspiel, Oper, Ballett 8 (1967)1-6.
Bas von Benda-Beckmann
46
de stedelijke herinnering ook exemplarisch is
geweest voor de nationale West-Duitse herinneringscultuur. Dat valt te betwijfelen. Arnold
merkt terecht op dat tot aan de recente discussie over Duitse slachtoffers de kwestie van de
geallieerde bombardementen nauwelijks een rol
van betekenis heeft gespeeld in de controverses
en publieke debatten over de omgang met het
naziverleden, die in belangrijke mate vorm hebben gegeven aan de West-Duitse historische
cultuur. Van de Fischer-Kontroverse, de discussie
over de Duitse Sonderweg, de Historikerstreit tot
de debatten over Goldhagen en de Wehrmachttentoonstelling was dit niet het geval. Deze
debatten gingen allen in eerste instantie over
Duits daderschap en Duitse schuld en lieten
een beroep op Duits slachtofferschap en thema's als de verdrijving en de bombardementen
slechts op indirecte wijze toe25
Arnold concludeert daarom ook terecht dat
het aan dit thema sterk verbonden idee dat ook
de geallieerden misdaden hadden begaan op
gespannen voet stond met de 'antinazistische
25 Een uitzondering is in zekere zin Ernst Nolte, die op enkele plaatsen
direct naar de geallieerde bombardementen verwijst. Zie bijvoorbeeld:
Nolte,'Vergangenheit, die nicht vergehen will' en 'Zwischen Geschichtslegende und Revisionismus?' in 'Historikerstreit'. Die Dokumentation der
Kontroverse um die Einzigartigkeit der nationalsozialistischen Judenvernichtung (München 1987) 24-25 en 42. Zie voor een goed overzicht van
de belangrijkste publieke controverses over het recente verleden in de
Bondsrepubliek. Klaus Große Kracht, Die zankende Zunft: historische
Kontroversen in Deutschland nach 7945 (Göttingen 2005).
26 Arnold, 'I n Ouiet Remembrance'?, 95. Zie bijvoorbeeld Habermas' beschuldiging aan het adres van Nolte, dat deze Dresden en Auschwitz zou
'aufrechnen' en als gelijkwaardig zou behandelen. Zie: Jürgen Habermas,
'Vom öffentlichen Gebrauch der Historie. Das offizielle Selbstverständnis
der Bundesrepublik bricht auf' in: Historikerstreit 245-246.
27 Bergander, Dresden im Luftkrieg.
28 David Irvings invloed is op zowel wetenschappelijke als populaire bijdragen over de luchtoorlog en het bombardement op Dresden opmerkelijk
groot gebleven. Dat is opvallend aangezien hij sinds beginjaren zeventig
expliciet de nationaal -socialistische genocide op joden en andere groeperingen in twijfel heeft getrokken en gerelativeerd. Zelfs nu hij alom bekend staat om zijn affiniteit met neonazistische groeperingen en hij zelfs
in gerechtelijke processen is aangeklaagd voor het ontkennen van de
Holocaust worden zijn wetenschappelijke conclusies over Dresden door
menigeen nog steeds voor waardevol aangenomen. Dit is opmerkelijk,
zeker omdat de Britse historicus Richard Evans overtuigend heeft aangetoond dat Irving ook al in zijn vroege werk over de luchtoorlog bewust
bronnenmateriaal heeft gemanipuleerd om de omvang van het bombardement te overdrijven. Zie hiervoor: Richard J. Evans, Lying about Hitler.
History, Holocaust, and the David Irving Trial (New York 2001). Irvings conclusies worden niet alleen verdedigd door conservatief -nationalistische
historici als Czesany. Zelfs een gerenommeerde historicus als Norman
Davies neemt aan dat Irvings schattingen van het aantal slachtoffers
in betrouwbaarheid niet onder doen voor de recente beschouwingen
van Frederick Taylor. Vergelijk: Norman Davies, Europe at War, 7939-7945.
No simple victory (Londen 2006) 29,125. Voor blijvende verdedigingen
van Irving's conclucies in Duitstalige literatuur: Maximilian Czesany,
Alliierter Bombenterror: der Luftkrieg gegen die Zivilbevölkerung (Leon i am
Stranberger See 1986) 457-453; Franz Kurowski, Das Massaker von Dresden
und der anglo-amerikanische Bombente rro r1 944- 7945 (Be rg 1995)136; en
voor nog grotere overdrijvingen: Wolfgang Schaarschmidt, Dresden 7945
Daten -Fakten - Opfer (München 2005).
GEEN FAN
consensus' die de Bondsrepubliek kenmerkte.
Een andere reden voor de gevoeligheid van het
thema in de BRD ziet Arnold bovendien in de
algemene afkeer van de manier waarop aan de
andere kant van het IJzeren Gordijn Dresden
geïnstrumentaliseerd werd voor anti-imperialistische campagnes. Hier zou aan kunnen
worden toegevoegd dat er, in ieder geval onder
links-liberale kringen, een even sterke afkeer bestond van de kleine groep rechts-conservatieve
en soms zelfs openlijk extreemrechtse journalisten, amateurhistorici en oorlogsveteranen die
zich het thema in boeken en artikelen met een
sterk apologetisch getint pleidooi voor Duits
slachtofferschap toe-eigenden."
Later probeerden enkele historici met wisselend succes de geallieerde bombardementen
vanuit een wetenschappelijk perspectief te benaderen, maar ook zij bleven tot halverwege de
jaren negentig een relatief marginale groep. De
meest kritische daarvan – zoals Götz Bergander,
die in 1977 een uitstekende studie naar het
bombardement op Dresden schreef – werden
echter vrijwel constant overschaduwd door het
grote aantal Dokumentationen en Tatsachenberichten waarin het in stand houden van oude mythes en het overdrijven van slachtofferaantallen
de basis voor eenzijdige slachtofferretoriek bleven vormen,27
Deze nationale vertellers van de Bombenkrieg,
zoals Hans Rumpf, Franz Kurowski of David
Irving namen tot het begin van dit millennium
een relatief marginale positie in2 8 Bovendien
waren zij niet degenen die de verschuiving in
de Duitse herinneringcultuur, waar de bombardementen en de verdrijvingen sinds een aantal
jaren het publieke debat over de oorlog domineren, hebben veroorzaakt. Dit was het werk
van de voormalige links-liberale voorhoede van
de Bondsrepubliek, van de '68-ers' als Sebald,
Friedrich en Günter Grass. Toch is het de vraag
of schimmige eerdere literatuur van Irving en de
zijnen daarmee als marginaal en betekenisloos
kan worden afgedaan. Het laat in elk geval zien
dat de als vaak volledig 'nieuw' gepresenteerde
verhalen van Friedrich en andere hoofdrolspelers in de het recente debat over Duitse slachtoffers een voorgeschiedenis hebben.
Deze is gedeeltelijk te vinden op het terrein
van stedelijke herinneringsculturen. Vooral de
hier besproken werken van Arnold en Thiessen
hebben het inzicht in deze voorgeschiedenis
aanzienlijk vergroot. Voor het eerst hebben zij
op basis van uitvoerig empirisch onderzoek
Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer i, p. 34-47
Ti jdschrift voo
i nn
GEEN FAMILIEGEHEIM
laten zien dat eigenlijk gedurende de gehele
naoorlogse periode de bombardementen van
fundamenteel belang zijn geweest voor lokale
herinneringsculturen. Daarnaast geeft hun werk
een heel nauwkeurig inzicht in de wijze waarop
actuele politieke kwesties, zoals de vredesbeweging van de jaren tachtig, invloed hebben gehad
op de manier waarop de bombardementen werden herinnerd. In dat opzicht stijgt de betekenis
en zeggenschap van hun werk zeker boven het
lokale niveau uit en vormt het verplichte kost
voor iedereen die geïnteresseerd is in de Duitse
herinnering aan de luchtoorlog of in het functioneren van stedelijke herinneringsculturen.
Toch heeft de lokale invalshoek van Thiessen en
Arnold ook nadelen. Het beantwoordt de vraag
naar de betekenis van de bombardementen in
de nationale West-Duitse herinneringscultuur
slechts in beperkte mate en nodigt daarom ook
uit tot een nadere analyse van de 'nationale dimensie' waarop de geschiedenis van de bombardementen in beide Duitse staten is geduid.
Bas von Benda-Beckmann is als promovendus verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn promotieonderzoek behandelt de rol van de geallieerde luchtoorlog in de Oost- en West-Duitse historiografie en
publieke herinneringscultuur.
Besproken werken:
Malte Thiessen, Eingebrannt ins Gedächtnis. Hamburgs Gedenken an Bombenkrieg und Kriegsende, 1943-2005 Forum
Zeitgeschichte 19 (Dölling & Galitz; München 2007)
Jörg Arnold, 'In Quiet Remembrance'? The Allied Air War
and Urban Memory Cultures in Kassel and Magdeburg, 19401995 (Dissertatie University of Southampton 2006, binnenkort in bewerkte vorm te verschijnen)
Dietmar Süss ed., Deutschland im Luftkrieg. Geschichte
und Erinnerung. Zeitgeschichte im Gespräch 1 (Oldenbourg; München 2007)
Jörg Echternkamp en Stefan Martens ed. Der Zweite
Weltkrieg in Europa. Erfahrung und Erinnerung (Ferdinand
Schöningh; Paderborn 2007)
Helmut Schmitz ed., A Nation of Victims? Representations
of German Wartime Suffering from 1945 to the Present. German Monitor 67 (Rodopi; Amsterdam 2007)
Bill Niven ed., Germans as Victims (Palgrave Macmillan;
Basingstoke 2006)
34-47;
Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer i, p. 34-47
47
Download