KNNV afdeling Nijmegen Goudenregenstraat 5 6573 XN BEEK UBBERGEN [email protected] www.knnv.nl/nijmegen Reindersmeer Aqua caelestis glaucus Een reusachtige zandkuil in de Maasduinen gevuld met aqua virgo. 1 14 aug 2012. Deelnemers [17]: Louis Geraets, Anny Geraets, Jan Stammen, Toon Verheijen, Robert de Vos, Diana Rijsdijk, Betsy en Richard de Groot, Arthur Hermers, Riet Waarma, Mevr Wilt, Ria van Gaal, Wim en Elisabeth Dekkers, Jan Streutjes. Excursieleider en verslag: Jan Nillesen. Foto’s: Anny Geraets, Ria van Gaal, Jan Stammen. Mooie zomerdag, 26 ° Celsius. 1 2 3 4 5 Reindersmeer Stranden en oevers van het Reindersmeer De rivierduinen De vennen De haffen 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 1-33 33-62 63-89 90-123 124-134 2 Het Reindersmeer toonde ons in prachtige pasteltinten. Het rijke groen van de zomer gaf de plas een vriendelijke steeds wisselende betovering. De zandkuil is 130 ha groot; 25 m diep. (Het diepste meer op aarde is het Baikalmeer 250 m). Een plas ontstaan door baggeren van vul- en metselzand. 22.500 Scheepsladingen zijn vanaf hier vervoerd. In totaal 28,5 miljoen m³. Overweldigend is de azuurblauwe kleur van het meer in steeds wisselende tinten. De helderheid van het water is fascinerend. Het is mogelijk 10 meter diep naar de bodem te kijken. De oevers zijn afgewerkt in een steeds wisselend patroon van haffen, vennen en prachtige zandduinen. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 3 Aqua virgo Het Reindersmeer is een systeem vreemd element in de Maasduinen. Het is een groot gat gevuld met maagdelijk grondwater. Grondwater doorspoelt ook voortdurend het systeem. Het water is koel [als het uit de watervoerende lagen komt: 10°C] , voedselarm, abiosferisch en niet belast met organische stof . [abiosferisch water= water dat een tijdlang buitengesloten is geweest van de organische kringloop]. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 4 IJzerkies De blauwe kleur wordt veroorzaakt door het blauwe uitspansel dat weerspiegeld wordt door het kristalheldere water. Het water is bijzonder zuur. Dat blijkt onder meer uit de begroeiing die uit Knolrus bestaat in de haffen en op 30 cm diepte uit onderwater weiden van Doorschijnend glanswier. De terreinbeheerder meldde ons dat dit werd veroorzaakt door ijzerkies [pyriet] in de watervoerende lagen. Om dit te begrijpen ben ik in de literatuur gedoken, om ijzerkies en zijn gevolgen goed te kunnen begrijpen. Ik geef hiervan op de volgende pagina’s een samenvatting. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 5 Pyriet of ijzerkies is een mineraal met als formule FeS2 (scheikundige naam: ijzerdisulfide). Het mineraal is een belangrijk ijzer- en zwavelerts. Het wordt gevormd in magmakamers van vulkanen in een omgeving met veel zwavel en ijzer. Op bijgaande kaart zijn de vulkanen zichtbaar onder de Nederlandse bodem. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 6 Ijzerkies=Pyriet=FeS2 'Het is niet alles goud wat er blinkt' is een bekend spreekwoord dat is ontstaan doordat veel mensen het goudgeel glanzende pyriet aanzien voor goud. Pyriet is verantwoordelijk voor de zuurgraad van het Reindersmeer. Het wordt op sommige plaatsen op de aardbol gewonnen om zwavelzuur mee te maken. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 7 Pyriet werd door de oude Grieken gebruikt om vuur mee te maken. Als je namelijk met een hamer op het mineraal slaat ontstaan er vonken. Daar dankt pyriet zijn naam aan, want het Griekse pyr betekent vuur. Het goud der dwazen Het goud der dwazen is een bekende bijnaam voor dit mineraal. Met zijn uiterlijk heeft het veel mensen die dachten dat ze goud hadden gevonden voor de gek gehouden. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 8 In het Amerika van de 19e eeuw gingen duizenden mensen als dwazen op zoek naar goud, terwijl de aanleiding van deze 'goldrushes' vaak de vondst van het veel minder waardevolle pyriet was. Oud-Nederlandse woorden voor pyriet zijn zwavelijzer, ijzerkies en zwavelkies. Pyriet kan ook op een andere wijze zijn ontstaan. Soms ontstaat pyriet in diepe spleten onder de grond, waar heet water doorheen stroomt en waarin ijzer en zwavel opgelost zijn. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 9 Wanneer het water in deze zogenaamde hydrothermale gangen dichterbij het aardoppervlak komt en afkoelt, verbinden het ijzer en zwavel zich om kleine kubusvormige kristallen te vormen aan de wanden van de spleten. Op plaatsen in de grond waar veel ijzer en zwavel maar geen zuurstof aanwezig is wordt vanzelf pyriet gevormd. Het zwavel is afkomstig van organisch materiaal. Vandaar dat er veel pyriet te vinden is in steenkool-, klei- en veenpakketten. Pyriet is herkenbaar aan de kopergele, vaak kubusvormige kristallen en de metaalachtige glans. Wanneer pyriet in contact komt met zuurstof en water verandert het van kleur, omdat er dan sulfaat en geoxideerd ijzer (roest) vrij komt. Bij mijnen kan dit soms leiden tot grondwaterverontreiniging. In mijn verzameling heb ik Pyriet. Ik zou het eigenlijk moeten behandelen met een luchtafsluitend laagje, zodat het mineraal mooi blijft. Nu valt het steeds uiteen in zwavel en oxideert het ijzer 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 10 Op bovenstaand kaartje is de situatie voor en na het graven van het Reindersmeer in beeld gebracht. Het Reindersmeer ligt op het middenterras van de Maas. Een sluis voorkomt dat het waterpeil 4 meter zakt. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 11 Langs de randen van het Reindersmeer is een loodgrijze zone zichtbaar. Deze duidt op een ondiep gedeelte aan de rand [litoraal], waarna het meer de diepte in duikt [profundaal]. In het profundaal op 25 m diepte is geen productie, alleen consumptie. We vinden er bodembewonende organismen, het benthos en bacteriën. In het littoraal vanaf 30 cm diepte groeit Doorschijnend glanswier. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 12 Kranswieren vormen een kleine familie van hoogontwikkelde groenwieren, die in formaat, habitus en standplaats op vaatplanten lijken. De begroeiing in het littoraal van het Reindersmeer wordt geheel beheerst door Doorschijnend glanswier. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 13 Het lijkt alsof de planten graag bij elkaar blijven en zich uit de regionen van intensieve levensprocessen terugtrekken. Het optreden wordt begunstigd door water dat tijdelijk van de organische kringloop uitgesloten is geweest en weinig met organische stoffen belast is. Kranswieren hebben enige eigenschappen die ze voor een pioniersrol kwalificeren. Ze produceren grote hoeveelheden voortplantingsorganen. De geslachtelijke voortplanting vindt plaats door middel van oösporen, die in grote hoeveelheden worden geproduceerd. In het bodemslib kunnen ze vele jaren hun kiemkracht behouden. Ze worden over grote afstanden verspreid door watervogels. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 14 Doorschijnend glanswier vormt ook vegetatieve voortplantingsorganen de bulbillen, een soort zetmeelkorrels die ontstaan als verdikte cellen aan de ondergrondse delen. Het water is helder, voedselarm en zuur. Doorschijnend glanswier groeit volledig ondergedoken. Anders dan in het water groeiende vaatplanten bezitten ze geen met lucht gevuld weefsel, waardoor ze het wateroppervlak niet bereiken. Doorschijnend glanswier is hier een indicator van een goede waterkwaliteit, in het bijzonder fosfaatarm water. Als het fosfaatgehalte toeneemt gaan er grote aantallen eencellige organismen groeien, die de helderheid van het water zouden verminderen. Doorschijnend glanswier is aan zacht water gebonden. Het stabiliseert haar milieu. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 15 Ze veroorzaakt helder water door de invang van slib- en algendeeltjes c.q. het tegengaan van opwerveling van deze deeltjes; de uitscheiding van stoffen die andere soorten algen remmen in hun groei (zgn. allelopathische stoffen] en door de opname van voedingsstoffen. Het water boven kranswiervelden is daardoor veel helderder. Als er door sterke wind sediment opwervelt, verdwijnt de vertroebeling boven kranswier velden vrij snel. Kranswiervegetaties treden op in pioniermilieus en vormen daarmee een eerste stadium van de successie. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 16 Naast hun hoge intrinsieke waarde, hebben kranswieren een belangrijke waarden voor fauna, vooral als voedselbron voor watervogels. Kranswieren zijn voor vogels gemakkelijk verteerbaar, omdat ze weinig vezelig zijn. Ze vereenvoudigen het fourageren door watervogels. Ze produceren zetmeelrijke bulbillen, een belangrijke voedselbron voor Krooneenden. Ook de diverse macrofaunapopulaties in kranswiervelden worden door vogels als voedselbron gebruikt. Vooral vogels met een lange nek en duikende vogels zijn in het voordeel op kranswiervelden, omdat zij de kranswieren, die niet tot het wateroppervlak reiken, kunnen bereiken. Kranswierwater vormt een belangrijk foerageergebied voor Knobbelzwanen, Tafeleenden, Kuifeenden, Meerkoeten, Krooneenden en Pijlstaarten. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 17 Een hoge begrazingsdruk door deze vogels zou een negatief effect kunnen hebben op kranswiervelden. In het Reindersmeer is hier geen sprake van omdat de meeste vogels pas in het najaar komen fourageren, na het groeiseizoen als de kranswieren hun oösporen al hebben afgezet. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 18 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 19 Duidelijk op de foto van Ria van Gaal van de Watersnuffel is de zandbodem van het Reindersmeer zichtbaar. Het zijn Maas- en Rijnafzettingen. Het zand is afkomstig van het Rijnlandsleisteenplateau. Rijn en Maas voerden meerdere gesteenten af, maar door erosie en vervolgens selectie is hier alleen het hardste gesteente Kwarts [hardheid 7] terecht gekomen. Kwarts is zeer hard, het sterkst tegen erosie bestand en blijft dus het langst bestaan. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 20 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 21 Het zand op de bodem van het Reindersmeer is afkomstig van het Rijnlandsleisteenplateau. Het is een primair gesteente. Primair wil zeggen dat het afkomstig is van gesteenten dat ooit in het binnenste van de aardmantel vloeibaar was en later stolde, zoals magma en lava. Bekende voorbeelden van primair gesteente zijn graniet en basalt. Het primair gesteente verbrokkelde in de loop der geologische geschiedenis tot grind [diameter groter dan 2 mm], zand [0,05 – 2 mm] en löss [0,002 – 0,05 mm]. Maagdelijk water: koud, helder, voedselarm grondwater. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 22 Er is geen vis in het Reindersmeer. Ook de haffen en vennen rond het Reindersmeer bezitten geen vis. Er is slechts één voedselrijk plasje in de buurt, waar de plaatselijke bevolking vis heeft uitgezet. Dodaars en Geoorde fuut voelen zich dan ook goed thuis op het Reindersmeer. Grote vissen zijn immers voedselconcurrenten voor deze kleine futensoorten. Een Dodaars zocht naar waterinsekten. Hij ziet eruit als een kleine bal veren. Regelmatig duikt hij onder water, waarna hij als een ongeduwde kurk weer omhoog schiet. Voor een diepe duik springt hij eerst omhoog. Tachybaptus ruficollis, dankt zijn Nederlandse naam dodaars aan de ronde pluk veren achterop zijn lijf. Die pluk is niet de staart. Het woord dodde staat voor veel voorwerpen met een ronde vorm. Babies en kleuters zag je vroeger wel met een dodde, een samengebald slabbetje, in de hand. De dodo van Mauritius heeft ook zo’n achterste, vanwaar de naam. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 23 De Geoorde fuut had ook geoogde fuut mogen heten. Die gele oorpluimen verdwijnen in het winterkleed maar die ogen als gloeiende kooltjes blijven. Dat rood heeft trouwens wel degelijk een functie. Het werkt als een reflectiescherm voor het netvlies wat zorgt voor een optimale lichtopbrengst bij het jagen onder water. De Geoorde Fuut is kenmerkend voor het Reindersmeer. Vanaf de 2e helft van de 20e eeuw breidt de Geoorde Fuut zijn broedgebied westwaarts uit vanaf Midden Europa. Vanaf 1992 nam in heel Nederland de soort explosief toe. In de periode 1983-1989 groeide het broedbestand van zo'n 100 naar ruim 230 paren. Geoorde futen vertonen een wat zigeunerachtig karakter ten gevolge van soms grote droogten in Zuid- en Zuid-Oost_Europa waardoor hun broedgebieden uitgedroogd raken. Ze gaan dan op zoek naar andere broedgebieden. Zo zijn ze nu ook in het Reindersmeer beland. Er bevinden zich enkele paren op de plas. Een broedgeval is tot heden niet met zekerheid vastgesteld. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 24 Er is geen vis in het Reindersmeer, op een eutroof geïsoleerd watertje na. De IJsvogel die langs kwam vliegen eet echter ook waterinsekten. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 25 De IJsvogel die langs flitste hoeft niet per se bij het Reindersmeer te broeden. Ze vissen immers op forse afstand van hun nest. De vogel heeft een immens verspreidingsgebied en leeft hier aan de grens van zijn areaal. Streng winterweer decimeert de populatie, maar het enorme reproductie potentieel staat borg voor een betrekkelijk snel herstel. Knobbelzwanen, status-symboliek in het Reindersmeer Wit is de kleur om op te vallen. Dat helpt om sterke vogels met uitgestrekte territoria van open water ver uit elkaar te houden. Een uitgestrekt territorium bezitten de knobbelzwanen in het Reindersmeer. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 26 Ze zijn hier dan ook zeer verdraagzaam ten opzichte van andere watervogels. In het Weijerpark in Boxmeer leven ze te dicht op elkaar en neemt de agressiviteit toe. Ze zijn daar erg agressief naar de in hun nabijheid broedende eenden en meerkoeten. Knobbelzwanen leven in ver uiteen liggende riviermondingen, stille rivierbochten en steppemeren. In Oost-Europa leven restanten alleen nog aan de mondingen van grote rivieren aan de Zwarte en Kaspische Zee, op enkele plaatsen in NoordGriekenland, voorts in het noorden van Polen, Lithauen, Letland en Estland. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 27 Knobbelzwanen lopen onbeholpener en zwemmen meer dan de zwanen uit de noordelijke bossen en toendragebieden. Door de opvallende sierlijkheid van de gebogen hals en de bij bijzondere gelegenheden half geheven vleugels, zijn zij al van verre van de andere zwanen te onderscheiden. Hierdoor trokken ze al vroeg de aandacht van de schoonheids-lievende graven van Gelre, zodat ze als geschenken van en voor koningen en prinsen een rol gingen spelen. Tijdens de jaarlijkse rui van de vleugelpennen zijn Knobbelzwanen zeven tot acht weken hun vliegvermogen kwijt. Ze werden dan bijeen gejaagd en op grote schaal afgeslacht ter wille van hun vlees en hun veren. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 28 Grauwe gans, op het reindersmeer, waakzaam, traditiegetrouw en niet dom De ganzen staan niet zo hoog in aanzien als de zwanen op het Reindersmeer, maar dom, zoals de volksmond dat wil, zijn zij allerminst. Weliswaar dragen zij in de legenden geen koningskronen zoals de Knobbelzwanen en worden zij in sprookjes door blootvoetige ganzenhoedsters geleid, toch heeft volgens de traditie in de vierde eeuw voor onze jaartelling de waakzaamheid van de witte ganzen van de Junotempel het belegerde Romeinse Capitool voor een nachtelijke verrassingsaanval behoed. De aanwezigheid van de witte ganzen op buitenplaatsen en boerenerven wordt nog altijd gewaardeerd. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 29 De Grauwe Gans hoort in het Reindersmeer. De soort is op door bos beschutte leefgebieden ingesteld. De eilanden in het meer geven hem broedgelegenheid, de uitgestrekte watervlakte een veilige overnachtingsplaats. Als planteneters worden ze bij de “grote grazers” geclassificeerd. De Grauwe ganzen fourageren nauwelijks op het Reindersmeer. Ze gebruiken het op de eerst plaats als drink- en rustplaats. Hun behoefte aan jong, gemakkelijk groen doet ze liever de malse weiden langs de Maas opzoeken. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 30 Doordat Grauwe Ganzen met hun opgroeiende jongen reeds spoedig op aangrenzende graslanden gaan fourageren, gaan zij een overheersende bosontwikkeling aan de Rand van het moeras tegen. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 31 Op het land doen zij in het klein wat in het groot door de selectieve begrazing door edelherten en wilde bosrunderen wordt bereikt. In het moeras zouden alleen de eland en het wilde zwijn ongeveer op de wijze van de Grauwe Ganzen te werk gaan. Daarmee houden ze de noodzakelijke milieudynamiek in stand. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 32 Blauwe reiger Boerenzwaluw Boomklever Boompieper Buizerd Grote canadese gans Dodaars Ekster Fitis Gaai Grasmus Geelgors Geoorde fuut Grauwe gans Groene specht Grote bonte specht Heggenmus IJsvogel Kauw Knobbelzwaan Koolmees Kokmeeuw Kuifeend Meerkoet Merel Nijlgans Pimpelmees Roodborst Vink Wilde eend Winterkoning Zwarte kraai Avifauna Reindersmeer 14 aug 2012 De Stranden van het Reindersmeer. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 33 Verbazingwekkende verschillen in windsnelheid, zandtransport, regenval en bodemvochtigheid, in straling, temperatuur en luchtvochtigheid treden op, soms wisselend in zeer snel tempo. Het leven van plant en dier moet dus over heel een arsenaal van geraffineerde eigenschappen beschikken om dit alles als gewoon te kunnen verwerken. Het strandenlandschap wordt gekenmerkt door vele gradaties van dynamiek, d.w.z. van toestanden van grote onrust tot die van betrekkelijke rust. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 34 Bij onrust wordt hier gedacht aan b.v. stuivend zand, aan grondwaterbeweging, aan veranderingen, die in de loop van dag en nacht optreden in de lucht- en bodemtemperatuur, dus aan in de loop van de tijd wisselende omstandigheden, die van plaats tot plaats verschillend van aard en hevigheid blijken te zijn. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 35 Het leven aan de oevers speelt zich dus af in en op een zandbodem, bovendien in een milieu, dat gekenmerkt wordt door vele gradaties van onrust en rust. Aan de levensgemeenschappen, die deze woelige wereld bevolken, moet dus veel te ontdekken zijn: het leven speelt voortdurend in op dit wisselvallige milieu. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 36 Het zandlandschap is slechts 30 jaar oud. De eerste planten die het zand vastlegden waren Zandzegge en Buntgras. Deze vestigen zich op maagdelijke bodem, middels wortelstokken en zaden. Het zand is blond, door een ijzerhuidje dat om de zandkorrel ligt. Het microklimaat, de grote verscheidenheid aan de oevers van het Reindersmeer Door reliëf in het landschap en de structuur van de vegetatie ontstaan plaatselijk onder vrijwel alle weersomstandigheden grote verschillen in het klimaat. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 37 Zonnestraling, lucht- en bodemtemperatuur, windsnelheid, vochtigheid van de lucht om enkele klimaateigenschappen te noemen – verschillen van plaats tot plaats. In de loop van een etmaal hebben zij op verschillende plaatsen een specifiek verloop, dat grondig kan afwijken van het klimaat, waarmee de meteoroloog zich bezighoudt. Dit wordt gemeten op 1½ meter boven de grond op een vrijstaande plaats in een witte, goed geventileerde meteorologische hut. Dit klimaat noemen wij het macroklimaat. Het klimaat, waar plant en dier in hun onmiddellijke nabijheid mee te maken hebben noemen wij microklimaat. Het is juist dit microklimaat, waarop de planten en dieren moeten inspelen, dat hun bestaan- en ontwikkelingsmogelijkheden en hun aktiviteiten verregaand bepaalt. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 38 Om van de enorme spankracht die het leven heeft een duidelijker indruk te krijgen is het van betekenis nader met het microklimaat aan de oevers van het Reindersmeer kennis te maken. Uit metingen van de bodemtemperatuur op deze warme dag in en nabij het Braam- en Struikheistruweel blijkt hoe in vrijwel dezelfde zandbodem de temperatuur in de achtereen volgende bodemlagen verloopt. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 39 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 40 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 41 Afgebeeld is het temperatuurverloop op verschillende diepten in het zand met een ijle begroeiing van Ruig haarmos, Grijs kronkelsteeltje en Gevorkt heidestaartje gedurende een onbewolkt etmaal. Hierbij is op te merken, dat de temperatuur aan de oppervlakte steeg tot 37°C en aan het eind van de nacht daalde tot 11°C. Het maximum van de luchttemperatuur op 2meter hoogte was 15,8°C en het minimum 5,9° C. Hoe enorm de invloed van de vegetatie is, wordt gedemonstreerd door de temperaturen van hetzelfde zand onder het struweel. De dagelijkse temperatuurschommelingen zijn daar niet alleen veel geringer, maar het gemiddelde temperatuurniveau ligt ook veel lager. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 42 Ook binnen het struweel zelf treden aanmerkelijke verschillen op. In benedenwaartse richting neemt de windsnelheid zeer snel af; de luchttemperatuur is binnen het struikgewas hoger, de lucht is er ook droger. Takken met bladeren op verschillende hoogte en wortels op verschillende diepte functioneren dus onder geheel verschillende omstandigheden. We constateerden een groot aantal aanpassingen van het gedragspatroon van plant en dier aan dit verschijnsel. De droge graslanden langs de paden en op de overgang bos en zand worden op een zonnige dag als vandaag aan het bodemoppervlak zeer warm. De temperaturen kunnen van decimeter tot decimeter sterk verschillen, al naar de aard van de vegetatie, de aanwezigheid van een zandig plekje of een dood graspolletje. Het gaat hier om oppervlakte temperaturen, gemeten met een stralingsthermometer, die van enige afstand de temperatuur van het bodemoppervlak los van de vegetatie kan “zien”. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 43 Leven en samenleven in een woelige wereld Dynamiek op korte en lange termijn Hier had ook boven kunnen staan: leven en samenleven in beweging. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 44 Hoezeer ook het zandlandschap op deze warme, windstille zomerse dag een weldadige rust uitstraalt, toch is juist dit gebied in hoge mate gekenmerkt door zijn voortdurend voltrekkende veranderingen, door bewegingen die overigens heel verschillend van aard zijn. In de eerste plaats is er de permanente dynamiek van de levensprocessen die zich in de lichaamscellen van plant en dier van seconde tot seconde voltrekken. Er is stofwisseling, stofopbouw en stofafbraak, opname, vervoer en afgifte van water, vervoer van stofwisselingsproducten, groei en ontplooiing. Het zijn allemaal fundamentele en dynamische gebeurtenissen in het planten- en dierenleven, die hun verloop hebben tot binnen in de geordende wereld van de levende cel. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 45 Dan is er de dynamiek, die samenhangt met de opeenvolging van de seizoenen, een dynamiek op middellange termijn. In de loop van het jaar voltrekken zich ingrijpende veranderingen in het milieu van de zand- en oeverbewoners: zonnestraling, lucht- en bodemtemperatuur, luchtvochtigheid en grondwaterstand, richting en snelheid van de wind. Deze veranderingen verlopen in grote lijnen regelmatig, zij het incidenteel schoksgewijs. In het zand voltrekt zich ook een langzaam voortschrijdende, maar wel diep ingrijpende verandering, n.l. de vegetatiesuccessie en hier mede hand in hand gaande bodemrijping. Hier past veeleer de omschrijving: leven in een wereld van ontwikkeling. Juist dit landschap biedt een ideale mogelijkheid om deze ontwikkeling te volgen. Het begint op de stranden van het meer, ook in de haffen en en de hoger gelegen laagtes er achter. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 46 De ontwikkeling verloopt verschillend, afhankelijk van de aard van het landschap en koerst af op struwelen, eventueel een EikenBerken bos, maar kan ook uitlopen op heide en schraal grasland. Het is steeds dynamiek op langer termijn. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 47 De planten van Reindersmeer in barre tijden. Zowel winter- als zomertijd brengen risico’s voor plant en dier aan het Reindersmeer met zich mee. Hoe past nu het levenspatroon van plant en dier op deze wisselingen van de seizoenen, op de risico’s die zij in winter en zomer ontmoeten? Op onze tocht hebben we deze aspecten bekeken. Vooral voor de planten spelen de beperkte hoeveelheden licht een grote rol. Hierdoor is er beperkte stofopbouw en weinig groei. De levensverrichtingen, ook het actief opnemen van water, dalen op een niveau, dat dicht bij het nulpunt kan liggen. Hoe komen de planten de ongunstige tijd door? Er zijn verschillende oplossingen voor dit probleem. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 48 Op verschillende manieren doet de plant het goed. In plantenzaden bevindt zich het kiempje, omgeven door reservevoedsel, in een toestand van latent leven. Zaden kunnen hierdoor bijzondere klimaatsomstandigheden doorstaan, zonder hun kiemkracht te verliezen. Een middel om risico’s te ontlopen is een zodanig verloop van het levensritme, dat ontkieming, groei en bloei en zaadrijping hun beslag hebben gekregen vóór de , voor de plantensoort risico in hoedende klimaatsperiode is begonnen. Vooral de eenjarigen, de annuellen, slagen erin de moeilijke perioden als zaden te overbruggen. Hun groei is vlot; er behoeft niet geïnvesteerd te worden ten behoeve van risico’s van een langere levensperiode. Er zijn zomer- en winterannuellen. Beide groepen tellen opvallende vertegenwoordigers in de flora van het Reindersmeer. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 49 Voor de winterannuellen is de zomer de ongunstige periode. Zij staan er gedurende het winterhalfjaar vaak verrassend fris bij. We vonden er geen één, maar van onze winterexcursies kenen we Klein tasjeskruid, Vroegeling, Zandraket en Heidespurrie. Voor zomerannuellen als Veldereprijs, Zandmuur en Tandzaad is de winter de ongunstige periode. De meeste plantensoorten gedragen zich anders; op een of andere manier wapenen zij zich tegen voor hen kritische klimaatomstandigheden. Overwintering betekent ervoor zorgen dat essentiële uitgroeimogelijkheden, besloten in overwinteringsknoppen, door koude en hiermede samenhangend watergebrek niet geschaad of verminkt worden. Al naar gelang de grootte, de vorm en de groeiwijze zijn er heel verschillende oplossingen voor het overwinteringsprobleem. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 50 Veel risico’s worden vermeden door ondergronds overwinteren. Door middel van wortelstokken komt Zandzegge, Zandstruisgras, Schapenzuring en Duinriet de kwade tijd door. In de vorm van knollen overwintert Speenkruid, Heggenrank en Knopig helmkruid. Waar ten gevolge van plantengroei in het najaar strooisel op de bodem valt biedt dit bescherming voor de overwinterende knoppen van Hondsdraf en Zenegroen, Muizenoortje, Schermhavikskruid, Rolklaver en Kleine leeuwentand. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 51 Dwergplanten blijven hun hele leven dicht tegen de grond gedrukt en beschutten zich door hun knobschubben op afgestorven plantendelen. Tapijten van Zandhaarmos, Grijs kronkelsteeltje en Gewoon haarmos gedragen zich zo. Tenslotte de struiken en de bomen. In de winter is er stil leven in de knoppen met de beschermende knopschubben en in het voorjaar een allerwege hervatten van de vitale functies en mobilisatie van reservevoedsel door het gehele plantenlichaam. Wie het geheel overziet moet wel onder de indruk komen van de enorme bewegelijkheid, de dynamiek, die overal en vaak over kleine oppervlakten, kleinschalig dus, tot uiting komt en vooral ook van de manier, waarop planten en dieren op deze dynamiek inspelen in hun levensgemeenschappen. Het is leven en samenleven in een woelige wereld. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 52 Minuscule rovers in de Zandzeggeduinen. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 53 De Basterd zandloopkever, snelle loper en goede vlieger is zeer actief in zijn wereld: de stranden, en de zonovergoten plaatsen in de zandvlakten van het Reindersmeer. Het is een roofkever bij uitnemendheid. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 54 Kevers hebben een volledige gedaanteverwisseling. In hun leven vallen dus heel verschillende fasen te onderscheiden: ei-larvepop-kever. Bij de zandloopkevers voltrekken deze levensfasen zich binnen één jaar, passend bij de achtereenvolgende seizoenssituaties. Het zijn elegante schoonheden van grote levendigheid. Zij verstaan hun vak als roofkever, vooral nu het zonnetje flink brandt.. Ze zittend loerend in het zand. Komt er een klein beestje in de buurt dan rennen zij er plotseling op af, of vliegen er zoemend met grote snelheid heen. Beide aanvallen zijn kort, maar hevig. De prooi wordt met de sikkelvormige, scherp toegespitste kaken doorboord en daarna leeggezogen. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 55 Ook de larven zijn carnivoren tot en met. De loopkeverlarven graven in het losse zand, steile loodrecht op het zandoppervlak staande gangen van 10 à 15 cm diepte. De larve schuift in deze gang zo ver naar boven, dat de platte kop, voorzien van zware kaken en vier oogjes, precies met het zandoppervlak samenvalt. En dan maar geduldig loeren tot b.v. een mier vlak in de buurt komt. Die wordt dan door een snelle uitschietbeweging met de kaken gegrepen. Er volgt dan onvermijdelijk een gevecht tussen de larve en de prooi. De keverlarve moet zich hierbij behoorlijk schrap zetten in zijn holletje. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 56 En dat kan hij wonderwel, nl met zijn poten en met twee, bij deze keverlarven op het vijfde segment voorkomende, naar voren gerichte haken. Heeft de larve in de enkele maanden van zijn bestaan voldoende voedsel kunnen bemachtigen, dan verpopt hij zich in het onderste, verwijde gedeelte van de gang. De volwassen kever komt het volgend jaar in april uit de grond te voorschijn en gaat in het warme zonnetje weer op jacht en zal het nodige aandeel in de voortplanting gaan leveren. Na het paren worden de eieren in het zand gelegd. Daaruit komen de larven en het proces herhaalt zich. Larve en volwassen kever zijn totaal verschillend van lichaamsvorm, inwendige bouw en gedrag. Zij blijken, ieder op eigen manier, te passen in hun specifieke stukje zandoever. Bouw en levenswijze enerzijds en het milieu anderzijds passen in elkaar als de sleutel in het slot. In het losse zand zijn de zandloopkevers overigens niet de enige rovers, die ingegraven hun prooi bemachtigen. Mierenleeuwen Myrmeleon en wolfspinnen Lycosidea en Pisauridae eisen eveneens hun tol. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 57 De wolfspin is een robuuste en wendbare jager met een uitstekend gezichtsvermogen. Ze leeft solitair leven en jaagt alleen. Ze dragen hun eieren met zich mee. Van deze door Anny gefotografeerde spin hebben we tot heden de naam niet kunnen achterhalen. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 58 Het is alleen mogelijk de Blauwvleugelsprinkhaan vliegend op de foto te krijgen met een speciale camera. René Krekels heeft daarom een foto voor ons opgestuurd die ik hierbij afdruk 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 59 De sprinkhaan dankt zijn naam aan de helderblauwe achtervleugels, die echter in rust niet zijn te zien. De vleugelrand is zwart van kleur. Ook de dijen van de poten zijn blauw gekleurd. Alleen na een sprong worden de felgekleurde vleugels uitgeslagen en de sprinkhaan kan er niet echt mee vliegen, maar wel tientallen meters mee zweven. Door de grote vleugels lijkt het dier tijdens de vlucht meer op een vlinder dan een sprinkhaan. De felle kleur dient om vijanden als vogels op afstand te houden, als een vogel plots de felle kleur ziet, wil deze een aanval nog wel eens staken. Vanwege de goede camouflage hadden we moeite de Blauwvleugelsprinkhaan te ontdekken op het kale zand. Anny en Ria zetten hem op de foto. Goudoogdaas een bijtende vlieg De Goudoogdaas oogstte minder enthousiasme. De beet is bijzonder pijnlijk en kan zwellingen veroorzaken. Het is geen steek met een angel maar een beet, want geen enkele vlieg heeft een angel zoals bijen. De daas zuigt bloed nadat ze met haar vlijmscherpe monddelen een wond heeft gemaakt. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 60 Ook bijt de daas niet ter verdediging, maar om de eitjes te voorzien van proteïnen, dus alleen de vrouwtjes bijten net als bij muggen. De mannetjes leven van nectar. De vrouwtjes zijn te herkennen aan de gescheiden ogen, bij mannetjes zitten de ogen dicht tegen elkaar aan. Het redelijk vochtige weer maakte de daas actief. Meestal steekt ze niet meteen zoals een mug, maar zoekt eerst een geschikt plekje. De Goudoogdaas is hier in zijn ideale biotoop. De heide-achtige omgeving in de buurt van zeer vochtige plaatsen. De larven leven namelijk in zeer vochtige omstandigheden in rottend plantenmateriaal. Ze eten de insectenlarven die daarop afkomen, en komen soms massaal voor. De larve lijkt op de ritnaald; een lang, weinig buigzaam, wormachtig lichaam, dat echter sterk gesegmenteerd is met knoop-achtige segmenten. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 61 Met hun korte sterke zuigsnuit [proboscis] steken zij hun prooi en spuiten neurotoxische en proteolytische enzymen naar binnen die hun prooi verlammen en hun ingewanden doen verteren. De roofvlieg zuigt vervolgens de vloeibaar geworden inhoud van zijn slachtoffer door de proboscis naar binnen. Aan de randen van het gebiedsvreemde Reindersmeer, herkennen we de Maasduinen van weleer. We treffen hier de rivierduinen aan, met de heischrale graslanden, de heide, de dennenplantages en het Eiken-berkenbos. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 62 Op de zuidhelling van een rivierduin groeit de associatie van Buntgras en Heidespurrie. Een xerofytische, thermofiele gemeenschap, bij uitstek kenmerkend voor deze binnenlandse zandverstuiving. Het zand is rul en heeft een zeer gering vochthoudend vermogen door de tamelijke losse opeenstapeling van zandkorrels die onderling in grootte niet sterk variëren. Nu droogt het zand dan ook sterk uit. Humus wordt nauwelijks gevormd, behalve aan de bovenrand op plekken waar zich blad- en naaldenstrooisel ophoopt. Bodemvorming vindt bijna niet plaats. Behalve voedselarm is het zand ook basenarm en zuur [PH 4-5]. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 63 In deze wereld kunnen zich slechts weinig vaatplanten staande houden. De enige eenjarige plant van dit milieu, de winterannuel Heidespurrie krijgen we nu natuurlijk niet te zien. Ze is in de vorm van zaad aanwezig. Van de overblijvende planten treedt Buntgras op de voorgrond. De egelachtige pollen gedijen alleen goed als ze geen andere vaatplanten in de buurt hebben. Lichte overstuiving begunstigt hun groei. Een ander polvormend gras aan de rand van de associatie is Fijn schapengras, dat weinig overstuiving verdraagt. Zandstruisgras, Schapenzuring en Zandzegge dragen met hun wortelstokken bij aan de vastlegging van het zand. Struikhei is in geringe hoeveelheid aanwezig. Uitbreiding van de soort houdt in dat de begroeiing zich in de richting van droge heide ontwikkelt. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 64 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 65 Op iets humeuze plekjes staat sporadisch Zandblauwtje en een armoevorm van Gewoon Biggenkruid. De andere vaatplanten zijn te beschouwen als indringers, die wijzen op verhoogde voedselrijkdom. De soort die hier in de Associatie van Buntgras en Heidespurrie de hoogste gemiddelde bedekking haalt is Ruig haarmos. Dit bladmos, dat met zijn “wortelstokken”uitgestrekte matten vormt, is de voornaamste vastlegger van het stuifzand. Op plekken waar zich enig strooisel heeft opgehoopt vinden we de neofyt Grijs kronkelsteeltje. De soorten rijkdom van de associatie komt grotendeels voor rekening van korstmossen, die groeien op de plekken waar het zand tot rust is gekomen. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 66 Vandaag vonden we: Rood bekermos, Open rendiermos, Rode heidelucifer, Bruin bekermos. Door de extreem moeilijke omstandigheden verkeren de lichenen nu in een staat van anabiose. De zandverstuivingen op de rivierduinen waarvan wij nog enkele kleine restanten zagen zijn tegen het eind van de 19 e eeuw door bebossing bedwongen. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 67 Langs de sluis waren enkele fraaie podzol profielen. De podzol is hier ontstaan doordat de Bergerheide bestaat uit schraal rivierduinzand en er een neerslagoverschot is. De toplaag bestaat uit humusrijke grond, waaronder een bleekgrijze (uitspoelings)laag, daaronder een donkere (inspoelings)laag en geheel onderop de oorspronkelijke bodem. Door een eeuwenlang proces van uitspoeling en inspoeling kreeg deze bodem zijn vorm. In de loop van de tijd kwam een natuurlijk verzuringsproces op gang, versterkt door de heidebegroeiing, waardoor een deel van de humus oplosbaar werd en met het infiltrerende regenwater de grond inspoelde. Op hun weg naar beneden namen de humuszuren alle ijzer- en aluminiumverbindingen mee, die als verweringshuidjes om de dekzandkorrels zaten, waardoor uiteindelijk alleen de naakte kwartskorrels overbleven. Op deze manier ontstond een askleurige uitspoelingslaag. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 68 De humuszuren en meegevoerde ijzer- en aluminiumverbindingen zijn op enige diepte neergeslagen rondom en tussen de dekzandkorrels, waardoor een donkere inspoelingslaag is ontstaan. De niet in dit proces betrokken onderlaag wordt het moedergesteente genoemd. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 69 In het rivierduin de DuinStruisgras-associatie. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 70 Festuco-Galietum veri. Langs het pad, hoog langs het Reindersmeer in de rivierduinen groeit de Duin-struisgras-associatie. Het zijn droge graslanden op kalkarm rivierduinzand. In de grasmat hebben Gewoon struisgras, Zandzegge, Veldbeemdgras, Rood zwenkgras, Gewone veldbies en Gewoon reukgras een belangrijk aandeel. De belangrijkste indicator voor kalkarmoede is Schapenzuring, die evenals Gewoon struisgras in de rivierduinen zijn zwaartepunt in deze associatie heeft. De meest voorkomende tweezaadlobbigen zijn Geel walstro en Smalle Weegbree. De bloemrijkdom van de begroeiing varieert nogal; op niet sterk verzuurd duinzand vinden we Gewoon duizendblad, Akkerhoornbloem, Muizenoor, Gewone rolklaver, Sint-Janskruid, Jakobskruiskruid, Bosdroogbloem en Kleine Leeuwentand. Ze brengen kleur in de vegetatie. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 71 Mossen als Gewoon klauwtjesmos, Zandhaarmos en Gewoon haakmos nemen plaatselijk een belangrijke plaats in. Ondanks haar vrijwel gesloten gras- en mosdek bevat de associatie ook eenjarigen, zoals Zandhoornbloem, Veldereprijs, Hazenpootje. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 72 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 73 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 74 In dit droge grasland krijgen planten met een hoge biomassaproductie geen kans. Er is daardoor ruimte voor tal van specialisten. Allerlei aan[passingen aan vocht- en voedselschaarste komen voor. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 75 Bezemkruiskruid komt uit Natal, Transvaal Namibië. Het is een plant van zonnige, open, steenachtige, droge plaatsen op zand. Het is een echte pionier die het best aanslaat als zand overhoop is gehaald. Omdat bij het Reindersmeer veel zand is verplaatst en het vervolgens ook open werd gehouden waren de vestigingsmogelijkheden hier ideaal. Het Festuco-Galietum vinden we in het rivierduingebied waar het zand niet stuift en grotendeels ontkalkt is. In een klaverrijk duingrasland vinden we: Zachte dravik, Kleine en Liggende klaver Middelste ganzerik en Gewone zandmuur. Inslag: Slangenkruid-associatie Echio-Verbascetum 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 76 Er is hier zand is opgebracht dat op 40 meter diepte uit het Reindersmeer is gebaggerd. Het bestaat uit Rijn- en Maassedimenten. Er is ook een pad aangelegd van steenslag. Er is zo plaatselijk een neutraal tot licht basisch substraat ontstaan. Hier vinden we de Slangenkruid-associatie, een bloem- en kruidenrijke ruderale gemeenschap, die wordt beheert door tweetot meerjarige planten, die na eenmalige vruchtzetting plegen af te sterven. Kenmerkend zijn Middelste teunisbloem, Koningskaars en Stalkaars. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 77 Stalkaars behoort tot de Toortsen. Het bewoont bij het Reindersmeer de zonnige, droge steppeachtige terreinen. Er is licht alkalisch zand opgebracht uit het meer en steenslag van het pad verhoogt het basisch gehalte van de bodem. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 78 Van de ongeveer driehonderd soorten van dit geslacht komt de grote meerderheid in het Nabije Oosten, met name in Turkije voor. Daaromheen liggen in concentrische zones gebieden met steeds minder Verbascum soorten. Zo bezit Midden-Europa ongeveer tien, Noord-Europa slechts twee soorten. Daarbij moet tevens worden aangetekend dat de planten noordwaarts steeds sterker op door de mens bepaalde standplaatsen zijn aangewezen. De afzonderlijke bloemen zijn typische eendags bloemen. Tegen de avond neigen de kroonslippen samen en valt de kroon met de meeldraden af, maar blijft aanvankelijk aan de stempelknop hangen. Daarbij kan zelfbestuiving optreden, een waarborg voor het geval dat de bloem onbezocht is gebleven. Bijen zijn de belangrijkste bestuivers. De bloem levert alleen stuifmeel. De bovenste drie meeldraden hebben wit wollige helmdraden. Het zijn voedselmeeldraden. Ze voorzien de bijen van voedzaam, smakelijk steriel stuifmeel. De twee onderste meeldraden bezitten fertiel stuifmeel. In het Reijndersmeer zijn er meer stuifmeelbloemen. Klaprozen, Wilde rozen, Brem en Boterbloemen behoren daartoe. Stalkaars en Koningskaars 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 79 Op de droge, open, omgewerkte grond groeiden de het wortelrozetten van Stalkaars en Koningskaars. De plant heeft een bijzondere strategie om te overleven in de moeilijke zandige bodem langs het Reindersmeer. De tot 3 m hoge plant bloeit slechts eenmalig. In de rozetfase wordt zoveel mogelijk reservevoedsel opgeslagen in de penwortel. Wanneer er voldoende voedsel is verzameld bloeit de plant eenmalig. [ Monocarpe hemicryptofyt] . Niet de bloei, maar de vrucht en zaadvorming veroorzaakt het afsterven. De plant beschikt over een speciale droogte-aanpassing: de viltig behaarde bladeren lopen af rondom de stengel, waardoor het regenwater naar de wortel geleid wordt. De beharing vermindert verdamping. Echt duizendguldenkruid 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 80 Door het verplaatsen van grond is een milieu geschapen voor Echte duizendguldenkruid. De plant houdt van een zonnige niet te dicht begroeide standplaats op minerale bodem. Hij pioniert op bodems zonder profielontwikkeling Het ruderaal karakter van de oevers wordt gekarakteriseerd door: Bijvoet, Vlasbekje, Speerdistel, Kruldistel, Grote zandkool, Canadese fijnstraal, Kleine ooievaarsbek, Reigersbek, Zachte ooievaarsbek, Klein streepzaad, Kweek, Akkerdistel, Reukeloze kamille, Duinriet en Raket. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 81 Een mannetje Grote wolbij speurde onophoudelijk de bloemhoofden binnen een bepaald territorium af op zoek naar een vrouwtje om mee te paren. Andere insecten die hij tegenkwam verjoeg hij. Hij was niet bang uitgevallen en viel alles aan wat op de bloem zat, ook al waren deze insecten groter dan hemzelf. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 82 Met drie vork-achtige punten aan het achterlijf steekt de wolbij in op verstoorders of werkt ze naar de grond. Hierdoor krijgen andere insecten geen kans om het nectar te eten en blijft de nectar binnen het territorium in de bloem. Als er zich een vrouwtje aandient heeft deze genoeg te eten, waardoor het mannetje alle tijd heeft om te paren. Als het vrouwtje eitjes heeft gelegd, meestal in een oud verlaten nest van een andere bijensoort, wordt stuifmeel verzameld als voedsel voor de larven. Ook komt de larve soms in bewoonde nesten terecht, en leeft dan van het materiaal in het nest. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 83 Wilgenroosjes-associatie Senecioni sylvatici-Epilobietum angustifolii Op plekken waar hout gekapt was groeide de Wilgenroosjesassociatie. Na kap wordt de strooisellaag opeens aan het licht blootgesteld, met als gevolg versnelde mineralisatie. Tevens wordt de bodem uitgeloogd, vooral op plaatsen waar de stronken van gekapte bomen afsterven, wegens het ontbreken van grote wortelstelsels die de vrij gekomen voedingsstoffen en mineralen kunnen opnemen. Deze combinatie van snelle mineralisatie en uitloging resulteert in plotselinge bodemverzuring, waardoor stikstof voornamelijk in de ammoniumvorm beschikbaar is. Wilgenroosje paart grote lichtbehoefte aan hoge zuur- en ammoniumtolerantie. Verwijdering van de boomlaag betekent ook reductie van de verdamping, zodat de bodem natter wordt. Er stond dan ook Pitrus. Het volgende stadium wordt ingevuld door Zwarte bramen [Rubus fruticosus agg.] 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 84 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 85 Bijvoet is een Alsem, het geslacht Artemisia. Het zijn steppeplanten van het noordelijk halfrond. In dit geval de zoutsteppe van Centraal Azië. De bladeren zijn smal en dichtbehaard om droogte te weerstaan. Ze bevatten het giftige Thuyon dat dezelfde toepassingen heeft als Absintalsem. Met de naam Bijvoet is het verhaal verbonden dat degene die een stuk van deze plant in zijn schoeisel draagt, minder gauw vermoeid raakt. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 86 Duinriet vormt plaatselijk een grasruigte [Alang] De plant wortelt één à twee meter diep en staat hier op oppervlakkig droge grond met grondwater op de laag van Wychen. Het neemt hier een overheersende plaats in. Dat is toe te schrijven aan een plotselinge en ingrijpende milieuverandering. Duinriet is de eerste plant die weet te profiteren van een verhoogd stikstofaanbod. Het vormt dan een haard waarin voor andere planten weinig plaats is. Onder het licht alkalische zand ligt organisch materiaal dat versneld gemineraliseerd is. De neofyt Bezemkruid is zeer succesvol op de steppeachtige zandvlaktes 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 87 Vlak langs het pad de associatie van Engels raaigras en Grote weegbree Plantagini-Lolietum perennis Vlak langs het pad de associatie van Engels raaigras en Grote weegbree. Drie overblijvende planten bepalen het aspect: Tengere rus, Grote weegbree en Engels raaigras. Tot de begeleiders horen Straatgras, Varkensgras, Paardenbloemen en Witte klaveren Vertakte leeuwentand, Kweek, Fioringras, Schijfkamille en Smalle weegbree. Omdat het zandgrond is speelt Tengere rus een prominente rol. Tengere rus, is van Noord-Amerikaanse afkomst en werd in 1821 voor het eerst op het Europese vasteland waargenomen. Zilverschoon en Rechte ganzerik dragen bij aan het kleurenpalet. IJzerhard is in het Reindersmeer de meest prominente soort van deze tredplantengemeenschap 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 88 Door zand uit de diepte van het Reindersmeer en steenslag van de verharding van het pad is een milieu geschapen voor IJzerhard. Het is hier zonnig, droog, stikstof en kalkrijk. IJzerhard heeft een grote warmtebehoefte. We zijn hier vlak bij de warmste plek van ons land, de plaats Arcen aan de Maas. IJzerhard is van oorsprong een bewoner van het Middellandse zeegebied. Het stond in de oudheid hoog in aanzien als tover- en offerplant en veelzijdig geneeskruid. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 89 Met zijn metaalachtige stengels had het een grote faam als heler van verwondingen met ijzeren wapens. Nu wordt de wortel nog wel als toekruid bij het inmaken van augurken gebruikt. De Vennen in de laagtes langs het Reindersmeer. De vennen langs het Reindersmeer liggen 3 meter hoger dan de waterspiegel van het Reindersmeer. We treffen er de moerasgemeenschap van kleine zegge aan. Het Parvocaricetea. In het water de Waterveenmosassociatie. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 90 Sphagnum cuspidato-obesi De waterveenmosassociatie treedt hier op als pioniergemeenschap. Het water is sterk zuur, zeer voedselarm en door humuszuren bruin gekleurd. De bodem eronder is bedekt met een laag veenmodder. Het is een zeer soortenarme gemeenschap, waarvan het beeld wordt bepaald door zwevende massa’s Veenmos. Aan de oevers Geoord veenmos. Slechts een enkele vaatplant is er aanwezig: Knolrus De aanwezigheid van de klasse der kleine zegge, het Parvocaricetea wijst op een mesotroof milieu aan de oevers. De planten zijn tenger en blijven laag. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 91 De moerasbegroeiing is intermediair tussen de robuuste begroeiing van riet en de vegetatie van een hoogveen. Het is een contactmilieu. Het ven wordt grotendeels gevoed door het zure voedsel- en basenarme regenwater, deels door voedselen basenrijker grond- of oppervlaktewater. De vennen in de laagte bevatten water. Dat is opmerkelijk in het voor water zo doorlatende rivierduinzand. Ze liggen dan ook op een ondoorlatende kleilaag uit het Weichselien: De laag van Wychen. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 92 De laag van Wychen is een klei laag afgezet door de Rijn tijdens het Weichselien. De rivieren vertoonden toen een vlechtend patroon door de permanent bevroren bodem en het gemis aan vegetatie. Bovendien waren ze ’s winters bevroren. De afvoer was zeer onregelmatig. Wanneer het water lange tijd stil stond werd er klei afgezet. Deze kleilaag is zeer dicht en heeft een hoog lutum gehalte waardoor het geen water doorlaat. Lutum is een bestanddeel van klei . Hoe hoger het lutum gehalte des te zwaarder de klei. Op de textuur driehoek is dit zichtbaar gemaakt. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 93 De lutumdeeltjes bestaan uit platte plaatjes die op elkaar zitten. Deze deeltjes hebben een negatieve ionenlading. Dit is de reden dat kleigrond meestal vruchtbaarder is dan zandgrond. Door de negatieve lading van de kleifractie is de bodem in staat om (positieve) ionen van mineralen die opgelost zijn in het bodemwater te binden aan de kleifractie. Hierdoor spoelen de mineralen niet met het grondwater mee, maar blijven ze gebonden aan de kleideeltjes en kunnen ze op deze manier opgenomen worden door de planten. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 94 De kleilaag van Wychen Klei is secundair gevormd uit in water opgelost kiezelzuur, aluminiumhydroxide en mineralen zoals kalium, magnesium, calcium en ijzer, tot microscopisch kleine, vaak plaatvormige kristalletjes [kleiner dan 0,002 mm]. De kristalletjes zijn door Rijn verplaatst en op deze plek weer verzameld, waardoor zich een kleilaag vormde. Klei is waterkerend en waterhoudend. Het kan mineralen invangen en weer afgeven aan de planten. Hier zorgt deze oude zeer dichte klei, dat wil zeggen klei met een lutum gehalte van 75% voor een water ondoorlatende laag. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 95 Carici curtae-Agrostietum caninae De associatie van Moerasstruisgras en Zompzegge wordt in het Reindersmeer gekenmerkt door Zompzegge en Draadrus. Als begeleiders vinden we Moerasstruisgras, Moeraswalstro,, Egelboterbloem, Waternavel. De moslaag wordt door Veenmossen beheerst. Het is een typische plantengemeenschap van het pleistoceen. De pH –waarden liggen tussen 4 en 6. Duidelijk zichtbaar op de foto is het gegeven dat de diverse soorten faciësvormend optreden. Enkele acidofytische mossen bereiken een hoge presentie. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 96 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 97 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 98 In de verlandings gemeenschap langs het ven leven duizenden Poelkikkers. De plantengemeenschap is aangepast aan extreme omstandigheden wat voedsel en zuurstofarmoede en zuurgraad van het water betreft. Ze is mosrijk, terwijl de vaatplanten worden vertegenwoordigd door Zomprus, Knolrus en Veelstengelige waterbies. Er is een microreliëf, een afwisseling van enige decimeters boven water uitstekende welvingen [bulten] en met water verzadigde laagten [slenken]. Op de natte plaatsen is een zeer beperkte beschikbaarheid van voedingsstoffen. Het water is basenarm en van neerslag afkomstig. Het waterpeil is hoog: de wortelzone van de vegetatie is geheel met water verzadigd en daardoor zuurstofloos.. De begroeiing heeft een goed ontwikkelde mosdek, waarin Veenmossen de hoofdrol spelen. Deze planten hebben een kussenvormige groeiwijze en kunnen zich als een spons vol water zuigen. Een gedeelte van de planten was uitgedroogd. De toppen waren wit geworden. Hierdoor hunnen ze een groot deel van het zonlicht terugkaatsen en de onderliggende delen van het mospakket tegen verdere uitdroging beschermen. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 99 De Poelkikker is een zon- en warmteminnende soort en voelt zich bij dit onbeschaduwde water in zijn element. De begroeide oeverzone en het deel uitmaken van een groter complex maakt het voor de soort nog aantrekkelijker. De Poelkikker is een kritische soort. Aan de eisen: voedselarmoede, zuur, schoon en stilstaand water komt dit ven tegemoet. De Poelkikker overwintert op het land. Langs de oever zaten ze met duizenden op de kleine vegetatiearme en drassige plekken te zonnen. Ze bevinden zich ook in de bovenste waterlagen en in de snel opwarmende ondiepe oeverzone. Het Poelkikkertje kan reusachtige prooien verorberen. Soortgenoten van nagenoeg dezelfde grootte worden naar binnen geslokt. Ze zagen ons als vijanden en vluchtten het water in, waar ze zich verborgen in het bodemsubstraat en tussen de waterplanten. Als ze worden vastgepakt kunnen de dieren met open bek schreeuwen. Ander passief afweergedrag bestaat uit: het zich opblazen, de kop weg buigen en de snuitpunt op de grond drukken. Soms voeren de dieren ook actief met hun kop stootbewegingen richting de vijand uit. De larven zijn erg schuw en vluchten soms onstuimig weg. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 100 De Poelkikkers zijn hier voor de voortplanting . Het vrouwtje legt slechts 590-2990 eieren per seizoen. De mannetjes vormden een koor. De roep is zacht. De territoria waren klein. We telden 5-10 mannetjes per vierkante meter De waterlelie heeft ten opzichte van de trofiegraad een brede ecologische amplitude. Door recreanten zijn er wortelstokken van de tuinwaterlelie in het zure ven geworpen. Op bijgaande grafiek met de parameters van Waterlelie is zichtbaar waarom ze het hier bolwerken.. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 101 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 102 Aan de oever groeit de RG Eleocharis multicaulis[Littorelletea/Scheuchzerietea]. Aan de oevers van het verzuurde en met stikstof verrijkte ven, heeft een ophoping van organisch materiaal plaats gevonden. Hierdoor is de soortenarme gemeenschap ontstaan gedomineerd door Veelstengelige waterbies en twee Sphagnum-soorten. Op de meest oligotrofe plekken treedt Waterveenmos op de voorgrond, in de minder verzuurde plekken Geoord veenmos. Veelstengelige waterbies handhaaft zich hier dankzij prolificatie van overbuigende halmen, waardoor de plant in staat is zich te vermeerderen zonder het riskante kiemingsproces te hoeven doormaken. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 103 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 104 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 105 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 106 Aan de oevers van de heideslenk groeit de associatie van Veelstengelige waterbies. Ze wordt begeleid door Waternavel, Moerasstruisgras,en Knolrus. De associatie indiceert een standplaats waar langdurig neerslagwater stagneert, maar die nu in de zomer enkele maanden droog ligt. Er is slechts een zeer geringe invloed van grondwater, wat zich vertaalt in een geringe soortenrijkdom. Een goed ontwikkeld Eleocharitetum multicaulis is slechts mogelijk bij toevoer van voedselarm, min of meer basenrijk grondwater. De associatie heeft gezelschap van zwevende veenmossen Waterveenmos, [Sphagnum cuspidatum] en Geoord veenmos [Sphagnum denticulatum]. Veelstengelige waterbies kan daar goed mee concurreren dank zij haar vermogen uitspruitsels te vormen in de bloeiwijze, welke tot nieuwe planten kunnen uitgroeien. Aldus kunnen ze zich handhaven en uitbreiden zonder telkens het riskante kiemingsproces te moeten maken. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 107 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 108 Carici curtae-agrostietum caninae Langs de oevers van de Slenk op de meso- tot oligotrofe standplaatsen op de overgang van zand naar veen treffen we de associatie van Moerassstruisgras en Zomprus aan. De pHwaarden liggen tussen 4 en 6, de invloed van neerslag is groot, zodat de standplaats steeds meer verzuurt 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 109 Een groot aantal flonkerende vliegende diamanten boven het zure water geven glans aan de esoterische schoonheid van het ven. De aan zuur water en venig met russen en biezen begroeid terrein aangepaste Tengere pantserjuffer geeft acte de présence 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 110 De koraaljuffer is kenmerkend voor dit ven van het Reindersmeer. De zuidelijke waterjuffer vraagt een zeer specifiek voortplantingsbiotoop: ondiep, zuiver en stilstaand water met een rijke veenmosvegetatie. De ligging tussen de bossen draagt wezenlijk bij aan haar optimale habitat, omdat de bossen de koraaljuffer beschermen tegen de koude. De soort is dan ook typisch voor het Reindersmeer. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 111 Bochtige smele Brede stekelvaren Brem Gewone zandmuur↓ Struikhei↓ Teunisbloem↓ Een forse plant met een dikke penwortel. Het rozet vertoont fraaie dieprode aanloopkleuren. Na eenmalige vruchtzetting sterven de planten af [monocarpe hemicryptofyten] Vogelmuur↓ Strategie: Jaarrondannuel Heksenmelk Witte Dovenetel Brandnetel Speerdistel Kaardenbol Hondsdraf↓ Zachte ooievaarbek↓ Hondsdraf behoort tot de groep van de Ajugiden. Op de onbemeste, zandige graslandjes: Zachte ooievaarsbek. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 112 Ze heeft bovengrondse uitlopers. Doventel en Kruipende boterbloem behoren ook tot deze groep. Ze groeit hier onder de struiken omdat er enige humus en stikstofrijkdom aanwezig is. Hondsdraf wordt wel als geneeskrachtig kruid toegepast tegen onder meer jeuk en wonden. Het werkt ook tegen de jeuk die men krijgt van brandnetels, waar het dikwijls bij in de buurt groeit. Ook is het in gebruik in de bierbrouwerij. Daar was het de voorloper van Hop. De plant is van de Kleine ooievaarsbek te onderscheiden door de steel tegen het licht te houden. De Zachte ooievaarsbek heeft dan een beharing van korte klierharen en 1 mm lange haren. Kleine ooievaarsbek↓ Jacobskruiskruid De Kleine ooievaarsbek is de meest stikstofminnende van de Nederlandse ooievaarsbekken, Hij is dan ook een indicator van een voedselrijker en ingrijpender door de mens beïnvloed substraat Gewone Reigersbek↓ Japanse duizendknoop↓ 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 113 De Japanse duizendknoop behoort tot de groep van de Polygonatiden, evenals Adelaarsvaren. Ze heeft lange dikke vertakte wortelstokken. Op verstoorde, bemeste plekken in de droge zandgronden groeide Gewone reigersbek. De grond is kalkarm en zuur. Dank zij de bouw van het blad, de dikke stengels,de vrij diep gaande wortels en de beharing kunnen deze planten veel droogte doorstaan. Schapenzuring Zandhoornbloem↓ Koningskaars Klimopereprijs↓ Klimopereprijs gedraagt zich 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 114 hier nu ook als winterannuel. De plant is eenjarig. Kleine veldkers↓ Op het wat voedselrijkere zand de winterannuel Kleine veldkers. Alleen de skeletjes van de plant zijn nog te zien. De hauwen steken boven de bloeiende bloemen van dezelfde tros uit. Zandzegge↓ Gods eigen naaigaren. Kleine leeuwentand Kromhals↓ Oecologisch uiterst primitieve omgeving↑ De Sclerofyt, geofyt en 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 115 autotrofe Zandzegge is hier een stabilisator in een oecologisch uiterst primitieve omgeving. Op de lichte, droge, minerale bodem: Kromhals. Omgewerkte bodem is zijn favoriete plek. De natuurlijke plek wordt gevormd door met zand bedekte, vloedmerkpakketten. Kromhals is eenjarig. Deze planten zijn gekiemd in de herfst. Borstelgras Moeraswolfsklauw↓ Rond het ven groeit de moeraswolfsklauwsnavelbiesassociatie. Het is een pioniervegetatie, de eerste stap in de natuurlijke successie van een 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. Moeraswolfsklauw↓ 116 plantengemeenschap. Uiteindelijk leidt dit tot een climaxvegetatie. Ze staat hier op vochtige tot natte, voedselarme zandgrond op de kale plaatsen rond het ven. Het grondwaterpeil is hoog en weinig wisselend. In de winter is het peil zelfs hoger dan het maaiveld en is de bodem volledig met water verzadigd. In de zomer kan het hier oppervlakkig uitdrogen. Eikvaren↓ Moerasandoorn Citroenmelisse Muizenoor↓ 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 117 Pijpenstrootje Pitrus Driekleurig viooltje Echt duizendguldenkruid Dwergviltkruid 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 118 Waternavel Koningsvaren Wolfspoot . 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 119 Gewoon haarmos↓ Geoord veenmos Zandhaarmos↓ Grijs kronkelsteeltje↓ Zandhaarmos vormt hier uitgestrekte, vlakke zoden op open plaatsen met droge tot licht vochtige, kalkarmebodems, voornamelijk in de droge heide en zandverstui vingen. Zandhaarmos is tweehuizig. Op de mannelijke planten zaten bruingroene antheridiënbekers of perigonia De sporofyt bestaat uit 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 120 een sporenkapsel of sporogoon op een stevige, tot 5 cm lange gele tot roodbruine steel. Gewone viltmuts↑ Kolonist op de kalkarme leem van de gegraven vennen bij het Reindersmeer. Pogonatum aloides. In de bekertjes zijn de antheridiën te zien. Het zijn bolletjes gevuld met zaadcellen.↑ Groot laddermos↓ Muisjesmos en Bleek dikkopmos↓ Foto: Anny Geraets Groot laddermos herkenden we door de op de spitsen staande gekromde haren. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 121 Bruin bekermos is een kenmerkende soort van deze zure zandgronden. Op de bekertjes staan “blaadjes”. Sommige bekertjes zijn spruitend op de randen. Smal Bekermos↓ Op dit zure rottend hout in droog bos Smal bekermos [cladonia coniocraea] Je ziet de onvertakte staafvormige podetia. Op de top zitten zwarte puntvormige pycnidiën. Pycnidiën zijn peervormige orgaantjes waarin ongeslachtelijke sporen [pycnosporen] worden gevormd. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 122 Open rendiermos↓ Gevorkt heidestaartje↓ Groot dooiermos↓ Gestippeld schildmos↓ 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 123 De Haffen liggen op dezelfde hoogte als het Reindersmeer. Het water staat in open verbinding met het meer en is daardoor oligotroof, zuur en helder. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 124 Blauwe reiger vist in de Haffen langs het Reindersmeer Door de haffen schrijdt een waadvogel voorzichtig voort. Het is de Blauwe reiger die bij voorkeur in water van 20- 40 cm diepte zijn prooi besluipt. Soms wacht hij onbeweeglijk zijn prooi af. Het precisiewerk van vooruitschietende nek en lange snavel stelt hem in staat zowel kleine waterinsekten als grote prooien te grijpen. Bij deze bijzondere kunst moet hij leren rekening te houden met de breking van het licht aan de grens van lucht en water en een heel eind vóór het beeld dat hij onder water ziet mikken. Vissen van 10-16 cm lengte vormen de hoofdschotel van zijn menu, of dat nu blankvoorns of nietige stekelbaarsjes zijn. In het Reindersmeer zal de Blauwe reiger ze niet vinden. Hij is hier aangewezen op andere prooien. Langs de waterkant grijpt hij waterratten, waterspitsmuizen, mollen, jonge watervogels, kikvorsen, in het water levende insekten en slakken. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 125 In het grasland jaagt hij op veld- en dwergmuizen, kikvorsen, sprinkhanen en andere insekten en regenwormen en als het kan grijpt hij een jong konijn, een kleine vogel, een wezel of een hermelijn. Waternavel groeit volop aan de oevers van het Haf. Het is er vochtig, fosfaat- en carbonaat arm en de bodem bestaat uit een venige toplaag met daar onder zuur zand. Door zijn groeiwijze is hij aangepast aan wisselende waterstanden, overdekking met zand en aanspoelsel, betreding en beweiding. Plaatselijk heeft een opeenhoping van organische materiaal plaats gevolgd door snelle verzuring. Deze storing is verantwoordelijk voor de grote uitbreiding van Waternavel. Gewone waternavel wordt hier begeleid door Kruipend struisgras, Egelboterbloem, Moerasbasterdwederik, Melkeppe, Kattestaart, Glidkruid en Watermunt. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 126 Een familielid van Tabak Op een aanspoelselgordel langs het Haf groeit Bitterzoet. Door de aanspoelselgordel is wat stikstof en carbonaat in de grond gekomen, voldoende voor Bitterzoet. Het geeft ons de kans de prachtige blauwpaarse bloemkroon te bekijken. De slippen krommen later terug, waardoor ze op Cyclamen lijken. Elke slip heeft aan de voet twee groene vlekjes met een witte rand. Deze worden wel als honingmerk of als pseudo-nectarklieren beschouwd. In beide gevallen dus als lokker van insekten. De helmknoppen zijn onderling vergroeid en gaan naar binnen open. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 127 We zagen hommels, bijen, zweefvliegen en kevers die de bloemen bezochten om hun stuifmeel. Hommels kunnen door hun vliegspieren ritmisch samen te trekken in trilling geraken en deze trilling overbrengen op de bloem waaraan ze hangen, waardoor stuifmeelkorrels worden losgetrild en door de opening aan de top van de meeldraadkegel op het insekt terechtkomen. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 128 Associatie van Waterpeper en Tandzaad Polygono-Bidentetum 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 129 Op natte stikstofrijke zandgrond in een smalle strook langs het Haf die ’s winters onder water staat en nu is drooggevallen groeit het Polygono-Bidentetem. De planten hebben speciale aanpassingen met betrekking tot armoede aan zuurstof en rijkdom aan ammoniak in de grond. Van nature stond deze gemeenschap in de regio langs de Maas en de beken en droogvallende delen van plassen. Deze pionierbegroeiing behoeft een standplaats die niet door een dichte overblijvende moerasvegetatie is ingenomen. De grond is doornat en verkeert door zijn gehalte aan slib en organisch materiaal in gereduceerde toestand. In het slib, waarin weinig of geen zuurstof kan doordringen, hopen zich reductieproducten op die vrijkomen door afbraak van restanten van dode planten en dieren. De planten die we vinden zijn allen zomerannuellen met een levensduur van ongeveer een half jaar. Kieming vindt plaats in de lente, als de standplaats droog valt. Ze zijn nu volop in bloei. De vruchtzetting is overvloedig en valt in de vroeg herfst. Ze zullen allemaal sterven nog voor de eerste nachtvorsten. We vinden de geslachten Tandzaad [Bidens], Duizendknoop [Persicaria] en Ganzenvoet [Chenopodium]. Vooral de eerst twee zijn beeldbepalend. Net als andere bewoners van moerassige standplaatsen hebben de planten van de Tandzaadklasse luchtkanalen, waarmee ze zuurstof naar hun wortels transporteren, die bv uit de wortels in de grond lekt en reductieproducten in het wortelmilieu onschadelijk maakt. Langs de oever van het Haf groeien in de associatie van Waterpeper en Tandzaad: Waterpeper, Veerdelig tandzaad, Perzikkruid, Beklierde duizendknoop, Mannagras, Wolfspoot, Gele waterkers, Zompvergeet-mij-nietje, Kruipende boterbloem, Fioringras, Ruw beemdgras, Geknikte vossenstaart, Moeraswalstro, Greppel- Zomp- en Pitrus. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 130 Melkeppe is een indicator van carbonaatarme grond en de enige tweejarige plant die we aan de oever van het Haf vonden. Ze groeiden er in beperkt aantal. Dat komt omdat ze door haar korte levenscyclus afhankelijk is van open kiemingsplekken te midden van een vrij dichte begroeiing. Ze wordt begeleid door Kattenstaart en Gewone wederik. 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 131 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 132 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 133 Reindersmeer bezocht Afdeling Nijmegen 14 aug 2012, Reindersmeer KNNV afd Nijmegen. 134