Samenvatting Hoofdstuk 5 Planten Uit welke delen bestaat een plant? Planten bestaan uit: - bloemen - bladeren - stengels - wortels Bron 2. Deze organen van de plant bestaan uit cellen. Begrippen cellen Hoe komen planten aan hun groene kleur? Planten zijn groen door de bladgroenkorrels in de cellen. Een plantencel bestaat uit: - celwand: Een stevige laag om de cel - celmembraan: een vlies om het cytoplasma - cytoplasma: een stroperige vloeistof, hierin ligt de celkern en de bladgroenkorrels - celkern: een klein bolletje in de cel die alles regelt wat er in de cel gebeurd - vacuole: een blaasje in het midden van de cel - bladgroenkorrels: groene bolletjes in het cytoplasma - weefsel: Een groep cellen met dezelfde functie -zetmeelkorrels: kleurloze korrels waarin zetmeel wordt opgelsagen Hoe blijven planten rechtop? - Kruidachtige planten blijven rechtop door water in de vacuoles van de cellen. - Houtachtige planten blijven rechtop door de dikke wanden met houtstof van de houtcellen. Hoe komt water in de bladeren? Het water komt in de bladeren door houtvaten. De houtvaten liggen bij elkaar in vaatbundels. De vaatbundels beginnen in de wortels en lopen door tot in de bladnerven. De plant neemt steeds weer nieuw water met mineralen op. Dat kan, doordat er ook steeds water verdampt. Het verdampen gaat door kleine openingen in het blad: de huidmondjes. -vaten: dunne kanaaltjes in de plant vaten - houtvaten: Hierdoor stroomt het water met mineralen vanuit de wortels, via de stengels, omhoog naar de bladeren Bastvaten: Hierdoor stroomt water met voedingsstoffen vanuit de bladeren naar de wortels i en de bloemen. Waarom verliezen bomen hun blad? Door kou werken de wortels niet meer goed, de plant kan minder goed water opnemen. De bladeren gaan wel door met verdampen. Hij laat zijn bladeren vallen, want anders zou hij doodgaan aan uitdroging. Voordat hij ze laat vallen gaat het bladgroen vanuit de balderen naar de takken en stam. Daarna maakt hij een scheurlaag tussen het blad en de stengel, hierdoor komen er minder mineralen in het blad. Daarna wordt het blad bruin en valt het van de boom. Op de wond komt een kurklaag om de boom te beschermen tegen uitdroging en ziektes. 5.2 Hoe komt een plantje uit een zaad? Nadat planten hebben gebloeid, veranderen de bloemen in vruchten. In de vrucht zitten de zaden. Een plantje komt uit een zaad door ontkieming. Het hele jonge plantje (kiem) zit al in het zaad. Om een boom zit de zaadhuid, hierin zitten de zaadlobben. De zaadlobben bevatten reservevoedsel voor de kiem. In een vochtige omgeving: 1) neemt het zaad water op door de zaadhuid 2) zwellen de zaadlobben op 3) knapt de zaadhuid open 4) verschijnt het worteltje 5) daarna het stengeltje en de blaadjes Hoe groeit het plantje verder? Het jonge plantje groeit verder door: - groei: het plantje wordt langer (lengtegroei) en zwaarder. - ontwikkeling: het plantje krijgt nieuwe delen. - Lengtegroei: Door celdeling groeit de plant. (Dit gebeurt vooral in de topjes en in de wortels) Waardoor groeit de wortel naar beneden? De wortel weet waar hij heen moet groeien doordat hij zwaartekracht kan waarnemen. Daarvoor zitten er cellen met zetmeelkorrels in het topje van de wortelen en de groeipunten. De korrels zakken door de zwaartekracht, waardoor het plantje weet waar hij heen moet groeien. De stengel reageert op zonlicht. Als de cellen zonlicht krijgen groeien ze normaal. De cellen bij de zon worden kleiner en de cellen in de schaduw groeien. Hoe groeien bomen? In het voorjaar groeit er uit de eindknop een nieuw stuk tak. En uit de zijknoppen, zijtakken. Om de knoppen zitten knopschubben, voor bescherming. Als de knopschubben afvallen blijft er een ringlitteken over. Bij een bladlitteken heeft een blad vastgezeten. De stam en takken worden ook dikker: diktegroei. In de stam zit een groeilaagje. Daar worden in het voorjaar en in de zomer nieuwe houtcellen gemaakt. Het laagje nieuwe houtcellen heet een jaarring. Jaarring zomer houtcellen: klein met dikke celwand en donker. Voorjaar houtcellen: groot met dunne celwand en licht van kleur. 6.3 Wat eet een plant? - Met de wortelharen neemt hij water met mineralen op, zoals stikstof en ijzer. Het water gaat van de wortels, via de vaatbundels, naar de bladeren - Via de huidmondjes neemt hij koolstofdioxide uit de lucht. Planten maken hun eigen voedingsstoffen. Dat doen ze met water, koolstofdioxide en mineralen. Hij maakt daarvan glucose. Daarmee maken ze ook weer andere voedingsstoffen. Hoe maakt een plant glucose? Van water en koolstofdioxide maakt hij glucose in de bladgroenkorrels. Het maken van glucose heet fotosynthese. Dit gebeurt alleen als er zonlicht is. Zonlicht geeft de bladgroenkorrels namelijk energie. De plant gaat dood als er geen bladgroenkorrels zijn, dus wanneer de plant in het donker heeft gestaan. Als de plant glucose maakt komt er zuurstof vrij wat uit de huidmondjes gaat. Welke andere stoffen maakt een plant? Een plant gebruikt een deel van de glucose voor energie. De rest van de glucose gaat via de bastvaten naar andere delen van de plant om ze om te zetten in zetmeel, vetten en eiwitten. Om eiwitten te maken heeft de plant mineralen nodig. Hij heeft eiwitten nodig om te groeien en om beschadigingen te herstellen. Zetmeel en vetten zijn reservestoffen. Mineralen zorgen ervoor dat het maken van deze stoffen goed verloopt. Waar bewaren planten reservestoffen? Planten slaan de reservestoffen meestal ondergronds op, in hun wortels, knollen of bollen. Ook zaden bevatten reservestoffen. In de winter sterft alles af behalve de wortel. In het voorjaar gebruikt de plant de reservestoffen in de wortel weer. Knollen zijn verdikte wortels. En bollen bestaan voor het grootste deel uit dikke balderen die docht op elkaar liggen. Hoe overleven platen zonder bladgroen? Zonder bladgroenkorrels kan een plant niet zelf reservestoffen maken. Hij haalt de voedingsstoffen dan uit andere planten. Het kan jaren duren voordat een zaadje van zo een plant uitkomt omdat er eerst een plantje in de buurt moet zijn waarvan hij de voedingsstoffen kan stelen. Een plant die dit doet noem je een parasiet. De plant waarvan hij steelt noem je de gastheer(plant). Waarvoor krijgen planten bloemen? De bloem is voor de voortplanting. Een bloem bestaat uit: - kroonbladeren: hiermee lokt de bloem insecten. - kelkbladeren: Groene bladeren die de bloem beschermen. - stamper: Zit midden in de bloem en is voor voortplanting. (Vrouwelijk) - meeldraden: Staan rondom de stamper en zijn voor de voortplanting. (Mannelijk) - bloembodem: Hierop zitten de andere delen van de bloem. - nectarkliertjes: Kliertjes onderin de bloem die nectar maken. -Meeldraad bestaat uit de helmknop en de helmdraad. -De stamper bestaat uit een stempel, een stijl en een vruchtbeginsel. In het vruchtbeginsel zitten de zaadbeginsels. In elk zaadbeginsel zit 1 eicel. De stuifmeelkorrels en de eicellen zijn de voortplantingscellen van een plant. Als deze bij elkaar komen ontstaat er een zaadje. Hoe komt stuifmeel op de stamper? Bestuiving is het overbrengen van stuifmeel van de meeldraden naar de stamper. Als het stuifmeel van de ene bloem op de stamper van de bloem van een andere plant komt, heet dat kruisbestuiving. Als het stuifmeel van een bloem op een bloem komt van dezelfde plant, heet dat zelfbestuiving. Bij insectenbloemen wordt het stuifmeel meegenomen door insecten. Bij windbloemen wordt het stuifmeel meegenomen door de wind. Het stuifmeel plakt aan de kleverige stempel van een andere bloem. Hoe worden zaden verspreid? Zaden worden vaak in de vrucht verspreid. Dat kan door dieren (eten, kleven), door de wind of door de plant zelf die de zaden wegschiet. Meestal worden zaden verspreid als ze nog in de vrucht zitten. De vrucht rot weg en de zaden blijven over. Wat gebeurt er in het leven van een plant? In het leven van een plant: 1) ontkiemt zaad 2) groeit een plant en maakt bloemen 3) ontstaan vruchten met zaden 4) worden zaden verspreid Deze vier dingen gebeuren steeds opnieuw, in dezelfde volgorde. Zo’n kring van gebeurtenissen in een vaste volgorde heet een cyclus. Dit is de levenscyclus van een plant. Eenjarige planten ontkiemen in het voorjaar, bloeien in de zomer, vormen zaden in de herfst en sterven in de winter. Tweejarige planten Ontkiemen en groeien in het eerste jaar en bloeien en vormen zaden in het tweede jaar. Daarna gaat de plant dood. Meerjarige planten ontkiemen in het voorjaar, bloeien in de zomer en vormen zaden in de herfst. In de winter sterven alleen de bovengrondse delen af. Houtachtige planten ontkiemen in het voorjaar uit een zaad. Groeien een aantal jaar en daarna gaan ze bloemen en zaden maken. Hoe worden planten verbouwd? Bij akkerbouw wordt er op grote akkers 1 soort gewas verbouwd. Bij tuinbouw worden vooral groenten en fruit verbouwd. Glastuinbouw vindt plaats in kassen. Groeien nieuwe plantjes altijd uit zaad? Niet alle planten groeien uit zaad. Voortplanting waarbij er geen bevruchting plaatsvindt, heet ongeslachtelijke voorplanting. Voorbeelden zijn: - stekjes: een afgeknipt stukje van een plant groeit verder in het water. - klisters: knoppen in bollen die uitgroeien tot een nieuwe bol. - wortelstokken: stengels die onder de grond groeien en waaruit nieuwe planten naar boven groeien. - uitlopers: een lange stengel die over de bodem kruipt en waaruit nieuwe planten groeien. Hoe laat je planten beter groeien? Tuinders verwarmen kassen met kachels. Hierdoor kunnen ze de temperatuur precies regelen. Ze kunnen zo ook koolstofdioxide maken, want dat komt uit de kachels. Met lampen zorgen ze voor extra licht. Zo kunnen tuinders het hele jaar door planten kweken. Hoe maak je betere planten? Tuinders hebben vaak al de beste omstandigheden, dus willen ze ook de beste planten. Het verbeteren van eigenschappen van gewassen heet veredelen. Veredelen gaat in 3 stappen: 1. Hij zoekt planten met de beste eigenschappen en zorgt dat het stuifmeel van de ene goede plant op de stamper komt van de andere goede plant. Dit heet kruisen. 2. Hij kweekt de zaden die daaruit komen en selecteert dan weer de beste zodat hij weer kan kruisen. 3. Als hij de goede plant heeft gaat hij die vermeerderen