Insectenplagen op bomen en struiken in bos en landelijk gebied in

advertisement
Figuur 1 De larven van het sneeuwbalhaantje
kunnen de struiken jaren achtereen aanvreten.
> Kaalvraat van Gelderse roos
Er was veel vraat door het Sneeuwbalhaantje
Pyrrhalta viburni. De bladeren worden door
de groenige met donkere vlekken gekleurde
larven op de sterkste nerven na, aangevreten.
De larven zijn na 4 weken volwassen waarna
ze in de strooisellaag verpoppen. De 4,5-6,5 mm
grote geelbruine kever verschijnt van augustus
tot november en legt haar eitjes in series in de
jonge twijgen waar de eitjes overwinteren. In
mei verschijnen de jonge larven die de onderzijde van het blad bevreten (figuur 1). De Gelderse
roos kan jaren achtereen worden kaalgevreten
maar zal slechts zelden doodgaan. Na de larvenvraat in mei en juni komen de struiken weer
volop in het nieuwe blad te staan.
Meidoornbladvlo ontsiert struiken
foto Leen Moraal
Insectenplagen op
bomen en struiken
in bos en landelijk
gebied in 2011
Sinds 1946 worden insectenplagen op bomen en struiken
geïnventariseerd door een landelijk netwerk van terreinbeheerders
en andere belangstellenden. Hierbij wordt het verloop van
bekende inheemse plagen en nieuw binnenkomende plaaginsecten
gevolgd. Verder kunnen met de opgebouwde database
trends zichtbaar worden gemaakt tussen plagen enerzijds en
omgevingsfactoren anderzijds. We geven een jaarlijks overzicht
om de beheerders te informeren.
— Leen Moraal (Alterra)
24
Op meidoorn komen verschillende bladzuigende insecten voor zoals bladluizen en cicaden.
Maar van de bladzuigers kan de meidoornbladvlo Psylla melanoneura het meest opvallen.
De kleine groenige larven zijn plat en hebben
een goede schutkleur (figuur 2), maar ze vallen
op door de productie van witte wasdraden en
druppels kleverige honingdauw. In het voorjaar van 2011 was, na een lange warme periode
zonder neerslag, het verschijnsel goed te zien.
Maar na een hevige regenbui op 9 mei was alle
kleverigheid weggespoeld. De bladvlooien kunnen massaal aanwezig zijn, maar de meidoorn
heeft er weinig van te lijden. Lieveheersbeestjes
en zweefvlieglarven behoren tot de natuurlijke
vijanden. De volwassen roodbruine 2 mm grote
bladvlooien lijken veel op cicaden. Ze zijn
erg beweeglijk en kunnen rennen, vliegen en
springen. De volwassen cicaden overwinteren
op beschutte plaatsen.
Esdoornverjonging met dopluis
In een bosgebied bij Renkum vindt in de
halfschaduw van loofbomen verjonging van
esdoorn plaats. Op de bladeren van jonge
planten werd de hydrangeadopluis Eupulvinaria hydrangeae waargenomen. De vrouwtjes
hebben platte bruine tot 5 mm lange schildjes
en maken witte wollige zakken waarin ze hun
eitjes leggen (figuur 3). De bladeren en stengels
raken bedekt met dopluizen. Bij zware zuigactiviteit valt het blad af, waarbij de stengels
als kale stokjes in de grond staan. De hydrangeadopluis is een Aziatische soort die sinds
1987 in Nederland voorkomt. De dopluis zit op
allerlei struiken, zoals Hydrangea maar ook op
bomen zoals esdoorn en linde. De warmteminnende uit Azië afkomstige exoot werd tot nu
foto Alterra
foto A. van Frankenhuyzen
Figuur 3 De warmteminnende Aziatische
hydrangeadopluis komt steeds vaker in het bos
voor.
foto Leen Moraal
Figuur 2 De meidoornbladvlo produceert witte
waswoldraadjes en kleverige honingdauw.
foto G. Frenken
foto F. Trompert
▸ Figuur 4 Oude
gangen van de eikenprachtkever.
▴ Figuur 5 Amerikaanse vogelkers met gangen
van de appelspintkever (Foto: G. Frenken).
foto I.IJsebrands
foto F. Trompert
▾ Figuur 8 De wilgenhoutrups komt vooral bij
de zachte houtsoorten voor maar ook wel bij
zomereik zoals hier.
◂ Figuur 6 Door het zuigen van de beukenkankerluis ontstaan bastscheuren en kunnen jonge
bomen afsterven.
▴ Figuur 7 Kolonies van de beukenkankerluis
worden beschermd door bosmieren.
Figuur 9 Een piek in het eenentwintigste jaar van de eikenprocessierups (bron: Alterra).
Meldingen Eikenprocessierups
bron: Alterra
Meldingen
Eikenprocessierups
bron: Alterra
300
Licht
300
Licht
Matig
250
Matig
Zwaar
200
aantal meldingen
Zwaar
200
150
150
100
100
50
2011
20102011
20092010
20082009
20072008
20062007
20052006
20042005
20032004
20022003
20012002
20002001
19992000
19981999
19971998
19961997
19951996
19941995
19931994
19921993
0
19911992
50
0
1991
aantal meldingen
250
september 2012 25
Tabel 1 Insectenplagen in bos en landschap in 2011
Let op: gegevens voor de stedelijke omgeving worden hier niet vermeld
foto Leen Moraal
l –l l l l lage tot zeer hoge populaties
Trend: landelijke toename/afname t.o.v. 2010
é(éé)= lichte (sterke) toename, ê(êê)= lichte(sterke) afname,
è = onveranderd, O = onvoldoende gegevens,
* = Exoot; ** = Zuidelijke soort
Bladvretende insecten
Bastaardsatijnrups - Euproctis chryssorhoea
●●
è
é
Elzenhaantje - Agelastica alni
●
é
Elzenmot - Coleophora serratella
●
O
Groene eikenbladroller - Tortrix viridana
●●
ê
Grote wintervlinder - Erannis defoliaria
●●
ê
●
è
●●●
ê
●
O
Sneeuwbalhaantje - Pyrrhalta viburni
●●
é
Spinselmotten - Yponomeuta soorten
●●
ê
Voorjaarsuilen - Orthosia soorten
●
O
Wapendrager - Phalera bucephala
●
ê
Kleine voorjaarsspanner - Agriopis leucophaearia
Kleine wintervlinder - Operophtera brumata
foto Alterra
Plakker - Lymantria dispar
Figuur 11 De verschillende stadia van de satijnvlinder, rups, pop, vlinder en eihoopje.
Naaldvretende insecten
Lariksmotje - Coleophora laricella
●
O
Appelspintkever - Scolytus mali
●
Dennenknoprups - Blastesthia turionella
●
Eikenprachtkever - Agrilus biguttatus
●
Eikenspintkever - Scolytus intricatus
●
Houtboorders en Bastkevers
●
O
O
O
O
O
Iepenspintkever - Scolytus scolytus
●●
é
Letterzetter - Ips typographus
foto Alterra
Harsbuilrups - Petrova resinella
Figuur 12 De harsbuilrups komt vooral in jonge
dennen voor.
Trend ●●●●
Eikenprocessierups - Thaumetopoea processionea **
Figuur 10 De douglaswolluis wordt de laatste
jaren weinig gemeld.
Populatie
●●
é
Perenprachtkever - Agrilus sinuatus
●
Wilgenhoutrups - Cossus cossus
●
O
O
Zuigende insecten
Beukenkankerluis - Lachnus pallipes
●
Douglaswolluis - Adelges cooleyi *
●
Eikendwergluis - Phylloxera soorten
●
Elzenbladvlo - Psylla alni
●
Hydrangeadopluis - Eupulvinaria hydrangeae *
●
Jeneverbescicade - Liguropia juniperi **
●
Meidoornbladvlo - Psylla melaneura
●
Rododendroncicade - Graphocephala fennahi *
●
O
O
O
O
O
O
O
O
Bladminerende insecten
Amerikaanse ooglapmot - Bucculatrix ainsliella *
Paardenkastanjemineermot - Cameraria ohridella *
●
O
●●
é
●●
é
Galvormende insecten
Diverse gallen op diverse boomsoorten
26
toe uitsluitend in het stedelijk milieu waargenomen maar beschutte plekken in bossen zijn
nu kennelijk ook geschikt.
Landgoed met dramatische eikensterfte
In een deel van het particuliere Landgoed
Scherpenzeel wordt de laatste jaren eikensterfte waargenomen die steeds omvangrijker
wordt. De sterfte vind plaats in een laaggelegen
bosgebied van 10-15 ha. Tot 90 jaar geleden was
dit natte heide, totdat het werd omgevormd
tot gemengd bos op rabatten. In het gebied zijn
honderden dode en kwijnende eiken aanwezig, zowel in het bos als in de lanen. Sommige
eiken zijn al enkele jaren dood, want vaak is de
schors al helemaal weg. Een flink aantal bomen
is recent geveld en verwijderd vanwege het
gevaar van vallende dode takken. Veel levende
eiken hebben waterlot op de stam of hebben
dode takken in de kroon. Het bos met al die
dode en aftakelende eiken ziet er behoorlijk
armetierig uit. De verwachting is dat nog veel
bomen het loodje zullen leggen. In de schors
van veel dode bomen zijn de karakteristieke
D-vormige uitvlieggaatjes van de eikenprachtkever Agrilus biguttatus aangetroffen. Op zoek
naar overwinterende larven werd bij een aantal
levende bomen schors met een blesmes oppervlakkig afgeschaafd. Met de schaafmethode
werden veel witte overwinterende larven gevonden. De larven van de kever maken gangen
achter de schors maar ze overwinteren in de
schors. Dat betekent dat in het voorjaar van
2012 dus weer nieuwe generaties volwassen kevers verschijnen en er nog meer uitvlieggaatjes
te zien zullen zijn. Er is enige spechtenactiviteit
maar dat heeft weinig effect omdat er zo’n
groot aanbod van voedsel is. Geschat wordt dat
wel 70% van de bomen dood is of nog dood zal
gaan. De sterfte van de eiken begint bovenin de
boom en loopt in een paar jaar naar beneden,
waarna de hele boom uiteindelijk dood gaat. De
larven van de eikenprachtkever maken lange
slingerende gangen onder de schors, waardoor
de sapstroom wordt onderbroken (figuur 4).
De larven kunnen alleen gedijen in verzwakte
eiken en die zijn er genoeg vanwege de te hoge
grondwaterstand. Vroeger was de waterafvoer
vanuit het bos naar de omgeving geregeld
via watergangen die 1-2 keer per jaar werden
geschoond. Maar de laatste paar jaar wordt dit
niet meer gedaan omdat het natte bosgebied
tijdens droge maanden als waterbuffer voor
naastgelegen gras- en maispercelen wordt beschouwd. Ondertussen sterven de boomwortels
door hun langdurig contact met het grondwater
langzaam af, waardoor de eiken verzwakken.
De verzwakte bomen worden gevoelig voor
secundaire organismen zoals honingzwam en
eikenprachtkever en sterven daardoor. Uiteindelijk heeft men duizend dode en halfdode
bomen moeten vellen om de veiligheid voor
recreanten in het bos te garanderen.
In sommige gevallen wordt juist een opzettelijke vernatting van verdroogde bossen uitgevoerd ten behoeve van natuurontwikkeling.
Ook in het Liesbos en een landgoed bij Haaksbergen is een opvallende eikensterfte waargenomen. In alle gevallen moeten beheerders
weten dat grondwaterverhoging ten koste kan
gaan van de vitaliteit van bomen. Een tip voor
beheerders is om een noodzakelijk geachte
grondwaterstijging zeer geleidelijk, verdeeld
over een aantal jaren, door te voeren, om eiken
de kans te geven hun wortelsysteem aan te
passen. Voor meer informatie over de relatie
tussen grondwater, eikenprachtkever en eikensterfte wordt verwezen naar Alterra-rapport 236
uit 2001.
Appelspintkever nekt Amerikaanse
vogelkers
We ontvingen foto’s van dode Amerikaanse
vogelkersen. Het ging om bomen in een bosje
van Nationaal Park De Maasduinen in NoordLimburg. Op de stam waren duidelijke broedbeelden van bastkevers te zien met moedergangen en uitwaaierende larvengangen (figuur 5).
Voor zover bekend is een dergelijke aantasting
nooit eerder in Nederland waargenomen. In
Europa komen bijna geen insecten voor op de
Amerikaanse vogelkers want blad en bast bevatten hoge concentraties van het giftige cyanide.
Europese insecten zijn daaraan niet aangepast.
In Noord-Amerika leven wel vele bladvretende
rupsen en bastkevers op de Amerikaanse vogelkers. Toen we de foto’s onder ogen kregen,
waren we even bang dat het om een beruchte
Chinese kever ging die recent in Noord-Amerika
is terechtgekomen. Maar het kon ook juist
gaan om een Amerikaanse kever die in Europa
eindelijk zijn bijbehorende waardplant had
gevonden. We moeten in Europa alert zijn op
nieuwe invasieve exoten en daarom werd op
ons verzoek wat schors met daarin enkele dode
kevers voor identificatie naar Alterra verzonden. Het bleek te gaan om de appelspintkever
Scolytus mali. Deze soort komt in Nederland
maar sporadisch voor. Daarom is het des te
vreemder dat de kever juist Amerikaanse vogelkers heeft aangetast. De appelspintkever is
een circa 4 mm lange glanzende donkerbruine
kever. De moederkever vreet een horizontale
gang in de bast en legt haar eitjes aan weerszijden van de gang. De uitkomende larven maken
verticale gangen. De larven overwinteren tot
ze in het voorjaar verpoppen waarna de jonge
kevers verschijnen. De kever staat bekend
als een secundaire aantaster van verzwakte
fruitbomen zoals appel, kers en peer maar soms
ook van meidoorn en lijsterbes. In handboeken
en internetbronnen werden geen observaties
gevonden op Amerikaanse vogelkers, het gaat
dus om een bijzondere waarneming. Nu zat
de kever in een aantal ongeveer 40 jaar oude
Amerikaanse vogelkersen. Deze in Nederland
ongewenste boomsoort krijgt weinig kans om
zo oud te worden en misschien heeft de kever
juist in dit specifieke geval gelegenheid gekregen. Verder leken de bomen te zijn verzwakt
door een schimmel, mogelijk de loodglansschimmel. Spintkevers worden aangetrokken
door kwijnende bomen omdat ze daar succesvol hun gangen in kunnen maken. In gezonde
bomen krijgen ze minder kansen en de kever
zal dan ook niet als biologische bestrijder van
de Amerikaanse vogelkers kunnen optreden. In
de fruitteelt wordt aanbevolen om houtstapels
van waardbomen te verwijderen om opbouw
van populaties kevers te verminderen.
Bastscheuren door beukenkankerluis
Op een landgoed bij Hollandse Rading werd
een laanbeplanting met Amerikaanse eiken uit
1908 geveld omdat de bomen waren aangetast
door honingzwam en bruinrot. In maart 2008
werden de eiken vervangen door jonge beuken,
maar al gauw trad er een probleem op. In 2010
ontstonden er uitgebreide lengtescheuren (figuur 6) in de bast van 55 boompjes. Een aantal
bomen ging dood en de rest groeide slecht. De
oorzaak is de beukenkankerluis Lachnus pallipes (figuur 7) die met het zuigen aan de bast
de scheuren heeft veroorzaakt. Door het zuigen
kunnen Nectria-schimmels binnenkomen en
kunnen er bastwoekeringen, ‘kankers’, ontstaan. Op het landgoed zijn altijd veel bosmieren aanwezig geweest en dat heeft de aantasting in gang gezet. De mieren verzamelen de
door de luizen afgescheiden zoete honingdauw
en beschermen de luizen tegen sluipwespen
en predatoren zoals larven van zweefvliegen
en lieveheersbeestjes. Wanneer men laag op de
stam een lijmband aanbrengt kunnen de mieren de luizen niet meer bereiken. Binnen enkele uren worden de luizen onrustig en lopen
ze doelloos rond. Velen vallen naar beneden of
worden door predatoren opgegeten, in korte
tijd zijn de luizenkolonies dan verdwenen.
Besmettingshaard van wilgenhoutrups
Langs houtsingels en smalle waterwegen staan
aan de randen vaak geknotte elzen of wilgen
met uitgebreide gaten en gangen bij de stamvoet. Het gaat om aantastingen door de wilgenhoutrups Cossus cossus die bij vele boomsoorten kan voorkomen, zelfs bij zomereik (figuur
8). Het hout met vingerdikke gangen is te
vergelijken met een gatenkaas. Langs openbare
wegen geldt een zorgplicht want een aangetaste hoge boom kan bij de stamvoet gemakkelijk
afbreken en schade aanrichten, een geknotte
boom zal minder problemen opleveren. Toch
september 2012 27
moet men beseffen dat een aangetaste boom
een besmettingsbron kan zijn voor z’n omgeving. Niet alleen omdat er vlinders uit komen,
maar ook omdat volwassen vingerdikke rupsen
bij overbevolking de boom verlaten en door
de vegetatie naar een andere boom kruipen.
Op die manier kunnen ze in gezonde bomen
van een goed onderhouden wegbeplanting of
boomgaard terechtkomen. Bij boorgaten in
bomen moet men ook altijd beducht zijn op
een mogelijke aantasting van de beruchte Aziatische boktor, Anoplophora glabripennis, zoals
die in 2010 is gevonden op een industrieterrein
in Almere en die te vuur en te zwaard moest
worden bestreden (zie Vakblad november 2011).
Nieuw record voor eikenprocessierups
Nooit eerder zijn zoveel meldingen ontvangen
als in 2011 (figuur 9), alweer het eenentwintigste jaar met overlast en met een verdere
noordwaartse uitbreiding. Er kwamen relatief
veel meldingen uit de noordelijke helft van
Nederland. De eikenprocessierups is nu in alle
provincies aanwezig. Om tot een ecologisch
verantwoorde bestrijding te komen is een leidraad opgesteld. Op bepaalde plekken kan men
branden of zuigen. In andere situaties kan de
rups bestreden worden met parasitaire aaltjes
(nematoden) of het bacteriepreparaat Bacillus
thuringiensis (Bt), maar daarmee worden ook
andere rupsensoorten in eik en in de vegetatie
onder de bomen gedood. Voor gedetailleerde
informatie wordt verwezen naar www.vwa.nl.
Douglaswolluis zelden meer gemeld
In Noord-Amerika komen op de douglasspar
zo’n 260 herbivore insecten voor. Bij ons is het
een exoot die extreem insectenarm is en dus
weinig toevoegt aan de biodiversiteit van het
bos. De boomsoort is nu zo’n 130 jaar in Europa
maar er komen nauwelijks inheemse insecten
op voor. We hebben hier eigenlijk alleen maar
de uit Noord-Amerika afkomstige douglaswolluis Adelges cooleyi die soms hoge dichtheden
kan bereiken. De laatste 15 jaar hebben we echter nauwelijks meldingen meer gehad. Dat was
in de jaren zestig en zeventig wel anders. In
2011 was het insect opvallend in een boswachterij bij Renkum aanwezig. De takken waren ‘besneeuwd’ met witte wasvlokjes met daaronder
luizen en eitjes (figuur 10). Bij grote dichtheden
worden de naalden van jonge scheuten kroezig,
de naalden van oude scheuten verkleuren en
vallen af.
Satijnvlinder na 20 jaar weer terug
In het Lauwersmeergebied liggen verschillende zandplaten die soms met hoog water
overstroomd raken. Sommige platen liggen wat
28
hoger dan andere. Op de wat hoger gelegen
zandplaat ‘De Rug’ is over 40 ha een spontane
begroeiing van vooral kruipwilg ontstaan. De
struiken zijn ongeveer 25 jaar oud en hebben
een hoogte van maximaal anderhalve meter. Er
is weliswaar zomerbegrazing met koeien maar
struikwilg is voor hen een onaantrekkelijke
voedselbron. In deze wilgen is een grootschalige kaalvraat opgetreden door rupsen van de
satijnvlinder Leucoma salicis, niet te verwarren
met de bastaardsatijnvlinder Euproctis chrysorrhoea die op duindoorn zit. De rupsen van
de satijnvlinder komen uitsluitend voor op
populier en soms op wilg. Er kan grootschalige
kaalvraat optreden zoals in de jaren tachtig,
in de Flevopolders in de Hollandse Hout. De
laatste plagen dateren van twintig jaar geleden
toen in Groningen kaalvraat werd gemeld in
populierenbossen bij Garrelsweer, Tjuchem en
Usquert. Alleen in grote gebieden met uniforme
vegetatie kunnen natuurlijk grootschalige
plagen optreden.
De tot 45 mm grote rups is bruinbehaard met
witte rugvlekken. De rups verpopt in juni tussen het blad of op de stam waarna in juni en
juli de vlinder verschijnt. De vlinder is satijnwit (figuur 11) en heeft een vleugelspanwijdte
van 4-5 cm. Het vrouwtje legt 100-250 eitjes in
hard wordende witte schuimhoopjes tegen de
stam en takken. Deze eihoopjes raken spoedig
bedekt met algen waardoor ze niet opvallen.
De jonge zwarte rupsjes verschijnen in augustus en september en skeletteren de bladeren
aan de onderzijde maar ze zoeken al gauw een
overwinteringsplaats in bastspleten. In het
volgende voorjaar kruipen ze naar de bladeren
waarbij kaalvraat kan ontstaan. De plaag wordt
vaak beëindigd door het optreden van een minuscuul sluipwespje dat haar eitjes in de eitjes
van de satijnvlinder legt. In het verleden traden
plagen op in beplantingen met een leeftijd
rond 20 jaar. Dat de plaag in het Lauwersmeergbied in lage kruipwilgen ontstond is uniek te
noemen. In de zomer van 2011 zijn daar naar
schatting 200.000 vlinders waargenomen.
Harsbuilrups in jonge dennen
In West-Brabant werd de harsbuilrups Petrova
resinella opvallend vaak gezien. Het is een soort
die vooral bij jonge dennen voorkomt. Er worden steeds minder dennen aangeplant en daarmee komen soorten als harsbuilrups, dennenknoprups en dennenlotrups steeds minder vaak
voor. De harsbuilrups maakt een gal van hars
aan een twijg (figuur 12). De vlinder vliegt in het
voorjaar en zet haar eitjes af op jonge scheuten. Het uitkomende rupsje maakt een spinsel
vlak bij een knop en vreet daaronder van de
bast van de twijg. De uit het wondje vloeiende
hars zet zich op het spinsel vast waardoor de
zogenaamde harsbuil ontstaat. In het tweede
jaar verpopt de rups zich in de ‘buil’. De twijgen
breken soms boven de harsbuil af.
Waarom monitoring van
insectenplagen?
Uit de Alterra database sinds 1946, blijkt dat de
laatste decennia veel verschuivingen van insectenpopulaties plaatsvinden. De database biedt
de mogelijkheid voor analyse naar de relaties
tussen insectenplagen enerzijds en omgevingsfactoren anderzijds. Zo is de uitbreiding van de
eikenprocessierups een sterke aanwijzing dat
klimaatverandering een rol speelt. Daarnaast
hebben we in toenemende mate te maken met
invasieve insecten vanuit andere continenten.
Met behulp van een landelijk netwerk van
vrijwilligers kunnen we inzicht krijgen in de
volgende vragen:
• Welke effecten hebben de veranderingen
van insectenplagen op de vitaliteit van bomen en bossen?
• Wat is de impact van nieuwe invasieve
plaaginsecten?
• Zijn er trends merkbaar waar beleid en beheer in de toekomst rekening mee kunnen
houden?
Daarnaast fungeert het project als helpdesk en
informatiebron voor terreinbeheerders.
De jaarlijkse monitoring komt tot stand in het
kader van EL&I-Beleidsondersteunend Onderzoek, thema Biodiversiteit, soorten en klimaatverandering
Leen Moraal, [email protected]
Oproep melden van
insectenplagen
Voor waarnemingen over plaaginsecten
zijn we afhankelijk van terreinbeheerders
en andere belangstellenden. Men wordt
van harte uitgenodigd om waarnemingen
door te geven aan [email protected] of
via 0317-485820. Kunt u een aantasting
niet op naam brengen? Geen probleem,
u kunt insecten of foto’s voor een gratis
determinatie inzenden.
Zie ook: www.insectenweb.nl
Download