4‐6‐2015 LWEO 28 mei 2015 Activerende opdrachten bij Schaarste en Ruil Werkwinkel door de Vrolijke economen: Judith Brakkee Nanda Stijntjes Inhoud werkwinkel ‘de Vrolijke economen’ Introductie DVE Wie is het? Boeiende budgetlijnen Woordslang Ruilen over de Tijd Bedenk goed wat je met je laatste stuiver doet X [Geldselfie] Afsluiting 1 4‐6‐2015 elf vrolijke economen Nanda Stijntjes, docent economie Judith Brakkee docent economie Missie DVE Bijdragen aan het ontwikkelen van de kwaliteit van de vakken economie en M&O: • Activerende didaktiek, • Verrassende invalshoeken, • Dicht bij de leerling, • Gebruik van nieuwe media, • Informeel karakter. 2 4‐6‐2015 Producten van DVE 1. Bundel Markt 2. Bundel Ruilen over de tijd 3. Bundel Schaarste en Ruil 4. Bundel M&O www.devrolijkeeconomen.nl In de toekomst: • Bundel klaslokaalexperimenten • Bundels over de ontbrekende concepten voor economie • Bundel M&O 2 Kennismaking met opdrachten 3 4‐6‐2015 Het ABC van de vrije goederen (uit bundel ‘Schaarste en Ruil’) Wat: • Bij elke letter van het alfabet een voorbeeld van een vrij goed, waarbij leerlingen bedenken hoe dit goed schaars gemaakt kan worden. Vandaag de X: • Wie bedenkt een vrij goed dat begint met de X? • Ga naar http://nl.padlet.com/nandastijntjes/ABC en vul je antwoord in Wie is het? (uit bundel ‘Markt’) Wat: • Arbeidsmarktbegrippen toepassen Vandaag de klassikale variant: • Hint 1: Je werkt. • Hint 2: Je doet betaald en legaal werk in loondienst. • Hint 3: Je hoort niet bij de beroepsbevolking. • Hint 4: Je bent hoger opgeleid. Aisa! 4 4‐6‐2015 Boeiende budgetlijnen (uit ‘bundel Schaarste en Ruil’) Wat: • Een uitdagende opdracht over de budgetlijn en opofferingskosten Vandaag alleen opdracht 4: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Het inkomen stijgt, de prijs van goed B blijft gelijk en goed A daalt in prijs. De prijs van goed A daalt minder dan de prijs van goed B stijgt, terwijl het inkomen gelijk blijft. Het inkomen daalt sneller dan de opofferingskosten van goed B stijgen, terwijl de prijs van goed B gelijk blijft. De opofferingskosten van goed A stijgen sneller dan goed B in prijs daalt bij gelijkblijvend inkomen. Het inkomen daalt en de prijs van goed A stijgt met een groter percentage dan de prijs van goed B. De prijs van goed A stijgt sneller dan het inkomen, terwijl de prijs van goed B daalt. Het inkomen stijgt met een groter percentage dan de prijs van goed A, terwijl de prijs van goed B daalt. Het inkomen daalt, maar de prijs van goed A daalt sneller dan het inkomen terwijl de prijs van goed B minder snel daalt dan het inkomen. De opofferingskosten van B stijgen. Boeiende budgetlijnen (uit ‘bundel Schaarste en Ruil’) 1. O, door het gestegen inkomen en de gelijke prijs van goed B, kan er meer van goed B gekocht worden. Omdat de prijs van goed A daalt, kan er relatief meer van goed A worden gekocht dan van goed B. 2. L, er kan iets meer van goed A en veel minder van goed B worden gekocht. 3. J, van beide goederen kan minder gekocht worden omdat het inkomen daalt. Van goed B kan in verhouding minder gekocht worden dan van goed A omdat de opofferingskosten wel stijgen, maar minder dan het inkomen daalt. 4. H, er kan meer van goed B worden gekocht omdat het inkomen gelijk blijft en de prijs daalt. De opofferingskosten van goed A stijgen sneller zodat van goed A relatief veel minder gekocht kan worden. 5. M, van beide goederen kan minder gekocht worden omdat het inkomen daalt en de prijzen stijgen. Goed A stijgt sneller in prijs dan goed B, dus kan van goed A relatief nog minder worden gekocht. 6. I, er kan minder van goed A worden gekocht en meer van goed B. Goed B stijgt in verhouding meer dan goed A daalt omdat goed B in prijs daalt en goed A stijgt bij een stijgend inkomen. 7. N, het inkomen stijgt sneller dan de prijs van goed A zodat er iets meer van goed A gekocht kan worden. Goed B daalt in prijs zodat daar in verhouding veel meer van gekocht kan worden. 8. K, er kan meer van goed A en minder van goed B worden gekocht. Goed A stijgt meer dan goed B daalt omdat de prijsverandering van goed A ten opzicht van goed B groter is. 5 4‐6‐2015 Woordslang Ruilen over de tijd (uit ‘bundel Ruilen over de tijd’) Wat: • Begrippen uit het concept spelenderwijs leren Vandaag de klassikale variant: Start ………. ………. Einde Bedenk goed wat je met je laatste stuiver doet (uit ‘bundel Schaarste en Ruil’) Wat: • Het ontstaan van een bankrun Vandaag een aangepaste variant: • Een invulpagina: voorpagina krant • Alle betrokkenen aan het woord 6 4‐6‐2015 Bedenk goed wat je met je laatste stuiver doet (uit ‘bundel Schaarste en Ruil’) Michael Banks: Voor welk dilemma wordt Michael gesteld? Wat kun je zeggen over zijn opofferingskosten van het openen van een bankrekening? De heer Dawes: Waarom heeft de heer Dawes er zoveel belang bij om het geld van Michael te krijgen? Wat geeft hij aan als opofferingskosten van het kopen van vogelvoer? De klant: Waarom besloot zij om direct al haar geld van de bank te halen? De bankmedewerker: Waarom liet de bankmedewerker alle balies sluiten? Wat kun je zeggen over de dekkingspercentage van de bank? De geldselfie (uit ‘bundel Schaarste en Ruil’) Wat: Spelenderwijs inoefenen van begrippen Vandaag (als er tijd is): Maak met de groep een ruilselfie, rekenselfie of oppotselfie. Stuur uw inzending naar: Ga naar http://nl.padlet.com/nandastijntjes/ABC om je foto te uploaden. 7 4‐6‐2015 Het ABC van de vrije goederen (uit bundel ‘Schaarste en Ruil’) De vraag van vandaag: • Wie heeft een vrij goed bedacht dat begint met de letter X? • Ga naar http://nl.padlet.com/nandastijntjes/ABC en vul je antwoord in! • Juryvoorzitster N. Stijntjes bepaalt of dan wel wie een prijs wint. Vragen? Bundels te bestellen via Lweo of bezoek onze website: www.devrolijkeeconomen.nl 8 4‐6‐2015 Bedankt voor uw interesse! Hopelijk heeft u nieuwe inspiratie opgedaan voor een activerende les. Veel Plezier! 9