Notitie VGN over NHC per 2018 oktober 2016 Inleiding In deze notitie gaan we in op de NHC per 2018. Er zijn enkele aanleidingen om een analyse te maken: binnen de Vereniging komt de vraag naar voren of voorkómen kan worden dat de NHC’s per 2018 vrij onderhandelbaar worden en de leden vragen aan het VGN-bureau hoe de situatie per 2018 zal worden. We gaan achtereenvolgens in op de voorgeschiedenis (waaronder de visie van de VGN), het perspectief, de risico’s, op enkele scenario’s en adviezen vanuit de leden en we sluiten af met een paragraaf ‘varia’. § 1. Voorgeschiedenis en visie VGN 1.1 We beginnen bij 2011. Het Kabinet zette toen definitief de koers in richting integrale bekostiging, gebaseerd op het principe van één all-in tarief (voor zorg en huisvesting) per te leveren prestatie. Anders geformuleerd: niet langer een gegarandeerde huisvestingsvergoeding ongeacht het bezettingspercentage, maar een vaste vergoeding per aanwezige cliënt. De vergoeding van het vastgoed wordt direct gekoppeld aan de bezettingsgraad van het vastgoed. Er komt eerst een overgangsfase (ingroeitraject) van 2012 – 2018 waarin de zorgcomponent (ZZP-tarief) en de NHC nog gescheiden blijven (beide wel op basis van het bezettingspercentage). De NHCvergoeding wordt langzaam opgebouwd in de periode tot en met 2017, onder gelijktijdige afbouw van de nacalculatie, zodat in 2018 een vergoedingsniveau van 100% van de NHC is bereikt, waarmee het integrale tarief een feit is. De VGN zag in dit traject globaal drie risico’s: voor de korte termijn het financiële gat tussen de (oude) gegarandeerde vergoeding en de (nieuwe) vergoeding op basis van realisatie; voor de lange termijn (vanaf 2018) wordt de huisvestingsvergoeding als onderdeel van het integrale tarief vrij onderhandelbaar met de zorgkantoren; parallel aan de introductie van de integrale tarieven loopt de extramuralisering en beide ontwikkelingen hebben consequenties voor de waardering (waardebepaling / boekwaarde) van het vastgoed: met minder cliënten daalt de ‘verdiencapaciteit’ van het vastgoed. 1.2 In de ALV van 23 juni 2011 hebben de leden ingestemd met de koers van het bestuur ten aanzien van de kapitaallasten/NHC: de NHC is erg laag uitgevallen, maar het is nu een politieke realiteit; het overgangsregime ziet er goed uit; de boekwaarde van leegstaande en buiten gebruik te stellen panden moet in redelijkheid gecompenseerd worden; zo niet, dan moet het bestuur juridische stappen ondernemen. 1 Het bestuur besloot in september 2011 op basis van een juridisch advies van prof. Sijmons, geen collectief Kort Geding bij de civiele rechter aan te spannen: de door PwC berekende mogelijke schade leek te gering om succesvol te kunnen procederen. 1.3 In oktober 2011 maakten we een position paper ‘Integrale tarieven en kapitaallasten’ speciaal voor de Tweede Kamer. Een citaat hieruit: waar wonen onderdeel blijft van de zorgverlening kan de VGN zich vinden in het uitgangspunt van de integrale bekostiging. 1.4 In 2013 maakte PwC in opdracht van het bestuur een analyse van de gevolgen van de stelselwijzigingen voor het vastgoed. PwC constateerde dat de NHC conceptueel is ontwikkeld om de kosten van een nieuw zorggebouw in een gebruiksduur van 30 jaar te kunnen terugverdienen. De belangrijkste uitgangspunten daarbij zijn: een gebruik van 30 jaar; een bezetting van 97%; rente van 5%; jaarlijkse index van 2.5%. De NHCvergoeding wordt langzaam opgebouwd in de periode tot en met 2017, onder gelijktijdige afbouw van de nacalculatie, zodat in 2018 een vergoedingsniveau van 100% van de NHC is bereikt. In dat jaar is de NHC dan ook volledig opgenomen in de contracteerruimte en zal de onderhandeling over de prijs een directe impact op het tarief hebben. Vanaf het begin van de invoering hebben we al aangegeven dat het onze verwachting is dat de zorgkantoren voor oude gebouwen niet de volle 100% van het NHC-tarief zullen willen betalen. Het is daarbij dan de vraag voor welk tarief wél gecontracteerd zal worden. De NHC-systematiek veronderstelt een jaarlijkse index van 2.5% en een vaste rente van 5%. Het is zeer de vraag of dit uitgangspunt gerealiseerd zal worden als vanaf 2018 de tarieven onderhandelbaar worden. We voegen een link in naar het volledige onderzoeksrapport). §2. Perspectief Het perspectief vanaf het begin van het invoeringstraject is geweest dat per 2018 er integrale, vrij onderhandelbare tarieven komen. Het bureau heeft recent een eerste verkennend gesprek gevoerd met de NZa over dit toekomstperspectief: hoe gaan VWS en NZa dat vormgeven en hoe worden wij daarbij betrokken? Uit ons overleg blijkt: het integrale, vrij onderhandelbare tarief staat niet ter discussie voor de NZa; de opbouw van de NHC in diverse componenten staat ook niet ter discussie; de percentages (2,5% voor index en 5% voor rente) staan wel onder druk; het toevoegen van nieuwe componenten (zoals voor brandveiligheid en duurzaamheid) is bespreekbaar; het inzichtelijk maken van hoe de NHC is opgebouwd en hoe het deel voor de NHC zich verhoudt tot het deel voor de ZZP, is wel bespreekbaar, met het oog op de onderhandelingspositie met het zorgkantoor. Uiteindelijk wordt er één integraal tarief gepubliceerd als een maximumtarief (en dus vrij onderhandelbaar); de branches worden na de zomer 2016 bij de verdere uitvoering betrokken in Technische Overleggen. §3. Risico’s Waar liggen nu de risico’s voor aanbieders als het gaat om integrale tarieven? Een wisselend tarief bij vaste lasten. Een vrij onderhandelbaar tarief betekent een jaarlijks wisselend (meestal dus dalend) huisvestingstarief, terwijl de lasten (rente/aflossing naar de bank) gelijk blijven of (in geval van huur) zelfs jaarlijks stijgen. Het jaarlijks moeten onderhandelen brengt geen financiële standvastigheid en daarmee wel een reëel risico op extra korting door de zorgkantoren met zich mee. Als 2 voorbeeld: een dalend tarief bij een stijgende huur (instellingen zijn in geval van huur afhankelijk van de corporatie). We moeten ons realiseren dat de NHC (het woord zegt het al: het is een norm) gebaseerd is op een jaarlijkse index van 2.5%, gedurende 30 jaar. Als je die jaarlijkse ingecalculeerde index niet krijgt, ontstaat er een financieel gat. Niet verkijken op de huidige lage rente. De huidige rente voor leningen op de woningmarkt (ongeveer 2-3%) lijkt laag, maar de meeste lopende leningen zijn afgesloten vóór de rentedaling en lopen vaak lang, zodat voor oversluiten een hoge boete betaald moet worden. Bovendien is de rente in de utiliteitsbouw minder laag dan in de woningbouw. Het risico bestaat dat VWS, NZa of zorgkantoren daarom de rentecomponent gaan verlagen. Knelpunten bij de financiering van toekomstige investeringen. Met het NHC-tarief van dit moment kunnen (zacht gezegd) de meeste instellingen zeker wel goed rondkomen. De jaarlijkse inflatie was in de laatste jaren lager dan 2.5% en de rente is momenteel ook aanzienlijk gedaald. De meeste instellingen houden nu ‘over’ op de NHC. Dat oogt royaal, maar een instelling moet ook ‘sparen’ voor toekomstige investeringen (een nieuwe investering vraagt extra geld, maar de NHC wordt niet hoger). In termen van de NHC wordt dat ‘zaagtand’ en ‘badkuip’ genoemd; de lasten volgen het patroon van een zaagtand: de vergoeding is over 30 jaar constant, maar het ‘te veel’ in het dal heb je nodig voor het ‘tekort’ tijdens de top. Anders gezegd: de op dit moment ogenschijnlijk royale NHC bergt het risico in zich dat de NZa per 2018 eerst aftopt tot een neutraal niveau, dàt als het maximumtarief vaststelt, waarop vervolgens de zorgkantoren ook nog eens kunnen gaan korten -een dubbele klap per 2018. Daarmee komt het ‘sparen’ voor toekomstige (en noodzakelijke) renovaties en investeringen onder zware druk te staan. NHC is niet geactualiseerd. Er is de laatste jaren weinig tot geen ‘onderhoud NHC’ meer gepleegd door de NZa. Dat pleit voor een actualisering van de opbouw van de NHC-componenten, zoals het wegwerken van achterstallig onderhoud of het repareren van gesignaleerde mankementen, maar ook het toevoegen van nieuwe elementen, zoals brandveiligheid en duurzaamheid. Dus niet alleen een neerwaartse aanpassing van de rente en de index. Het risico bestaat dat die actualisering achterwege blijft. Dat gaat ten nadele van onze tarieven. Zorgkantoren over kwaliteit van de bouw. Zorgkantoren gaan zich bezighouden met inhoud en de kwaliteit van de bouw. Wat ons betreft is het bezettingspercentage de ultieme kwaliteitstoets; niet het oordeel van de zorgkantoren. Dreigende verschraling van de zorg. Bij een tekort op middelen voor huisvesting moeten instellingen middelen uit het zorgbudget overhevelen. Bij te weinig zorggeld kun je nog personeel ontslaan, maar bij te weinig bouwgeld moet je wel je aangegane financiële verplichting jegens de bank of de corporatie nakomen. Het risico is dus dat je zorgmiddelen (ZZP-geld) voor huisvesting (NHC-geld) gaat gebruiken, met verdere verschraling van de zorg tot gevolg. §4. Mogelijke scenario’s Het hoofdaccent van de NZa zal primair liggen bij een aanpassing van de index en de rente. De NZa lijkt wel bereid om de NHC als component in het integrale tarief zichtbaar te houden. We hebben dit aan de Expertgroep Vastgoed, de HEAD’s en aan de BACbedrijfsvoering voorgelegd. Er kwamen enkele scenario’s naar voren: De VGN moet pleiten voor een integraal tarief (per zorgprofiel). Dat verhult een eventuele hoge NHC en daarmee voorkóm je een korting op de NHC (want die is niet 3 meer zichtbaar) bij de zorgkantoren. De instelling zelf regelt dan de interne verdeling van de middelen over zorg en huisvesting. De VGN moet pleiten voor een zichtbare NHC binnen het integrale tarief, opdat iedere instelling naar eigen behoefte en op basis van eigen visie met het zorgkantoor over een reële huisvestingsvergoeding kan onderhandelen. Het is lood om oud ijzer: de zorgkantoren gaan primair uit van hun regionale ruimte. Als ze moeten korten, doen ze dat toch wel; als het niet bij de NHC kan, dan maar bij de tarieven voor de ZZP’s. Instellingen moeten goede afspraken maken met het zorgkantoor. De VGN moet faciliteren bij een goed strategisch vastgoedbeleid. Je moet als instelling niet primair naar de hoogte van de NHC kijken. Het gaat heden ten dage om leningen op basis van sluitende business-cases en om voldoende cashflow (ook PwC wees met name daar op, in 2013). Strategisch vastgoedbeleid heeft een instelling nodig om op termijn in stand te kunnen blijven. Focussen op de NHC als zodanig is te veel ‘korte termijn denken’. Een instelling moet haar risico’s in beeld brengen, waarna instellingen vervolgens op basis van een zichtbare vastgoedcomponent binnen het integrale tarief hun eigen strategisch vastgoedbeleid voeren, bijvoorbeeld afspraken maken met het zorgkantoor over een vergoeding op basis van de werkelijke kosten. Zijn die nu lager dan de norm, dan is dat een voordeel voor het zorgkantoor; zijn ze in de toekomst hoger dan de norm (bij een nieuwe investering), dan vergoedt het zorgkantoor ook dienovereenkomstig (zie het genoemde patroon van ‘zaagtand’ of ‘badkuip’). Het verdient aanbeveling dat de VGN hierover in gesprek gaat met Zorgverzekeraars Nederland. Het verdient tevens aanbeveling dat de VGN de leden faciliteert bij het vormgeven van hun vastgoedbeleid, bijvoorbeeld door het aanbieden van masterclasses en / of ledenbijeenkomsten. §5. Financiële analyse We moeten ons realiseren dat de operatie ‘NHC naar integraal tarief’ een strategische en beleidsdiscussie is over risico’s en over financiering van vastgoedbeleid voor de toekomst. VWS stelt het tarief vast, maar daarna is het een financieringsdiscussie met de Banken en het WfZ (over businesscases en over het aanvaardbare risico). De implicatie van het opgaan van de NHC in het integrale tarief is op sectorniveau niet in een bedrag of een getal uit te drukken. Op instellingsniveau kan dit echter heel verschillend uitpakken, afhankelijk van de ZZP-mix en van de vraag of het NHC’s met of zonder behandeling betreft. In onze sector beslaan alle NHC’s van alle ZZP’s bij elkaar opgeteld een bedrag in de orde van grootte van €700 - 800 miljoen. Stel dat de NHC’s op het moment van ‘vastprikken’ in het integrale tarief (2018) met 5% ten opzichte van nu gekort worden (nb: dat is iets anders dan de aanpassing van het rentepercentage van 5% in de NHC), dan betreft het €35 - 40 miljoen bij een omzet in onze sector van pakweg acht miljard (<1%). In het budgettair kader zorg (BKZ) wordt het bedrag voor de NHC’s per jaar stapsgewijs opgebouwd, als geoormerkte middelen. De (afnemende) nacalculatie als aanvulling op de oplopende NHC-vergoeding wordt tot 2018 betaald uit de ‘Subsidieregeling kapitaallasten’ die juridisch gezien onder de Wlz hangt. Een uitgebreide factsheet met financiële kengetallen over vastgoed hebben we in november 2015 gepubliceerd. Daarnaast is het relevant om te vermelden dat berekeningen bij VWS en bij de NZa uitwijzen dat een daling van het rentepercentage binnen de NHC met een half procent, 4 de schatkist ongeveer € 100. miljoen bespaart (zorgbreed, dus voor onze sector is dat ongeveer een derde deel daarvan). NB 1: We laten de Normatieve Inventaris Component (NIC) in deze notitie buiten beschouwing. Het betreft middelen die instellingen krijgen voor de inventaris. Voor de NIC gelden dezelfde regels als voor de NHC, ze zijn aan de ZZP gebonden. Het financiële beslag van de NIC ligt in de orde van grootte van 10 – 15% van een NHC. NB 2: Het gaat in deze notitie niet over de huisvesting in de Wmo. Het gaat in de Wmo in grote lijn over woonruimte voor Beschermd Wonen en over gebouwen voor dagbesteding. Dat is een heel ander traject waarover instellingen afspraken maken met de gemeenten. Gemeenten kennen geen ‘NHC’, maar worden (in de geest van de regelgeving) wel geacht een vergelijkbare vergoeding te bieden als in de Wlz, maar zijn hier vrij in. 5