Zintuigentuin

advertisement
Handleiding
Zintuigen
excursie op de Harreweg
Groepen 1 en 2
Gemeente Schiedam
Afdeling Onderwijs en Welzijn
Natuur en Milieu Educatie
Harreweg 10-12
010 – 4713607
[email protected]
mei 2010
handleiding Zintuigen 2010
2
Inleiding
De Zintuigen excursie is ontwikkeld voor groepen 1 en 2 van het basisonderwijs. Het is
gemaakt met het doel de kinderen kennis te laten maken met en bewust te laten worden van hun
eigen zintuigen. Ze ontdekken spelenderwijs hun lichaam en hun zintuigen en leren met die
zintuigen om te gaan.
Kinderen van de laagste groepen van de basisschool ervaren hun eigen lichaam nog als iets
nieuws: alles is nog pril en spannend. Het lichaam is geen bouwpakket van organen, maar een
geheel van ervaringen en gevoelens: je hebt een lichaam, maar je bént ook een lichaam.
De onderwerpen worden zo behandeld, dat de kinderen:
 Leren door ontdekkend ervaring op te doen;
 De vijf zintuigen verkennen;
 Zich bewust worden van de zintuigen;
 Kennismaken met de mogelijkheden en het belang van de zintuigen;
 Leren omgaan met en gebruik maken van hun zintuigen.
Aansluiting met een lesmethode, bijvoorbeeld "Het vier seizoenenboek" of "Leefwereld"
 "Het vier seizoenenboek":
- deel 1, Het kabouterpad: zomeropdracht 1 (blz. 19), zomeropdracht 3, 4, 5, 6 (blz. 20),
zomeropdracht 8 (blz. 21) en zomeropdracht 9 (blz. 22);
- deel 2, Zomer: Kijken en Doen "Honing van rode klaver" (blz. 85) en "Eet
smakelijk"(blz. 102).
NME-centrum Harre Wegh, gemeente Schiedam
handleiding Zintuigen ©2010
Opzet van de Zintuigen excursie
Algemeen
De activiteiten van de Zintuigen excursie vinden zowel in het NME-centrum als buiten in de
zintuigentuin plaats. Deze activiteiten zijn weer verdeeld over de vijf zintuigen, te weten ogen,
oren, neus, mond en de huid (handen).
Binnen is er per zintuig een aparte kamer en één centrale ruimte. Iedere kamer (zintuig) heeft
zijn eigen kleur. De kleuren zijn rood (proeven), geel (ruiken), roze (horen), blauw (zien) en
groen (voelen). In lokaal 2 bevinden zich vijf kamers. Rond het gebouw is een zintuigentuin
aangelegd. In deze tuin staan voornamelijk planten die extra prikkelend zijn voor de zintuigen.
De Zintuigenexcursie wordt zelfstandig uitgevoerd. wat betekent dat u zelf de leiding heeft en
dat er vanuit het NME-centrum geen ondersteuning is. Tijdens de voorinstructie wordt u door
de medewerkers natuur- en milieu educatie volledig ingelicht zodat u zonder problemen het
project kan uitvoeren.
Voorafgaand aan de excursie is het belangrijk om het onderwerp zintuigen te introduceren op
school. In de inleiding is aangegeven welke hoofdstukken van Het Vier Seizoenenboek een
relatie hebben met dit onderwerp. Verderop zijn per zintuig enkele lessuggesties omschreven,
die het verder invullen van de les leuk en leerzaam maken. Bereid de leerlingen voor door ze te
vertellen wat ze gaan doen en vertel iets over de organisatie van het project. U ontvangt een
brief van Yourek. Yourek iseen jongetje dat de kinderen uitnodigt om hem te komen helpen met
het ontdekken van zijn zintuigen. Informeer de begeleiders van tevoren hoe de excursie
georganiseerd is en wat ze kunnen verwachten.
Organisatie
Vanaf 9.00 uur ‘s ochtend of 13.00 uur ‘s middags bent u van harte welkom op het NMEcentrum. Het kan ook gebeuren dat u met 3 groepen zelf een rooster maakt voor die dag dat het
NME centrum tot uw beschikking staat.
De leerlingen kunnen hun jas ophangen aan de kapstok in de hal. Daarna gaat de klas de
toegangspoort door en komen ze in de centrale ruimte. Hier geeft u de leerlingen korte
instructie. De onderstaande tekst kunt ligt klaar zodat u de brief kunt voorlezen.
Dit is Yourek. Het jongetje dat jullie gevraagd heeft om hem te komen helpen bij
het ontdekken van zijn zintuigen. Jullie zien hier verschillende ruimtes waar
jullie kunnen oefenen met ruiken, luisteren, voelen , proeven en kijken. Iedere
keer als jullie goed je best hebben gedaan dan krijgt Yourek er weer een zintuig
bij. In iedere ruimte ligt een kaart met mondjes, oortjes of andere handige
zintuigen die jullie om beurten op Yourek mogen plakken. Op de andere kant
staan de oefeningen die jullie mogen doen.
Vanuit de centrale ruimte kunnen de leerlingen door vier verschillende poorten. Het vijfde
zintuig “zien” heeft geen poort, de opstelling is in de centrale ruimte. Leerlingen gaan in kleine
groepjes (maximaal 6 leerlingen) onder begeleiding de verschillende opdrachten doen. Er zit
geen volgorde in de opdrachten dus het maakt niet uit waar ze mee beginnen of eindigen. In de
Zintuigentuin kunnen maximaal twee groepen te gelijkertijd zijn. Hoewel er 7 activiteiten
tegelijkertijd kunnen worden gedaan is het niet verstandig 7 groepjes te maken. Het wisselen
van opdracht zal dan gepaard gaan met wachten omdat niet elke opdracht even lang duurt. Beter
is om 5 (maximaal 6) groepjes te maken met ieder een begeleider. Het is verstandig om zelf
geen groepje te begeleiden. U heeft dan namelijk geen overzicht meer en kan dus niet meer
coördineren.
NME-centrum Harre Wegh, gemeente Schiedam
handleiding Zintuigen ©2010
Voorleesbrief / uitnodiging
Hallo ik ben Yourek,
Ik woon in het Polderpark Kethel, op de Harreweg in Schiedam. Ze
zeggen dat wij een prachtige tuin hebben. Maar daar heb ik nog niet van
kunnen genieten. Het is niet dat ik te lui ben om naar buiten te gaan. Of
dat ik dat niet mag. Maar ik ben nog nooit naar buiten geweest. Ik heb
nog nooit iets geproefd, of geroken, of gehoord, of gezien. Sterker nog ik
heb zelfs nog nooit iets aan geraakt. Ik ben een fantasie jongetje ik heb
dus nog nooit iets meegemaakt.
Voor jullie zijn de meeste dingen heel gewoon geworden. Het is voor jullie
de gewoonste zaak van de wereld om al je zintuigen te gebruiken.
Luisteren, dat doe je met je…
Kijken, dat doe je met je…
Ruiken dat doe je met je …
Proeven dat doe je met je…
en voelen doe je met je…
Al die dingen die jullie net opgenoemd hebben zijn jullie zintuigen. Die
heb je nodig om, nou gewoon voor alles, om normale dingen te doen.
Daar hoef je eigenlijk niet zo over na te denken. Ik zei het al, ik ben een
beetje vreemd. Ik heb nog nooit de moeite genomen om mijn zintuigen te
ontdekken. Zouden jullie bij mij langs willen komen om mij te komen
helpen. Zodat we samen kunnen leren genieten van alle leuke, lekkere en
mooie dingen om ons heen?
Fijn! Dan wacht ik op jullie, Yourek
NME-centrum Harre Wegh, gemeente Schiedam
handleiding Zintuigen ©2010
Binnenopdrachten Zintuigen
Proeven (binnen)
kleur: rood
In de rode kamer staan 6
flessen en bekertjes.
Aan tafel kunnen twee opdrachten
worden gedaan, namelijk:
1.Welke smaak is dat?
De drie flessen met een Z erop zijn nodig voor deze opdracht. Schenk in beker Z1 de vloeistof
uit fles Z1. Doe dit evenals voor Z2 en Z3 in de daarvoor bestemde beker. Deel de rietjes aan de
kinderen uit. Laat ieder kind met hun rietje voorzichtig een beetje proeven uit elk kopje. Wat
proeven zij? Is het heel lekker of heel vies? Laat ze de smaak proberen te omschrijven.
De drie verschillende smaken zijn: zuur, zoet en zout.
Zorg ervoor zat de leerlingen wel allemaal geproefd hebben. Begin desnoods eerst zelf met
proeven om daarmee te laten zien dat het niet vreselijk vies is.
2.Welke is het zoetst?
Er is een fles met een kleurloze vloeistof, één met licht rode vloeistof en één dat fel rood is
gekleurd. Deze opdracht is dus niet geschikt voor leerlingen met een kleurstofallergie!
Schenk van elke fles in de kopjes wat in. De kinderen proeven voorzichtig uit de bekertjes met
hun rietje. De leerlingen proberen de drie flessen in de volgorde te zetten van zoet, zoeter en
zoetst. Waarschijnlijk laten de leerlingen zich, bij het bepalen van de volgorde, leiden door de
kleur. In werkelijkheid is het allemaal water waaraan geen zoetstof is toegevoegd. De rode kleur
is kleurstof maar die is smaakloos.
Voelen (binnen)
kleur: groen
Ra, ra wat is het?
In de groene kamer staat een tafel met daarop vijf voeldozen met daarin
vijf verschillende voorwerpen. Elke leerling voelt één voor één hetzelfde
voorwerp. Als ze het weten, laat je het in je oor verluisteren. Probeer de
leerlingen te laten omschrijven wat ze voelen zonder het voorwerp bij de naam te noemen.
Bijvoorbeeld: ruw, glad, hard, zacht, voelt als hout enz.
Door de deksel te openen en het voorwerp te laten zien geef je het goede antwoord. Alleen de
begeleider mag de voeldoos openen en het voorwerp eruit halen.
Ga nu naar een andere voeldoos en begin opnieuw.
NME-centrum Harre Wegh, gemeente Schiedam
handleiding Zintuigen ©2010
Horen (binnen)
kleur: roze
1. schudbuisjes
In de opstelling van de driehoeken zitten acht gaten met daarin acht schudbuisjes.
Van de acht schudbuisjes zijn er steeds twee die hetzelfde geluid maken. In totaal zijn er dus
vier geluiden. Probeer met de groep de buisjes bijelkaar te zoeken die hetzelfde geluid maken en
leg deze bij elkaar in een driehoek.
Om deze opdracht met de het hele groepje te kunnen doen moet iedereen heel stil zijn er goed
luisteren naar het geluid van de schudbuisjes.
Geef iedere leerling één (of twee) schudbuisjes. Laat ze om de beurt schudden. Als er een goede
combinatie is gevonden kan deze alvast in een driehoek worden gestopt.
Na afloop van de opdracht moeten de schudbuisjes weer door elkaar worden gelegd, anders
heeft de volgende groep al de goede oplossing.
2. geluiden herkennen
Aan de vierkante zuil hangen zeven koptelefoons. Zes voor de leerlingen en één voor de
begeleider. Door deze koptelefoons krijgen de leerlingen verschillende geluiden te horen die ze
moeten herkennen.
De begeleider moet de geluidcassette starten door het luikje in de zuil te openen en op de gele
knop te drukken. Na afloop van de opdracht het cassettebandje terugspoelen door op de rode
knop te drukken.
Laat de leerlingen niet om de zuil heen lopen met hun koptelefoon op. Wees voorzichtig!
Ruiken (binnen)
kleur: geel
1. even neuzen
In de gele kamer staan vijf houten kistjes met in daarin neusgaten.
Door je neus in de gaten te steken kun je verschillende geuren ruiken. Laat de kinderen
allemaal aan de geuren ruiken. Vandaag doen we net als een hond, jullie gaan aan allerlei
dingen ruiken Je steekt je neus door het ruikgat en Ra, ra wat ruik je? Wat denk wat het is?
Het luik onder het neusgat mag geopend worden om de oplossing te zien. Pepermunt,
pindakaas, ui, Zwitserse kaas, koffie.
2. Ik ruik, ik ruik wat jij niet ruikt?
Daarna krijgt elk kind een potje met geur. Snuffel nu dezelfde geur op. Bij dezelfde geur zet het
kind haar/zijn potje neer. Probeer met de groep (laat iedereen ruiken) de juiste geurcombinatie
kiezen. Er zijn vijf verschillende geuren en dus vijf potjes met overeenkomstige geur in de
kubus. Naast dat je de goede combinaties moet maken kun je ook proberen wat ze van de
geuren vinden. Vind je lekker ruiken, kun je ook een gevoel krijgen van een geur (honger,
misselijk).
NME-centrum Harre Wegh, gemeente Schiedam
handleiding Zintuigen ©2010
Kijken (binnen)
kleur: blauw
1. kleuren mengen
Op de grond staan gekleurde bromtollen. Door deze bromtollen te
laten draaien worden de kleuren gemengd en krijg je een andere kleur.
Laat de leerlingen eerst bedenken welke kleur er zal ontstaan als je de
tol laat ronddraaien. Door ze te draaien kun je kijken wat het antwoord
is.
2. Kijk naar jezelf
Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, wie is? Bekijk jezelf eens in de spiegel. Hoe zie je er uit?
Geef jezelf een hand in de spiegel. Wat zie je? Holle en bolle spiegels vervormen. Het zijn soort
toverspiegels.
Zintuigentuin
Om het NME-centrum ligt de Zintuigentuin. Een pad langs een verzameling diverse planten. In
deze tuin worden de zintuigen op de proef gesteld. Als het lekker weer is kunnen de kinderen
zelfs hun schoenen uittrekken en op blote voeten het pad extra beleven. Met behulp van grote
vergrootglazen kunnen de kinderen de insecten op de kleurige bloemen beter bekijken.
Bij verschillende planten staan gekleurde bordjes met daarop een zintuig opgetekend. Deze
bordjes geven aan dat er bij die plant iets bijzonder te zien, te ruiken, te voelen of te proeven is.
In de zintuigentuin staan de planten die de kinderen kunnen proeven in een afgebakend deel met
staptegels in de vorm van een tong.
Om een idee te krijgen welke planten groeien en bloeien staan hieronder enkele voorbeelden:
proeven:
Bieslook (sprietje plukken en in kleine stukjes verdelen, smaakt naar ui)
Munt (blaadjes plukken en halveren, smaakt naar pepermunt)
kijken:
Maagdenpalm en Boterbloem (lila en geel, mooie kleuren combinatie)
Margriet, Papaver, Akelei (mooie kleuren geel/wit, rood. roze/paars)
Let ook op de insecten die de bloemen bezoeken.
ruiken:
Tijm (even je hand door een struikje halen is al genoeg om te ruiken)
Damastbloem (heeft lekkere geurende bloemen)
Boerenwormkruid (stinkend)
voelen:
Duivelswandelstok (struik, heel voorzichtig voelen, is erg stekelig!)
Ezelsoor (bladeren zo zacht als fluweel, niet plukken)
luisteren:
Luister goed naar de verschillende omgevinggeluiden.
Wat hoor je? (ruisende bomen, zingende vogels en overvliegende vliegtuigen)
NME-centrum Harre Wegh, gemeente Schiedam
handleiding Zintuigen ©2010
Aanvullende lessuggesties
Hieronder volgen per zintuig aanvullende lessuggesties die goed te gebruiken zijn voor de
voorbereiding en afsluiting van het project Zintuigen.
RUIKEN
Ruikonderwerpen
Alles bij elkaar genomen blijken mensen duizenden geuren te kunnen onderscheiden. Maar
vergeleken met veel dieren is het met dat ruiken vaak droevig gesteld. Ook blijkt dat niet alle
mensen dezelfde geuren prettig of onprettig vinden.
 Neus: verstopte neus, verschillende neuzen, neussieraden, dieren met neuzen, kunnen vissen
ook ruiken, speurneuzen, uit wat voor onderdelen bestaat een neus (neusvleugels, neusgaten,
neusrug), rode neuzen (clowns, kou), heksenneuzen.
 Geurtjes: parfum, betekenis van geuren (gas, rook, bloemen, enz.), etensgeuren, wat vind je
lekker ruiken, de geur van bepaalde plaatsen (bos, zee, stad, bakker, slager, schoenmaker,
kapper, ziekenhuis, enz.), stank, dieren die goed kunnen ruiken, ruikwoorden (zoals fris,
muf, kruidig, geparfumeerd, vies, bedorven, scherp, vies, enz.), geurstoffen.
 Planten: planten die je kunt ruiken, bloemen, parfum gemaakt van bloemengeuren, kruiden,
seizoensgeuren (b.v. herfst).
Ruikspelletjes
Opdrachten die u met de kinderen kunt doen en waarmee de kinderen het ruiken verder
ontdekken.
Spelletjes:
 Verschillende geuren laten ruiken en raden, b.v. rozen, lavendel, afwasmiddel, vers brood.
 Wat ruikt lekker, wat ruikt vies?
Creatief:
 Bekijk verschillende neuzen en teken ze na.
 Welke dieren hebben een bijzondere neus? Teken eens een dier met een rare neus.
Natuur:
 Ga met de kinderen naar buiten en laat ze de geuren van de schoolomgeving ontdekken.
 Een geurenplattegrond maken van het schoolplein. Teken op de plattegrond de geuren in die
lekker en vies zijn.
 Een snuffelpad lopen: om de neuzen te trainen. Langs een krijtlijn snuffelen groepjes
kinderen aan diverse voorwerpen ( schors van een boom, oude stronk, hoopje zand, stenen
muur, gras open vuilniszak, etc.). Variant is in tweetallen. Het ene kind doet de ogen dicht en
wordt door de ander naar een van de snuffelopdrachten gebracht. Met ogen dicht wordt
gesnuffeld. Hoe ruikt het? Wat is het? Daarna wisselt het tweetal de rollen om.
 Laat blaadjes van verschillende bloemen (roos, viooltje, vlier) in potjes water doen. De
kinderen ruiken elke dag even wat ervaren ze?.
NME-centrum Harre Wegh, gemeente Schiedam
handleiding Zintuigen ©2010
PROEVEN
Proefonderwerpen
Mensen proeven vaak heel slordig. Veel voedsel wordt te weinig geproefd en te snel
doorgeslikt. Ook hebben we vaak een uitgesproken vooroordeel. Nieuwe dingen worden door
veel mensen niet gegeten.
 Tong en mond: je tong bekijken (en andere tongen), dieren met rare tongen (miereneter,
giraffe, poes, hond, vlinder, kikker), hebben vissen een tong, mond bekijken (tong, tanden,
kiezen, ademhalen, fluiten).
 Proeven: proeven als je je neus dicht hebt (smaak en geur is anders), proefwoorden (hartig,
zoet, scherp, flauw, vies, lekker, enz.), wat is je lievelingseten, wat heb je vanmorgen
gegeten, dieren die graag en veel eten (beer, eekhoorn, mier, vogel), luilekkerland (waar ligt
het, wat zou je er allemaal tegenkomen), wat gebeurt er als je honger hebt (wat voor geluid
maakt je maag dan?).
 Smaak: wat voor smaken zijn er allemaal (zoet, zout, zuur en bitter), dingen noemen die
zoet, zout, zuur of bitter smaken, snoep, wat vind je lekker, wat vind je vies, als iets er
lekker uitziet is het dan ook lekker, smaakstoffen (kunstmatig), bepaalde smaken betekenen
iets (bedorven, giftig is meestal bitter, ranzig), waarop je tong proef je welke smaak (zoet =
puntje, zout = randje, zuur = zijkanten, bitter = achterin).
 Planten: planten die je kunt eten, groenten, fruit, welke delen van de plant kun je eten,
giftige planten, kruiden, planteneters (en vegetariërs), vleesetende planten.
Proefspelletjes
Opdrachten die u met de kinderen kunt doen en waarmee de kinderen het proeven verder
ontdekken.
Spelletjes:
 Wat is je lievelingseten? Waarom? Hoe smaakt je lievelingseten dan (zoet, zuur, of iets
anders)? Laat de kinderen fantasiewoorden gebruiken, die net zo klinken als dat hun
lievelingseten smaakt, volgens hen.
 Noem eten dat zoet/ zuur/ zout/ bitter smaakt.
Creatief:
 Bak eens een appeltaart, cake of koekjes e.d. met kleurstof (zijn blauwe koekjes wel lekker
of wat dacht je van een groene cake).
Natuur:
 Laat de kinderen de planten zien waar eten van wordt gemaakt of koop de vruchten (tarwe
voor brood, appels voor appeltaart en appelmoes, rozenbottels voor roosvicée) en neem het
eindproduct mee om te laten proeven.
NME-centrum Harre Wegh, gemeente Schiedam
handleiding Zintuigen ©2010
KIJKEN
Kijkonderwerpen
Mensen zijn vooral kijkers. Opvallend daarbij is dat kinderen vaak beter observeren dan
volwassenen.
 Ogen: kijkwoorden (loeren, gluren, knipogen, schel, slaperig, blij, boos, enz.), je eigen ogen
bekijken (oogkleuren, pupil en iris, oogleden), wat zijn je wimpers en wat zijn je
wenkbrauwen, en wat is het verschil daartussen, waar zijn ze voor, heb je ze wel eens
gevoeld en bekeken (doe maar eens), tranen en huilen.
 Blind: blinde mensen, blinde-geleide-honden, Braille.
 Slecht zien: brillen, leesbrillen, kleurenblindheid, nachtblindheid, worteltjes, lui oog,
piratenoog (inclusief ooglapje), glazen oog, oogarts, sterretjes zien.
 Beter zien: verrekijkers en sterrenkijkers, vergrootglazen, lenzen, zonnebrillen.
 Gezichtsbedrog: lachspiegels, scheerspiegels, kerstballen en andere spiegelende
voorwerpen. Met een spiegel om de hoek kijken, je kunt in je mond kijken en zelfs je oren
zien. Hoe zie je er van achteruit? Kun je de spiegel zo houden dat de wereld op z’n kop
staat?
 Kleuren: donker, de regenboog, licht, verschillende kleuren, betekenis van bepaalde kleuren
(rood = gevaar of warm water, groen = veilig, blauw = koud water, enz.), kleurstoffen,
make-up.
 Nachtdieren: de ogen van katten "geven ook licht" in het donker, welke dieren kunnen
allemaal goed zien in het donker?
 Planten: planten met mooie kleuren, bloem- en bladkleuren, bloem- en bladvormen, hoge
en lage planten, het "Donkere-bomen-bos".
Kijkspelletjes
Opdrachten die u met de kinderen kunt doen en waarmee de kinderen het kijken verder
ontdekken.
Spelletjes:
 Speel het spel Ik zie, ik zie wat jij niet ziet, verstoppertje, blindemannetje.
 Kleurspel: alle kinderen met de kleur rood in de kleren gaan staan, alle kinderen met rood en
blauw in de kleren blijven staan, enzovoort.
 Verschillende voorwerpen bij elkaar leggen, goed naar laten kijken en dan afdekken met een
doek, één voorwerp weghalen en dan de kinderen laten raden welk voorwerp weg is
gehaald.
Creatief:
 Kleurtol maken, maak een cirkel met een doorsnee van 10 cm. Verdeel deze met een
gradenboog in 7 gelijke punten van elk 51,5 º. Lijm de cirkel op een stevig stukje karton.
Kleur de punten. Maak een gaatje middenin en druk daar een potlood met een scherpe punt
door.
 Wat is je lievelingskleur? Waarom vind je dat? Maak een tekening met jouw
lievelingskleur.
Natuur:
 Ga met de kinderen naar buiten en bekijk de planten en dieren eens goed. Er is zoveel te
zien. Kijk bijvoorbeeld naar de mooie kleuren van bloemen, de vele verschillende kleuren
groen enz.
NME-centrum Harre Wegh, gemeente Schiedam
handleiding Zintuigen ©2010
HOREN
Luisteronderwerpen
Geluid is heel concreet: je kunt het horen, maken, nadoen. Maar het is ook heel abstract: je kunt
het niet echt zien, niet vastpakken en het is moeilijk met woorden te zeggen, wat geluid precies
is.
 Oren: verschillende oren (dieren, andere kinderen), oorsierraden, oorlelletjes, oorschelpen,
oorsmeer, twee oren (waarom eigenlijk?).
 Doof: dove mensen, liplezen, gebarentaal, gehoorapparaten.
 Geluid: geluid, herrie, lawaai, geluiden op bepaalde plaatsen (bos, zee, winkelcentrum,
klas), geluiden met een bepaalde betekenis (politie, brandweer en ziekenauto, kerkklokken,
wekker, alarm, autotoeter), donder en bliksem (vertraging van geluid), geluiden van
bepaalde dieren, muziek, wat voor geluiden zijn er allemaal in de school, hoorwoorden
(ruisend, tikkend, knallend, zacht, hard, vals, rinkelend, enz.), verschillende stemmen
(herkennen), zingen, hoesten, klanken maken (a, e, i, o, u, ij, enz.), stilte (is het wel echt stil
als je zelf stil bent?), verschillende toonhoogten en toonsterkten, geluiden die je niet meer
kunt horen (te hoog of te laag), vervelende, enge, vrolijke en mooie geluiden.
 Taal: taal en praten met elkaar (luisteren naar elkaar), vreemde talen, telefoon.
 Planten: planten die geluid maken, ruisen van bladeren.
Luisterspelletjes
Opdrachten die u met de kinderen kunt doen en waarmee de kinderen het horen verder
ontdekken.
Spelletjes:
 Diergeluiden nadoen en andere kinderen raden wat voor dier erbij het geluid hoort.
 Hoorspelletjes, zoals blinde schildwacht: één kind zit in het midden van een kring en heeft
een blinddoek om. Voor hem ligt een sleutelbos (of iets anders dat minder geluid maakt).
Eén kind mag proberen de sleutelbos te "stelen", maar hij mag geen geluid maken. Als het
kind met de blinddoek iets hoort moet hij naar het geluid wijzen. Als hij dan de "dief"
aanwijst moet die zijn plaats innemen en mag een ander kind dief zijn.
 Waar komt het geluid vandaan? Verstop een luid tikkende wekker in de klas en laat de
kinderen de wekker zoeken door te luisteren waar het geluid vandaan komt.
 Stemmen verdraaien (hoog, laag, kort, neus dicht, door een koker, hand voor je mond, etc.)
 Doven hebben een doventaal: de gebarentaal. Veel gebaren gebruiken wij ook, zoals je
vuisten in de lucht als je boos bent, of over je buik wrijven als je honger hebt. Maar er zijn
natuurlijk nog veel meer gebaren. Laat de kinderen elkaar eens iets te zeggen met gebaren.
 Dove mensen kunnen ook liplezen. Als je duidelijk praat, kunnen ze aan de beweging van
je lippen zien, wat je zegt. Laat de kinderen elkaar maar eens iets zeggen zonder geluid te
maken.
Creatief:
 Muziekinstrumentjes laten maken (gespannen elastiekjes tussen spijkers, trommeltjes,
schudbuisjes, enz.)
 Telefoons maken met twee blikjes en een gespannen draad ertussen.
Natuur:
 Luisteren naar het zoemen van de bijen, hommels en andere insecten, naar het ritselen van
de bladeren en met een stethoscoop luisteren naar de bomen of luisteren naar de wind,
donder of regen, noem maar op.
VOELEN
NME-centrum Harre Wegh, gemeente Schiedam
handleiding Zintuigen ©2010
Voelonderwerpen
Met deze onderwerpen kunt u in een kringgesprek het voelen verder verkennen met de kinderen.
 Tast: waar kun je allemaal mee voelen, tasten in het duister, brailleschrift, voelwoorden
(glibberig, ruw, scherp, soepel, stevig enz.), je handen en vingertoppen, de haartjes op je
armen zijn ook heel gevoelig (blaas er maar eens overheen).
 Huid: verschillende handen bekijken, hoe voelen dieren (met snorharen, voelsprieten, enz.),
hoe voelen planten aan, handsieraden (ringen), pijn, kietelen, oppervlak van je huid, huid
regelt lichaamstemperatuur (zweten en kippenvel), bont(jassen), huidskleur, bruin worden in
de zon, verbranden.
 Voelen: hoe voelen verschillende dingen (kleren, stoeltje, vloer, haar, hout, ijzer, enz.),
harde dingen opnoemen, temperatuur (warm en koud), nat en droog, kleverig en glad, dieren
die apart aanvoelen (zacht, stekelig, enz.)
 Planten: planten waaraan je kunt voelen, zachte en stekelplanten, brandnetels,
boomstammen, gras.
Voelspelletjes
Opdrachten die u met de kinderen kunt doen, waarmee de kinderen het voelen verder
ontdekken.
Spelletjes:
 Beeldenspel: 2 kinderen; één met blinddoek, de ander zonder. Het kind met blinddoek moet
voelen hoe de ander staat en moet dan ook zo gaan staan.
 Wie is wie?, Ga in een kring zitten en blinddoek een van de kinderen. Het geblinddoekte
kind moet raden door te voelen om welk kind uit de kring het gaat. Als een kind ondanks
het voelen niet op de juiste naam kan komen, geef dan enkele tips door bijvoorbeeld de
juiste kleur haar te verraden.
 Geblinddoekt voorwerpen voelen en raden wat het is. Variant: met handschoenen aan
voelen wat het is.
 Door het fijne gevoel in je vingertoppen te gebruiken kun je lezen door te voelen, in plaats
ven door te zien. Steek speldjes met ronde knoppen in de vorm van een cijfer of figuur op
een stukje kurk. Nu staat er dus een cijfer/figuur in spelden, maar welk cijfer/figuur?
 Blinde mensen kunnen ook lezen: met een voel alfabet. Dat is uitgevonden door meneer
Braille, dus hebben de mensen dat alfabet het Braille-alfabet genoemd. Voel ook maar eens
aan braille-tekentjes, kun jij ze met je ogen dicht herkennen?
 Drie glaasjes water op een rijtje: warm water, lauw water en koud water. Doe eerst één
vinger van je ene hand in het glas met koud water en één vinger van je andere hand in het
glas met warm water. Stop na vijftien tellen de twee vingers om de beurt in het glas met
lauw water. Is het lauwe water nu warm of koud? (Warmer dan het koude water en kouder
dan het warme water).
Creatief:
 Maak een voeltekening van allerlei materialen zoals lapjes stof of zand.
Natuur:
 Ga met de kinderen naar buiten en laat ze allerlei planten (en dieren) voelen, laat ze ook
zand, grint, gras e.d. voelen met de handen, maar ook met de voeten.
NME-centrum Harre Wegh, gemeente Schiedam
Download