Pacemaker implantatie Het samentrekken van het hart wordt geregeld met elektrische prikkels. Vanaf een bepaalde plaats in het hart, de sinusknoop, worden zulke prikkels afgegeven en in het hart verder geleid. Als gevolg van die elektrische prikkels trekt de hartspier samen en wordt het bloed weggepompt. Indicaties voor een pacemakerimplantatie kunnen zijn: Wanneer de hartslag te snel, te langzaam of onregelmatig is; Wanneer de normale geleiding in het hart geblokkeerd of ernstig vertraagd is; Wanneer de hartslag bij inspanning niet voldoende toeneemt; Wanneer er sprake is van hartfalen. De pacemaker zelf is een klein apparaatje dat onderhuids onder het rechter of linker sleutelbeen geplaatst wordt, de pacemaker is via een ader met het hart verbonden door 1, 2 of 3 draden (lead) en registreert het hartritme. Welke voor u van toepassing is, krijgt u te horen van de cardioloog. Voorbereiding Als u bloedverdunners gebruikt moet u daarmee, in overleg met uw arts, stoppen op de afgesproken datum. Als de ingreep pas in de namiddag plaats vindt, mag u een licht ontbijt gebruiken. Opname Op de dag voor (of de dag van) de pacemakerimplantatie wordt u opgenomen op de verpleegafdeling cardiologie. Hier gebeurt de verdere voorbereiding voor de ingreep. De implantatie Het inbrengen van de pacemaker doen we in de behandelkamer van het CIC. Vooraf krijgt u op de afdeling een infuus en antibiotica toegediend. U blijft tijdens de procedure volledig bij kennis. De ingreep vindt plaats onder plaatselijke verdoving. Onder uw sleutelbeen wordt een ader gezocht en via deze ader worden de draden opgevoerd naar het hart en op de juiste plaats gelegd. Deze worden doorgemeten of ze goed elektrisch contact maken met de hartwand. Zo niet dan worden deze verplaatst. Vervolgens maken we de ’pocket’. Dit is het plekje onder de huid waar de pacemaker komt. Daarna sluiten we de draden aan aan de pacemaker en wordt alles in de pocket gedaan. Vervolgens hechten we de wond gehecht en dekken deze af met een pleister. De ingreep duurt tussen de een en drie uur afhankelijk van het type pacemaker. Na de implantatie stelt de cardiotechnicus de pacemaker af op uw specifieke ritmestoornissen. Hij doet dit met behulp van een “programmer”. Hierna brengen we u terug naar de afdeling. Na de ingreep Bij terugkomst meten we een sling aan (draagdoek voor uw arm). U moet rust nemen met uw arm. We sluiten de telemetriebewaking aan. Voordat u met ontslag gaat maken we nog een ECG, röntgenfoto en doen een pacemakercontrole. Om te controleren of de pacemaker goed zijn werk doet, wordt hij regelmatig gecontroleerd op de pacemakerpoli. Het apparaat wordt dan uitvoerig doorgemeten en eventueel bijgesteld. U bezoekt de pacemakerpoli Voor ontslag. Zeven dagen na implantatie (wondcontrole en u krijgt de pacemaker identiteitskaart). Vijf weken na implantatie. Gedurende deze periode mag u de arm waar de pacemaker zit niet boven schouderhoogte bewegen. De elektrodes moeten nog vast groeien in het hart. Ook de inwendige wond heeft tijd nodig om te genezen. Daarom is extra voorzichtigheid geboden bij tillen, rekken, strekken en activiteiten die krachtinspanningen met zich meebrengen. Aan te bevelen is de schouder wel te bewegen, omdat deze anders vast kan gaan zitten. Vervolgens om de zes maanden. Complicaties Nabloeding. Soms kan na het sluiten van de wond een bloeding optreden, waardoor deze zwelt en pijnlijker wordt. Pneumothorax of klaplong (zeer zeldzaam). Bij een klein deel van de implantaties is het moeilijk de ader onder het sleutelbeen aan te prikken. Hierbij kan incidenteel de long geraakt worden waardoor een klaplong ontstaan. Dit herstelt eigenlijk altijd verder zonder problemen. Dislocatie. Heel soms kan het voorkomen dat een draad losraakt en van zijn plaats gaat. Deze moet opnieuw op zijn plaats worden gelegd. Infectie. Bij elke chirurgische ingreep is er kans op ontsteking of infectie. Dit kan gebeuren na dagen of weken maar soms ook na jaren. De pacemaker en de draden moeten dan tijdelijk verwijderd worden. Pas nadat de infectie is bestreden is, kan een nieuw systeem worden ingebracht. Trombose. Soms wordt de ader waar de draden ingebracht zijn, afgesloten door een bloedstolsel. Dit geeft meestal geen klachten omdat de afvoer van bloed uit de arm door andere aders wordt overgenomen. Een enkele keer is er sprake van zwelling van de arm of een blauwe verkleuring van de hand. Dan dient contact te worden opgenomen met uw cardioloog zodat gestart kan worden met bloedverdunners. Tenslotte Als er thuis problemen ontstaan zoals koorts, roodheid van de wond, duizeligheid en of hartkloppingen moet u onmiddellijk contact opnemen met uw huisarts of het ziekenhuis. Als u na het lezen van deze informatie nog vragen hebt, kunt u terecht bij de cardiotechnicus, 0115-677125.