Brazilië: uitgebreide basisgezondheidszorg, behandeling in privéziekenhuizen 1 Brazilië ging in tegen de neoliberale trend die gangbaar was in de rest van LatijnsAmerika, door in 1986 het eengemaakte en met belastinggeld gefinancierde gezondheidszorgsysteem (Sistema Único de Salud – SUS) op te richten. De Braziliaanse grondwet van 1988 bepaalde ook dat het de plicht van de regering is om in gratis gezondheidszorg voor iedereen te voorzien, ondanks sterke tegenkanting vanuit een machtige en gemobiliseerde private gezondheidssector. Die progressieve houding was het culminatiepunt van een decennialang streven naar betere gezondheidszorg, in het kader van de strijd om in Brazilië de democratie te herstellen. De oprichting van de SUS leidde tot de implementatie van een indrukwekkend systeem voor basisgezondheidszorg, dat nu bijna het hele land dekt. Maar toen in juni 2013 miljoenen mensen in verschillende Braziliaanse steden op straat kwamen, was een van hun voornaamste bekommernissen paradoxaal genoeg het gebrek aan toegang tot gezondheidszorg. Dure private secundaire en tertiaire gezondheidszorg Het probleem is dat - hoewel een uitgebreid netwerk van openbare dienstverleners en voorzieningen voor de meeste basisgezondheidszorg instaat - de staat de secundaire en tertiaire verzorging grotendeels uitbesteedt aan de privésector. De grootschalige ziekenhuizen voor basisgezondheidszorg en spoeddiensten zijn overwegend nog in handen van de staat, maar klinieken, poliklinieken en andere winstgevende diensten zoals labo-onderzoeken en therapeutische zorg zijn in privéhanden. Dat zet het systeem op verschillende manieren onder druk. De privésector blijft de kosten van de aangeboden zorg verder opdrijven. Met gezondheidsuitgaven die 9% van het bbp bedragen, houdt Brazilië er nu een van de duurste gezondheidszorgsystemen ter wereld op na. Maar liefst 57% van de overheidsmiddelen gaat naar privégezondheidszorg (uitgedrukt in percentage van de totale gezondheidsuitgaven is dit een van de hoogste cijfers in de Latijns-Amerikaanse regio, en zelfs hoger dan in de Verenigde Staten). Een dergelijke dominantie van de privésector zorgt voor ongelijke toegang en wordt nog versterkt door het feit dat de meeste Brazilianen die het zich kunnen veroorloven (inclusief een invloedrijke en groeiende middenklasse) een privéverzekering nemen voor de aanvullende diensten bovenop deze waartoe ze via het openbare systeem toegang hebben. 1 Amit Sengupta (2013) Universal health coverage: Beyond rhetoric. MSP Occasional Paper No. 20. Cape Town: Municipal Services Project. http://www.municipalservicesproject.org/publication/universal-health-coveragebeyond-rhetoric Chili en Costa Rica: verschillende wegen naar een universele gezondheidszorg Een vergelijkende studie van de gezondheidsresultaten in Chili, waar private en openbare verzekeringsondernemingen en dienstverleners naast elkaar bestaan in het kader van een nationaal beleid, en in Costa Rica, waar de publieke sector domineert, ontkracht op overtuigende wijze de mythe dat de privésector per definitie efficiënter is dan de openbare sector en dus ingezet zou moeten worden in gezondheidsdiensten. Toegang tot gezondheidsdiensten Wat de toegang tot basisdiensten betreft, hebben zowel Costa Rica als Chili grote vorderingen gemaakt. Momenteel hebben ze de laagste kindersterfte en hoogste levensverwachting in de Latijns-Amerikaanse regio. Maar de beschikbaarheid van basisdiensten staat niet gelijk met toegang hebben tot een uitgebreid zorgaanbod om de meeste gezondheidsproblemen op te lossen. Dat verklaart mogelijk waarom de bevolking van Costa Rica de voorbije tien jaar de toegang tot gezondheidsdiensten steevast beter vindt dan de Chileense bevolking (66,4% vs. 35,0%). Dat verschil bleef zelfs bestaan nadat Chili in 2005 de situatie probeerde op te lossen door de verzekeringsondernemingen strengere regels op te leggen (Plan AUGE). Financiële bescherming Hoewel in Chili het gebrek aan toegang tot gezondheidsdiensten om economische redenen sinds 2005 aanzienlijk werd teruggedrongen (van 11,7% naar 4,2% in 2011), blijft dit cijfer in Costa Rica veel lager (0,8%). En in vergelijking met Costa Rica liggen de kosten die voor rekening van de gezinnen zijn en het aandeel gezinnen met een catastrofaal hoge gezondheidsfactuur aanzienlijk hoger in Chili. Die situatie komt deels voort uit het feit dat de Chilenen betalen voor diensten of producten die niet gedekt zijn in hun verzekering (bv. geneesmiddelen of consultaties). De efficiëntie en betaalbaarheid van het gezondheidszorgsysteem De relatieve efficiëntie en betaalbaarheid van het Costa Ricaanse gezondheidszorgsysteem is nog indrukwekkender als men weet dat de totale gezondheidsuitgaven per hoofd lager liggen dan in Chili (US$ 811 vs. US$ 947). De hogere kosten van het Chileense gezondheidszorgsysteem zijn gedeeltelijk toe te schrijven aan de inefficiëntie van de privésector in dat land, waar frequenter gebruik gemaakt wordt van onverantwoorde medische procedures en waar de administratieve kosten hoger liggen. De verzekering drijft de kosten op Ziektekostenverzekeringen worden vaak gepromoot vanuit de veronderstelling dat concurrentie tussen verschillende dienstverleners tot een betere dienstverlening tegen lagere prijzen zou leiden (argumenten rond “active purchasing” [WHO 2010] en “management competition” [Wereldbank 1993]). Het Chileense gezondheidszorgsysteem is echter een voorbeeld van hoe segmentering als gevolg van het naast elkaar bestaan van privé- en openbare verzekeringen nadelig is voor de efficiëntie. In die argumenten wordt geen rekening gehouden met collusie tussen privédienstverleners en oligopolies. Deze vergelijkende studie toont aan dat één sterk en openbaar systeem wijdverspreide en samenhangende voordelen biedt, zowel op financieel vlak als wat de gezondheidsresultaten betreft, veeleer dan een gefragmenteerd publiek-privaat, verzekeringsgestuurd model. Verzekeringsregelingen zijn niet de enige en ook niet de beste beleidsoptie. Cuba: universele gezondheidsdekking via gratis basisgezondheidszorg Gezondheidssituatie De verwezenlijkingen van Cuba op het vlak van openbare gezondheidszorg zijn indrukwekkend. De Caribische eilandstaat met 11,27 miljoen inwoners staat geklasseerd als een land met een hoger middeninkomen. De levensverwachting is 78 jaar, net onder het gemiddelde in de VS, dat nochtans achtmaal rijker is. Nog veelzeggender is het feit dat het kindersterftepercentage in Cuba lager ligt dan in de VS (4,7 vs. 5,8/1.000 levend geboren kinderen). Toegang tot gezondheidszorg Na 50 jaar universele gezondheidszorg zijn deskundigen het erover eens dat de meeste Cubanen toegang hebben tot kwaliteitsvolle gezondheidszorg. De dichtheid van gezondheidswerkers ligt veel hoger dan gemiddeld in de Latijns-Amerikaanse en Caribische regio en de gebruikspercentages van gezondheidsdiensten zijn ook hoger in Cuba. Dat wijst op de hoge efficiëntie van het gezondheidszorgsysteem, aangezien de totale gezondheidsuitgaven per hoofd van het land ook veel lager liggen dan het regionale gemiddeldei. Die resultaten houden rechtstreeks verband met de politieke keuzes die Cuba maakt, waarbij het welzijn van de bevolking centraal staat. De gezondheidsindicatoren begonnen te verbeteren door de economische en sociale veranderingen in de Cubaanse samenleving na de revolutie van 1959. De betere gezondheid van de bevolking is in grote mate te danken aan de verbetering van de algemene levensomstandigheden en een aantal belangrijke sociale verwezenlijkingen (een privéwoning per gezin, gewaarborgd inkomen, verbeterd onderwijs, enz.). Er werden campagnes gelanceerd om analfabetisme uit te roeien en een onderwijsprogramma voor volwassenen moedigde de bevolking aan om ten minste een diploma middelbaar onderwijs te behalen. Bijzondere aandacht ging ook uit naar de rechten van vrouwen. Sinds 1991 krijgt elke vrouw de mogelijkheid om na de bevalling tot zes maanden thuis te blijven, met behoud van 60% van het loon. Er kwam een landhervorming. Kunst, sport en wetenschap werden gepromoot en er werd speciale aandacht besteed aan de rechten en het welzijn van vrouwen. Sociale organisaties (buurtcomités, vrouwenorganisaties, vakbonden, jongerenorganisaties enz.) speelden een belangrijke rol in die veranderingsprocessen. Het recht op gratis kwaliteitsvolle gezondheidszorg voor iedereen werd ingeschreven in de Cubaanse grondwet. Die prioriteit is overeind gebleven ondanks alle problemen waarmee het land te kampen had. Meteen na de revolutie van 1959 legde de VS de eerste economische embargomaatregelen op. In het begin van de jaren 1990 implodeerde het Sovjetblok dat tot dan geprivilegieerde handelsrelaties met Cuba onderhouden had. Het land zakte weg in een economische crisis, maar gezondheidszorg bleef een prioriteit voor de Cubaanse regering. Tijdens die crisisjaren vertegenwoordigde het budget voor openbare gezondheidszorg 10% van de nationale begroting. In dezelfde periode kenden andere Latijns-Amerikaanse landen drastische hervormingen en privatiseringen van de gezondheidszorg, wat werd aangemoedigd door het IMF en de Wereldbank. Uitgebreide basisgezondheidszorg Het Cubaanse ministerie van Volksgezondheid ontwikkelt de globale gezondheidsstrategie in overleg met provinciale lokale gezondheidsraden. Na de revolutie van 1959 werden privéklinieken en de farmaceutische industrie genationaliseerd en geïntegreerd in een enkel systeem dat beheerd wordt door het ministerie van Volksgezondheid. Het land werd opgedeeld in gezondheidszones, elk met een eigen polikliniek. De gezondheidszorg werd gedecentraliseerd op gemeentelijk niveau. Er zijn uitstekende doorstromingsprocedures voor patiënten en de communicatie tussen gezondheidswerkers op verschillende niveaus van het gezondheidszorgsysteem verloopt efficiënt. Huisartsen hebben toegang tot alle medische informatie over hun patiënten en kunnen de zorg dus afstemmen op de noden van hun patiënten. Dokters bekleden een centrale rol in het systeem, staan heel dicht bij hun patiënten en kennen hun sociale situatie. Dat maakt preventie op grote schaal mogelijk. José Luis Fabio, vertegenwoordiger van de Pan-Amerikaanse Gezondheidsorganisatie (PAHO) in Havana, schreef in The Lancet (25 januari 2014) dat de focus op basisgezondheidszorg van essentieel belang is om tot goede gezondheidsresultaten te komen. Bovendien is gezondheidszorg gratis voor iedereen. Alle medische onderzoeken en operaties worden gratis uitgevoerd, en Cubanen betalen bij de dokter een symbolische prijs voor hun geneesmiddelen. Personeel Waar een groot aantal ontwikkelingslanden af te rekenen krijgen met een “gezondheidswerkercrisis”, waarbij ernstige tekorten aan gezondheidswerkers de ontwikkeling van hun gezondheidszorgsystemen danig in het gedrang brengen, bedraagt de Cubaanse dokter-patiëntratio 6,7 dokters per 1.000 inwoners, ver boven het WHOminimum van 2,28 dokters, vroedvrouwen en verpleegkundigen. Cuba hecht veel belang aan de opleiding van gezondheidswerkers. Zelfs in tijden van economische crisis werd de kwaliteit van de medische opleiding verbeterd en het aantal medische voorzieningen verhoogd. Aan de Latin American Medical School in Havana kunnen ook buitenlandse studenten een medische opleiding volgen. Cuba zet zich ook in voor internationale medische ondersteuning via een geïntegreerd gezondheidsprogramma. Het land was een voorbeeld voor de wereld met zijn indrukwekkende reactie op de West-Afrikaanse ebolaepidemieii waarvoor massaal hulpverleners werden ingezet. Geneesmiddelen en technologie Wetenschappelijk onderzoek en productie op basis van de nood aan geneesmiddelen en het nationale gebruik ervan, zijn sleutelfactoren voor het farmaceutische beleid in Cuba. Elk nieuw ontwikkeld en getest product wordt onmiddellijk gratis ter beschikking gesteld van de Cubaanse bevolking. De Cubaanse biotechnologische sector, de ‘Western Havana Scientific Pole’, omvat diverse instellingen met in totaal 12.000 personeelsleden, waaronder 7.000 wetenschappers en ingenieurs. Ze stellen 12 gewone vaccins, meer dan 40 geneesmiddelen voor gewone aandoeningen (met inbegrip van recombinant interferon en erythropoietine) en diagnosetests voor de screening van 30 ziektes ter beschikking van de Cubaanse gezondheidszorg. Een recente uitdaging zijn de niet-overdraagbare ziekten. De Cubaanse farmaceutische industrie werkt al een aantal jaren aan technologie om dit probleem te verhelpen. Het voorbeeld van Cuba toont aan dat het mogelijk is innovatieve farmaceutische productie af te stemmen op de noden van de bevolking, tegen een lage kostprijs. Cuba produceert ongeveer 90% van zijn basismedicatie. Dr. José Luis Fernández Yero, directeur van het Immunoassay Center in Havana, zegt dat een duurzame gezondheid in de eerste plaats gebaseerd is op preventie en gezondheidspromotie, veeleer dan op de laatste technologie die geadverteerd wordt door commerciële internationale producenten. Volgens dr. Yero is technologie alleen nuttig wanneer ze beschikbaar is voor de mensen die ze nodig hebben. “De juiste technologie”, zegt hij, “heeft meer te maken met rechtvaardigheid dan met kostenefficiëntie”. Hij voegt eraan toe dat beleidsmakers met de beschikbare middelen zo goed mogelijk aan het recht op gezondheidszorg van de bevolking moeten tegemoetkomen. Conclusie Cuba zet uitstekende resultaten neer op het vlak van gezondheid en toont zo aan dat universele gezondheidszorg een haalbare kaart is. Het welzijn van de bevolking op de eerste plaats zetten en algemene levensomstandigheden creëren die een goede gezondheid in de hand werken, zijn de basisvoorwaarden. In Cuba zijn de overheidsuitgaven voor gezondheidszorg steeds een prioriteit gebleven, zelfs in tijden van crisis. De gezondheidszorg is nog altijd volledig in handen van de overheid en gratis, met voortdurende aandacht voor preventieve geneeskunde, waardoor de meerderheid van de bevolking toegang heeft tot kwaliteitsvolle gezondheidszorg. Toch worstelt Cuba nog met structurele problemen. Sinds april 1960 legt de VS Cuba steeds striktere sancties op. Ondanks de afnemende internationale steun voor dat embargo handhaafde de VS die sancties tot voor kort. Ze hadden over de jaren heen een aanzienlijke impact op de gezondheidszorg. Zo heeft Cuba slechts beperkte toegang tot gespecialiseerde medische apparatuur (nierdialyse-eenheden bijvoorbeeld) en het land loopt ook veel inkomsten mis omdat het geen toestemming heeft om zijn farmaceutische producten op de Noord-Amerikaanse markt te verkopen. Het VS-embargo beperkt eveneens de importmogelijkheden van technologie, materiaal en actieve bestanddelen die nodig zijn voor de productie van geneesmiddelen. Na de recente uitwisseling van gevangenen tussen de VS en Cuba kunnen de diplomatieke relaties tussen beide landen gevoelig veranderen iii. Volgens Gail Reed, oprichter en directeur van de Medical Education Co-operation with Cuba (MEDICC), zouden zowel de VS als Cuba op gezondheidsvlak veel te winnen hebben bij de afschaffing van het embargo. Het is in deze veranderende context dat de Cubaanse autoriteiten nieuwe financieringsbronnen voor het gezondheidszorgsysteem probeerden aan te boren. Dit leidde onder meer tot de oprichting, in 2011, van de “Empresa Comercializadora de Servicios Medicos Cubanos” (onderneming voor de verkoop van Cubaanse medische diensten). Ze maakt de verkoop door de staat van een aantal hoogkwalitatieve gezondheidsdiensten aan buitenlanders mogelijk tegen concurrerende prijzen. Hoewel het initiatief opgezet werd door de overheid en tot doel heeft het gezondheidszorgsysteem te verbeteren en toegankelijk te houden voor de Cubanen, moeten de huidige experimenten van dichtbij opgevolgd worden omdat verschillende vormen van verkoop en verhandeling van diensten, zoals medisch toerisme, mogelijk een negatieve impact kunnen hebben op de toegang tot de gezondheidszorg. Gemeenschappen vragen verantwoordelijkheid in Maharashtra, India De monitoring en planning op gemeenschapsniveau (Community-based monitoring and planning - CBMP) van de gezondheidsdiensten in de staat Maharashtra in India is een voorbeeld van een innovatieve participerende methode met het oog op meer verantwoordelijkheid en betere gezondheidszorg. Dat concrete mechanisme werd voor het eerst ontwikkeld op basis van een ruime mobilisatie voor gezondheidsrechten door Jan Swasthya Abhiyan (JSA), de Indiase afdeling van de People’s Health Movement. JSA werd bij het begin van het nieuw millennium opgericht als landelijke coalitie van gezondheidsgroepen en sociale organisaties die gezondheidszorg voor iedereen nastreven. In 2003-2004 lanceerde JSA een “Right to Health Care”-campagne die culmineerde in een reeks openbare hoorzittingen rond het recht op gezondheidszorg: geselecteerde gevallen waarin gezondheidszorg ontzegd werd, werden voorgelegd aan functionarissen van de National Human Rights Commission (NHRC). Die hoorzittingen sensibiliseerden de publieke opinie voor de verbetering van de openbare gezondheidsdiensten en werden gevolgd door een nationale openbare hoorzitting, waar het NHRC een nationaal actieplan voorstelde voor de verwezenlijking van het recht op gezondheidszorg. Onder impuls van die ontwikkelingen en na een herschikking van de nationale regering na de algemene verkiezingen van 2004, werd in 2005 de NRHM (National Rural Health Mission) gelanceerd, om toegankelijke, betaalbare, rechtvaardige en kwaliteitsvolle gezondheidsdiensten ter beschikking te stellen van de armste gezinnen in de landelijke gebieden van het land. Als onderdeel van het NRHM-kader werden monitoring en planning op gemeenschapsniveau (CBMP) doorgevoerd met het oog op een regelmatige feedback en verantwoording in het proces ter versterking van de gezondheidsdiensten. Negen staten van het land, waaronder Maharashtra, werden geselecteerd om bij wijze van proefproject CBMP te implementeren tussen 2007 en 2009. De volgende jaren werden de CBMP-processen verder uitgebreid in Maharashtra, en bestaan ze nu in 860 dorpen in 13 districten. CBMP wordt in Maharashtra op meerdere niveaus van dorp tot staat georganiseerd. Gezondheidsambtenaren, lokaal verkozen Panchayat-vertegenwoordigers, maatschappelijke organisaties en actieve gemeenschapsleden vormen op elk niveau monitoring- en planningcomités met meerdere stakeholders. De uitvoering van CBMP omvat bewustmaking en voorbereidende activiteiten, capaciteitsontwikkeling en opleiding van deelnemers, samenstelling en werking van monitoring- en planningcomités, beoordeling op gemeenschapsniveau van gezondheidsdiensten, organisatie van openbare hoorzittingen en besprekingen op staatsniveau. Een van de fundamentele strategieën van CBMP is de Jan sunwai of openbare hoorzitting die door grote aantallen gemeenschapsleden en diverse stakeholders wordt bijgewoond. In die hoorzittingen wordt aan mensen gevraagd te vertellen over hun ervaringen met gezondheidsdiensten, in de aanwezigheid van gezondheidsambtenaren en panelleden uit uiteenlopende domeinen. Sinds 2008 werden in Maharashtra, in het kader van CBMP, meer dan 450 openbare hoorzittingen georganiseerd. De planning op gemeenschapsniveau werd ontwikkeld ter aanvulling van monitoringactiviteiten en is gericht op meer participatie in het planningproces van lokale gezondheidsvoorzieningen, op basis van flexibele overheidsfinanciering. In twee recente externe evaluaties werden de grote successen en uitdagingen van CBMP vastgelegd. Uit gegevens over de toegankelijkheid en kwaliteit van de diensten die ingezameld werden in opeenvolgende monitoringrondes op gemeenschapsniveau, blijkt dat de diensten die geleverd worden op het niveau van het dorp en van de basisgezondheidscentra gevoelig verbeterd zijn. Voorbeelden zijn grote verbeteringen in vaccinatie en prenatale zorg op dorpsniveau, de beschikbaarheid van ambulancediensten en de aanwezigheid van raadgevende artsen in basisgezondheidscentra. In ruimere zin heeft CBMP bijgedragen tot meer democratie: - door het creëren van forums voor directe democratie - door het uitbreiden van de representatieve democratie en door ervoor te zorgen dat actoren uit de gemeenschap betrokken worden bij de lokale gezondheidszorgplanning - door het bevorderen van externe verantwoordingsprocessen die aan de basis van interne verantwoordingsmechanismen liggen Ondanks positieve effecten zijn er bij de implementatie van CBMP nog meerdere elementen vatbaar voor verbetering. Zo moeten systemische en structurele problemen opgelost worden, is er nood aan meer politiek engagement en moet CBMP een centraal element worden in het openbaar gezondheidsbeleid. Dit neemt niet weg dat de werkwijze het potentieel in zich draagt om de machtsrelaties te hertekenen en om op lange termijn echte veranderingen in de openbare systemen mogelijk te maken. Filippijnen: maatschappelijke organisaties kanten zich tegen publiek-private partnerships Volgens lokale organisaties - IBON, Gabriela, Council for Health and Development (CHD) en Advocates for Community Health – biedt het huidige privatiseringsbeleid van de Filipijnse regering geen antwoord op de enorme noden in de gezondheidszorg. Ondanks de benaming van het Filipijnse “Universal Health Care”-programma, dat beweert “voor rechtvaardigheid en toegang tot cruciale gezondheidsdiensten voor arme Filipino’s te zorgen”, zal de commercialisering van de gezondheidsdiensten net het tegenovergestelde teweegbrengen en de armen in de steek laten. Maatschappelijke organisaties op de Filipijnen beklemtonen dat het een van de basisfuncties van een regering is om gezondheidsdiensten aan de bevolking te verstrekken, en vooral aan de armen en kwetsbaren binnen de samenleving. Die functie zou niet onderhevig mogen zijn aan winstbejag en andere invloeden, maar een kerntaak van de overheid moeten blijven. Ze beklemtonen dat de gezondheidsdiensten gratis zouden moeten zijn voor de Filipino’s. De mensen zouden niet voor gezondheidsdiensten moeten betalen, want het is de plicht van de regering om in toegankelijke en betaalbare gezondheidsdiensten te voorzien. In plaats van overheidsgeld aan ziekteverzekering te besteden, zou de regering moeten zorgen voor openbare ziekenhuizen, met budgetten voor investeringen en onderhoud, en moeten inspelen op essentiële noden. IBON, Gabriela, Advocates for Community Health en CHD zijn actieve leden van het Network Opposed to Privatization of Health, een platform bestaande uit groepen en organisaties van ziekenhuismedewerkers, gemeenschapsgezondheidswerkers, studenten, vakmensen en individuen uit de gezondheidszorgsector en andere sectoren die zich verzetten tegen het privatiseringsbeleid. Samen met andere progressieve gezondheidsgroeperingen (Alliance of Health Workers en de Health Alliance for Democracy), bundelt het netwerk de krachten tegen de privatisering van de gezondheidszorg in nationaal gecoördineerde massacampagnes en mobilisatieacties. De Alliance of Health Workers (AHW) stelt: “het is de fundamentele grondwettelijke opdracht van de overheid en niet van de privésector om gezondheidsdiensten aan te bieden, om naar meer sociale rechtvaardigheid en gelijkheid te evolueren. Ons gezondheidszorgsysteem zou als een sociale dienst beheerd moeten worden en niet als een economische activiteit die op winst gericht is”, aldus een vakbondsvertegenwoordiger van de AHW. De campagne om de privatisering stop te zetten is toegespitst op het POC, omdat dat het eerste ziekenhuis is dat gecorporatiseerd zal worden. De volgende acties werden op touw gezet: ● ● ● ● ● ● Een massale werkonderbreking bij de gezondheidswerkers van het POC, gelijktijdig met acties in 3 andere openbare ziekenhuizen. Het gebruik van alternatieve media om te rapporteren over de campagne tegen de privatisering van het POC. Opleidingsforums in ziekenhuizen, scholen gezondheidswetenschappen en gemeenschappen. Dialoog met de minister van Volksgezondheid over de privatisering van het POC. Protestacties aan het ministerie van Volksgezondheid tegen de privatisering met massale verdeling van folders en leesmateriaal. Een petitie om een verbod of opschorting (Temporary Restraining Order) van de privatisering van het POC te eisen. In oktober 2014 slaagde de campagne van de maatschappelijke organisaties erin een rechtbank een Temporary Restraining Order te laten uitspreken tegen de privatisering van het Philippine Orthopedic Center, op basis van bepalingen in de Filipijnse grondwet inzake het recht op gezondheidszorg, zoals de verantwoordelijkheid van de staat om het recht op gezondheidszorg te beschermen en te bevorderen en de ontwikkeling te stimuleren van een geïntegreerde en alomvattende benadering voor het opzetten van gezondheidszorg en toegang tot essentiële goederen, gezondheids- en andere sociale diensten, met prioriteit voor de noden van de minstbedeelden, zieken, ouderen, gehandicapten, vrouwen en kinderen. Daarnaast maakte de campagne het mogelijk de gezondheidssector en het brede publiek te sensibiliseren voor de negatieve effecten van de privatisering van openbare ziekenhuizen op de universele toegang tot gezondheidszorg. Binnen de Filipijnse regering ligt minister van Volksgezondheid Enrique Ona onder vuur voor het privatiseringsplan van 72 openbare ziekenhuizen. Jonathan de la Cruz, vertegenwoordiger van de Abakada-partij, diende een motie in om Enrique Ona te vragen het parlementaire onderzoek bij te wonen. Hij verklaarde: “We hebben het ministerie van Volksgezondheid enorme bedragen gegeven om de medische bijstand te verbeteren via openbare ziekenhuizen, en nu komt Enrique Ona met verklaringen over privatisering, ik denk niet dat dat een verantwoordelijke manier is om om te springen met het budget dat zijn ministerie krijgt.” Ook vertegenwoordigers van de organisatie Gabriela klagen de privatiseringsplannen aan en stellen dat “ze medische hulp minder toegankelijk zouden maken voor de meerderheid van de mensen”. Gabriela diende een motie in om de ministeries van Volksgezondheid, Financiën, Begroting en Management en de National Economic Development Authority ertoe te verplichten het ontwerp van het moderniseringsplan voor openbare ziekenhuizen vrij te geven. . Thailand: hoge dekking, lage overheidsuitgaven De hervormingen in de gezondheidssector in Thailand trokken wereldwijd de aandacht door hun snelle vorderingen in het verwezenlijken van algemene dekking. In 2002 werd de wet op de ziekteverzekering in Thailand goedgekeurd. Dit leidde tot de oprichting van het universele gezondheidszorgsysteem. Dat systeem wordt hoofdzakelijk gefinancierd door de regering op basis van een berekening per hoofd en beheerd door de National Health Security Office. De klemtoon ligt op het verschaffen van basisgezondheidsdiensten aan de inwoners die vóór 2002 buiten het gezondheidszorgsysteem vielen. Een tiental jaar later was de dekkingsgraad enorm toegenomen en nu is die bijna algemeen. Initiële investeringen in openbare gezondheidsinfrastructuur Er is echter nog een ander deel aan het verhaal. De Thaise hervorming van 2002 werd voorafgegaan door de ontwikkeling van gezondheidscentra over een periode van 10 jaar (1986-1996), met als doel basisgezondheidscentra op te richten in landelijke gebieden. Naar het einde van die periode stegen ook de overheidsinvesteringen in gezondheidszorg vrij drastisch en het overheidsaandeel in de totale gezondheidsuitgaven nam toe van 47% in 1995 tot 55% in 1998 (Ramesh et al 2013, 8). Als gevolg daarvan waren er tegen het nieuwe millennium heel weinig geografische belemmeringen op de toegang tot gezondheidszorg in het land. Dankzij de massale ontwikkeling van infrastructuur omvatte de openbare sector tegen 1999 78% van de ziekenhuisbedden, een trend die vrij stabiel is gebleven, met in 2012 nog steeds 77% van de ziekenhuisbedden in de openbare sector. Beperking van de privégezondheidszorg De Thaise hervormingen bouwden dus voort op nieuwe openbare gezondheidszorginfrastructuur. Door de hervormingen van de universele gezondheidszorg kunnen zowel openbare als privévoorzieningen gezondheidsdiensten aanbieden. Maar in de praktijk is er weinig participatie vanwege de privésector, omdat privédienstverleners die tertiaire verzorging aanbieden ertoe verplicht werden ook basiszorg aan te bieden. En hoewel de hervormingen formeel de deelname van de privésector toestonden, werd die vertraagd in afwachting van de implementatie van regelgevende mechanismen. Dokters uit de openbare sector mochten actief zijn in de privésector, maar dat werd tot een minimum beperkt door te voorzien in fikse incentives voor wie alleen in de openbare sector werkte. Een van de beleidsinstrumenten om een rechtvaardig dienstenaanbod te bevorderen bestaat erin dat dokters en verpleegkundigen verplicht worden om drie jaar in landelijke gebieden te werken. Neoliberale trends: dalende uitgaven Die daadwerkelijke pogingen om de toegang tot de gezondheidsdiensten veilig te stellen, worden echter ontwikkeld in een algemeen neoliberaal klimaat in Thailand, wat de uitvoerbaarheid ervan op lange termijn dreigt te ondermijnen. De overheidsfinanciering (waarvan 67% in 2012 opgebruikt werd door openbare diensten) blijft vrij laag: de gezondheidsuitgaven zijn toegenomen van 1,7% van het bbp in 2001 tot 2,7% in 2008, maar dat percentage blijft lager dan het globale gemiddelde voor een land met middellage inkomens. Tekorten aan gezondheidswerkers Op personeelsvlak hebben de lage uitgaven het tekort aan gezondheidswerkers in een groot aantal openbare voorzieningen verergerd: er zijn slechts drie artsen per 10.000 patiënten, in vergelijking met 9,4 in Maleisië, 11,5 op de Filippijnen, 12,2 in Vietnam en 18,3 in Singapore; en amper 1,5 verpleegkundige per 1.000 mensen, in vergelijking met 2,3 in Maleisië en 5,9 in Singapore. De oorzaken hiervan zijn de zware werkomstandigheden, weinig werkzekerheid en lage lonen. Door hogere lonen in privéziekenhuizen (ondersteund door een snelgroeiende markt van medisch toerisme) trekken verpleegkundigen weg uit de openbare sector. Daarnaast worden ze ook aangetrokken door de winstgevende markt in het nabije Singapore. Het succesverhaal van Sri Lanka Binnen de Zuid-Aziatische regio springt Sri Lanka eruit als positief voorbeeld van een openbaar gezondheidszorgsysteem. Hiervoor zijn er verschillende historische verklaringen. Het ontwikkelingspad van Sri Lanka werd omschreven als ‘support-led security’, waarin de overheid gezondheidsdiensten en andere maatschappelijke diensten aanbiedt en financiert, wat de sociale vooruitgang in de hand werkt. Zelfs vóór de onafhankelijkheid in 1948, in de jaren 1930 en 1940, kenden de openbare investeringen in onderwijs- en gezondheidsvoorzieningen een snelle groei. In 1947 werd gratis onderwijs ingevoerd en in 1953 gratis gezondheidszorg. Het overheidsbeleid werd lange tijd gekenmerkt door grote overheidssteun voor sociale diensten en een sterk engagement voor sociale rechtvaardigheid, met bijzondere aandacht voor de noden van de allerarmsten. Belangrijke gezondheidsindicatoren Ondanks de lage inkomensniveaus en de maar trage economische groei, evenals de relatief lage uitgaven voor gezondheidszorg (met openbare uitgaven voor gezondheidszorg gelijk aan 2% van het bbp), realiseerde Sri Lanka een opvallende goede gezondheidsstatus en een hoge alfabetiseringsgraad. De levensverwachting ligt boven 75 jaar en de professionele bijstand bij bevallingen bedraagt maar liefst 96%. Die verwezenlijkingen getuigen van de doeltreffendheid van aangehouden overheidsuitgaven voor sociale diensten en het consequente engagement voor gelijkheid en sociale rechtvaardigheid, die tevens bevestigd wordt door de relatief gelijke inkomensverdeling (met een Gini-coëfficiënt van slechts 33) (McIntyre Di, 2006). Toegang op het platteland Het openbare gezondheidszorgsysteem in Sri Lanka heeft op bijzonder doeltreffende wijze de ongelijkheid in toegang tussen platteland en stad weten te overbruggen. Het bestaat nu uit een groot netwerk van medische instellingen en is verdeeld in 258 gezondheidszones (Health Unit areas) met een bevolking gaande van 40.000 tot 60.000 elk (Rannan-Eliya and Sikurajapathy 2008). Health Unit areas zijn duidelijk afgebakende regio's die overeenstemmen met de administratieve divisies van het land. Health Units worden beheerd door raadgevende artsen en ondersteund door een team met gezondheidspersoneel in dienst van de overheid. Dit bestaat telkens uit een of twee verpleegkundigen, vier tot zes inspecteurs, een of twee superviserende vroedvrouwen en 20-25 vroedvrouwen. Elke Health Unit area wordt onderverdeeld in Public Health Midwife areas, die de kleinste werkeenheid in het openbare systeem vormen. Elke vroedvrouw in overheidsdienst heeft een welbepaald gebied met een bevolking van 2.000 tot 4.000 mensen (Perera 2007). Een opkomende privésector Vandaag wordt 95% van de zorg in ziekenhuizen nog verstrekt door de openbare sector, maar wie het zich kan veroorloven kan voor privédiensten opteren. De private gezondheidssector begon zich pas goed te ontwikkelen in de jaren 1960, en legt zich vooral toe op ambulante zorg via huisartsen (nu 50% van de diensten). Hoewel er een aantal fulltime private huisartsen zijn, worden de meeste privévoorzieningen verstrekt door dokters die tewerkgesteld zijn in de openbare gezondheidszorgsector maar er buiten de officiële werkuren ook een beperkte privépraktijk op nahouden (Rannan-Eliya and Sikurajapathy 2008). Het Sri Lankaanse systeem wordt echter bedreigd door hervormingen die het willen afstemmen op een neoliberale ethos van commercialisering, hoewel er doorheen het politieke spectrum een historisch grote consensus heerst over openbare investeringen in sociale infrastructuur. De voorbije jaren zijn de privé-uitgaven sneller toegenomen dan de openbare uitgaven; vooral de opkomst van private ziekenhuizen (vaak vanuit India) is verontrustend. Maar de bevolking verzet zich hier hevig tegen en de hervormingen worden niet doorgevoerd tegen het tempo dat de neoliberale lobby vooropstelde. i ii iii WHO gezondheidsprofiel 2012 Cuba’s extraordinary global medical record shames the US blockade. Seumus Milne, The Guardian Comment is free, December 3rd, 2014. From: http://www.theguardian.com/commentisfree/2014/dec/03/cuba-globalmedical-record-shames-us-blockade-ebola (geraadpleegd op 16 juni 2015) http://edition.cnn.com/2014/12/17/politics/cuban-embargo-questions-answers/