Vak: ECONOMIE Docent: A. Dusink en Th.J. Dousma Schooljaar: 2010/2011. Datum 8 februari 2011. SE4: TENTAMEN - BUITENLAND 1 EN 2 + BEGRIPPENLIJST + VAARDIGHEDEN VERSIE A. Dit tentamen bestaat uit 14 vragen verdeeld over 2 opgaven. Hiervoor zijn maximaal 28 punten te behalen. Wees volledig in je antwoorden en laat overal je berekening zien. Werk door tot het woord “EINDE”. Veel succes! De en Dg Opgave I – EMU EN DE KREDIETCRISIS: “DE UNIE KRAAKT LICHTJES IN HAAR VOEGEN” Pas vier jaar na het verdrag van Maastricht sloot Oostenrijk zich aan bij de Europese Unie (EU). De inwoners van Oostenrijk vonden het namelijk lastig te beslissen of zij zich zouden aansluiten bij de EU. Voorstanders zagen onder andere het wegvallen van invoerrechten als een groot voordeel. 1) [2]. Geef nog twee kenmerken (en dus eventuele voordelen) van de EU. Een van de redenen om niet te willen toe treden tot de EU zou kunnen zijn, dat Oostenrijkers zichzelf als relatief rijk zagen. Relatief rijke EU-landen moeten immers meer in de EU-kas storten dan armere landen. 2) [2] Wat zijn de twee redenen waarom relatief armere EU-landen meer uit de EU-kas ontvangen dan dat zij erin storten? Bij de oprichting van de Economische en Monetaire Unie (EMU) was Oostenrijk direct betrokken. In onderstaande tekst, die gaat over de EMU en de gevolgen van de kredietcrisis, wordt een gevolg beschreven van het ontstaan van de Economische en Monetaire Unie (EMU): namelijk het wegvallen van onderlinge renteverschillen op overheidsobligaties. “DE UNIE KRAAKT LICHTJES IN HAAR VOEGEN Italië, Griekenland en Spanje betalen de laatste tijd relatief meer rente op hun staatsschuld dan Duitsland. Normaliseert de eurozone, of is dit een voorbode van desintegratie?1 De kredietcrisis op de financiële markten woedt op dit moment zo hevig, dat zij een ander opmerkelijk fenomeen2 aan het zicht onttrekt. Binnen de eurozone lopen de verschillen in rente die de nationale overheden op hun staatsleningen betalen, flink op. Het verschijnsel is vrij recent, volgt op een periode waarin de renteverschillen juist minimaal waren. Dat is wel eens anders geweest. Toen de monetaire unie er nog niet was, waren de renteverschillen tussen de Europese landen groot: Italië betaalde, zeker in de nasleep van de valutacrises van 1992 en 1993, wel 6 procentpunt (600 basispunten) meer rente op tienjarige staatsleningen dan het stevige Duitsland, dat van alle lidstaten meestal het laagste tarief betaalde. Hoge tarieven golden ook voor landen als Spanje en Portugal. De valutarisico’s op de lire, de peseta en de escudo waren fors, het begrotingsbeleid wankel 3 en obligatiebeleggers eisten daar een flinke extra rentevergoeding voor terug. Toen langzamerhand duidelijk werd dat ook deze landen zouden opgaan in de monetaire unie, daalden hun rentevoeten razendsnel. “ Bron: NRC Handelsblad, Maarten Schinkel, 16 september 2008 3) [2] Leg uit waarom de onderlinge renteverschillen op overheidsobligaties volgens Schinkel na de invoering van de euro kleiner zijn geworden. 4) [2] Leg op een economisch verantwoorde wijze uit waardoor renteverschillen binnen de EMU kunnen ontstaan. Z.O.Z. 1 Uiteenvallen Verschijnsel 3 Begrotingsbeleid van de overheden was niet betrouwbaar 2 Pagina 1 Vak: ECONOMIE Docent: A. Dusink en Th.J. Dousma Schooljaar: 2010/2011. Datum 8 februari 2011. In hetzelfde artikel gaat Schinkel verder: “Maar misschien is er meer aan de hand. Om Italië als voorbeeld te (-) nemen: dat land kon vroeger een verlies aan concurrentiekracht neutraliseren4 met een devaluatie van zijn nationale munt, de lire. Dat kan nu niet meer, en ook het monetaire beleid kan niet meer aan nationale behoeften worden aangepast: er is nog maar één centrale bank, de Europese Centrale Bank, die de rentevoet op de geldmarkt bepaalt. Dat maakt dat de verschillende eurolanden alleen nog structurele maatregelen kunnen nemen om hun concurrentiepositie te behouden: flexibele arbeids- en productmarkten en een bedrijfsleven dat snel kan reageren op veranderingen. Dat blijkt lastig: Italië verliest snel aan concurrentiekracht en dat geldt bijvoorbeeld ook voor Griekenland en Portugal. Spanje kampt met een vastgoedcrisis die het gevolg is van een, mede door de lage rente gevoede, investeringshausse. Het lijkt geen toeval dat al deze landen inmiddels een alarmerend tekort hebben op hun betalingsbalans.“ Bron: NRC Handelsblad, Maarten Schinkel, 16 september 2008 5) [2] Leg uit wat de Italiaanse Centrale Bank moest doen om de Italiaanse binnenlandse economie te stimuleren. (Uiteraard moet het antwoord gaan over de periode voor het ontstaan van de EMU.) Voor de invoering van de EMU had Italië een stevige inflatie. Dat is nu niet meer zo. De inflatie in de hele eurozone is veel lager dan toen Italië nog de euro had. Dit wordt voor een deel verklaard uit de stijging van wisselkoers van de euro ten opzichte van de dollar. 6) [2] Leg uit hoe een stijging van de koers van euro de kans op inflatie op korte termijn kan doen afnemen. Van een niet EU-land zijn over 2008 de volgende gegevens bekend: Import van goederen: Uit buitenland ontvangen loon, rente en winst Export van goederen: Kapitaalexport: Aan buitenland betaalde loon, rente en winst Import van diensten: Kapitaalimport: Export van diensten: € € € € € € € € 170 mrd 4 mrd 165 mrd 65 mrd 41 mrd 70 mrd 103 mrd 60 mrd 7) [4] Bepaal het materieel saldo van dit Europese land door eerst afzonderlijk het saldo te bepalen op de Goederen-, Diensten-, Inkomens- en Kapitaalrekening. Z.A.B. 4 Compenseren Pagina 2 Vak: ECONOMIE Docent: A. Dusink en Th.J. Dousma Schooljaar: 2010/2011. Datum 8 februari 2011. Opgave II - BIOZINE TM; Inmiddels woedt er wereldwijd een discussie over biobrandstoffen. Aan de ene kant ziet men in dat er snel iets moet worden gedaan de uitstoot van kwalijke stoffen van auto’s. Immers, iedereen wil auto blijven rijden. Maar aan de andere kant zou een overstap op biobrandstof voor een toename van het voedseltekort op aarde kunnen betekenen. Goede landbouwgrond wordt dan immers niet meer gebruikt voor het verbouwen van voedsel maar voor het voortbrengen van brandstof dat een vele male grotere (bruto)winstmarge kent. Voordat ontdekt werd dat fossiele brandstoffen zoals aardolie en aardgas goed te gebruiken zijn als brandstof voor auto’s, werd alleen maar biobrandstof gebruikt (zoals houtskool, gedroogde uitwerpselen, plantaardige oliën of dierlijk vet): de originele auto's van Henry Ford waren gemaakt om op biobrandstof te rijden. Ook de eerste dieselmotor van de Franse uitvinder Rudolf Diesel liep op pure plantaardige olie, namelijk pindaolie. Biostof TM wordt gebruikt voor de productie van BiozineTM, wat als benzinevervangend middel zo in de auto kan worden gegooid. Voor het produceren van Biostof TM worden alle boeren in Benedenland geconfronteerd met de volgende kosten- en opbrengstenfuncties: TK = 2 q + 30 Met: TK = Totale Kosten; TO = 4 q TO = Totale Opbrengst q is de hoeveelheid in 1.000 kg 8) [2] Bereken de minimale productieomvang waarbij de individuele boer geen verlies meer maakt. (Het Break even-punt). De productie van BiozineTM kan plaatsvinden in Benedenland maar ook in drie andere niet-Europese landen. In het onderstaande schema staan de gegevens met betrekking tot loonkosten per arbeider en arbeidsproductiviteit voor deze verschillende landen: Land X Loonkosten per arbeider Arbeidsproductiviteit in liter Land Y Land Z 3.600 10.630 26.800 40 150 330 9) [2] Bereken als je kijkt naar de loonkosten, in welk ander land dan Benedenland het beste BiozineTM kan worden gemaakt. Op de binnenlandse markt voor BiozineTM kan het gedrag van vragers en aanbieders in Benedenland als volgt worden beschreven: Qv = -45 p + 62 Met: Qv = Gevraagde hoeveelheid in miljoen liter; Qa = 25p - 15 Qa = Aangeboden hoeveelheid in miljoen liter. P in euro’s per liter 10) [2p] Bereken de evenwichtsprijs voor 1 liter BiozineTM. De overheid van Benedenland grijpt in door middel van het instellen van een interventieprijs van € 1,25 voor 1 liter Biozine TM om de producent te beschermen. 11) [2p] Bereken hoeveel de kosten zijn voor de overheid om het overschot dat ontstaat aan te bieden of op te kopen. De overheid had ook kunnen kiezen voor bescherming van de consument. 12) [1p] Hoe wordt in dat geval zo’n prijs genoemd. 13) [2p] Leg uit welke problemen zich voor doen bij het invoeren van zo’n beschermende maatregel door de overheid uit vorige vraag. De wereldmarktprijs van BiozineTM is € 1,10 per liter. 14) [1p] Bereken hoe hoog de invoerheffing op 1 liter Biozine TM van buiten de EU minstens moet zijn. EINDE Pagina 3 Vak: ECONOMIE Docent: A. Dusink en Th.J. Dousma Schooljaar: 2010/2011. Datum 8 februari 2011. Antwoorden bij H5SE4Btl1_2_110208V1.docx 1) [2] (a) Een gemeenschappelijke markt. Hierdoor is er vrij verkeer van mensen, goederen en kapitaal, waardoor de afzet makkelijker vergroot kan worden. (b) Samen sta je in onderhandelingen sterker ten opzichte van het buitenland. (c) Een gemeenschappelijk buitentarief ter bescherming eigen industrie EU. Meer onderlinge handel Verminderde kans op oorlog De producten worden gemaakt waar ze het goedkoopst zijn Gemeenschappelijk sociale, fiscale en economische politiek ?? Gemeenschappelijk beleid?? Niet goed. Opmerkingen: EU ≠ EMU. (+1/2) Invoerrechten al genoemd als voorbeeld. Kan hier dus niet. 2) [2] (a) De armere EU-landen storten in verhouding minder in de kas van de EU dan de rijkere EUlanden. (b) De armere landen hebben vaak een grote landbouwsector, die bovendien nog niet goed ontwikkeld is. De belangrijkste uitgavenpost van de begroting van de EU is de landbouwpot. Er gaat van deze pot meer naar armere landen. Ook: structuurbeleid: regio’s die in hun ontwikkeling achtergebleven zijn, krijgen daar geld uit. 3) [2] De onderlinge verschillen van rente op overheidsobligaties zijn volgens Swinkels kleiner geworden omdat: landen met een hoge rentevoet lid zouden worden van EMU. (a) Hierdoor zouden valutarisico’s dalen [1]. (b) Daarnaast waren de nieuwe deelnemende landen verplicht om een stevig begrotingsbeleid op te zetten [1]. (Een groot deel van de rentevoet zou dan bepaald worden door de ECB.) Een (goede) reden twee punten! Denk er om het gaat over overheidsobligaties, niet die van bedrijven. 4) [2] Verschillen ontstaan door vraag en aanbod. Als bedrijven in een bepaald land goed draaien en dus voldoende winst maken, terwijl dat gemiddeld voor een ander EMU-land niet geldt, dan zullen geldverschaffers alleen voor een hogere rentevergoeding risico’s willen lopen. Belangrijke redenen waarom in een bepaald land het minder met bedrijven minder goed gaat, zijn: de kosten per product liggen er hoger, de kwaliteit blijft achter bij andere landen, de service blijft achter bij andere landen. Het verschil in kosten per product kan ontstaan door een verschil in scholingsgraad en daardoor een hogere arbeidsproductiviteit, door de aanwezigheid van benodigde grondstoffen, de aanwezigheid van een goede infrastructuur enz. Producten worden bij de minder presterende landen of te duur of worden kwalitatief niet als goed beoordeeld. Hierdoor zijn consumenten en producenten uit andere landen van de EU minder bereid er te kopen en blijven de rendementen achter. Kan ook via oplopende staatsschuld. Wordt eigenlijk veroorzaakt door de concurrentieverschillen. Onzekerheid of sommige landen hun staatsleningen wel terug kunnen betalen. (risico-opslag) Pagina 4 Vak: ECONOMIE Docent: A. Dusink en Th.J. Dousma Schooljaar: 2010/2011. Datum 8 februari 2011. 5) [2] De Italiaanse centrale bank moest in die de rente waartegen aan de algemene banken geleend werd omlaag brengen. Mensen zouden meer gaan kopen, omdat je makkelijker kon lenen. Een andere groep zou ook meer gaan kopen omdat ze rente te laag vonden om te sparen. Ook voor bedrijven wordt investeren aantrekkelijker, als geld lenen goedkoop is. Interne waarde en externe waarde niet door elkaar halen. Taak regering en centrale bank niet verwarren. 6) [2] Door een stijging van de koers van de euro, werden andere valuta uitgedrukt in euro’s goedkoper. Hierdoor hoefden landen uit de eurozone minder te betalen voor geïmporteerde producten, waardoor de kans op inflatie verkleind werd. (Op termijn is het ook mogelijk dat door een afgenomen vraag uit het buitenland en door een toegenomen vraag in eigen land naar producten uit het buitenland ten koste van de eigen producten, er onder de normale bezetting geproduceerd zou worden. Hierdoor kunnen de prijzen van producten in eigen land ook gaan dalen. maximaal ½ p) 7) [4] Inkomende geldstroom Uitgaande geldstroom Saldo Goederenbalans 165 170 -5 Dienstenbalans 60 70 -10 Inkomstenbalans 4 41 -37 Saldo lopende rekening -52 Kapitaalrekening Saldo betalingsbalans = materieel saldo. 103 65 38 -14 8) [2] TO = TK 4q – 2q = 30 2q = 30 q = 15. Er wordt dus 15.000 kilo geproduceerd. 9) [2] X 3.600 40 90 Er wordt dus in land Y het meest geproduceerd tegen de laagste arbeidskosten. Y 10.630 150 70,87 Z 26.800 330 81,21 10) [2] 70p = 77 p = 1,1. De evenwichtsprijs is dus € 1,10 per liter. De 0 mag niet vergeten worden. 11) [2] De vraag is: -45 x 1,25 + 62 = - 56,25 + 62 = 5,75 5,75 miljoen liter. Het aanbod is: +25 x 1,25 - 15 = + 31,25 - 15 = 16,25 16,25 miljoen liter. Het verschil is 9,50 miljoen liter. Dit kost de overheid 1,25 x 10,5 miljoen = 13,125 miljoen € € teken vergeten - ½ 12) [1] Dit is een maximumprijs. 13) [2] Er ontstaat een vraagoverschot. Er zijn mensen die bereid zijn meer te betalen dan de maximumprijs. Hierdoor ontstaat en zwarte markt, waardoor de overheid zich genoodzaakt zal voelen een distributiesysteem in het leven te roepen. Daarnaast moet er gecontroleerd worden of iedereen zich wel aan de regels houdt. Dit kost de overheid veel geld. 14) [1] 1,25-1,10 = gelijk aan € 0,15. Dus de overheid moet minstens 15 eurocent vragen om er voor te zorgen dat de eigen producenten hun producten nog kwijt raken. Score/ 28 x 9 + 1 Pagina 5