Vakwerkplan Muziek Algemeen De kerndoelen: 1. De leerling leert door het gebruik van elementaire vaardigheden de zeggingskracht van verschillende kunstzinnige disciplines te onderzoeken en toe te passen om eigen gevoelens uit te drukken, ervaringen vast te leggen, verbeelding vorm te geven en communicatie te bewerkstelligen. 2. De leerling leert eigen kunstzinnig werk, alleen of als deelnemer in een groep, aan derden te presenteren. 3. De leerling leert, op grond van enige achtergrondkennis te kijken naar beeldende kunst, te luisteren naar muziek en te kijken en luisteren naar theater-, dans- en filmvoorstellingen. 4. De leerling leert met behulp van visuele of auditieve middelen verslag te doen van deelname aan kunstzinnige activiteiten, als toeschouwer en als deelnemer. 5. De leerling leert mondeling of schriftelijk te reflecteren op eigen werk en werk van anderen, waaronder dat van kunstenaars. Uitgangspunten/doelstelling van het vak muziek: Onderbouw De leerlingen moeten in de onderbouw voldoende kennis en vaardigheden hebben verworven hebben om op een eenvoudige vocale en instrumentale stukken uit te voeren. Ook moeten ze kennis hebben van de basisbegrippen van het notenschrift, geschiedenis en instrumentenleer. Daarnaast moet voldoende ruimte geboden zijn om hun eigen muzikale talenten te ontdekken en ontwikkelen en is er gewerkt met compositietechnieken. Bovenbouw Vaardigheden In de bovenbouw moeten leerlingen zich vocaal en instrumentaal optimaal hebben ontwikkeld w.b. solistisch werk als ook ensemble werk. Ook moeten ze het juiste podium gedrag laten zien. Dit houdt in dat ze hun begeleiders op tijd op een professionele manier voorbereiden, dat ze zorgen voor een juiste podium opstelling, een juiste technische versterking, hun werk kunnen aankondigen, begeleiders bedanken en applaus in ontvangst nemen. Leerlingen hebben een eigen compositie geschreven en zorgen er voor dat deze compositie op een professionele manier (notenschrift of opname) wordt vastgelegd en uitgevoerd. Leerlingen hebben in de les blijk gegeven van improvisatie vaardigheden binnen eenvoudige vormschema’s (zoals bijv. Rondo of Bluesschema). Kennis Kennis havo Muzikale termen en begrippenlijst Havo X Muzikale termen en begrippenlijst Vwo Diatonische toonladders X X Andere toonladders waaronder: zigeuner, chromatisch, pentatonisch, heletoons X X Kwintencirkel X Intervallen: alleen kleine+grote terts, kwart, kwint en octaaf X Alle intervallen Akkoorden: majeur, mineur, septiem vwo X X X Akkoorden: majeur, mineur, verminderd, overmatig, septiem, majeur septiem X Muziekgeschiedenis thema: examenonderwerpen kunst algemeen X X Muziekbeluisteren stijl herkennen (binnen examenonderwerpen kunst algemeen) X X Muziekbeluisteren vorm herkennen: Fuga, Canon, Passacaglia, Bluesschema, Sonate X X Fuga analyse X Van blad zingen X A prima vista spelen X Melodie noteren Ritme noteren X X X X Maatsoorten: 3/4, 4/4, 6/8 (hele noot, halve noot, kwartnoot, achtste noot, zestiende, triool) X Maatsoorten: 3/4, 4/4, 5/4, 6/8, 7/8 (hele noot, halve noot, kwartnoot, achtste noot, zestiende, duool, triool) X Instrumentenleer: herkennen op gehoor en beeld en kennis van groepering X X Uitgebreid onderzoek naar beroepsgroep in de Muziek X X Kennis van: kwalificaties voor en na de opleiding omschrijving van de opleiding passie en gedrevenheid horende bij dit beroep geschiedenis en actualiteit van de arbeidsomstandigheden omschrijf een bekend persoon in dit vak wetenswaardigheden over bestaande opleidingen Doorlopende leerlijn: A. Wat moeten ze in de examenklas kunnen en kennen? De examenstof Domein A: Vaktheorie Subdomein A1: Waarnemen en weten 1. De kandidaat kan: - een muzieknotatie volgen; - klinkende eenvoudige ritmes en melodiefragmenten noteren; - muzikale aspecten onderscheiden, herkennen en benoemen naar aanleiding van klinkende voorbeelden. Subdomein A2: Analyseren en interpreteren 2. De kandidaat kan: - muzikale structuren analyseren naar aanleiding van klinkende voorbeelden; - muzikale processen interpreteren; - zijn muzikale beleving in verband brengen met de muzikale aspecten, betekenissen en functies van muziek. Subdomein A3: Muziek en cultuur 3. De kandidaat kan: - historische ordening aanbrengen in de ontwikkeling van muzikale vormen en genres; - hem bekende werken plaatsen in de ontwikkelingslijn van muzieksoorten, in een geografische regio en een maatschappelijke context en kan daarbij verbanden leggen tussen cultuurhistorische perioden; - hem onbekende werken plaatsen op basis van culturele, stilistische, vormtechnische en muziekhistorische argumenten. Domein B: Praktijk Subdomein B1: Zingen en spelen 4. De kandidaat kan: - een gevarieerd repertoire uitvoeren van één- en meerstemmige vocale en/of instrumentale muziek; - onvoorbereid een melodie/muziekstuk spelen. Subdomein B2: Improviseren en componeren 5. De kandidaat kan muziek improviseren en componeren, vanuit een probleemstelling en met weloverwogen gebruik van muzikale materialen en middelen. Domein C: Oriëntatie op studie en beroep 2) Wat is de weging/verhouding van de verschillende onderdelen? Zie pta Leerjaar Kennis Vaardigheden 1 Stemvorming: het stemapparaat Zingen van eenvoudige liedjes Maatsoorten 3/4, 4/4 Noten: hele, halve, achtste Rusten: kwart Spelen van eenvoudige melodieën Noten lezen met behulp van ‘basic’ Componeren van een korte eenvoudige melodie met een gegeven motief Orff instrumentarium, piano, keyboard, gitaar, basgitaar Muziekbeluisteren: motief, en drumstel instrumenten, herkomst Toonhoogte Wereldmuziek: Afrika 2 Maatsoorten 6/8 Zingen in een kleine groep en solo Noten: zestiende, gepuncteerd en triool Lezen van eenvoudige partituren Rusten: hele, halve en zestiende Instrumentengroepen: snaarinstrumenten, blaasinstrumenten en slaginstrumenten Gitaarakkoorden/Tabs lezen Akkoorden spelen op keyboard/piano Muziekbeluisteren: muzikale middelen, vormschema’s (intro, couplet, refrein, bridge, tussenspel, outro) Wereldmuziek: ZuidAmerika 4/5/6 C. Didactiek en vaardigheden: - Per leerjaar en niveau: Vakspecifieke vaardigheden Werkvormen per periode (minimaal 2 per periode) Vakoverstijgende activiteiten (minimaal 1 per jaar) Evaluatiemomenten met sectie en door leerlingen (wordt ingedeeld: zie jaarlijn) ICT gebruik/ ondersteuning per leerjaar 3. Toetsing A. Samenstelling van de toetsen: % leerwerk/kennis % vakspecifieke vaardigheden % inzicht % planning Volg de cijferontwikkeling door de jaren heen. Bij dalende cijfers: op welke onderdelen haalt de leerling in lagere leerjaren de punten? Zijn die onderdelen vergelijkbaar met wat er in hogere leerjaren gevraagd wordt? Zo nee, dan de eisen/weging in de lagere leerjaren aanpassen. B. Voor de overige zaken (methode, wanneer toets je, etc kun je verwijzen naar het PTA)