Tussenkomst van de heer Paul MAGNETTE, Minister van Klimaat en Energie Aangaande de opvolging van de Lente van het Leefmilieu Voor de Commissie voor de Volksgezondheid en het Leefmilieu van de Kamer op 14 januari 2009 Op 9 juli 2008, stelde ik voor deze zelfde commissie de verbintenissen van de Lente van het Leefmilieu voor. Ik heb toen voornamelijk de nadruk gelegd op het belang om groene energie te ontwikkelen alsook op de ontwikkeling van een beleid van producten die eerbied hebben voor het leefmilieu en op biodiversiteit. Vandaag zal ik u aantonen dat we aanzienlijke vooruitgang hebben geboekt in een groot aantal dossiers, met name de ontwikkeling van groene energie, toegang tot energie, productbeleid en biodiversiteit. Dit zijn dossiers waarvoor we politieke akkoorden hebben kunnen afsluiten. Over bepaalde thema’s zoals de regulering van de reclame of de voorafgaande sociaal-economische evaluatie van ggo’s zijn de meningen nog steeds verdeeld. Daardoor zijn we er tot op heden niet in geslaagd concrete vooruitgang te boeken. Voor de opvolging van elke specifieke maatregel, nodig ik u ertoe uit het scoreboard in zijn geactualiseerde versie te lezen. Het bevat drie nieuwe kolommen die de staat van operationalisering van de beslissing aangeven. Deze tabel dient als referentie voor de acties van de administratie en van mijn medewerkers die hun energie gestoken hebben in de verwezenlijking van de beleidsbeslissingen van de Lente van het Leefmilieu. 1. De strijd tegen de klimaatverandering en hernieuwbare energieën De belangrijkste doelstellingen van de « Lente van het Leefmilieu» op dit vlak waren: de ontwikkeling van hernieuwbare energie in België geloofwaardig maken en ondersteunen (vooral de biomassa en de offshore windmolens) en het systeem van overheidssteun voor de ontwikkeling van die energieën valideren aan de hand van groene certificaten; particulieren, bedrijven en de federale overheid bijstaan in hun investeringsinspanningen die erop gericht zijn hun energieverbruik te doen dalen; een visie ontwikkelen voor de energiemix na 2012 met inbegrip van de twee reeds aangehaalde punten. Wat dit laatste punt betreft, zal de consensus van de Lente van het Leefmilieu omtrent het invoeren van een « Klimaatcomité 2050 », dat zal nadenken over de transitie op lange termijn naar een « Low Carbon » maatschappij in België, in 2009 ten uitvoer worden gebracht. Ziehier de vorderingsstaat van enkele kenmerkende dossiers : 1.1 Windenergie DE federale bijdrage inzake hernieuwbare energie zal in wezen gebeuren via de ontwikkeling van windenergie in de Noordzee, aanvankelijk door het bereiken van 1/9 het maximumvermogen van de continentale plaat die op dit ogenblik in gebruik is. De eerste watts van de Noordzee zullen in 2009 worden verdeeld. En alles is nu klaar om op middellange termijn 2000 megawatt te halen: de juridische obstakels voor de bouw van offshore windmolens werden een voor een weggewerkt; Een vereenvoudigde onderzoeksprocedure voor de kleinere wijzigingen aan de reeds toegekende domeinconcessies werd goedgekeurd (KB van 28 september 2008); Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan het besluit betreffende de productieverschillen; Er werd een bijzonder regime goedgekeurd om rekening te houden met de bijzondere kenmerken van de offshore in vergelijking met het regime voor het transport van elektriciteit over het hoogspanningsnetwerk (KB van 31 oktober 2008); Bovenop de beslissingen van de Lente, werd de procedure voor de certificering van de garantie van oorsprong van de groene elektriciteit eind december 2008 goedgekeurd in de wet houdende diverse bepalingen; de CREG werkt aan de toekenning van de resterende concessies; over de mogelijke conflicten omtrent het gebruik wordt onderhandeld in werkgroepen CONCER. De federale overheid biedt zichzelf aldus de middelen om de voorziene productiecapaciteit te bereiken die ongeveer 6 % zal vertegenwoordigen van de groene energieproductie van de 13 % waartoe België zich heeft verbonden tegen 2020. De zee biedt een betere energierendabiliteit (goed voor ongeveer 3 500 uur energieproductie tegenover ongeveer 2 000 uur voor een windmolen op het vasteland) en zorgt ook voor minder hinder voor de mens. Naast de huidige sites zullen waarschijnlijk transnationale projecten een oplossing bieden. De studies die werden besteld voor de periode na 2020 zullen dan ook richtinggevend zijn voor de beslissing aangaande de mogelijkheid om andere energie te winnen op zee en deel te nemen aan een transnationaal project. Het promoten van offshore is een thema dat ook op Europees vlak werd aangekaart. Op 8 december jongstleden heb ik mijn Duitse, Franse, Luxemburgse en Nederlandse collega’s overtuigd dat het noodzakelijk is een transportnetwerk uit te bouwen dat alle offshore windmolenparken in de Noordzee met elkaar verbindt (supergrid). De Europese Commissie, vertegenwoordigd door de Commissaris voor Energie, M. Piebalgs, ondersteunde dit initiatief eveneens en verzekerde ons van de nauwe samenwerking aan dit project van de Europese coördinator voor de ontwikkeling van offshore verbindingen, M. Adamovitch. De ministers voor Energie verklaarden zich eveneens akkoord om de samenwerking uit te breiden tot hun Britse, Ierse, Deense en Noorse collega’s. De eerste resultaten van onze initiatieven zullen vanaf het eerste semester van 2009 beschikbaar zijn. 1.2 Biomassa Hierbij worden twee voornaamste doelstellingen nagestreefd: een betere kennis van de marktspelers en hun potentieel en de weerslag hiervan beter beheersen. 2/9 Op 14 november werd er in het kader van de Overleggroep Federale Overheid / Gewesten (ENOVER) een werkgroep gehouden waarin deskundigen van de sector van de productie van biobrandstoffen, deskundigen van de academische wereld en van de besturen werden verenigd. Het doel van deze vergadering is de voorstelling van het potentieel inzake biomassa in België. De resultaten van deze vergadering zullen het mogelijk maken de krijtlijnen uit te tekenen met betrekking tot het type informatie die nodig is ten behoeve van het Energie-observatorium. Parallel daarmee wordt het huidige beleid van België inzake biobrandstoffen geëvalueerd: er worden momenteel scenario’s en aanbevelingen uitgewerkt om het potentieel te maximaliseren zonder de Biodiversiteit en de Bioveiligheid in het gedrang te brengen ( « BI-BI-BI » studies van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu). Die studie zal voor ons land vaststellen wat de milieu-impact en de sociaal-economische gevolgen zijn van de huidige en de potentiële teelt van biomassa. Die studie zal in maart-april 2009 zijn afgerond. Tot slot werkt de administratie aan een protocol voor de uitwisseling van informatie omtrent de acht productieketens die werden besproken in het kader van de wet van 10 juni 2006 over biobrandstoffen. 1.3 De instellingen ten dienste van energiebesparende investeringen Werk maken van energiebesparende investeringen stelt me in staat twee van mijn politieke overtuigingen te verenigen : de strijd tegen de klimaatverandering en het verbeteren van de levenskwaliteit en de koopkracht. En dan vooral bij mensen met de laagste inkomens. Daartoe heb ik werk gemaakt van de versterking van de twee federale operatoren, met name het FRGE en FEDESCO. Het FRGE In België voldoet één woning op twee niet aan de huidige normen op het vlak van isolatie, dat betekent ongeveer 2 miljoen woningen ! België moet werk maken van deze uitdaging. Heel wat Belgische gezinnen kunnen de enkele duizenden euro die nodig zijn om hun woning te laten isoleren niet betalen of lenen. Het Fonds voor de Reductie van de Globale Energiekost, dat werd opgericht onder de vorige federale legislatuur, is het instrument waarmee de federale overheid het systeem van de derde investeerder aanbiedt aan particulieren. Het maakt gebruik van de lokale overheden om prioritair hulp te bieden aan personen met een laag inkomen, zelfs huurders, bij het investeren in werkzaamheden die energie moeten besparen. Over de verdere uitbouw van dit instrument worden er nog belangrijke discussies gevoerd die besproken zullen worden in het vijfde luik van het herstelplan, met name het verband Leefmilieu-tewerkstelling. Het investeringskapitaal werd reeds opgetrokken van 50 tot 250 miljoen. Parallel daarmee werk ik aan een aanpassing van de statuten om de gewesten nauwer te betrekken, met name door ze beter te laten vertegenwoordigen in de raad van bestuur door hun aantal bestuurders te verhogen. FEDESCO Op 23 oktober 2008 keurde de Ministerraad mijn voorstel goed om dit instrument uit te bouwen door het investeringsplan van 210 miljoen euro over 3/9 vijf jaar goed te keuren, bestemd om het energieverbruik van de overheidsgebouwen terug te schroeven via het systeem van de derde investeerder. Op die manier zal de CO2-uitstoot van de overheidsgebouwen kunnen dalen met 22% tegen 2014. Daartoe heeft de regering bepaald dat Fedesco mag beschikken over meerjarenbudgetten en het federaal referentiecentrum wordt inzake energiebesparing en vermindering van de CO2-uitstoot. Dankzij het herstelplan kon ook de schuldpositie van de instelling worden opgetrokken van 10 naar 100 miljoen. Die vooruitgang moet nog geformaliseerd worden in een beheerscontract dat in 2009 zal worden opgesteld. 2. Leefmilieu - gezondheid Het is een van mijn prioriteiten om meer rekening te doen houden met de impact van het leefmilieu op de gezondheid, met name : De vermindering van de luchtverontreiniging met een nieuw federaal luchtplan 2009/2012; De daling van de impact van pesticiden en biociden via een programma dat de impact van pesticiden en biociden tegen 2010 met 25% en 50% moet doen afnemen. Het team van het federaal reductieprogramma bracht de door de federale overheid en de gewesten afgevaardigde gesprekspartners samen voor de uitwerking van het plan met het oog op de goedkeuring ervan in 2010 : er zal in 2009 verder werk worden gemaakt van het informeren van het grote publiek, de hernieuwde website, het certificeren van de beroepsactoren en de ontwikkeling van indicatoren. Er bestaat nog geen akkoord over de methodologie voor een toekomstige sociaal-economische beoordeling van een duurzaam gebruik van pesticiden; De toepassing van het nieuwe Europese beleid inzake chemische producten (REACH). De samenwerking met de Gewesten en de Gemeenschappen wordt geoperationaliseerd via het NEHAP (Nationaal Plan Leefmilieu / Gezondheid), opgericht bij samenwerkingsakkoord van 10 december 2003. De tweede fase van het plan 2008-2013, goedgekeurd door het CIMES op 25 november 2008 zal voorgelegd worden aan een openbare raadpleging in januari 2009. Voor een totaalbedrag van bijna één miljoen euro, zal het ondersteuning geven aan een tiental projecten waarvan er vier reeds in 2009 zullen worden gelanceerd of versterkt en die alle voortvloeien uit de Lente van het Leefmilieu: 2.1 De verbetering van de luchtkwaliteit in de opvangcentra voor de prille jeugd. Dit project maakt het mogelijk het federaal optreden te illustreren (zie hierboven het besluit houdende aangifte van vervuilende uitstoot van bouwmaterialen en volgende). Een kind van drie jaar oud brengt gemiddeld 11 uur per dag in zijn kamer door en 5 uur op school. Welnu, om redenen van energiebesparing, worden onze leefruimten stelselmatig ingeperkt. En de materialen die hiervoor worden gebruikt van allerhande samenstelling. Dit project zal 18 maanden duren en zal uitmonden op 4/9 een gids met aanbevelingen inzake materialen en houdingen die aangewend en ontwikkeld dienen te worden in de opvangplaatsen voor de kleintjes. 2.2 De invloed van de klimaatverandering op de gezondheid en de nood aan aanpassing die daar het gevolg van is. Concreet voorbeeld: het project tracht met name een geïntegreerd monitorinstrument te ontwikkelen dat de overheid moet waarschuwen, bij voorbeeld voor het risico op het uitbreken van tropische ziekten die een reële bedreiging vormen, zoals het Westelijk Nijlvirus en het Chikungunyavirus. 2.3 Het betrekken van de gezondheidswerkers en de sociale sector bij zaken die verband houden met leefmilieu-gezondheid. Erg weinig gezondheidswerkers zijn op de hoogte van de impact die het leefmilieu heeft op de gezondheid. Door een betere bewustwording zouden er echter chronische pathologieën vermeden kunnen worden. De komende 18 maanden zullen onze inspanningen erop gericht zijn: werk te maken van de erkenning door het RIZIV van de instrumenten die ter beschikking worden gesteld van de gezondheidswerkers; het concept op te nemen in de basisopleiding van de universiteiten en hogescholen; de nood aan permanente opleiding te analyseren; het belang te evalueren van een erkenning van de milieugeneeskunde. 2.4 De ontwikkeling en goedkeuring van indicatoren voor respiratoire aandoeningen. een reeks betrouwbare De interministeriële conferentie voor gezondheid en leefmilieu waartoe de zeven ministers van Volksgezondheid en de vier ministers van Leefmilieu behoren vormt een goed voorbeeld van coördinatie en toegevoegde waarde op nationaal vlak ondanks de relatief beperkte menselijke en financiële middelen. 3. Duurzame productie en consumptiepatronen Een duurzaam productie- en consumptiepatroon ontwikkelen, dat is iedereen toegang bieden tot de producten die onontbeerlijk zijn om in zijn behoeften te voorzien, en tezelfdertijd toch onze ecologische voetafdruk beperken en de natuurlijke hulpbronnen van onze planeet in stand te houden. Hoe die doelstellingen bereiken ? Door actoren zoals de producenten/distributeurs, consumenten en overheden erbij te betrekken. Om de gemeenschappelijke doelstellingen te bepalen, werd er overleg gepleegd over plannen voor duurzame overheidsaankopen, producten, lucht en biodiversiteit. Parallel daarmee heb ik ook de federale adviesinstanties aangesproken : de FRDO, de NAR, de Raad voor het Verbruik, de Hoge Gezondheidsraad en de Hoge Raad voor zelfstandigen en KMO’s. De administratie onderzoekt momenteel de ingediende adviezen zodat de Ministerraad die plannen kan goedkeuren in de loop van de volgende maanden. Die voorontwerpen van plan stellen zowel voor om werk te maken van een federaal of nationaal scenario voor het beheer van de vraag, als van beheer van het aanbod 5/9 op Europees of mondiaal niveau. Het merendeel van die voorstellen vloeit voort uit de Lente van het Leefmilieu. Gelijklopend aan het aannemen van de plannen zal een reeks van wetgevende acties het mogelijk maken de sector te reguleren. De besluiten die zullen worden aangenomen zullen geen verbod inhouden om producten op de markt te brengen maar wel de uistoot ervan reglementeren, alsook het gebruik van de grondstoffen… Bijgevolg zullen de nieuwe producten evolueren en dus ook de gewoonten inzake verbruik. Laat me als voorbeeld het besluit van oktober 2008 aanhalen dat precieze normen uitvaardigt over composteerbare producten en bio-afbreekbare producten (verpakking, flessen, luiers, textiel). De norm maakt het mogelijk voor de overheid om de verbruiker gerust te stellen inzake de kwaliteit van het product. Het maakt het eveneens mogelijk aan de staat om aan de aannemer het bestek te geven dat hem in staat zal stellen zijn investeringen en zijn bedrijvigheid te stabiliseren. Op dit model zullen er andere besluiten worden aangenomen. Het wetgevend proces is evenwel van lange aard aangezien, na overleg met de Gewesten, de zaak nog bij de FRDO moet passeren die over drie maand beschikt om haar advies op te stellen. En dan keurt de ministerraad de tekst goed. Dit verklaart de waarschijnlijke datum van inwerkingtreding van 1 januari 2010 van de volgende regelgevingen. : 3.1 Vijf besluiten met betrekking tot « verwarmingsketels » en « brandstoffen » die de uitstoot reguleren en doen afnemen en het rendement verhogen: Houtkachel rendement en uitstoot van centrale verwarmingsketels steenkoolkachel pellets steenkool 3.2 Een besluit betreffende het beperken van de uitstoot van benzeen en formaldehyde door luchtverfrissers. Die damp is erg giftig, met name de kankerverwekkende en mutagenen en kunnen hormonale storingen veroorzaken. 3.3 Een besluit met betrekking tot de reporting van de uitstoot van verontreinigende stoffen door bouwmaterialen. Eerst moet geweten zijn welke uitstoot moet worden gerapporteerd vooraleer er regels opgesteld kunnen worden. We zullen ons daarbij baseren op de goede praktijken van onze buurlanden die daarin het verst staan, met name Nederland en Duitsland. 3.4 Vanuit dit besluit zullen er andere kunnen worden genomen zodra er een lijst zal worden opgesteld met de meest vervuilende stoffen en een methodologie inzake evaluatie. Het eerste besluit van deze lijst zal het besluit zijn ter beperking van de formaldehyde-uitstoot en andere stoffen in de vloerbekleding van het type vasttapijt. Dit besluit zal maximale drempelwaarden bepalen voor vervuilende stoffen in de producten (via dit besluit kunnen we eveneens aanbevelingen bepalen voor het gebruik, bijvoorbeeld maximale waarden voor de uitstoot inzake producten waaraan kinderen worden blootgesteld… We zullen deze aanpak voortzetten met meubilair, versieringen, onderhoudsproducten… Op 6/9 federaal niveau geurbestrijders. is de enige bestaande methodologie deze die bestaat op Een nieuwe vereiste betreffende deze producten zal in de Europese regelgeving verschijnen, namelijk het in rekenschap brengen van het gebruik van grondstoffen in de fabricage van bouwmaterialen, wat leidt tot aanmoediging van het gebruik van recyclagemateriaal en recycleerbaar materiaal. 3.5 Een koninklijk besluit met betrekking tot de beperking van VOS’s (vluchtige organische stoffen die eveneens carcinogeen en mutageen zijn en hormonale storingen veroorzaken) in carrosserieverf en in de bouwsector. 3.6 Een koninklijk besluit over het verbod op allesverbranders voor de tuin. Parallel daarmee zullen we, indien het niet mogelijk is om tot een wettekst te komen, in het kader van de wet productnormen en sectorale akkoorden uitwerken die zorgen voor een coregulatiebeleid. 3.5 Sectorieel akkoord met betrekking tot de hoeveelheid VOS’s in detergenten en aanverwante producten die niet onder richtlijn 2004/42/EG vallen. 3.8 Sectorieel akkoord voor de begeleiding van de verkoop van pesticiden aan particulieren. 3.9 Sectorieel akkoord voor de begeleiding van de verkoop van biociden aan particulieren. 3.10. Stijging distributeurs. van het aanbod aan ecologische producten bij de Deze maatregelen zullen worden aangevuld met inspanningen op het vlak van sensibilisatie en informatie die zijn toegespitst op de concrete vragen die de burger heeft aangaande zijn consumptiepatroon en de manier waarop hij zich verplaatst. De grote campagnes van 2009 zullen betrekking hebben op duurzame producten en energieverslindende producten maar ook op biodiversiteit (invasieve soorten, gecertificeerde houtproducten). In 2009 zal dit beleid in de kijker worden gezet aan de hand van televisiereportages die zullen worden gedraaid en uitgezonden en door het uitwerken van een nieuwe campagne over producten en de habitat waarin ze voorkomen. Tot slot zullen ook de overheden zelf zich profileren als consument aan de hand van het plan voor duurzame overheidsaankopen, de goedkeuring van omzendbrieven en het uitwerken van goede praktijken. Enkele voorbeelden : De omzendbrief duurzaam hout ; de toegang tot « fiches » over producten waarop criteria staan om ze te vergelijken en een prototype lastenboek. Deze globale verbintenis werd opgestart binnen de Lente van het Leefmilieu in het kader van de besprekingen over de productie- en consumptiepatronen zelf. Ze omvat ook de besprekingen over de kwaliteit van de buiten- en de binnenlucht, over producten van biodiversiteit (CITES, biomassa, ggo’s, …). 7/9 De verbintenissen van de Lente van het Leefmilieu gaven de richting aan waarin we zullen verder werken in 2009 met de klemtoon op nationaal overleg en een betere operationalisering van de sociale pijler van deze problematiek. De nadruk zal liggen op de toegang van het publiek tot milieuvriendelijke producten. 4. Biodiversiteit Deze term dekt evenzeer het natuurbehoud (het federaal niveau staat borg voor de bescherming van het zeemilieu en van de Noordzee) als het duurzaam gebruik hiervan alsook de billijke verdeling van de winsten die hieruit voortvloeien. Net zoals voor de thematiek « producten » heeft de Lente van het Leefmilieu het mogelijk gemaakt de werkzaamheden van horizontale integratie van biodiversiteit in de economie, de ontwikkelingssamenwerking, mobiliteit en wetenschapbeleid te verrijken en te versnellen.. Bijna 40 concrete voorstellen die tegen 2012 in werking dienen te worden gesteld werden voor openbare raadpleging opengesteld, en wel in het kader van het Eerste Federaal Plan inzake biodiversiteit.. Parallel daarmee werden er reeds concrete werkzaamheden aangevat, zoals voor deze twee voorbeelden: 4.1. De strijd tegen de invasieve uitheemse soorten In België vormt de verspreiding van die geïntroduceerde soorten, die nog wordt versneld door de klimaatverandering en de mondialisering, de tweede oorzaak van het verlies aan biodiversiteit. Die soorten moeten bovendien worden uitgeroeid en de sociaal-economische kostprijs daarvan ligt erg hoog voor de gewesten en de gemeentes. Een recent voorbeeld is de snelle verspreiding van reuzenberenklauw in de gemeente Evere. De verbintenis van de Lente om een coherent en gecoördineerd preventiebeleid uit te werken om het opduiken van die soorten te vermijden wordt ten uitvoer gebracht door : regelgevend werk: o o Een ontwerp van koninklijk besluit voor evaluatie en beheer van de risico’s verbonden aan de invoer en de commercialisering van soorten die nog niet of nauwelijks aanwezig zijn in de vorm van een lijst met soorten die niet zijn toegestaan Op basis van deze identificatie van soorten zullen er in 2009 een waarschuwingssysteem en bewakingsprogramma’s worden opgesteld door het onderhandelen van akkoorden met de sectoren die verantwoordelijk zijn voor de verkoop van die soorten aan de consument (tuinbouw, aquacultuur, etc) om de verkoop van niet-verboden soorten te begeleiden die een gematigd maar reëel risico op invasie inhouden (verplichte etikettering, gebruiksaanwijzingen, etc) een campagne voor de sensibilisering van het publiek. 8/9 4.2 de stijging van het aanbod en van de vraag naar producten vervaardigd uit duurzaam beheerd hout De zogenaamde « primaire » bosecosystemen (en dan vooral tropische bossen en tropische regenwouden) zijn erg rijk aan biodiversiteit en vormen een basis voor ontwikkeling waar de ontwikkelingslanden gebruik van zouden moeten maken, met name als « koolstofputten ». Die bossen zijn ernstig bedreigd door verschillende vormen van druk, waaronder de illegale en niet-duurzame houthandel. Het komt erop aan de verbintenissen van de Lente in de praktijk te brengen aan de hand van 4 hefbomen : de omzendbrief van 2005 over de aankoop van duurzaam hout door de overheid herzien (cf. hierboven); een convenant afsluiten om het aanbod en de beschikbaarheid van duurzaam hout door de sector uit te breiden; campagnes op grote schaal opstarten om de consumenten te sensibiliseren. Parallel daarmee blijf ik er bij Europa op aandringen om bijkomende maatregelen goed te keuren om de invoer van illegaal hout in de EU te verbieden; in het kader van post Kyoto, meewerken aan een wereldwijd mechanisme ter bestrijding van de CO2-uitstoot ten gevolge van ontbossing en de achteruitgang van de bossen (« REDD » genaamd), dat wil zeggen bijna 20% van de totale CO2-uitstoot op wereldvlak. Een beleidsimpuls is een continu proces aan verschillende snelheden : de Lente van het Leefmilieu heeft het mogelijk gemaakt naar een hogere versnelling te schakelen bij het begin van de legislatuur. Ik zal erover waken de druk op de ketel te houden opdat de beleidsverbintenissen die zijn aangegaan concreet worden ondanks de moeilijkheden die eigen zijn aan dit land om twee wezenlijke elementen voor de goede werking van de staat te behouden : de band Federale overheid / gewesten met het oog op een nationaal beleid en de integratie van het federaal beleid inzake leefmilieu met het beleid inzake mobiliteit en fiscaliteit. 9/9