Hoorcollege Voeding en Vertering ‘Van mond tot kont’ MBO 3 en 4 klas 1 Inhoud • Algemene informatie voedingsmiddelen/stoffen • Mond • Slokdarm • Maag • Lever, galblaas, alvleesklier • Twaalfvingerige darm • Dunne darm • Dikke darm • Endeldarm Voedingsmiddelen en voedingsstoffen “Alles wat je eet en drinkt noemen we voedingsmiddelen. Voedingsmiddelen bevatten allerlei voedingsstoffen. Voedingsstoffen vervullen in het lichaam van organismen verschillende functies”. Functies voedingsstoffen Bouwstof Groei en ontwikkeling Herstel van het lichaam Brandstof Leveren energie beweging, in standhouden van constante lichaamstemperatuur Reservestof Tijdelijk opgeslagen, wanneer nodig een andere functie Beschermende stof Houdt je lichaam gezond Groepen voedingsstoffen Eiwitten Koolhydraten Vetten Water Mineralen Vitaminen Eiwitten, koolhydraten, vetten, water, mineralen en vitaminen hebben verschillende chemische samenstellingen en vervullen verschillende functies in het lichaam. Functies voedingsstoffen Eiwitten vooral bouwstof, maar ook brandstof. Kunnen niet worden opgeslagen, dus geen reserve. Koolhydraten vooral brandstof, maar ook bouwstof en reservestof. Koolhydraten kunnen wel in het lichaam worden opgeslagen. Vetten brand- en reservestof, maar ook bouwstof. Vetten kunnen wel worden opgeslagen. Water = bouwstof en wordt gebruikt voor het transporteren van stoffen. Mineralen, of zouten, vooral bouwstof en beschermende stof. Vitaminen vooral beschermende stof en bouwstof. Eiwitten en aminozuren Water, mineralen en vitaminen kunnen vanuit de darmen in het bloed worden opgenomen. Eiwitten, vetten en koolhydraten niet vanuit darmen in bloed. Eerst omgezet in verteringsproducten. Vertering vindt plaats in het spijsverteringskanaal. Verteringsproducten: aminozuren, vetzuren, glycerol en suikers INDICATOR “Een indicator is een scheikundige stof die een andere stof aantoont door bijvoorbeeld te verkleuren (indicatie = aanwijzing)”. • (Zetmeel en betadine) Enzym “Enzymen zijn stoffen die helpen om chemische reacties sneller te laten verlopen. Het omzetten van voedingsstoffen in verteringsproducten is een voorbeeld van een chemische reactie”. Foto piggetje Inleiding Vertering Inleidend filmpje Tanden Opbouw tand 1.Glazuur 2.Tandbeen 3.Tandvlees 4.Pulpa 5.Kaakbeen 6.Cement 7.Zenuw 8.Bloedvat Kauwen Begin van de vertering Door het kauwen wordt het oppervlakte van het voedsel aanzienlijk vergroot. Hierdoor kunnen de spijsverteringsenzymen er goed op inwerken. In de mondholte monden de afvoerbuisjes van drie paar speekselklieren uit. In totaal produceren de speekselklieren per etmaal 1 tot 1,5 liter speeksel. Daarin zit veel slijm en het enzym amylase dat het polysacharide zetmeel omzet inmaltose, een disacharide (2 glucosemoleculen). Je kunt dit proeven: als je een stukje brood wat langer in je mond houdt, gaat het zoet smaken. Slikken De keelholte is het buisvormige gedeelte achter de neus- en mondholte. De keel is de gemeenschappelijk doorgang voor het voedsel en ademhalingslucht. Slikken is een reflex, dat begint zodra een brok of slok achterop je tong ligt. De keelwandspieren trekken zich samen. Ze knijpen de keelholte boven de brok/slok dicht, waardoor deze de slokdarm in glijdt Slokdarm De slokdarm is een gespierde buis die de keelholte met de maag verbindt. De enige functie van de slokdarm is het transporteren van voedsel naar de maag. Dit transport gebeurt door middel van peristaltiek. Daarbij trekken de spieren boven (ofwel achter) de voedselbrij zich samen; tegelijkertijd ontspannen zich de spieren ter hoogte van en net onder (ofwel voor) de brok. In de slokdarmwand bevinden zich slijmklieren. Slijm fungeert als glijmiddel en beschermt bovendien de slokdarmwand tegen bijvoorbeeld scherpe voorwerpen of bijtende stoffen die in het voedsel kunnen zitten. Maag De maag is een rekbaar deel het spijsverteringskanaal, waardoor je in korte tijd veel voedsel en drank kan opnemen. De maagwand is stevig gespierd. Wanneer de maag leeg is, heeft de binnenkant van de maag een geplooid uiterlijk. Er treden vrijwel voortdurend sterke peristaltische bewegingen op, waardoor het voedsel gekneed wordt en vermengd wordt met maagsap. Per etmaal produceren maagsapklieren, die zich in de maagwand bevinden, ongeveer 2,5 liter maagsap. Maagsap bevat slijm, zoutzuur en het enzym pepsine. Een belangrijke functie van het zoutzuur in de maag is bescherming: de meeste bacteriën en ziektekiemen gaan erdoor dood, bovendien lossen scherpe deeltjes (botsplinters, kalkdeeltjes enz.) in zoutzuur op. Pepsine werkt namelijk alleen goed in zeer zure omstandigheden (pH = 1,5). Het is het enige enzym in ons lichaam, waarvan de optimum pH zo laag is. Pepsine is een proteïnase, het breekt dus eiwitten af. De slijm in maagsap vormt een beschermende laag tegen de maagwand aan; het zoutzuur zou anders de maagwand kunnen beschadigen. Nadat het voedsel enige tijd in de maag bewerkt is, wordt het beetje bij beetje doorgelaten door een kringspier tussen de maag en de twaalfvingerige darm. Deze kringspier wordt de maagportier (pylorus) genoemd. Deze is meestal gesloten, en opent zich reflexmatig wanneer er zure voedselbrij tegenaan geduwd wordt (d.m.v. de maagperistaltiek). De prikkel voor de reflex is de zuurgraad van het voedsel. Het doorlaten begint ongeveer 10 minuten na de eerste hap. Het voedsel komt dus in een trage stroom de twaalfvingerige darm binnen die het vervolgens als op een lopende band bewerkt. Alvleesklier, Pancreas Per etmaal wordt ongeveer 1 liter alvleessap geproduceerd. Het bevat een aantal inactieve proteïnasen waaronder trypsinogeen dat wordt omgezet in trypsine (eiwitafbrekend enzym), en verder amylase (zetmeelafbrekend enzym), lipase (vetsplitsend enzym) en NaHCO3 (Natriumwaterstofcarbonaat), een buffer die het maagzuur neutraliseert. Alvleessap bevat ook veel water en slijm. Lever(hepar) en Galblaas Gal wordt gemaakt in de lever en opgeslagen in de galblaas. Pas op: de lever is dus de spijsverteringsklier en de galblaas niet! De galblaas heeft een afvoergang naar het buisje dat vanuit de alvleesklier naar de twaalfvingerige darm loopt. Gal bevat onder andere galzure zouten, die een emulgerende werking op vet hebben: ze laten grotere vetdeeltjes uiteenvallen in vele kleintjes, waardoor het oppervlak enorm toeneemt. Daarna kan lipase (uit alvleessap) er goed op inwerken. Per dag produceert de lever ongeveer 700 ml gal. Twaalfvingerige darm Duodenum In de twaalfvingerige darm kunnen al stoffen in het bloed opgenomen worden. Wanneer een voedselportie de maagportier passeert, treedt in de twaalfvingerige darm telkens een sterke daling van de pH plaats. Dunne darm Intestinum tenue De dunne darm is sterk gekronkeld en zeer lang: bij de mens ongeveer 6 meter. In de dunne darm wordt de vertering afgerond en het verteerde voedsel opgenomen in het bloed (= resorptie). Dunne darm oppervlak Hoe groter het darmoppervlak, des te meer stoffen er per tijdseenheid kunnen worden opgenomen. Op drie manieren wordt het oppervlak vergroot: 1 plooien Allereerst is de darmwand sterk geplooid. De darmplooien liggen parallel aan elkaar en dwars op de lengterichting van de darm. Het zijn een soort richels, vergelijkbaar met drempels in een straat om het verkeer vaart te doen minderen. 2 vlokken De tweede oppervlaktevergroting wordt gevormd door de darmvlokken (villi). Dit zijn de talloze uitstulpingen op de darmplooien (circa 3500/cm2). 3 uitstulpende cellen De derde oppervlaktevergroting wordt bewerkstelligd doordat de darmwandcellen zelf ook weer zeer talrijke, microscopisch kleine uitstulpingen hebben. Dit zijn de microvilli. Het totale werkzame dunne darmoppervlak bedraagt 200 m2. Per etmaal wordt er zo’n twee liter waterig darmsap geproduceerd. Hierdoor worden de laatste grote moleculen omgezet in de kleine eenheden die de darmwand kunnen passeren: - disachariden worden afgebroken tot monosachariden; - eiwitten komen hier aan als peptiden; darmsap bevat enzymen (peptidasen) die aminozuren van de keten afbreken: carboxypeptidase knipt aminozuren af op de plaats waar een carboxylgroep vrij ligt, en aminopeptidasen waar een aminogroep vrij ligt. Bovendien zitten er in darmsap dipeptidasen die dipeptiden splitsen in twee aminozuren; - nucleïnezuren worden door nucleasen afgebroken, eerst in nucleotiden, en vervolgens in hun bestanddelen; - waar nodig wordt ook de vertering van vetten voltooid. Resorptie In de dunne darm zijn uiteindelijk alle verteerbare voedingsstoffen omgezet in kleine moleculen die in het bloed kunnen worden opgenomen. De sterke oppervlaktevergroting in de darmwand maakt nu een snelle resorptie mogelijk: koolhydraten zijn voor het merendeel omgezet in glucosemoleculen, die met behulp van actief transport overgedragen worden aan de haarvaten in de darmvlokken; vetten zijn afgebroken tot glycerol en vetzuren. De kleine vetzuren kunnen rechtstreeks in de haarvaten geresorbeerd worden; dit is maar een klein deel van de verteerde vetten. De grotere vetzuren en ook de glycerol worden in de darmwandcellen opgenomen en daar opnieuw omgezet in vetten. Deze vetdeeltjes worden opgenomen in de lymfevaten in de darmvlokken. Via een groot lymfevat dat in verbinding staat met het bloedvatenstelsel belanden deze vetdeeltjes uiteindelijk ook in het bloed; eiwitten zijn gesplitst in aminozuren; deze worden op dezelfde wijze als glucose geresorbeerd; de vet-oplosbare vitamines worden samen met de vetdeeltjes geresorbeerd; de water-oplosbare vitamines resorberen rechtstreeks naar het bloed, evenals de mineralen. Dikke darm Intestinum crassum; colon De dikke darm is het laatste gedeelte van het spijsverteringskanaal en is ongeveer 1,5 meter lang. Het eerste deel van de dikke darm wordt blinde darm genoemd, omdat het aan de onderkant kant blind eindigt. Onderaan dat blind eindigende deel bevindt zich een dun aanhangsel: het wormvormig aanhangsel (appendix). Resorptie, transport en opslag Geen enzymen afgescheiden Vertering is voltooid Bestaat uit onverteerbare en onverteerde resten Resten vormen de voedingsbodem voor de levende bacteriën (colibacteriën), darmflora 1,5 liter per etmaal resorberen Ontstaan van feces, ontlasting Activiteit van darmflora en rottingsproces worden gassen gevormd, flatus (scheet) Rectum In het rectum (endeldarm) verzamelen de feces. De wand van het rectum is elastisch en kan zich uitzetten. 15-20 cm lang in een S-vorm De Anus De anus is de uitmonding van het rectum. Onverteerbare resten van de voeding, door de lever uitgescheiden galkleurstoffen, af gestoten slijmvliescellen en bacteriën die in darmen zijn gegroeid, worden door de anus als ontlasting uit het lichaam verwijderd. Literatuurlijst Mr drs. L. Grégoire. 1997 inleiding in de Anatomie/Fysiologie van de mens. Thiememeulenhof 1997, tweede druk, negende oplage Domein D3.1 t/m D3.6, in het Centraal Examen