EHBO Het Menselijk Lichaam Theorieboekje Groep 8 1 Huid Het menselijk lichaam is bedekt met een elastisch omhulsel, dat huid wordt genoemd. De huid heeft belangrijke taken: 1.De huid is een orgaan dat beschermt tegen schadelijke invloeden van buiten af, dit zijn o.a. uitdroging, afkoeling, over verhitting en het binnendringen van bacteriën. 2.De huid helpt de lichaamstemperatuur te regelen en werkt ook als gevoelsorgaan. De dikte van de huid varieert. Op de meeste plaatsen van het lichaam is zij ongeveer 2 mm dik. De huid van de voetzolen is echter bijna 6 maal dikker dan de huid van de oogleden, die maar 0,5 mm dik is. De huid bestaat uit miljoenen hele kleine cellen. Meer dan 600.000 van deze cellen zouden nodig zijn om een postzegel mee te bedekken. Voortdurend sterven oude huidcellen af (huidschilfers). Deze huidcellen worden minstens eens per maand door nieuwe vervangen. 2 Geraamte Onder de huid en de spieren bevindt zich het geraamte. Dit bestaat uit been en kraakbeen. 1.Het geraamte geeft vorm en stevigheid aan het lichaam. 2. Beschermt kwetsbare inwendige delen. De stevige schedel beschermt bijv. de hersenen. Hart en longen worden door de borstkas beschermd. Door deze botten, gewrichten en daarnaast natuurlijk ook spieren zijn allerlei bewegingen mogelijk. Het bot (of been) bestaat uit levende beencellen die in een harde tussencelstof liggen. Deze tussencelstof bestaat uit beenaarde en lijmgevende stof. Hierdoor is been stevig en elastisch. In been worden ook bloedcellen gevormd. Kraakbeen beschermd de gewrichten tegen slijtage. Kraakbeen is zacht been dat flexibel is. ( Oorschelp en puntje van je neus, maar ook tussen je ruggenwervels en borstkas) 3 Spieren Om maar met de deur in huis te vallen; de helft van je lichaam bestaat uit spieren. Het zijn de 'bewegers' van je lichaam. Alle bewegingen, van een knipoog tot het trekken van een sprintje, wordt in werking gezet door je spierstelsel (alle spieren bij elkaar). Drie soorten spieren. Gladde spieren. Deze spieren zijn van de ingewanden en buikorganen (darmen, nieren, maag, luchtwegen enz). Er zitten geen streepjes op de spieren, vandaar 'gladde spieren'. Deze spieren werken zonder dat we er iets voor hoeven te denken of doen. Hartspier. Hier heb je er maar één van; deze vind je in je hart. De skeletspieren. Deze noem je zo, omdat ze aan het skelet vastzitten en ervoor zorgen dat het skelet kan bewegen. De meeste skeletspieren gaan aan het einde over in pezen. Dit zijn onrekbare koorden die stevig vast zitten aan het skelet. Ze noemen deze spieren ook wel gestreepte spieren. Dit komt omdat je streepjes op de spieren ziet als je ze onder de microscoop bekijkt. Deze spieren moet je aanzetten tot werken; als je iets wilt, denk je dat en zo kun je de spieren bewegen. Spieren in bijvoorbeeld je armen werken samen. Bekende spieren die samen werken zijn de biceps en de triceps. Deze zitten in je bovenarm. De biceps trekt zich samen, zodat je arm buigt. De triceps trekt daarna weer samen, zodat de arm weer recht gaat. Op het plaatje wordt het duidelijk: 4 Zenuwstelsel Het zenuwstelsel is het communicatie netwerk in ons lichaam vanuit alle delen van het lichaam geleiden zenuwen in de vorm van impulsen allerlei informatie via het ruggenmerg naar de hersenen. In het 'hoofd kantoor' wordt de informatie verwerkt en er worden commando's naar de spieren en klieren gezonden. Uit onze omgeving verkrijgen we informatie door onze zintuigen (huid, tong, neus, oren en ogen). De zenuwen geleiden de berichten als elektrische signalen, die impulsen worden genoemd. Het zenuwstelsel verstuurt berichten door je lichaam met een snelheid van ongeveer 300 km per uur. 5 Bloed In je lichaam zit heel veel bloed. Het wordt vervoerd door een soort buizenstelsel, het bloedvatenstelsel. In je lichaam zit ongeveer 5-6 liter bloed, dat is dus hetzelfde als 5-6 pakken melk! Dit alles is ongeveer 7% van je hele lichaamsgewicht. Bloed bestaat uit rode bloedcellen (99%), witte bloedcellen en bloedplaatjes. De rode bloedcellen zorgen voor het vervoer van zuurstof door het lichaam. Ook zorgen ze ervoor dat het lijkt alsof het bloed rood van kleur is, maar eigenlijk klopt dit niet. Als je namelijk een buisje bloed een paar uur laat staan, dan zakken de bloedcellen naar beneden en dan blijft er een gele kleur over. Dat is het plasma. (Plasma bestaat voor 90% uit water en voor de rest uit andere stoffen, zoals bijvoorbeeld mineralen. Deze heb je nodig om te groeien en om gezond te blijven). Het bloed wordt door het lichaam gepompt via je hart. De witte bloedcellen spelen een belangrijke rol in het afweersysteem: ze behoeden ons voor allerlei ziektes. Bloedplaatjes spelen een belangrijke rol bij de bloedstolling. Als je een tekort aan bloedplaatjes hebt krijg je een grotere kans op een bloeding. Het bloed komt het langs alle delen van je lichaam. Deze delen halen eruit wat ze nodig hebben om te werken en om te groeien, ze halen er voedingsstoffen en zuurstof uit. Tegelijkertijd stoppen ze ook weer wat in het bloed, namelijk afvalstoffen die ze zelf niet meer nodig hebben. Het bloed laat dat weer achter in de urinebuis en die zorgt ervoor dat jij het uitplast. Daarnaast zorgt het bloed ook voor verspreiding van warmte. Ze brengt het bloed van warme plekken naar koele plekken, zodat je temperatuur verdeeld wordt. 6 Een tekening van je bloedvat: De paarse pijl geeft aan dat er afval in het bloed komt. De groene pijl scheidt voedingsstoffen uit. De organen hebben ook zuurstof nodig en dat geeft de blauwe pijl aan. De andere onderdelen zijn benoemd. Bloedtransfusies! Er bestaan verschillende soorten bloedgroepen. De belangrijkste vier zijn A, B, O en AB. Welke bloedgroep je hebt, hang af van speciale chemische stoffen in je rode bloedcellen en in je bloedplasma. Met een eenvoudige test kan een dokter vaststellen welke bloedgroep je hebt. Deze bloedgroepen zijn van belang bij bloedtransfusies. Dit is een soort donatie van het bloed. Sommige zieke mensen of mensen die een ongeluk hebben gehad, hebben nieuw bloed van andere mensen nodig om beter te kunnen worden. Andere mensen kunnen dan een deel van hun bloed afstaan om hen te helpen. Alleen moet je meestal wel bloed krijgen van mensen met dezelfde bloedgroep Hoe komen ze aan dat bloed? Het Rode Kruis rijdt door heel Nederland om bloed op te halen. Zo'n inzameling van bloed noemen ze een donoravond. Mensen die daar komen, worden getest of ze niet ziek zijn, zo niet, dan mogen ze bloed geven. Je komt op een bed te liggen, een arts prikt je en er wordt dan een halve liter bloed uit je lichaam gehaald. Dit kun je best missen, want je hebt 5-6 liter bloed. Als je 2-3 liter bloed kwijt bent, loop je gevaar en krijg je bloed toegediend. Voordat je een bloedtransfusie krijgt, moet je al wel veel bloed verloren zijn. Na een klein wondje, krijg je niet gelijk een transfusie. Dat gat kan je eigen lichaam weer herstellen. Het stoppen van het bloeden van een wond, doet het bloed zelf. 7 In het volgende plaatje kun je dat goed zien; Bloedsomloop Het bloed stroomt door het lichaam doormiddel van bloedvaten, nadat het hart het erin heeft gepompt. Je zou al deze bloedvaten samen kunnen zien als een heel stelsel van buizen. Er zijn drie soorten bloedvaten: De slagaders: deze lopen van het hart naar de organen. De wand is vrij dik en elastisch. De slagader die om het hart heen zit noemen we de aorta. Al deze bloedvaten vertakken zich en worden steeds kleiner. Nu worden het haarvaten genoemd. Hier stroomt het bloed heel langzaam. Haarvaten hebben zeer dunne wanden, waardoor het zuurstof en de voedingsstoffen uit het bloed het lichaam in kunnen sijpelen. Zo worden de organen gevoed. De haarvaten komen weer bij elkaar om dikkere buizen te vormen: de aders. De aders brengen het bloed vanaf de organen terug naar het hart. Ze hebben een dunnere en minder stevige wand dan de slagaders. In tegenstelling tot de slagaders kloppen de aders niet. Ze liggen aan de oppervlakte van het lichaam. Je kunt ze zien als de blauwe lijntjes onder je huid. Aangezien de bloeddruk in de aders lager is, is het minder erg wanneer er door verwonding bloed uitstroomt. Het bloed moet rond gepompt worden, omdat alle organen dan zuurstof krijgen en hun afval kunnen achterlaten in het bloed. Dit rondpompen gebeurt via het hart: 8 Het hart is ongeveer zo groot als een vuist en ligt in de borstkas, aan de linkerkant van je lichaam, een beetje in het midden. Het is eigenlijk een holle spier en een zeer belangrijk deel in de bloedsomloop. Door zijn sterke spierwand zorgt het hart er namelijk voor dat het bloed door het hele lichaam wordt gepompt en zo de organen kan voeden. Bij elke hartslag die je voelt, pompt je hart weer opnieuw bloed door je bloedvaten. Dit gebeurt heel gelijkmatig. Bij een volwassen persoon stroomt er gemiddeld zo’n 4.7 liter bloed per minuut door het hart. Het hart bestaat uit twee delen. Het ene deel is voor de kleine bloedsomloop en de andere voor de grote bloedsomloop. Elk deel van het hart bestaat uit een kamer en een boezem. Ademhaling Zonder zuurstof kunnen de meeste cellen van ons lichaam maar enkele minuten blijven leven. Uit de lucht in de longen wordt zuurstof opgenomen in het bloed en naar de lichaamscellen vervoerd. In de cellen wordt de zuurstof gebruikt om voedingsstoffen tot de kleinste moleculen af te breken. Bij dat proces ontstaan; energie, kooldioxide en water. Kooldioxide en waterdamp worden uitgeademd. Ademhaling is dus uitwisseling van gassen; zuurstof opnemen en kooldioxide afgeven. De lucht komt door de neus en mond, luchtpijp en twee hoofdbronchiën (één naar elke long) in de longblaasjes die door fijne bloedvaatjes zijn omgeven. Hier vindt uitwisseling van de gassen plaats. De hemoglobine in de rode bloedlichaampjes houdt zuurstof vast tijdens het vervoer. Bij het inademen worden de ribben omhooggetrokken door spieren: de middenrifspieren maken het middenrif platter. Hierdoor wordt de borstholte vergroot. De luchtdruk in de longen neemt af en er wordt lucht aangezogen. Door ontspannen van de spieren wordt de borstholte weer kleiner. 9 Spijsvertering Om in leven te blijven, heb je voedsel nodig. Je krijgt namelijk energie van de dingen die zitten in je eten. Het voedsel kan alleen niet zo gebruikt worden in je lichaam. Het moet eerst heel klein gemaakt worden. Dit vindt plaats in je mond, maag en dunne darm. Van daaruit komt het terecht in je bloed en gaat het langs al je organen (nieren, longen, hersenen). De rest van je voedsel gaat via je dikke darm, je endeldarm en je anus weer naar buiten. Onderweg wordt er van alles aan je eten toegevoegd, zoals speeksel en sappen. Deze zorgen ervoor dat het voedsel goed verteerd kan worden (klein gemalen). In de dikke darm wordt het water er weer uitgetrokken, om zo een vaste ontlasting te krijgen. Het kanaal (spijsverteringsstelsel) heeft een lengte van 8-9 meter. Een maaltijd doet er ongeveer 24-30 uur over om er doorheen te komen. De langste tijd brengt het eten door in de dikke darm en de endeldarm. Het spijsverteringskanaal: 1. De slokdarm 2. De maag 3. De Lever (levert sappen) 4. Alvleesklier (levert sappen) 5. Dunne darm 6. Dikke darm 7. Wormvormig aanhangsel (geen functie) 8. Endeldarm 9. Anus De mond ontbreekt op het plaatje, via de mond gaat het eten naar de slokdarm. 10 Zintuigen Een mens heeft 5 zintuigen: kijken (oog), horen (oor), ruiken (neus), voelen(huid) en proeven (tong). Ze zijn allemaal heel erg belangrijk. Kijken Kijken doen we met onze ogen. Het oog is best een bijzonder zintuig dat veel dingen van heel dichtbij kan zien, maar ook dingen van kilometers ver weg. Het oog heeft verschillende hulporganen. Dit zijn organen die niet meteen iets met het zien te maken hebben maar die functie zou het oog niet kunnen missen! Het oog is uit verschillende delen opgebouwd. De hulporganen zijn: wenkbrauwen, traanvocht en wimpers. Horen Horen doe je met je oren. Je kunt met je oren een auto horen aankomen of lekker naar muziek luisteren. Je kunt je vrienden verstaan en je wordt gewaarschuwd als de bel gaat. Maar hoe werkt dat nou? Onze oren werken als een soort radar, waarmee we geluiden uit verschillende richtingen kunnen ontvangen. In de ingewikkelde samenstelling van het oor worden de ontvangen signalen verwerkt en doorgegeven aan de hersenen. 11 Proeven We proeven met onze tong. Dat doen we met onze tong omdat daar ongeveer 3000 smaakpupillen op zitten. Met elke smaakpupil proef je een andere smaak. De smaakpupillen worden ongeveer een keer per week vernieuwd. Ruiken Ruiken doe je met je neus. Een geur ontstaat doordat heel kleine deeltjes van een stof de lucht in kunnen zweven. Als je ademt, komen de deeltjes ook in je neus. Hoog in de neusholte bevinden zich miljoenen kleine cellen op een gedeelte dat niet groter is dan een postzegel. Deze cellen vangen de geuren op. De lucht stroomt daar overheen en de zenuwen sturen dan boodschappen naar de hersenen. De hersenen zetten de boodschap weer om in een daad. Voelen Voelen kun je door je zenuwen. Het is eigenlijk heel simpel. Je zenuwen voelen iets en seinen het door naar je hersens. Die voeren het uit en laten je het voelen. Dit gaat binnen een paar duizendste van een seconde. 12 13