Ornithogalum umbellatum L. en O. Bor. divergens in Nederland door Th.W.J. Gadella en L.W.D. (Vakgroep Populatie- Van het geslacht bekend is, bekend: een octoploïde ( = euploïde 2x=18, vorm nl. O. reeks 27, = (8x) GADELLA de & en langs = 36, komen Het (Liliaceae) 5x is niet als basisgetal = 45, in 6x = 54 x = morfologisch gepaard gaande moeilijkheden GADELLA Deze kenmerken. onderzoek dit onderzoek werd werden gedaan. Het = ook de voor, eerste een de en van rond (1972a de b) en zijn nu 6 niveaus diploïde (2x) andere in soort een 4 en de cytotypen Nederland ligt in chromosoomtelling het van zaadzetting (GADELLA, 1970). resultaten vermeldt daarbij constatering planten aan de 4 was de de gebruikte onderzoek 251 correlatie aanzet tot inheemse cytotypen. materiaal werd in de laatste Frankrijk (de laatste met Ter tellingen met een een aan aantal gedetailleerd ondersteuning 10 van planten uit 96 jaar bijeengebracht vanuit met enkele planten 54 chromosomen). bevindt zich in deBotanische tuin „Sandwijck" (De Bilt) collectie zijn van zaadzetting geobserveerd. Slechts enkele kruisingsproeven buitenland, voornamelijk uit onderhavige De 72. wilde populaties uit geheel Nederland, aangevuld deze slechts voor zover tot nu toe 9. Van de reeks 8x en zwaartepunt in de verspreiding verschillende Nederlandse cytotypen De Nederland in Nederland de binnenduinrand. Na daarna publiceert morfologische Van Utrecht) KLIPHUIS (1963), wordt in 1970 nader ingegaan op de chromosoomaantallen daarmee Enige jaren vooral Raamsdonk van Evolutiebiologie, umbellatum L. Binnen de soort komt voor met 4x chromosoomrassen) wel. rivierengebied en 3x L. Ornithogalum oorspronkelijk inheems, en van Deze uit het collectie de Rijksuniversiteit Utrecht. verschillende locale populaties voor het gebruikt. volgende morfologische kenmerken zijn bestudeerd: aan ondergrondse delen: verhouding bolhoogte/-breedte, bolbreedte (in mm), aantal bulbillen, vorm der bulbillen; bovengrondse vegetatieve kenmerken: bladbreedte (in mm), bladlengte (in cm), bladaantal; bovengrondse generatieve kenmerken: begin bloeitijd (in aprildata), bloeiduur (in 273 Fig. 1. Bloeiende planten hexaploïd exemplaar. De Ornithogalum van verschillen bloemsteel dagen), bloemaantal, zeas (fig. 1). bloemen is een vruchtsteel) dagen zichtbaar en en het aantal rijpe zaden met een 1. De zijn gemiddelden werkt. De 1 juni een triploïd exemplaar; bladeren A. de stand onderste nadat vruchtsteel vrucht geteld. De aangeduid de een de bloeiwij- het aantal en vorm en bloem is met de het aantal rijpe vruchten per b: van Kuiper). gemeten mm, in en der bulbillen langwerpige grote aprildata bij het kenmerk begin bloeitijd zijn als volgt gebruikt: de door 62 1 mei wordt 31 april, april wordt vervangen. Alleen worden berekend. gebruikte a: en met een 0 in april behouden hun eigen datum, maar terwijl s.l.; (Foto (in hoek Daarnaast is de verhouding tussen bloeiwijze L. bloemen lengte onderste pedicel 0-1 kenmerk: ronde, kleine bulbillen bulbillen enz., per umbellatum aantallen zijn duidelijk hierna te noemen uitgebloeid, in De gemeten kenmerkwaarden zijn methode is de clusteranalyse, zoals deze in het wordt gebruikt (HOGEWEG & 2 HESPER, 1972). Voor nadere mei wordt 32 april, deze op manier per programma zij gegevens kunnen computer ver- BIOPAT verwezen naar HOGEWEG (1976). De clusteranalyse opgeleverd. In de ene heeft een zeer duidelijke tweedeling opgenomen, planten, terwijl de andere cluster (B) bestaat uit de pentaeveneens 3 in de verschillend te vorm der bulbillen, begin der tweedeling. zijn (fig. 2): waarde 1, terwijl in cluster hoger en B De de vorm planten bloeitijd en uit cluster A 0 hebben hebben. dan breed (bolverhouding groter dan 1); in cluster 274 per B cluster voor In 3 tetraploide hebben aantal bloemen der bulbillen blijkt alle planten de waarde met hexaploïde planten tetraploide planten. Van bovengenoemde kenmerken bolverhouding. aandeel het betrokken materiaal van cluster (A) zijn alle triploïde planten een zelfs met vooral de belangrijk principieel dit kenmerk alle de cluster A zijn alle bollen daarentegen zijn de bollen öf 2. Fig. Bollen L. Ornithogalum umbellatum van s.l.; a: van een plant. Opvallend zijn de lengte/breedte-verhoudingvan D. de bol triploïdeplant: en de vorm van en de standaarddeviaties Alle kenmerken niveau en over alle planten het aantal bloemen chromosomen op (6x = hexaploïd). x grotere In te of zaad van genoemd, waarbij en hexaploïde (Tekening In aan tabel 1). Ook dit kenmerk 1 staan de gemiddelden weergegeven. duidelijke correlatie gevormde verhouding het aantal rijpe Eén te zien vruchten tussen met 2 conclusies blijkt at het aantal rijpe vruchten planten kruisbestuiving het ploïdie- zaden en zaden per vrucht is hebben alleen experimenten moeten leverde te kunnen identiek bijna met een even zaad aantal (penta- op trekken, zullen er worden uitgevoerd. (COSTE, wordt clusters. aantal Het opgeleverd. Frankrijk o.a. twee verdeeld. De Om uit dit type kruisingen schaal de flora's 54) zijn meer zelfbestuivingen Portugal (COUTINHO, 1939) O. min bloeiwijze per de alle kenmerken een de clusters. Van de tussen ploïd van de gevormde clusters. en met random geven weer tussen van een Smit). rolrond óf breder dan hoog (bolverhoudingkleiner dan of gelijk geeft een volledige scheiding b: de bulbillen naast 1937), Spanje (WILLKOMM & O. O. umbellatumook LANGE, divergens als 1870) aparte en soort de volgende verschilkenmerken worden opgegeven: umbellatum: bollen met een aantal bladdragende bulbillen, vruchtsteel niet naar beneden gebogen, bloeitijd mei-juni. O. divergens: bollen met vele, kleine (interne) vruchtsteel bulbillen, naar beneden gebogen, bloeitijd maart-mei. In DE flora's andere landen wordt van LANGHE c.s., 1973; Italië, FIORI, O. divergens soms als ondersoort genoemd(België, 1969), of helemaal niet vermeld. literatuur (NEVES, 1952;CZAPIK, 1965;CULLEN&RATTER, et In de cytologische 1967;CZAPIK, 1968;MARKOVA al., 1972; SEN, 1973) worden in het algemeen geen morfologische kenmerken genoemd, zodat de determinatiealleen te Dat is in dit onderzoek vouchermateriaalniet onderzochte aantal van divergens. tot gebeurd. is door het In herbariummateriaal de praktijk 60 kleine bulbillen hadden en komt chromosomen. Dit grote bulbillenaantalis geen maar ook voor een van van ondersoort mag 275 na op te vaak dat de vragen. dat O. umbellatum van de het door hem typisch kenmerk bij andere publicaties rijst worden gesproken Europese planten. echter vermeldt determinatiefoutenzijn gemaakt. NEVES (1952) is slechts karyogrammen blijkt aanwezig is. Alleen MARCHI (1971) Vooral bij laatstgenoemde, inderdaad divergens planten 54 meer controleren niet tot een voor vraag of O. er mening, dat bij O. bestudering van een aantal Cluster Bolverhouding Bolbreedte Aantal in mm Bladlengte in Aantal bladen B (2n = 0.84 45,54) 0.08 1.76 28.30 4.29 1.30 47.30 23.66 1.00 0.00 0.00 0.00 0.41 0.05 0.60 0.11 17.93 1.81 23.43 2.91 11.77 3.54 cm cm Cluster 27) 0.08 6.74 Vorm der bulbillen in = 19.94 bulbillen Bladbreedte (2n A 1.25 21.05 4.71 44.88 2.86 29.09 5.34 15.31 2.62 23.30 3.85 Aantal bloemen 7.71 1.61 15.47 3.39 Verhouding aantal vruchten(:)bloemen 0.05 0.08 0.04 0.10 3.81 Begin bloeitijd, Bloeiduur in in aprildata dagen Gem. aantal zaden per vrucht Vruchtsteellengte in Vruchtsteelhoek Aantal TABEL het 1 Statistische . gegevens per rechts gemiddelde en daarvan De Nederlandse penta- Groningen gebiedenkomt een en kenmerk de 5.75 1.17 69.92 6.19 93.44 11.78 groot en in plaatsen zodat zie tekst. Links is steeds verklaring gegeven. het In rivierengebied. voor waar de twee eerstgenoemde stinseplanten groeien. Een aantal van divergens,oorspronkelijk afkomstig uit Zuid-Europa (JANSEN PLOEG, 1977). Een groot gedeelte milieus afkomstig, cluster. Voor per hexaploïde planten komen vooral voor langs de binnenduin- aantal O. en 120 standaarddeviatie Friesland en deze planten is, evenals v. D. 2.25 0.86 131 gemeten planten rand, in & 1.34 graden in 0.65 4.17 cm de van het door ons verzamelde materiaalis uit deze mogelijkheid bestaat, dat de pentaploïde en hexaploïde planten uit Zuid-Europa afkomstig zijn. Tenslotte is groepjes: planten, een er nadere een analyse gemaakt Franse met tetraploïde planten zijn hexaploïde planten Het verschil bloeitijd. planten onderling is echter kleiner dan Als conclusie valt verschillen taxon te moeten zijn meteen en Het plaatsvinden probleem en gegevens umbellatum ook de tussen tussen zoek lijkt met sprake welke het is hier gewenst. De Bol hoger dan breed, is de Nederlandse bijzondere tweedeling dan echter, naam er moet sterke van taxa met b) Bol breder dan meer april-mei, 14 hoog, dan dagen met de o.a. drie van gegeven. divergens. Als kunnen dan als dat we volgt tot er een in NEVES moeten op. alle planten Op dit er Nederland vorige. naar tot 5 mm beneden mm de cm O. breed, meer gebogen, 2-4 umbellatum L. breed, de bloei teruggebogen, 4-7 276 O. zal worden onderscheiden: vele rolronde bulbillen;bladen 5-8 eerder dan de doen de naast plaatsvinden. Nader onder- O. na De één onderscheid zal moment (1952) volgen, enkele langwerpige bulbillen; bladen 14, bloemsteel triploïde en het materiaal om welk niveau op worden vermoeden rijzen, O. Franse hexaploïde en lang, bloeitijd mei-juni. bloemen uiteen in vier waarin restgroepje een dan 15 per bol; bloemen 5-12, bloemsteel na de bloei niet cm Deze viel Nederlandse hexaploïde de Nederlandse hexaploïde onderscheiding op (minimaal) ondersoortsniveau a) een dermate groot, dat het niet gerechtvaardigd lijkt rekenen. bovenstaande cluster B. De Franse planten onderscheiden zich vooral door opgenomen. hun nog vroegere planten. van Nederlandse pentaploïde planten, met een tot 12 per bol; lang, bloeitijd divergens Bor. onduidelijkheid Een dat planten onderzoek die planten, moeten aantonen chromosoomaantal gelijk met een de 6 tetraploïde vormen nader verdeeld. Ook hier zal zo de over wat clusters zijn twee de oorzaak is verschillend van het feit, uiterlijk zijn. van Literatuur COSTE, H., 1937. COUTINHO, A. X. J. CULLEN, & Notes Flore de J. A. 1965. CZAPIK, R., Biol. de 1967. Gard. Ser. Taxonomie Chromosome (1), of p. Watsonia numbers 1969. Nuova FIORI, A., GADELLA, 5 TH. W. 21 (3), E. on of umbellatum Ornithogalum. L. and O. Gussonei Ten. Acta L. umbellatum Ornithogalum from three localities in Bologna. Nederland. Ornithogalum 1963. Chromosome (2), L. Gorteria De Levende umbellatum L. and Natuur O. 75 divergens (4), Bor. p. 81-87. Acta Bot. Neerl. 1972. D. T. E. numbers of in the flowering plants Netherlands. Acta 195-230. p. Topics HESPER, M. T. & JANSEN, 12 1976. HOGEWEG, P., & B. Turkish p. 257-260. KLIPHUIS, Neerl. Bot. on 345-349. p. Ornithogalum divergens in & notes 293-339. Enige aantekeningen betreffende Ornithogalum umbellatum 1972b. Some notes , p. Ornithogalum flora analitica d'Italia. 1970. J., (6), (3), Lissabon. cytological 18-19. (l),p. 1972a. , 6 and 21-34. , England. 27 Edinburgh, Bot. 8 2e ed. Portugal, Karyotype analysis Cracov., 1968. III. Paris. France, Flora RATTER, Bot. Roy. la 1939. P., in biological BIOPAT, VAN DER pattern program 1977. PLOEG, Diss. analysis. system for Utrecht. biological pattern analysis. Stinzeplanten in Utrecht. Nederland. Wet. Med. K.N.N.V. 122. J.-E. DE, LANGHE, L. DELVOSALLE, Nouvelle Flore de la Régions voisines, MARCHI, P., 1971. MARKOVA, M., J. DEB., 26, J. Grand-Duché LAMBINON de 21 VANDEN BERGHEN, 1973. du Nord de la France et des Bruxelles. Numeri (2/3), 1952. & C. Luxembourg, chromosomici la per Inf. Bot. flora Italiana. Italiano 3, p. 124-157. IOPBchromosome number reports Löve, 333-346. p. EstudioscariológicosnogéneroOrnithogalum L. Bol.Soc. Broteriana,sér. 2A, 5-192. p. 1973. SEN, S., DUVIGNEAUD, J. RADENKOVA & P. IVANOVA, 1972. In: A. 36. Taxon NEVES, J. Belgique,du Polysomaty & M. WILLKOMM, J. and LANGE, its significance 1870. in Liliales. Prodromus Florae Cytologia 38, Hispanicae, I. p. 737-751. Stuttgart. Summary In the Netherlands which differ tetraploids, two groups of plants morphologically of penta- the second The characters of the than 15 leaves deflected (up to 5 and small more than The seed-set is 14 often as round; The and bulbs first also Ornithogalum group consists of umbellatum L. triploids and s.l., some tetraploids. some higher than broad; bulbils inflorescences few-flowered up to low in all few and oblong; more (5—12 flowers); pedicels not = 12 45, (5—8 54 respectively) are: mm in broad); deflected bulbs broader than inflorescences high; many-flowered after anthesis. cytotypes. plausible solution to O. occurs hexaploids (2n leaves inflorescence); pedicels always per the most hexaploids and considered and extremely Taxonomically penta- and Europe are: in distinguished after anthesis. many, (usually 27) = broad) per bulb; mm be hexaploids and triploids (2n The characters of the penta- and bulbils can cytologically. divergens Bor. seems to assign The latter taxon the Netherlands near estates „stinseplants”. 277 the was and triploids probably country to O. umbellatum introduced seats. L., from S. Perhaps they the or can C. be