2016 Tentoonstelling Groene weelde uit Japan

advertisement
Eerstelingen |
In Europa zijn dankzij de monopoliepositie van de VOC in Japan veel planten uit
dat land allereerst in Nederland terecht gekomen. Daarna werden ze verder over
Europa verspreid. De artsen die op Dejima in dienst van de VOC waren hebben
hierin een belangrijke rol gespeeld. Immers, zij waren degenen die beroepsmatig
kennis van planten en hun medicinale toepassing hadden.
Planten, gedroogd of levend, zaden en vruchten werden vanuit Japan verscheept
naar Batavia en vervolgens, een enkele keer per jaar, naar Nederland. Daar
waren er maar weinigen die de status en het kapitaal bezaten om dit exotische
materiaal aan te schaffen en te beheren.
Uit catalogi en beschrijvingen komt een fragmentarisch beeld te voorschijn over
de tuinen waar in de zeventiende eeuw deze planten stonden, wie de eigenaar
was, en om welke soorten het ging. Veel hiervan weten we dank zij de werken
van Jacob Breyne (1637 – 1697). Hij was een telg uit een familie van Brabantse
kooplieden, geboren en getogen in de hanzestad Dantzig. Al op jonge leeftijd had
hij belangstelling voor de plantkunde en kreeg daar ook les in aan het plaatselijk
gymnasium.
3
Om zich te bekwamen in het koopmansvak werd hij naar Nederland gestuurd.
Daar bezocht hij de Leidse hortus en andere tuinen. Terug in Dantzig publiceerde
1
hij in 1678 zijn ‘Exoticarum plantarum centuria’ met beschrijvingen en
afbeeldingen van 168 in Nederland geïmporteerde planten, de meeste afkomstig
uit de Kaapprovincie. Gevolgd, in 1680, door zijn ‘Prodromus fasciculi rariorum
2
plantarum’ met de namen van 600 in Nederlandse tuinen gevonden uitheemse
planten.
Eén van de eerste exotische planten in Nederland was de kamferboom,
Cinnamomum camphorum. Kamfer. Het was een belangrijk handelsproduct, ook
4
al vóór de Nederlandse vestiging in Japan. Breyne zag de plant in Warmond, in
de tuin van zijn mecenas Hieronymus van Beverningk, diplomaat en curator van
de Leidse Universiteit. De Venetiaanse koopman Marco Polo (1254 – 1324) kende
kamfer al, onder andere door zijn verblijf in het koninkrijk Fansur op
West-Sumatra: “Het koninkrijk produceert de beste kamfer ter wereld, die
Canfora Fansuri wordt genoemd en die meer waard is dan wat ook. Ik verzeker u
dat het verkocht wordt voor zijn gewicht in goud.”
Ook in de Hortus van Amsterdam en die van Leiden was er vanaf 1688 een
Kamferboom. Evenals op het landgoed ‘Duyn en Vaert’ te Heemstede van
Willem Adriaan van der Stel. Deze magistraat vertrok in 1699 naar de Kaap om
er zijn vader Simon als gouverneur op te volgen. Daar werd hij eigenaar van
het landgoed Vergelegen waar hij kamferbomen aanplantte die inmiddels tot
glorieuze omvang zijn uitgegroeid.
Een moeilijkheid bij het achterhalen welke exotische plantensoorten er in de
zeventiende eeuw in Nederland waren, is de naamgeving. Vooral wanneer er wel
een naam genoemd wordt, maar geen afbeelding van die plant beschikbaar is.
5
Uniformiteit in de naamgeving komt pas goed van de grond vanaf 1753 met het
verschijnen van ‘Species plantarum’ van Carolus Linnaeus en zijn binominale
nomenclatuur die nu de standaard is in de botanische wereld.
Zo’n plant waarvan onduidelijk is welke soort bedoeld werd heet nu
Cycas revoluta. Is dit dezelfde plantensoort die Breyne beschrijft en die hij
Palma vinifera Belgarum noemt, en, dezelfde als Palma prunifera Japonica in de
Leidse Hortus? We weten het niet. Zeker is wel dat Cycas revoluta deel uitmaakte
van de collectie exotische planten van raadpensionaris Caspar Fagel op het
landgoed Leeuwenhorst te Noordwijkerhout. Dezelfde collectie die later in het
bezit kwam van Willem III van Oranje. We weten dit dankzij een uitstekende
afbeelding van de Cycas in de ‘Hortus Regius Honselaerdicensis’, een tekenboek
dat die collectie beschrijft.
Door Breyne wordt ook Thee genoemd, Camellia sinensis, waarvan hij
7
kiemplanten had gezien in de Amsterdamse Hortus. Zo ook Broussonetia
papyrifera, een vezelrijke plant die grondstof is voor ‘washi’, het traditionele
Japanse papier. Ook Camellia sasanqua, een grote groenblijvende decoratieve
heester wordt door Breyne vermeld. De zaden van deze en andere Camelliasoorten bevatten een olie die gebruikt wordt als smeermiddel, als lampolie, in
cosmetica en die bovenal een uitstekende spijsolie is.
6
Venetië Constantinopel
(Istanbul)
Trebizonde
Buchara
Acre
Jeruzalem
Cambaluc
(Peking)
Samarkand
Kashgar
Kerman
Lanzhou
Yunnan
9
8
Amoy
(Hsiamen)
Nicolo en Matteo Polo 1255 - 1269
Marco Polo met broers 1272 - 1295
Marco Polo
12
1. en 2. Cinnamomum camphora. Foto’s: Max Antheunisse, South Africa, Vergelegen. www.plantillustrations.org
3. Kamfer, etherische olie.
4. en 12. Origami-kraanvogel. Hoogte 35mm. Maker: Laitche, Wikimedia commons.
5. Voorbereiding van het tapaweefsel uit de binnenbast van de Broussonetia papyrifera.
Foto: Forest & Kim Starr, Wikimedia commons.
6. Broussonetia papyrifera. Curtis’s Botanical Magazine. plantgenera.org
7. Broussonetia papyrifera. Foto: Yug, Wikimedia commons.
8. Huwelijks-tapa. Fiji-eilanden, 19e eeuw. collections.lacma.org
9. Reizen van Marco Polo en zijn broers. depts.washington.edu
10.Camellia sasanqua. Uit: Flora Japonica, Von Siebold.
11.Camellia-olie. Foto: Simon A. Eugster, Wikimedia commons.
10
11
Botanische Tuin
Download