‘Of we verkloten het, of we trekken het ons aan’ ‘Mijn generatie wil graag het systeem veranderen, maar heeft geen plan. Ze is ambitieus, wil geld verdienen, maar het moet ook wel duurzaam gebeuren. We leggen onszelf gewoon veel meer druk op: we nemen gecontroleerd drugs als we uitgaan, om de volgende dag ook nog 120 kilometer te kunnen gaan fietsen, om dat dan op Facebook te delen. Dat is het grootste verschil met tien jaar geleden: die streberigheid, die individuele hang naar überontplooiing. Mijn generatie zet zichzelf ook veel openlijker in de kijker, maar lijkt tegelijk veel eenzamer en banger.’ Lucas De Man onderzoekt dit seizoen of ‘samen’ meer is dan een optelsom van twee of tien of zelfs honderden ‘ikken’. Het hangt in de tijd. De crisis dwingt tot meer ‘sharing’, tegelijk vraagt de politiek van burgers meer zelfredzaamheid, en kondigt in onderzoek aan dat over twintig jaar één op de twee Nederlandse gezinnen zal bestaan uit één persoon. Hoe gaan we met die toenemende individualiteit om, terwijl de roep om collectiviteit steeds luider klinkt? Dat is wat Lucas bezighoudt. ‘Staat ‘meer samen’ gelijk aan ‘minder alleen’? Neen. De mens van de toekomst wordt een freelance mens: niet alleen in zijn werk, maar ook in zijn mens-zijn zelf.’ Ook in zijn eigen leven voelt Lucas de druk toenemen. ‘Delen wordt de nieuwe status. Je auto moet groen zijn en je moet hem delen met zeker negentien andere mensen. Coöperatie is de nieuwe werkvorm, je moet participeren in groene energie en samen koffie afnemen van een ecologische branderij. Zoveel solidariteit is fantastisch, maar ze dwingt je ook om als eenzaam individu aan van alles mee te doen, betrokken te zijn en je te amuseren. Wat als je dat niet kan of wil? Als je in een toffe woongroep zit, heb je geluk. Woon je tussen minder sympathieke mensen, dan ben je gescheten. En als je niet bij de woongroep mag, heb je nog meer pech.’ Als kunstenaar heeft Lucas veel minder last van die aandrang tot delen en netwerken. Het is juist zijn basisovertuiging dat theater pas zinvol wordt als je er mensen rond kan verbinden. ‘Anders wordt theater nog elitairder, en gebeurt er wat je nu al bij de politiek ziet: mensen hebben er geen vertrouwen meer in, omdat ze zich niet gehoord voelen. Artiesten zijn nog de enige professionals die ervoor kunnen zorgen dat mensen gehoord en gezien worden. Na seks, eten en macht is dat voor de mens het allerbelangrijkste, maar in een wereld vol verplichte netwerken loop je juist nog meer kans om er niet bij te horen. In zo’n wereld kan kunst die plek bieden waar jij het even niet mag weten. Dat is wat ik ‘ont-moeting’ noem: even niet moeten.’ ‘Alleen is het kunstenveld super-conservatief. Traditioneel theater krijgt nog altijd betere recensies en meer liefde. Of het dan ook veel publiek aanspreekt, doet er niet toe. Het Zuidelijk Toneel daarentegen staat op een scharnierpunt. Lopen we mee met het klassieke toneel, of gaan we met vallen en opstaan vooroplopen om in de maatschappij een nieuwe functie te vertolken? We kiezen voor het laatste. We gaan actiever op zoek naar ons publiek, om het nauwer te betrekken en het zo extra te raken. Alleen zo voel ik als maker dat ik iets doe wat ertoe doet.’ Zo wil Lucas in ’s-Hertogenbosch vijfduizend mensen in de installaties van OOG Den Bosch krijgen, om daar als individu het verhaal van de ander te verkennen. Daarvoor is hij al twee jaar actief contacten aan het leggen met talrijke organisaties. Het vormt een mooi voorbeeld van zijn drie basisregels: 1) als kunstenaar creëer je zonder compromis wat jij wilt; 2) je verbindt dat met partners en het juiste publiek; en 3) je veroorzaakt een ont-moeting. ‘Mensen denken altijd dat het eerste niet kan door de laatste twee. Bullshit! Zelf de dingen organiseren binnen een breed netwerk tast je artistieke autonomie helemaal niet aan. Het geeft je juist méér vrijheid.’ Ook van Romeo en Julia reikt de actieradius veel verder dan de voorstelling zelf. Er gaat een groot wetenschappelijk onderzoek naar liefde aan vooraf, en in elke stad waar de voorstelling speelt, worden er bewust twintigers en dertigers betrokken, en speelt een lokale amateurspeler de vorst in het stuk. Ook op scène wordt de bekendste liefdesromance uit de canon rigoureus naar vandaag getrokken. ‘We gooien de ouders eruit, want zij beslissen al lang niet meer of en met wie we mogen trouwen. Het gaat mij om hoe mijn generatie zelf tegen de liefde aankijkt. Romeo verdedigt de wilde passie, terwijl Julia zich wil settelen. Het drama speelt zich vooral af in haar hoofd: de hoogopgeleide, heftig werkende, krachtige maar zoekende vrouw die eenzamer wordt dan ooit. Ik vind dat niet normaal, hoeveel stress en druk jonge vrouwen zichzelf opleggen. Mijn statement voor Romeo en Julia is: ‘Als je bang bent, ben je alleen’. Pas als je die angst als mens onder ogen durft te zien, zal je minder eenzaam worden.’ Voor Lucas wordt het zijn eerste creatie in de grote zaal. ‘Ik wilde de energie van mijn werk ook eens in de schouwburg zien, vandaar. Dit is dus geen sollicitatie voor ‘grotezaal-regisseur’. Ik hou gewoon enorm van Shakespeare. Hij mixt hoog en laag, humor en seks, grote thema’s en kleinmenselijkheid. Ook Pinter is mooi, maar minder mijn stijl. Shakespeare kan je tenminste actualiseren. Zo wordt Tebaldo, de neef van Julia, een gast die in clubs optreedt. En de priester, de ‘psychepater’ zoals ik hem noem, zie ik als een weirde straathoekwerker die ooit aan de drugs zat, maar ook gestudeerd heeft. Zo zijn alle personages hard op zoek naar de zin van het bestaan en naar hun eigen persoonlijkheid, in een wereld met te veel mogelijkheden.’ ‘Psychepater’: het zou ook mooi staan op Lucas’ eigen visitekaartje. Van zijn gedrevenheid gaat iets bezwerends uit, als bij een dominee aan de speed. ‘Ik herken me absoluut in de gekheid, het weirde, het zalven en het slaan die je bij die term associeert. Ik word vaak gevraagd voor speeches: ‘inspireer ons, of kom de pijnlijke waarheid zeggen’. Maar een predikant voel ik me niet, daarvoor ben ik te kwetsbaar. Alleen in de combinatie van nar én psychiater én priester voel ik me thuis. Bovenal ben ik kunstenaar: je creëert een soort ritueel, terwijl psychiaters alleen maar therapie en pillen bieden.’ Daarmee voelt Lucas zich deel van een nieuwe generatie theatermakers. ‘Wij zijn niet meer in één vakje te stoppen, zijn minder afhankelijk van één bepaalde vorm. We bespelen de grote zaal omdat het kan, niet omdat we ertegen zijn. We zetten ons sowieso niet af tegen systemen, we maken gewoon ons eigen wereldje, doen onze zin. We werken vanuit een groter ego, maar zoeken tegelijk heel bewust de samenleving op. We houden van cross-overs met wetenschappers of amateurs, werken als denkers mee aan tentoonstellingen. Tegelijk blijft er ongelooflijk veel onzekerheid. Hoeveel voorstellingen zeggen niet: we weten het niet? Alleen houdt ons dat niet tegen om te ondernemen. Uit noodzaak, maar ook als statement: ‘do it yourself’.’ Toch schuilt er in dat nieuwe verbindende ondernemerschap één grote valkuil, vindt Lucas. ‘Waar het vroeger ging om hoeveel sterren je kreeg, gaat het nu om hoeveel aandacht je trekt, hoeveel mensen en media je op de been krijgt. Binnen de kortste keren worden we een nieuwe elite: die van de regelaars, hoppend van event naar event. Want wij zijn de professionelen, wij kunnen verbinden, wij weten geld te verzamelen. En Brits onderzoek heeft uitgewezen dat deze nieuwe klasse – weinig geld, veel sociale connecties – meer is gaan betekenen dan zij met meer geld, maar minder netwerk. Wij dreigen arroganter te worden dan de rijken die er waren. Het is dus aan ons om de handdoek op te nemen: wat met die laag die niet mee kan? Of we verkloten het, of we trekken het ons aan. Ik ben van plan het laatste te doen. Het komt erop aan dicht bij jezelf te blijven, de maatschappij nauw te volgen, en jezelf voortdurend onderuit te halen. Want de enige geldige vraag is: wat hebben we met al die mensen veroorzaakt?’