HET PAROOL ZATERDAG 20 MEI 2017 WETENSCHAP 53 Noordzee Kweekprogramma moet soorten herintroduceren Een zetje in de rug voor roggen en haaien Het aantal roggen en haaien in de Noordzee slinkt. Daarom wordt geprobeerd ze te kweken om uit te zetten. Eind dit jaar is het zover. Peter de Jaeger UTRECHT Sinds de jaren vijftig zijn de populaties haaien en roggen in de Noordzee dramatisch achteruitgegaan, mede door intensieve bodemvisserij en de Deltawerken. “Deze vissen worden pas na vijf à zes jaar geslachtsrijp. Dan zijn ze al bijna een meter groot. Daardoor lopen ze grote kans als bijvangst in visnetten te eindigen nog voordat ze jongen hebben gekregen,” zegt bioloog Michaël Laterveer van het mariene onderzoeks- en adviesbureau Blue Linked in Utrecht. “Lokaal zijn veelvoorkomende soorten als de vleet en zee-engel zelfs uitgestorven. Een gemis voor het ecosysteem, want deze toproofdieren ruimen zieke en zwakke dieren op en houden zo de zee gezond.” Laterveer is kweekcoördinator van het project Haaien en roggen terug in de Noordzee, waaraan ook Sportvisserij Nederland, het Wereld Natuur Fonds en de Dutch Shark Society deelnemen. Het is een uniek project, omdat het de eerste keer is dat een poging wordt ondernomen een populatie zeevissen te herstellen. Voor een proefuitzetting is gekozen voor de stekelrog en de hondshaai. “Een zetje in de rug om de populatie te versterken,” zegt Laterveer. Het kweekcentrum krijgt de eieren, die in een leerachtig tasje, het eikapsel, zitten, van het Dolfinarium in Harderwijk en andere aquaria. Het overschot aan eieren wordt doorgaans vernietigd. Blue Linked gebruikt een deel om ze na uitkomst op te kweken. De driehonderd jonge roggen zijn nu bijna een jaar oud. Een tiental eieren van de hondshaai moet nog uitkomen. Veilig merkje De onderzoekers wachten met het uitzetten in zee tot de vissen groot genoeg zijn om ze te merken, zodat ze kunnen worden gevolgd als ze eenmaal zijn uitgezet. Na ongeveer een jaar hebben de roggen een spanwijdte van twintig centimeter en is het mogelijk ze veilig van een merkje te voorzien. “Samen met Sportvisserij Nederland kijken we nu waar dat het beste kan, of de wond goed geneest, ze er geen last van hebben en gewoon doorgroeien.” Ook belangrijk is de plek waar de vissen worden uitgezet. Het vroegere paaigebied, de Zuiderzee, is door de Afsluitdijk verdwenen. De leefomgeving van de jonge vissen moet geschikt zijn en voldoende voedsel te bieden hebben. “We denken aan de Oosterschelde, want daar komen stekelroggen van nature ook al voor.” De natuurorganisatie van de Verenigde Naties → Een stekelrog. Deze vis wordt opgekweekt om bij wijze van proef uit te zetten in de Oosterschelde. FOTO PETER VERHOOG 300 → In het project Haaien en roggen terug in de Noordzee zijn inmiddels 300 roggen en tien haaien opgekweekt. In september gaan de vissen ‘proefdraaien’ in oesterputten. ‘Deze toproofdieren ruimen zieke en zwakke dieren op en houden zo de Noordzee gezond’ schrijft bij herintroductie van een bedreigde diersoort voor dat er niet meer op mag worden gejaagd. “Maar natuurlijk zal de visserij in de Noordzee nooit stoppen. We proberen daarom beroepsvissers bij het project te betrekken. Zo zijn die verplicht bedreigde roggensoorten terug te gooien. Voor alle andere soorten geldt een vangstquotum.” Voor soortherkenning zijn enkele sheets ontwikkeld. Maar in de hectiek van een nachtelijke visvangst is het lastig om de verschillende soorten te onderscheiden. Ook zouden andere netten gebruikt kunnen worden bij de boomkorvisserij: netten met een ontsnappingsluik bovenin voor roggen en haaien. Overleven op aasgarnaaltjes Bij de opkweek van jonge roggen is het toegediende voer cruciaal. Roggen die net uit het ei komen, zijn niet agressief en gaan makkelijk over op het eten van mysis, een kleine garnalensoort. “Wij hebben een overlevingspercentage van 95,” zegt Laterveer trots. De eerste maanden overleven de stekelroggen behalve op aasgarnaaltjes op spiering, sprot en grondels. Nauwkeurig wordt bijgehouden wat ze eten. Om de veertien dagen worden ze gewogen om erachter te komen hoeveel voer ze opnemen en wat ze daarvan omzetten in gewicht. “Die gegevens kunnen we per dier verzamelen, omdat ze makkelijk van elkaar zijn te onderscheiden door het patroon op hun rug. Van alle driehonderd roggen houden we de groeidata en voeropnames bij. Het is een hoop werk, dat we alleen kunnen doen met de hulp van stagiairs.” “Voordat de vissen worden uitgezet willen we wel dat ze een levende prooi kunnen pakken, zoals Hollandse garnalen en kleine krabbetjes. Dat is de volgende stap. Hiervoor gebruiken we verlaten oesterputten in Yerseke. Dat zijn betonnen bakken van twaalf bij twintig meter, waarin we een zandlaag aanbrengen en de vissen meer ruimte krijgen dan in onze aquaria. In die omgeving willen we ze een soort trainingsperiode geven om erachter te komen of ze inderdaad levend voer kunnen vangen. Dat zal in september gebeuren, daarna gaan ze naar de Oosterschelde.” Laterveer benadrukt dat het project een proef is. Als die slaagt, krijgen andere kwetsbare roggensoorten een nieuwe kans. “En wat zou het mooi zijn om de vleet, een rog van meer dan twee meter, weer terug in onze Noordzee te krijgen.”