22.530 4,4 10.651 8,0 71,7 55,8 23.768 71.107 150.841 Oostende 19.388 5,7 75,1 63,9 25.100 90.929 215.802 Westhoek 23.463 5,9 76,1 77,1 31.706 117.090 281.112 ZuidWest-Vlaanderen 100.358 5,8 75,5 71,1 29.312 494.885 1.159.366 WestVlaanderen Maatstaf voor de geproduceerde welvaart (in euro). Werkgelegenheid (werknemers en zelfstandigen naar werkplaats) tov bevolking 18-64 jaar (in %). Beroepsbevolking (werkenden en werklozen) tov bevolking 18-64 jaar (in %). Totale werkloosheid (niet-werkende werkzoekenden inclusief oudere werklozen) tov bevolking 18-64 jaar (in %). 24.326 5,6 77,9 76,4 31.621 95.509 235.298 MiddenWest-Vlaanderen 463.690 6,6 74,6 66,2 31.067 n.b. 6.251.983 Vlaams Gewest Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie), Bevolkingskubussen Provincie WestVlaanderen o.b.v. Rijksregister, INR, VDAB, RVA en Steunpunt WSE. Verwerking: Afdeling DSA, POM West-Vlaanderen. 4 3 2 1 Aantal actieve ondernemingen (2009) Werkloosheidsdruk4 (2010) 75,2 Activiteitsgraad3 (2009) 31.224 BBP/inwoner1 (2009) 74,0 120.250 Aantal huishoudens (01/01/2010) Werkgelegenheidsgraad2 (30/06/2009) 276.313 Totale bevolking (01/01/2010) Brugge 0. KENGETALLEN 1 1. DEMOGRAFIE Figuur 1.1: Evolutie van de totale bevolking en de potentiële beroepsbevolking, RESOC’s van West-Vlaanderen en Vlaams Gewest, 2001-2010. 6% 5% 4% 3% 2% 1% 0% Brugge Midden-West-Vlaanderen Oostende Evolutie totale bevolking Westhoek Zuid-West-Vlaanderen West-Vlaanderen Vlaams Gewest Evolutie potentiële beroepsbevolking Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie). Verwerking: Afdeling DSA, POM West-Vlaanderen. Vaststellingen uit figuur 1.1: - - De groei van zowel de totale bevolking als de beroepsbevolking ligt in WestVlaanderen onder het Vlaamse niveau; Binnen West-Vlaanderen kende RESOC Oostende de voorbije tien jaar de grootste groei inzake de totale bevolking en de potentiële beroepsbevolking. RESOC Oostende stak hiermee zelfs uit boven het Vlaamse niveau; Behalve in RESOC Westhoek groeide de totale bevolking in alle regio’s sneller dan de potentiële beroepsbevolking; In RESOC Brugge groeide de totale bevolking met 1,8 % maar de groei van de potentiële beroepsbevolking bleef beperkt tot slechts 0,1 %. 2 Figuur 1.2: Evolutie van het natuurlijk accres per 1.000 inwoners, RESOC’s van WestVlaanderen en Vlaams Gewest, 2001-2009. 3,0 2,0 1,0 0,0 -1,0 -2,0 -3,0 -4,0 2001 Brugge 2002 2003 Midden-West-Vlaanderen 2004 Oostende 2005 Westhoek 2006 Zuid-West-Vlaanderen 2007 West-Vlaanderen 2008 2009 Vlaams Gewest Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie). Verwerking: Afdeling DSA, POM West-Vlaanderen. Vaststellingen uit figuur 1.2: - - - In de periode 2006-2008 was het natuurlijk accres in West-Vlaanderen licht positief, maar in 2009 werd opnieuw een licht negatieve waarde opgetekend. In het Vlaamse Gewest was het natuurlijk accres de afgelopen tien jaar positief met vanaf 2006 zelfs waarden boven de 1,6 ‰; In RESOC Oostende verliep het natuurlijk accres de afgelopen tien jaar sterk negatief. RESOC Midden-West-Vlaanderen, en sinds 2004 ook RESOC Zuid-West-Vlaanderen, zijn de enige regio’s in West-Vlaanderen met een positief natuurlijk accres; Met uitzondering van RESOC Zuid-West-Vlaanderen (status quo) lag het natuurlijk accres in alle regio’s in 2009 lager dan in 2008. 3 Figuur 1.3: Evolutie van het migratiesaldo per 1.000 inwoners, RESOC’s van WestVlaanderen en Vlaams Gewest, 2001-2009. 10,0 8,0 6,0 4,0 2,0 0,0 -2,0 -4,0 2001 Brugge 2002 2003 Midden-West-Vlaanderen 2004 Oostende 2005 Westhoek 2006 Zuid-West-Vlaanderen 2007 West-Vlaanderen 2008 2009 Vlaams Gewest Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie). Verwerking: Afdeling DSA, POM West-Vlaanderen. Vaststellingen uit figuur 1.3: - - - Net als in het Vlaamse Gewest verliep het migratiesaldo in West-Vlaanderen de voorbije tien jaar bijna continu in stijgende lijn. Het West-Vlaamse migratiesaldo bleef tussen 2001 en 2009 onder het Vlaamse gemiddelde; RESOC Oostende kende de afgelopen tien jaar een relatief hoog positief migratiesaldo in vergelijking met de andere regio’s. Door een sterke afname van het migratiesaldo in 2009 werd de kloof met de andere RESOC’s iets kleiner; RESOC Zuid-West-Vlaanderen is de enige West-Vlaamse regio die tot 2006 een negatief migratiesaldo kende. Het migratiesaldo is anno 2009 nog steeds het kleinst in RESOC Zuid-West-Vlaanderen maar de kloof met de andere regio’s is klein geworden. 4 Figuur 1.4: Bevolkingsmaatstaven, RESOC’s van West-Vlaanderen en Vlaams Gewest, 1 januari 2010. 120 % 100 % 80 % 60 % 40 % 20 % 0% Brugge Midden-West-Vlaanderen Oostende Doorstromingscoëfficiënt Westhoek Afhankelijkheidsratio Zuid-West-Vlaanderen West-Vlaanderen Vlaams Gewest Interne vergrijzing Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie). Verwerking: Afdeling DSA, POM West-Vlaanderen. Vaststellingen uit figuur 1.4: - - - 1 2 3 De doorstromingscoëfficiënt1 ligt in West-Vlaanderen onder het Vlaamse gemiddelde. In RESOC Midden- en Zuid-West-Vlaanderen ligt de doorstromingscoëfficiënt boven 100 %, terwijl de verhouding van het aantal instromende jongeren ten opzichte van het aantal uitstromende ouderen in RESOC Oostende opvallend laag is (75,3 %); De afhankelijkheidsratio2 ligt in West-Vlaanderen (92,6 %) een eind boven het Vlaamse cijfer (85,6 %). Binnen West-Vlaanderen is de afhankelijkheidsratio het grootst in RESOC Oostende en RESOC Westhoek; Het aantal 80-plussers ten opzichte van het aantal 60-plussers is in West-Vlaanderen hoger dan in het Vlaamse Gewest. Binnen West-Vlaanderen is de interne vergrijzing3 het grootst in RESOC Westhoek. Bevolking 15-24 jaar tov bevolking 55-64 jaar. Dit is een maat voor de demografische vervangingscapaciteit op de arbeidsmarkt. Bevolking 0-19 jaar en bevolking 60+ tov bevolking 20-59 jaar. Dit is een benadering voor het percentage niet-actieven (jongeren en ouderen) tov het aantal actieven. Bevolking 80+ tov bevolking 60+. Dit is een maat voor het aandeel hoogbejaarden in de oudere bevolking. 5 2. HUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING Figuur 2.1: Aandeel bebouwde oppervlakte (a) in totale oppervlakte en aandeel oppervlakte voor bedrijvigheid (b) in bebouwde oppervlakte, RESOC’s van West-Vlaanderen en Vlaams Gewest, 1 januari 2010. 30 % 25 % 20 % 15 % 10 % 5% 0% Aandeel bebouwde oppervlakte in totale oppervlakte Brugge Midden-West-Vlaanderen Oostende Aandeel oppervlakte voor bedrijvigheid in bebouwde oppervlakte Westhoek Zuid-West-Vlaanderen West-Vlaanderen Vlaams Gewest (a) Bebouwde oppervlakte: oppervlakte van percelen met gebouwen. (b) Oppervlakte voor bedrijvigheid: oppervlakte van percelen met ambachts- en industriegebouwen, opslagruimten, kantoorgebouwen en gebouwen met handelsbestemming. Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie). Verwerking: Afdeling DSA, POM West-Vlaanderen. Vaststellingen uit figuur 2.1: - - 4 In West-Vlaanderen is 16,3 % van de totale oppervlakte bebouwd, wat minder is dan in het Vlaamse Gewest (18,2 %). Van deze bebouwde oppervlakte wordt in WestVlaanderen wel een groter deel aangewend voor bedrijvigheid in vergelijking met het Vlaamse Gewest (18,1 % ten opzichte van 16,2 %); In RESOC Westhoek is slechts 10,5 % van de totale oppervlakte bebouwd en van deze bebouwde oppervlakte wordt slechts 13,4 % aangewend voor bedrijvigheid. RESOC Midden-West-Vlaanderen en vooral RESOC Zuid-West-Vlaanderen scoren opvallend hoog in vergelijking met de andere regio’s4. Ter informatie geven we mee dat de RESOC’s Zuid- en Midden-West-Vlaanderen - na RESOC Oostende - de RESOC’s zijn met de kleinste totale oppervlakte. RESOC Westhoek heeft de grootste totale oppervlakte. 6 3. WELVAART Figuur 3.1: Evolutie van het BBP per inwoner, RESOC’s van West-Vlaanderen en Vlaams Gewest, 2000-2009. 35.000 30.000 25.000 Euro 20.000 15.000 10.000 5.000 0 Brugge Midden-West-Vlaanderen Oostende Westhoek 2000 Zuid-West-Vlanderen West-Vlaanderen Vlaams Gewest 2009 Bron: INR. Verwerking: Afdeling DSA, POM West-Vlaanderen. Vaststellingen uit figuur 3.1: - - 5 Het BBP per inwoner5 ligt in West-Vlaanderen lager dan in het Vlaamse Gewest. Doordat het BBP per inwoner in West-Vlaanderen tussen 2000 en 2009 bovendien iets trager groeide kon West-Vlaanderen de kloof met het Vlaamse Gewest niet verkleinen; RESOC Zuid-West-Vlaanderen kende in de periode 2000-2009 de kleinste groei inzake BBP per inwoner, maar toch behoudt de regio ook in 2009 haar koppositie in WestVlaanderen. In RESOC Brugge groeide het BBP per inwoner het sterkst en ook in RESOC Westhoek lag de groei van het BBP per inwoner een eind boven het WestVlaamse groeicijfer. Het BBP per inwoner is een maatstaf voor de ‘geproduceerde’ welvaart in een land of een regio. Zie ook voetnoot 6. 7 Figuur 3.2: Evolutie van het beschikbaar inkomen per inwoner, RESOC’s van WestVlaanderen en Vlaams Gewest, 2000-2008. 20.000 18.000 16.000 14.000 Euro 12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000 0 Brugge Midden-West-Vlaanderen Oostende Westhoek 2000 Zuid-West-Vlaanderen West-Vlaanderen Vlaams Gewest 2008 Bron: INR. Verwerking: Afdeling DSA, POM West-Vlaanderen. Vaststellingen uit figuur 3.2: - - 6 Het beschikbaar inkomen per inwoner6 is in West-Vlaanderen kleiner dan in het Vlaamse Gewest. Aangezien de indicator in de periode 2000-2008 in West-Vlaanderen aan hetzelfde tempo groeide, bleef de kloof met het Vlaamse Gewest even groot; In RESOC Brugge was de groei van het beschikbaar inkomen per inwoner het kleinst, maar RESOC Brugge had in 2000 al het grootste beschikbaar inkomen per inwoner. Ook in 2008 neemt de regio de koppositie in West-Vlaanderen. Ondanks een sterker dan gemiddelde groei is het beschikbaar inkomen per inwoner ook in 2008 het laagst in RESOC Oostende. Het beschikbaar inkomen per inwoner is een maatstaf voor de ‘verdiende’ welvaart in een land of regio. De regionale verschillen inzake BBP per inwoner (geproduceerde welvaart) blijken veel groter te zijn dan deze inzake beschikbaar inkomen per inwoner (verdiende welvaart). Verklaringen hiervoor zijn o.a. pendelbewegingen en het temperend effect van de sociale zekerheid (Vergeynst, T., “Profiel van de regionale sociaal-economische overlegcomités (RESOC’s)”, APS-nota’s, nr. 12, Brussel, februari 2006, p. 26). 8 4. ARBEIDSMARKT EN OPLEIDING Figuur 4.1: Evolutie van de bezoldigde tewerkstelling, RESOC’s van West-Vlaanderen en Vlaams Gewest, 2000-2009 (a). 114 % 112 % 110 % Index (2000 = 100) 108 % 106 % 104 % 102 % 100 % 98 % 2000 Brugge 2001 2002 Midden-West-Vlaanderen 2003 Oostende 2004 Westhoek 2005 2006 Zuid-West-Vlaanderen 2007 West-Vlaanderen 2008 2009 Vlaams Gewest (a) Tot en met 2002: toestand op 30 juni, vanaf 2003: toestand op 31 december. Bron: RSZ. Verwerking: Afdeling DSA, POM West-Vlaanderen. Vaststellingen uit figuur 4.1: - - In West-Vlaanderen groeide het aantal werknemers in de periode 2000-2009 met 9,5 % iets minder sterk dan in het Vlaamse Gewest (+10,7 %); Binnen West-Vlaanderen liet RESOC Brugge de sterkste toename optekenen (+11,9 %), terwijl de toename in RESOC Zuid-West-Vlaanderen relatief beperkt bleef (+6,1 %); Als gevolg van de slechter wordende conjunctuur is het aantal werknemers in 2009 in alle regio’s gedaald in vergelijking met 2008. 9 Figuur 4.2: Evolutie van het aantal zelfstandigen (a), RESOC’s van West-Vlaanderen en Vlaams Gewest, 2000-2009. 112 % 110 % 108 % Index (2000 = 100) 106 % 104 % 102 % 100 % 98 % 96 % 2000 Brugge 2001 2002 Midden-West-Vlaanderen 2003 Oostende 2004 Westhoek 2005 2006 Zuid-West-Vlaanderen 2007 West-Vlaanderen 2008 2009 Vlaams Gewest (a) Exclusief zelfstandigen in bijberoep7. Toestand op 31 december. Bron: RSVZ. Verwerking: Afdeling DSA, POM West-Vlaanderen. Vaststellingen uit figuur 4.2: - - 7 Over de periode 2000-2009 groeide het aantal zelfstandigen in het Vlaamse Gewest met 10,3 %, wat opvallend meer is dan de toename in West-Vlaanderen (+6,7 %); In geen enkele West-Vlaamse regio steeg de groei van het aantal zelfstandigen in de periode 2000-2009 uit boven die in het Vlaamse Gewest. Met een toename van 9,1 % kende RESOC Brugge wel een opvallend sterkere groei dan West-Vlaanderen. Ook het groeicijfer van RESOC Westhoek ligt een eind boven het West-Vlaamse gemiddelde. In tegenstelling tot de evolutie van het aantal loontrekkenden (zie figuur 4.1) merken we bij de zelfstandigen geen terugval in 2009 in vergelijking met 2008 als gevolg van de verslechterende conjunctuur. Het aantal helpers werd in deze figuur niet opgenomen omwille van een trendbreuk in 2003. Vanaf 1 januari 2003 worden de meewerkende echtgenoten immers in de statistieken opgenomen, wat voor een flinke toename van het aantal (vrouwelijke) helpers heeft gezorgd. 10 Figuur 4.3: Evolutie van het aantal werklozen (a), RESOC’s van West-Vlaanderen en Vlaams Gewest, 2001-2010. 125 % 120 % 115 % 110 % Index (2001 = 100) 105 % 100 % 95 % 90 % 85 % 80 % 75 % 2001 Brugge 2002 2003 Midden-West-Vlaanderen 2004 Oostende 2005 Westhoek 2006 2007 Zuid-West-Vlaanderen 2008 West-Vlaanderen 2009 2010 Vlaams Gewest (a) Aantal niet-werkende werkzoekenden inclusief oudere werklozen. Bron: VDAB, RVA. Verwerking: Afdeling DSA, POM West-Vlaanderen. Vaststellingen uit figuur 4.3: - - Het aantal werklozen daalde in de periode 2001-2010 in West-Vlaanderen met 2,7 %; in het Vlaamse Gewest was er in diezelfde periode een lichte toename (+0,3 %); In drie regio’s – RESOC Zuid-West-Vlaanderen, RESOC Oostende en het Vlaamse Gewest – werden meer werklozen geteld in 2010 dan in 2001. De figuur toont echter grote conjuncturele schommelingen in deze periode waarbij de werkloosheid in alle regio’s in 2004-2005 eerst een piek bereikte en vervolgens in 2008 een laagtepunt; In RESOC Brugge daalde de werkloosheid relatief het sterkst (-11,9 %), wat een flink stuk boven de gemiddelde afname in West-Vlaanderen is. 11 Figuur 4.4: Studenten in het hoger onderwijs (HOBU en universiteit), RESOC’s van WestVlaanderen en Vlaams Gewest, academiejaar 2009-10. 70 % 60 % 50 % 40 % 30 % 20 % 10 % 0% Brugge Midden-West-Vlaanderen Oostende Westhoek Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen West-Vlaanderen Vlaams Gewest Universiteit Bron: Vlaamse Overheid, Agentschap voor Hoger Onderwijs en Volwassenenonderwijs. Verwerking: Afdeling DSA, POM West-Vlaanderen. Vaststellingen uit figuur 4.4: - - Van alle West-Vlaamse studenten hoger onderwijs kiest 64,2 % voor een hogeschoolopleiding en 35,8 % voor een opleiding aan een universiteit. Vlaamse studenten kiezen iets vaker voor een universiteitsopleiding (39,4 %); Binnen West-Vlaanderen blijkt dat studenten uit RESOC Brugge opvallend vaker universitaire studies volgen (40,1 %) in vergelijking met de andere West-Vlaamse RESOC’s. RESOC Westhoek telt procentueel het meest hogeschoolstudenten. 12 5. INDICATOREN VAN ECONOMISCHE ACTIVITEIT Figuur 5.1: Verloop van de ondernemingen, RESOC’s van West-Vlaanderen en Vlaams Gewest, 2009. 16 % 14 % 12 % 10 % 8% 6% 4% 2% 1,1 1,3 1,0 0,9 1,0 1,4 0,4 0% Brugge Midden-West-Vlaanderen Oostende Oprichtingsratio Westhoek Uittredingsratio Zuid-West-Vlaanderen West-Vlaanderen Vlaams Gewest Nettogroeiratio Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie). Verwerking: Afdeling DSA, POM West-Vlaanderen. Vaststellingen uit figuur 5.1: - - Zowel de oprichtings- als de uittredingsratio8, en bijgevolg ook de turbulentieratio, liggen in West-Vlaanderen onder het Vlaamse gemiddelde; Binnen West-Vlaanderen heeft RESOC Oostende de hoogste oprichtingsratio (8,0 %), maar ook de hoogste uittredingsratio (7,6 %). Hierdoor blijft de nettogroei beperkt tot slechts 0,4 %, het laagste cijfer van alle West-Vlaamse RESOC’s. De hoogste nettogroeiratio in West-Vlaanderen is voor RESOC Zuid-West-Vlaanderen (1,3 %). RESOC Midden-West-Vlaanderen en RESOC Westhoek hebben een lage uittredingsratio, maar aangezien ook de oprichtingsratio in beide RESOC’s het laagst is, blijft de nettogroeiratio eerder beperkt. ______________________________________ 8 De oprichtingsratio geeft de verhouding weer van het aantal oprichtingen ten opzichte van het aantal actieve ondernemingen. De uittredingsratio doet hetzelfde met het aantal stopzettingen en faillissementen. De nettogroeiratio is het saldo van de oprichtings- en uittredingsratio terwijl de turbulentieratio de som is. Op die manier drukt de nettogroeiratio uit hoeveel ondernemingen er per saldo bijkwamen terwijl de turbulentieratio weergeeft in welke mate het economisch weefsel zich vernieuwde. 13