Overzicht toetsdoelen rekenen, per blok Groep 5 Met rekenen werken we in blokken. Ieder blok bestaat uit vijftien lessen, na 12 lessen is het tijd voor de toets. De overgebleven drie lessen zijn lessen om te remediëren (extra herhaling naar aanleiding van de toets), of te verdiepen (moeilijkere stof naar aanleiding van de toets). Na de twaalf lessen worden er vier doelen getoetst. In ieder blok wordt ook gewerkt aan nieuwe doelen. Deze doelen worden nog niet getoetst maar wel alvast geoefend. De nieuwe doelen van ieder blok worden het volgende blok toetsdoelen. Om de toets voldoende te scoren moet minimaal 80% van de toets goed zijn. Bij minder dan 80% goed is de beoordeling matig of onvoldoende. Blok 1 toetsdoelen Toetsdoel 1 Toetsdoel 2 Toetsdoel 3 Toetsdoel 4 Blok 2 toetsdoelen Toetsdoel 1 Toetsdoel 2 Toetsdoel 3 Toetsdoel 4 Blok 3 toetsdoelen Toetsdoel 1 Toetsdoel 2 Toetsdoel 3 Toetsdoel 4 Doortellen en terugtellen t/m 1000. Optellen en aftrekken t/m 200 met tienvouden. Concrete situatie verbinden aan vermenigvuldiging of deling en deze oplossen. Concrete situatie verbinden aan optel- of aftrekopgave waarbij verschillende operaties uitgevoerd moeten worden. Doortellen en terugtellen t/m 1000 met sprongen van 1, 10, 100. Optellen en aftrekken t/m 120. Tafels van 3 en 6. Bij een eenvoudig patroon het spiegelbeeld tekenen. Digitale tijden aangeven op een analoge klok en digitale tijden rangschikken. Aangeven tussen welke honderdtallen een gegeven getal hoort. Optellen, aftrekken en aanvullen t/m 200 in contextsituaties. Tafel van 9 en strategie 1x meer en 1x minder toepassen. Blok 4 toetsdoelen Toetsdoel 1 Toetsdoel 2 Toetsdoel 3 Toetsdoel 4 Blok 5 toetsdoelen Toetsdoel 1 Toetsdoel 2 Toetsdoel 3 Toetsdoel 4 Blok 6 toetsdoelen Toetsdoel 1 Toetsdoel 2 Toetsdoel 3 Toetsdoel 4 Blok 7 toetsdoelen Toetsdoel 1 Toetsdoel 2 Toetsdoel 3 Toetsdoel 4 Blok 8 toetsdoelen Toetsdoel 1 Toetsdoel 2 Toetsdoel 3 Toetsdoel 4 Getallen samenstellen met 100-tallen, 10-tallen en eenheden in geldcontext. Getallen tot 1000 splitsen in 100-tallen, 10-tallen en eenheden. Vermenigvuldigen in vleksommen. Delingen in contexten uitrekenen. Optellen en aftrekken t/m 1000, in het bijzonder rond de 100-tallen. Tafels van 7 en 8. Informatie vanuit een foto weergeven op een plattegrond en aangeven wat je vanuit een bepaald standpunt kunt zien. Werkelijke afstand op een kaart bepalen m.b.v. een liniaal en een legenda. Analoge kloktijden aflezen en omzetten in digitale tijden en de tijdsduur tussen twee verschillende tijdstippen bepalen. Getallen t/m 1000 verdubbelen en halveren. De goede maat invoeren. Maten t.o.v. elkaar vergelijken. Oppervlaktes en omtrekken bepalen. Rekenen tussen streepjes bij optellen en aftrekken tot 1000 (zonder overschrijding bij het aftrekken). Aangeven welk van 4 getallen het dichtst ligt bij een gegeven getal t/m 1000. M.b.v. een kalender een datum bepalen die enige tijd eerder of later ligt dan een gegeven dag. De volgorde van de maanden kennen. Blokkenbouwsel bouwen a.h.v. bepaalde eisen en daarbij de plattegrond geven met hoogtegetallen. Kinderen kunnen rekenen tussen streepjes bij het optellen en aftrekken tot 1000. Kinderen interpreteren staafgrafieken en tabellen, en tekenen eenvoudige staafgrafieken. Kinderen kunnen rekenen in verhoudingstabellen, in het bijzonder terugrekenen naar 1 en van daaruit verder vermenigvuldigen. Kinderen kunnen in verdeelsituaties bepalen hoeveel ieder krijgt en wat de rest is. Blok 9 toetsdoelen Toetsdoel 1 Toetsdoel 2 Toetsdoel 3 Toetsdoel 4 Blok 10 toetsdoelen Toetsdoel 1 Toetsdoel 2 Toetsdoel 3 Toetsdoel 4 Blok 11 toetsdoelen Toetsdoel 1 Toetsdoel 2 Toetsdoel 3 Toetsdoel 4 Blok 12 toetsdoelen Toetsdoel 1 Toetsdoel 2 Toetsdoel 3 Toetsdoel 4 Kinderen kunnen getallen aanvullen tot en met 1000. Kinderen kunnen maataanduidingen aflezen op liniaal (cm), maatbeker (l,ml) en weegschaal (kg, g). Kinderen kunnen vermenigvuldigen van het type 3 x 20 en 20 x 4 uitrekenen. Kinderen kunnen vermenigvuldigen van het type 4 x 23 uitrekenen. Kinderen kunnen in een deelsituatie met rest, afhankelijk van de context, bepalen wat het antwoord is. Kinderen kunnen temperatuur aflezen en interpreteren. Kinderen kunnen aftrekken tot en met 1000 via aanvullen, en het verschil bepalen tussen twee getallen. Kinderen kunnen meerdere getallen handig optellen. Kinderen kunnen optellingen aangeboden in het HTE-schema uitrekenen met overschrijdingen. Kinderen kunnen getallen tot en met 10 000 globaal tellen, ordenen en lokaliseren, en de getallen in woorden schrijven. Kinderen kunnen lengtes (omtrekken) meten en gebruiken millimeters en centimeters. Kinderen kunnen bedragen van het type 23,75 euro samenstellen tot en met 100 euro. Kinderen kunnen een route op een kaart bepalen, tekenen en beschrijven. Kinderen kunnen uit het hoofd optellen en aftrekken tot en met 1000. Kinderen kunnen informeel afronden op honderdtallen. Kinderen kunnen handig optellen en aftrekken in een geldcontext.