Rechtenvrij interview Marc-Marie Huijbregts – FLORISSANT Marc-Marie Huijbregts groeide samen met zijn twee zussen op in een middenklassengezin in Tilburg. Van jongs af aan wilde hij zingen en acteren. Op goed geluk deed hij begin jaren negentig auditie voor de musical Company. Hij werd direct aangenomen. Daarna volgden meer voorstellingen, onder meer bij het Zuidelijk Toneel, het Nationaal Ballet en bij het reizend theaterfestival De Parade. Ook speelde hij kleine rolletjes in televisieseries. In 1998 ontmoette hij Raoul Heertje die hem uitnodigde mee te doen aan de open podiumavond van de Comedytrain in Toomler, Amsterdam. Daar leerde hij op het podium staan als zichzelf, niet in een rol. Ruim een jaar later won hij Camaretten, met de voorstelling Marc-Marie H. Die avond was een scharniermoment, zegt hij. De wereld begreep hem en hij begreep de wereld. Waar lag dat aan? “Ik stond er als mezelf. Zonder hoedjes, snorretjes en andere tierelantijnen. Hoe eerlijker en opener je het toneel opgaat, hoe beter het is. Ik vond stand-uppen altijd een beetje eng. Eigenlijk durf ik dat nu ook niet meer. Je zit voor een volle zaal met alleen maar een microfoon en al die mensen weten dat jij denkt zo direct grappig te zijn. In al die jaren heb ik geleerd dat goeie comedy altijd betekent: leuk zijn, en niet leuk doen. Als ik vooraf denk: dit wordt leuk, dan werkt het niet.” Hoe geef je vorm aan je shows? “In mijn theaterprogramma’s heb ik vaste tekst, maar ik laat ook grote stukken open om bijvoorbeeld met het publiek te praten. Die voorstellingen zijn tien keer zwaarder dan voorstellingen waarin alles vastligt. Je moet de hele avond scherp zijn. Door deze interactie met het publiek voelt mijn voorstelling niet als een solovoorstelling. Ik ben altijd samen met mijn publiek. Het zaallicht blijft aan en de mensen worden deel van de voorstelling. “ Je hebt het in je voorstellingen vaak over situaties en personen uit je eigen leven; vind je dat je het over alles en iedereen moet kunnen hebben op het toneel? “Nee, ik vind niet dat je het over alles en iedereen moet kunnen hebben op het toneel. Je moet wel alles kúnnen zeggen maar je hóeft niet alles te zeggen. Ik probeer wel zo eerlijk mogelijk over mezelf te zijn. Ik spaar mezelf niet en daarmee creëer ik de vrijheid om over anderen ook wat te kunnen zeggen.” Wat levert je openhartigheid je op? “Veel gedoe, soms, veel plezier, soms.” Wat betekent ‘theater’ in jouw leven? “Theater betekent , om het maar eens groot te zeggen, thuis. Ik voel dat ik daar hoor. Er is geen andere plek, behalve mijn echte thuis, waar ik dat gevoel heb.” En wat doet zingen voor jou? “Zingen vind ik heerlijk om te doen. Omdat je er alles in kwijt kan. Je kan acteren, zingen, bewegen. Zang is qua emoties overbrengen veel directer dan tekst alleen.” Waar gaat Florissant over? “De rode draad in mijn voorstelling is het overlijden van mijn vader. Dat is inmiddels al weer twee jaar geleden. Toen mijn moeder overleed was het duidelijk. Toen was ik gewoon verdrietig. Maar de rouw die bij mijn vader komt kijken, is onhandig. Die is rafelig. Omdat er veel zo veel meer emoties bij komen kijken. Maar er is in Florissant natuurlijk ook ruimte voor allerlei verhalen, bijvoorbeeld over de week dat ik in een stilteklooster ben geweest, of hoe ik eind augustus helemaal geschminkt in Castricum op een bedrijventerrein stond voor het Sinterklaasjournaal.”