‘Es war kein Krieg mehr. Nur noch Kampf um nackte Leben.‘ De effectiviteit van de Kriegsmarine vanaf 1943 Versie 6 juli 2011 Individueel Eindwerkstuk Bachelor Aantal woorden: 18.548 Eric Scheffers 3351319 Begeleider: Mevrouw dr. von Frijtag Drabbe Künzel 1 Inhoudsopgave Inleiding 3 Hoofdstuk 1 De inzet en effectiviteit van de Kriegsmarine 7 Hoofdstuk 2 Bevelhebbers en bevelvoering 28 Hitler en de Partij Bevelvoering Hoofdstuk 3 Scheepsbouw, technologische ontwikkelingen en bemanning Scheepsbouw Technologische ontwikkelingen Bemanning 28 36 43 43 50 52 Conclusie 58 Geraadpleegde bronnen 60 Primaire bronnen Bronuitgaven Secondaire bronnen Primaire internetbronnen 60 61 62 65 2 Inleiding ‘Es war kein Krieg mehr. Nur noch Kampf um nackte Leben.‘1 Zo omschrijft Heinz Schäffer in zijn memoires de situatie toen hij in 1943 op het punt stond om met de U-977 op patrouille te gaan. Wie naar de inzet van de Duitse U-Boote in de Tweede Wereldoorlog kijkt, kan niet anders dan concluderen dat op dat moment een verloren strijd werd uitgevochten. Waar tot 1943 U-Boote grote successen behaalden terwijl weinig verliezen werden geleden, draaide de situatie in 1943 volledig om. Dit verhaal gaat ook deels op voor de grote oppervlakteschepen; in de eerste helft van de oorlog werden ze uitgezonden en in de tweede helft speelden ze nauwelijks een rol van betekenis. Duitsland was in september 1939 nog niet klaar voor een zeeoorlog, laat staan voor een zeeoorlog tegen Groot Brittannië dat, samen met de Verenigde Staten, de sterkste maritieme wereldmacht was. Het gevolg daarvan was dat het een tijd duurde voordat de Kriegsmarine voldoende schepen had om haar strategische doelen te kunnen bereiken. Het primaire doel van de Kriegsmarine was het tot zinken brengen van vijandelijke koopvaardijschepen. Wie effectiviteit definieert in tot zinken gebracht bruto ton per dag op zee per U-Boot of oppervlakteschip, zal concluderen dat in de eerste helft van de oorlog de effectiviteit het grootst was. Mijn inziens kan effectiviteit beter worden gedefinieerd vanuit de vraag in hoeverre U-Boote zich volledig konden toeleggen op hun primaire taak: het tot zinken brengen van vijandelijke scheepsruimte. Tegenwoordig zouden we dat ‘teruggaan naar de core-business’ noemen. Deze effectiviteit zal in dit paper centraal staan. Ten eerste zal worden aangetoond dat de effectiviteit van de Kriegsmarine toenam naarmate de oorlog vorderde en ten tweede zal deze toename van effectiviteit worden verklaard. Als keerpunt is 1943 genomen om drie redenen. Ten eerste bestaat overeenstemming onder praktisch alle onderzoekers en betrokkenen over het feit dat mei 1943 het keermoment was van de Battle of the Atlantic. Volgens sommigen stond Duitsland in maart en april van dat jaar nog heel dicht bij het winnen van de slag, maar uiteindelijk verloor het toch het initiatief; de Duitse verliezen namen sterk toe, terwijl de successen sterk afnamen. Dat geeft de indruk dat de effectiviteit sterk afnam, terwijl dit paper gaat aantonen dat de effectiviteit juist toenam. De tweede reden is dat vanaf 1943 de oppervlakteschepen nog maar zeer beperkt werden ingezet omdat zij niet meer effectief konden opereren. De derde, daarmee samenhangende reden, is dat Grossadmiral Erich Raeder in januari 1943 als bevelhebber van de Kriegsmarine werd opgevolgd door Grossadmiral Karl Dönitz. Dit bracht een wijziging in 1 Heinz Schäffer, U 977. 66 Tage unter Wasser (Wiesbaden, München 2008) 173. 3 beleid en aansturing met zich mee. Deze drie redenen laten duidelijk zien dat er in de eerste helft van 1943 een grote verandering plaatsvond. Bij voorbaat moet worden opgemerkt dat 1943 niet het pure keermoment in effectiviteit was, omdat in de eerste helft van de oorlog de effectiviteit ook als langzaam toenam. 1943 kan wel worden gezien als een stroomversnelling hiervan. Na het eerste hoofdstuk waarin de inzet van de Kriegsmarine gedurende de gehele oorlog zal worden geschetst, zal in het tweede hoofdstuk de invloed van de bevelhebber en bevelvoering worden geanalyseerd. Het derde hoofdstuk gaat vervolgens in op de overige factoren, zoals scheepsbouw, technologische ontwikkelingen en bemanning. Dat betekend dat in het eerste hoofdstuk het aantonen van mijn stelling over de effectiviteit centraal staat en in het tweede en derde hoofdstuk de verklaring hiervan. Nadrukkelijk zeg ik hier ‘centraal staat’, omdat de nadere analyse van het tweede en derde hoofdstuk ook als toevoeging van het betoog van het eerste hoofdstuk kan worden gezien. De centrale vraag over de effectiviteit heeft de gehele Kriegsmarine centraal staan. Wel moet worden opgemerkt dat in de tweede helft van de oorlog eigenlijk alleen de U-Boote nog opereerden. Dat de oppervlakteschepen toch behandeld worden – vooral in het eerste hoofdstuk – is omdat die een belangrijke rol speelden in de Duitse strategie en duidelijk het verloren gaan van de Duitse effectiviteit vanaf 1943 illustreren. Waarom moet dit worden onderzocht? Ten eerste om het belang van de The Battle of the Atlantic. Hitler zag de oceaan als de eerste westelijke verdedigingslinie.2 Ook waren de Duitsers aan het begin van 1943 zeer dicht bij de overwinning van deze slag. Het is niet de taak van de historicus om te suggereren wat er dan had kunnen gebeuren, maar duidelijk is dat Engeland dan voor de Geallieerden verloren zou zijn. Een invasievloot had nooit vanuit de Verenigde Staten kunnen opereren, dus dan hadden de Geallieerden nooit een offensief in het Westen kunnen uitvoeren. Ondanks bijvoorbeeld The Battle of Britain, de Blitz en de gewaagde terugtrekking van het Britse expeditieleger uit Duinkerken, wijst Winston Churchill dan ook op het belang van The Battle of the Atlantic: ‘The only thing that ever really scared me during the war was the U-boat peril.’3 Een tweede reden waarom dit onderzoek van belang is, is omdat er praktisch geen onderzoeken bestaan die zich richten op het beleid en aansturing van de Kriegsmarine. Boekenkasten zijn vol geschreven over praktisch elke 2 Fuehrer Conferences on Naval Affairs 1939-1945, Jak P. Mallmann Showell ed. (London 1990), 334-335. Winston Churchill, The Second World War 2 (London, Toronto, Melbourne, Sydney, Auckland 1954-1955) 529. 3 4 gebeurtenis op zee, elke patrouille en elk afgevuurd schot, maar de boekenkast die gevuld zou moeten zijn met boeken over de aansturing van de vloot en redenen voor elke gebeurtenis, blijft leeg. Zo is het ook opvallend dat er geen studie bestaat over de bevelsstructuur binnen de Kriegsmarine of over de rol van Hitler daarbij.4 Voor nu is het dus van belang de effectiviteit nader te onderzoeken en te verklaren, om zo een hiaat in het onderzoek op te vullen. Omdat er een hiaat in het onderzoek zit, is op dat punt weinig historiografie te beschrijven. Omdat dit onderzoek wel ingaat op de invloed van Hitler op de besluitvorming en aansturing van de Kriegsmarine, kan dit in de context worden geplaatst van de rol van Hitler op de oorlogvoering op het land en zijn aansturing in het algemeen. Twee principes staan hierin centraal: het Führerprinzip en het ‘working towards the Fuhrer’. Het Führerprinzip staat voor de gecentraliseerde en hiërarchische leiding waarbij bevelen precies en zonder discussie opgevolgd. 5 Het ‘working towards the Fuhrer’ – geïntroduceerd door historicus Ian Kershaw - slaat op der werkwijze waarbij de visie van Hitler, mensen en organisaties aanzette tot ideologische radicalisatie omdat geen directe bevelen werden gegeven. De charismatische autoriteit van Hitler zorgde ervoor dat zijn onuitgesproken wensen en doelen werden nagestreefd.6 Binnen de Kriegsmarine waren deze leiderschapsprincipes maar zeer beperkt van toepassing, maar dit paper zal ook aantonen dat deze principes op sommige momenten ook bij de landoorlogvoering niet van toepassing waren. Ondanks dat weinig studies bestaan over de aansturing, zijn er voldoende bronnen beschikbaar voor mijn onderzoek. Zo heb ik een groot aantal memoires van bevelhebbers, commandanten en van gewone bemanningsleden tot mijn beschikking.7 Deze boeken zijn belangrijk in dit paper omdat het mijn inziens van belang is te schrijven vanuit de personen die direct betrokken waren. Mensen als Dönitz, Raeder maar ook Albert Speer hadden veel 4 Er bestaan wel veel boeken over de rol van Hitler op de oorlog op het land, maar als die de Kriegsmarine behandelen zijn ze vaak zeer kort en soms feitelijk onjuist. Het boek Hitler, Military Commander van Rupert Matthews geeft een mooi overzicht van de werkwijze van Hitler bij militaire zaken, maar is zweer zwak op het gebied van de Kriegsmarine. Zo schrijft hij dat Raeder boos was en protesteerde toen Hitler U-Boote naar de Middellandse Zee wilde sturen. Dat is feitelijk niet waar, aangezien het juist een voorstel van Raeder was. Op de besluitvorming rond het zenden van U-Boote naar de Middellandse Zee zal later verder worden ingegaan. Vanzelfsprekend kunnen dit soort boeken wel worden gebruikt voor context en vergelijkingsmateriaal. Rupert Matthews, Hitler. Military Commander (London 2003) 35. 5 Geoffrey Magargee, Inside Hitler’s High Command (Lawrence 2000) 63-64. 6 Ian Kershaw, ‘Working towards the Führer. Reflections on the nature of the Hitler dictatorship.’Contemporary European History 2 (1993) 116-117. 7 De belangrijkste daarvan zijn toch de memoires van beide bevelhebbers van de Kriegsmarine: Karl Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage (Frankfurt am Main, Bonn 1964). Grossadmiral Erich Raeder, Mein Leben. Oberbefehlshaber der deutschen Kriegsmarine 1935-1943 (Beltheim-Schnellbach 2009). 5 invloed op de gebeurtenissen, maar om hun beschrijving hiervan kritisch te kunnen bekijken zullen ook biografieën over hen deel uitmaken van de geraadpleegde literatuur. Daarnaast zijn diverse dagboeken, verslagen van bijeenkomsten en bevelen in boekvorm uitgebracht, wat een mooie hoeveelheid primaire bronnen oplevert.8 Na de oorlog lieten de Engelsen op grote schaal studies en essays schrijven door Duitse bevelhebbers. Zo is de analyse van Günther Hessler over de U-Boot-oorlog een perfect overzicht van de Duitse visie op de strijd.9 Ook de essays die Duitse admiraals voor de Engelsen schreven, zijn (gedeeltelijk) in boekvorm uitgekomen.10 Captain Roskill schreef de officiële geschiedenis van de Royal Navy en schreef daarmee een –een inmiddels qua analyse gedateerd – overzichtswerk.11 De Amerikaanse officiële geschiedenis van de maritieme operaties is niet alleen gedateerd, maar is op diverse gebieden een onjuiste weergave van de feiten en is hierdoor maar van beperkte waarde. 12 Aangevuld met diverse specifieke studies en interviews bieden deze bronnen voldoende basis om mijn onderzoek op te baseren.13 Hierdoor bleek archiefonderzoek niet nodig, vooral omdat er al zoveel is beschreven en in de gebruikte primaire bronnen voldoende informatie aanwezig is om verschillende visies te kunnen onderzoeken. 8 Fuehrer Conferences on Naval Affairs, Mallmann Showell ed.. De studie van Hessler is eenmalig in boekvorm uitgebracht in 1981 en is daarmee een zeldzaam standaardwerk geworden. Günther Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 1939-1945 (London 1989). 10 Hitler’s admirals, Bennett, G.H. en R. Bennett ed. (Annapolis 2004). 11 Captain S.W. Roskill, The War at sea 1939-1945 (Sussex 2004). 12 Samuel Eliot Morison, History of United States Naval Operations in World War II. The Atlantic Battle Won May 1943-May 1945 (Boston 1956) 96. Het boek van Morison is niet betrouwbaar. Hij schrijft dat een piloot veel luchtafweergeschut moest omzeilen maar toch een homing-torpedo wist te droppen waarmee de U-462 tot zinken werd gebracht. Dit kan niet waar zijn, omdat luchtafweer suggereert dat er andere U-Boote boven water voeren terwijl het bevel was gegeven nooit een homing-torpedo te gebruiken als andere boten dat konden zien. Dit om het bestaan van dit wapen niet uit te laten lekken. Michael Gannon, Black May. The epic story of the Allies’ defeat of the German U-Boats in May 1943 (Annapolis 2010) 340-346. 13 Vooral belangrijk zijn de boeken van Clay Blair met een uitgebreid overzicht van alle U-Boot-operaties. Clay Blair, Hitler’s U-Boat war. The Hunters, 1939-1942 (New York 2000). Clay Blair, Hitler’s U-Boat war. The Hunted, 1942-1945 (New York 2000). 9 6 Hoofdstuk 1 De inzet en effectiviteit van de Kriegsmarine In de inleiding is de vraagstelling en definiëring van de effectiviteit behandeld. In dit eerste hoofdstuk zal een schets van de inzet van de Kriegsmarine gedurende de gehele oorlog worden gegeven, waarmee kan worden aangetoond dat, hoewel in de tweede helft van de oorlog de successen minder werden en de verliezen toenamen, er wel op grote schaal geopereerd bleef worden. Daarnaast ook dat aan het begin van de oorlog de effectiviteit door diverse factoren beperkt werd. De analyse begint met het Verdrag van Versailles; hiermee werd Duitsland na de Eerste Wereldoorlog harde condities opgelegd en werd het niet toegestaan voor Duitsland om een grote vloot of U-Boote te hebben. Een groot deel van de Duitse vloot van de Eerste Wereldoorlog was bij Scapa Flow op 21 juni 1919 door de Duitsers zelf tot zinken gebracht, waarmee de Geallieerden dit dwangmiddel om de Duitsers het verdrag van Versailles te laten accepteren, werd ontnomen.14 Wat Duitsland overhield, waren twee oudere slagschepen van het pre-Dreadnought-tijdperk en nog wat kleinere schepen.15 Binnen de richtlijnen van Versailles bestond wel wat ruimte voor zwaardere schepen; zo werden de Panzerschiffe van de Deutschland-klasse gebouwd. Deze schepen stonden ook bekend als pocket-battleships omdat ze relatief klein (door de tonnage beperking van Versailles) maar wel zwaar bewapend waren.16 De opkomst van de NSDAP en Adolf Hitler zorgde ervoor dat Duitsland zich (sneller) ging herbewapenen. Daarbij moesten een aantal belangrijke afwegingen worden gemaakt: moest worden ingezet op oppervlakteschepen of U-Boote, moest de toekomstige strategie gericht zijn op inzet tegen koopvaardijschepen of oorlogsschepen en welk land zou de tegenstander gaan worden? Al in 1933 deelde Hitler aan de bevelhebber van de marine, Grossadmiral Erich Raeder mee, dat hij onder alle omstandigheden vrede met Engeland wilde behouden en dat de Duitse marine de Franse marine als graadmeter moest gaan zien. Wie de 14 Charles S. Thomas, The German Navy in the Nazi Era (London 1990) 26. De HMS Dreadnought (in 1906 te water gelaten) was het eerste slagschip dat was gebouwd met minder maar wel een veel zwaarder kaliber wapens waarmee het op grote afstand kon schieten. Daarnaast was het schip veel zwaarder gepantserd. Met deze vernieuwingen werden alle andere typen schepen direct gedateerd, wat een wapenwedloop tot gevolg had. De enige slagschepen die Duitsland na de oorlog mocht houden waren de Schlesien en Schleswig-Holstein die dus verouderd waren en op geen enkele manier bedreiging vormden. 16 Van dit type zijn drie schepen gebouwd: de Deutschland (in februari 1940 omgedoopt tot Lützow in verband met de mogelijke symboliek bij het zinken), de Admiral Scheer en de Admiral Graf Spee. http://wwiiarchives.net/servlet/doc/Tov_articles_159-213. Geraadpleegd op 23 mei 2011. 15 7 tegenstander zou gaan worden bij potentiële oorlog, werd niet gezegd.17 Wel zou Raeder al vanaf 1934 rekening hebben gehouden met een oorlog tegen Engeland, blijkend uit zijn aantekeningen bij het maken van de plannen voor de Panzerschiffe.18 Raeder kwam het voorstel om in 1949 een vloot te hebben van acht slagschepen, drie vliegdekschepen en zeventig U-Boote waarmee het gelijk zou zijn aan Frankrijk en op vijfendertig procent van de kracht van Engeland zou zitten, waarmee werd voldaan aan de Washington-overeenkomst van 1922.19 De precieze plannen voor de vloot op en werden regelmatig bijgesteld, maar centraal stond de keuze voor de combinatie van oppervlakteschepen en U-Boote.20 De keuze voor de inzet van U-Boote was in zekere zin riskant; in de Eerste Wereldoorlog waren Duitse U-Boote wel succesvol geweest, maar de Engelsen dachten met hun ASDIC (Allied Submarine Detection Investigation Committee, de Amerikanen noemden dit SONAR) de technologie in handen te hebben waarmee U-Boote zo gemakkelijk konden worden opgespoord dat zij niet meer effectief konden opereren.21 Het Engelse Shipping Advisory Committee berichtte de Admiraliteit dan ook dat ‘the submarine should never again be able to present us with the problem we were faced with 1917.’22 Deze visie was een duidelijke overschatting van de technologische mogelijkheden.23 Winston Churchill verwoordt dat treffend: ‘The Asdics did not conquer the U-boat; but without Asdics the Uboat would not have been conquered.’24 Vanaf mei 1938 ging Raeder er bij zijn besprekingen met Hitler vanuit, dat met oorlog met Frankrijk en Engeland rekening gehouden moest worden, terwijl Hitler nog uitging van een vreedzame oplossing.25 Dit was ook terug te zien in het vlootbouwprogramma waarbij, 17 Raeder, Mein Leben, 220. Keith Bird, Erich Raeder. Admiral of the Third Reich (Annapolis 2006) 112-113. 19 Bird, Erich Raeder, 112. 20 Zo werd met het Z-plan van 1939 voorgesteld, waarbij de nadruk werd gelegd op oppervlakteschepen zoals zes slagschepen van 50.000 ton waterverplaatsing (in essentie een vergroot schip van de Bismarck-klasse) en vier vliegdekschepen om daarmee ook Engelse koopvaardijschepen aan te vallen waarmee de Britten zouden worden gedwongen ook zware schepen het een konvooi met sturen. Daarmee kon de Britse zeemacht worden versplinterd en daarmee verzwakt. Het London Naval Treaty stond de groei van de Duitse vloot gedeeltelijk toen. Raeder, Mein Leben, 366. Vice Admiral Friedrich Ruge, Der Seekrieg (Annapolis 1960) 36. Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 41. 21 Jochen Brennecke, Jäger-Gejagte. Deutsche U-Boote 1939-1945 (Hamburg 2007) 29-30. Ruge, Der Seekrieg, 53-55. Volgens Dönitz was er op dat moment wel twijfel of U-Boote nog wel iets waard waren. Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 17. 22 Karl Dönitz, 40 Fragen an Karl Dönitz (München 1979) 29. 23 De kracht van de ASDIC werd duidelijk overschat; een escortecommandant schrijft in zijn memoires dat het systeem vaak kapot ging, dat het geen goed contact kon worden verkregen wanneer het schip te veel rolde in hoge zee en ook konden contacten worden verkregen van bijvoorbeeld vissen, stenen, wrakken en andere schepen of het kielzog daarvan. Bob Whinney, The U-Boat Peril. An anti-submarine commander’s war (Poole 1986) 43. 24 Churchill, The Second World War 1, 147. 25 Raeder, Mein Leben, 361, 369. 18 8 volgens de Duitse admiraal Böhm, schepen werden geproduceerd die te zwak waren om de heerschappij van Engeland aan te tasten.26 Raeder stelde twee vlootbouwprogramma’s voor, waarbij de eerste U-Boote en Panzerschiffe die vooral operationeel zouden tegen Britse koopvaardij centraal had staan, terwijl het andere plan een grotere oppervlaktevloot voorstelde die numeriek onderschikt was aan de Engelsen, maar kwalitatief en technologisch dominant zou zijn. Gekozen werd voor het tweede plan, dat het langer duurde om dat op te zetten was volgens Hitler niet relevant omdat hij pas vanaf 1946 de vloot nodig zou hebben voor politieke doeleinden.27 Naarmate in 1939 het risico van een oorlog met Engeland groter werd, werd het doel van het Duitse scheepsbouwprogramma het creëren van een Risikoflotte: een vloot de sterk genoeg moest zijn om voor de Engelsen een risico te vormen en daarmee de Engelsen motiveerde zich vooral afzijdig te houden van de Duitse plannen.28 Zodra de oorlog uitbrak zou een groot deel van de U-Boot-vloot en twee Panzerschiffe al op zee zijn om meteen de vijandelijke scheepvaart aan te vallen. Een groot deel van de rest van de vloot was nog in aanbouw.29 Het operationele doel van de Kriegsmarine stond wel vast: het aanvallen van Engelse zeeverbindingen.30 Op het moment van het uitbreken van de oorlog op 1 september 1939 schreef toenmalig Commodore Karl Dönitz in een memorandum aan Raeder dat de enige manier om voldoende druk op de Engelsen - die een paar dagen later aan de oorlog in Duitsland zouden verklaren – te zetten, het aanvallen van hun zeeverbindingen was. Zolang niet genoeg bovenwaterschepen beschikbaar waren, moesten U-Boote deze taken uitvoeren. Hiervoor was het noodzakelijk minimaal negentig U-Boote in het gebied te hebben, waarvoor een totaal aantal van driehonderd nodig was, uitgaande van het principe dat een derde van de boten in de haven zou liggen, een derde onderweg zou zijn naar het operatiegebied en een derde daar aanwezig was. Bij het uitbreken van de oorlog waren maar zesentwintig U-Boote geschikt voor operaties op de Atlantische oceaan en konden dus maar acht tot negen boten tegelijkertijd opereren. Dönitz pleitte dan ook voor een uitbreiding van de U-Boot-bouw.31 Toen de oorlog net begon, werden veel regels opgelegd die de effectiviteit van de UBoote schade berokkenden. Zo mochten aanvallen niet worden geconcentreerd op vijandige Aldus Böhm in een essay dat is afgedrukt in: Hitler’s admirals, Bennett ed. 33-34. Ruge, Der Seekrieg, 32-33. 28 Volgens Meyer in: Hitler’s admirals, Bennett ed., 47. 29 Blair, Hitler’s U-Boat war. The Hunters, 54. 30 Ruge, Der Seekrieg, 49. Dönitz in: Hitler’s admirals, Bennett ed., 59. 31 Raeder, Mein Leben, 375-376. Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 35-38. Memorandum in: Fuehrer Conferences on Naval Affairs, Mallmann Showell ed., 36-37. 26 27 9 formaties omdat Hitler nog steeds de hoop had Engeland uit de oorlog te halen en de kans daarop niet wilde verpesten door prestigieuze schepen tot zinken te brengen.32 Daarnaast moest het Submarine Protocol van 1930 worden nageleefd, waarin stond dat vijandelijke schepen niet zonder waarschuwing vooraf tot zinken mochten worden gebracht. Een U-Boot was verplicht een schip te stoppen en de lading te inspecteren. Het schip mocht vervolgens pas tot zinken worden gebracht als, in het geval met een neutraal schip, er contrabande aan boord was of, in het geval van een vijandelijk schip, de veiligheid van de bemanning kon worden gegarandeerd. Een uitzondering werd gemaakt voor troeptransporten, schepen die in konvooi voeren of werden geëscorteerd en schepen die direct deelnamen aan de strijd.33 UBoote, die met hun weinige bewapening en kwetsbare scheepshuid gebouwd waren om gebruik te maken van het verrassingselement, waren zeer kwetsbaar aan de oppervlakte waar zij konden worden geramd waarna duiken onmogelijk werd. Om deze kwetsbaarheid zoveel mogelijk te beperken werden U-Boote vooral ver van het vasteland ingezet zodat de kans op een aanval van vijandige vliegtuigen of schepen zo klein mogelijk was.34 Toch leverde deze werkwijze wel de verwachte problemen op; zo werd Günther Prien met de U-47 bijna geramd door een koopvaardijschip en Fritz-Julius Lemp in de U-30 werd door Engelse vliegtuigen aangevallen tijdens de inspectie.35 Ook waren de kleine U-Boote die gemaakt waren om in het Kanaal en op de Noordzee te opereren te kwetsbaar en zwak bewapend om dit soort inspecties te kunnen uitvoeren. Deze schepen werden dan ook vooral ingezet voor het leggen van mijnen.36 Omdat Geallieerde koopvaarders op grote schaal werden voorzien van bewapening, werd de handelswijze van de Duitsers onmogelijk. Tegelijkertijd werd de handelswijze niet meer noodzakelijk, omdat de koopvaarders met wapens actief deel uitmaakten van de oorlog en dus een legitiem doelwit werden om zonder waarschuwing aan te vallen.37 Omdat de kans groter werd geacht dat Frankrijk uit de oorlog kon worden gepraat dan Engeland, mochten Franse schepen aan het begin van de oorlog alleen worden aangevallen uit zelfverdediging.38 Blair, Hitler’s U-Boat war. The Hunters, 64. Ibidem 64-65. Hitlers Weisungen für die Kriegführung 1939-1945. Dokumente des Oberkommandos der Wehrmacht, Walther Hubatsch ed. (Koblenz 1983) 31. Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 1, 4-5. Roskill, The War at sea 1, 104, 128. 34 Blair, Hitler’s U-Boat war. The Hunters, 65. 35 Ibidem 80, 85-86. 36 Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 1, 31. 37 Richard Woodman, The real cruel sea. The Merchant Navy in The Battle of the Atlantic, 1939-1943 (London 2005) 64. Interview met Otto Kretchmer: http://uboat.net/men/interviews/files/kretschmer3.wav, geraadpleegd op 26-05-2011. Dönitz in: Hitler’s admirals, Bennett ed., 60-61 38 Blair, Hitler’s U-Boat war. The Hunters, 66. 32 33 10 Uiteindelijk zouden deze richtlijnen in fases worden verzwakt of opgeheven.39 Vanaf 4 oktober 1939 werd het bijvoorbeeld toegestaan schepen, ook neutrale, die verduisterd waren zonder waarschuwing tot zinken te brengen, maar U-Boote bleven wel verplicht de bemanning bij te staan zolang dat het eigen schip en operaties niet in de weg stond.40 Ondanks deze beperkingen behaalden U-Boote wel goede resultaten aan het begin van de oorlog; zo wist de U-47 de thuisbasis van de Britse Homefleet Scapa Flow binnen te dringen en daar het slagschip Royal Oak te torpederen.41 Aan het begin van de oorlog werden ook een aantal succesvolle sorties ondernomen door Duitse oppervlakteschepen. Wel ging één schip verloren, de Admiral Graf Spee werd na een aantal successen in de Indische en Zuidelijke Atlantische Oceaan door drie Britse kruisers aangevallen, waarna het schip door de Duitsers zelf tot zinken werd gebracht bij Montevideo.42 Operatie Weserübung was de Duitse invasie van Noorwegen. De Kriegsmarine speelde hierin een grote rol, niet alleen om de troepen aan land te zetten maar ook in een strijd tegen Engelse oorlogsschepen. Ook was een belangrijke reden voor de invasie dat hiermee een goede geografische basis werd verkregen voor de oorlog tegen Engeland en het opsluiten van de oppervlaktesloot, zoals in de Eerste Wereldoorlog was gebeurd, werd voorkomen.43 De successen van de U-Boote, die de taak hadden het zeegebied in handen te krijgen en een Engelse invasie moest afstoppen, werden zeer beperkt door de torpedocrisis; veel torpedo’s functioneerden niet. Zo kwam Günther Prien in een fjord een aantal stil liggende transportschepen en kruisers tegen en functioneerde geen van zijn acht afgeschoten torpedo’s. De U-Boote hadden altijd al last gehad van haperende torpedo’s – waarschijnlijk functioneerde normaal gesproken een kwart van de torpedo’s niet goed – maar tijdens de invasie van Noorwegen was het bijna een uitzondering als een torpedo wel werkte.44 Duidelijk is dan ook dat dit de successen en effectiviteit van de U-Boote zeer beperkte. 39 Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 1, 40, 44-46. Blair, Hitler’s U-Boat war. The Hunters, 111, 113. In stappen werden de regels versoepeld, zo mochten vanaf 17 oktober alle vijandelijke koopvaardijschepen worden aangevallen, met uitzondering van grote passagiersschepen. 41 Ibidem 104-109. Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 68-70. 42 Ruge, Der Seekrieg, 70-71. 43 Aldus admiralen Schniewind, Schuster, Heye, Meyer en Krancke in: Hitler’s admirals, Bennett ed., 66-67. Een goed overzicht van de operaties in Noorwegen kan worden gevonden in: Geirr H. Haarr, The German Invasion of Norway April 1940 (Annapolis 2009). Geirr H. Haarr, The Battle for Norway. April-June 1940 (Annapolis 2010). 44 Ruge, Der Seekrieg, 83-96. Blair, Hitler’s U-Boat war. The Hunters, 154. Raeder, Mein Leben, 416-418. Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 75-97. Later bleek dat de torpedo’s dieper liepen dan dat ze waren afgesteld doordat er een klein luchtlek zat in het dieptemechanisme en doordat de U-Boote een groot deel van de tijd onder water voeren ontstond binnen een hogere luchtdruk hadden die vervolgens de torpedo’s beïnvloedde. 40 11 Bij de Engelse evacuatie uit Duinkerken leden de Engelsen wel veel verliezen - 243 van de 861 betrokken vaartuigen zonken – maar dat was vooral te wijten aan Duitse vliegtuigen en maar zeer beperkt door Schnellboten en U-Boote. Een reden hiervoor was dat een groot deel van de Duitse vloot moest worden hersteld na of nog bezig was met de operatie in Noorwegen.45 De val van Frankrijk bracht toegang tot havens van waaruit U-Boote veel sneller in de Atlantische oceaan waren dan wanneer zij vanuit Duitsland moesten komen. Dat betekende een groei aan successen in deze periode, die bij de U-Boot-bemanningen bekend stond als de Glucklige Zeit. De tegenmaatregelen van de Geallieerden waren nog niet goed georganiseerd en stond een groep zeer succesvolle U-Boot-commandanten op als Günther Prien, Otto Kretschmer en Joachim Schepke. Dit ondanks dat in de winterperiode waarin Atlantische Oceaan werd geteisterd door stormen waardoor de U-Boote weinig succes hadden. Deze periode eindigde rond maart 1941 toen de verliezen toenamen en de U-boote van bovengenoemde commandanten tot zinken werden gebracht.46 Nu langzaamaan het aantal U-Boote toenam, kon Dönitz ook zijn bedachte Rudeltaktik (ook bekend als de Wolfpack) gaan gebruiken. Hierbij werd een patrouillelijn over de konvooiroute samengesteld en werden zodra een boot een konvooi in zicht had, alle U-Boote daar naartoe gestuurd. De boot die het eerste contact had gemaakt bleef het konvooi dan volgen terwijl het homing-signalen uitzond zodat andere boten het konvooi konden vinden. Deze operaties werden gecoördineerd vanuit het BdU ( Befehlshaber der Unterseeboten, hoofdkwartier van Dönitz). Bij de eerste pogingen om U-Boote samen te trekken bij konvooien lukte het niet om er genoeg bij elkaar te krijgen. Eén van de eerste succesvolle rudeltaktik-operaties was de aanval op konvooi SC-7.47 Zeven U-Boote kwamen toen samen Dit lek werd pas ontdekt toen de bemanning van U-94 het bevel negeerden om de torpedo’s niet open te maken. Ook waren de magnetische velden in het hoge noorden anders. De problemen met torpedo’s bestonden niet alleen in Noorwegen; waarschijnlijk functioneerde een kwart van de torpedo’s eerder ook al niet. De magnetische ontsteking bleek niet betrouwbaar waarna werd overgegaan op de ontsteking door impact. Een probleem was vervolgens dat torpedo’s vaak 1,75 meter dieper liepen dan was ingesteld en dus onder hun doel doorgingen. Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 1, 16-27. 45 Ruge, Der Seekrieg, 99. Roskill, The War at sea 1, 230-232. Aldus essays in: Hitler’s admirals, Bennett ed., 73-75. Walter Lord, The Miracle of Dunkirk (New York 1982) 119-123. 46 Blair, Hitler’s U-Boat war. The Hunters, 173-269. Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 110. Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 1, 48-54. Verschillende momenten worden genoemd voor het eindigen van deze Glucklige Zeit, ik gebruik deze term als illustratie voor de grote successen en ga mij niet mengen in deze discussie van de precieze datering. 47 Konvooien warden aangeduid met afkortingen, SC staat voor Slow Convoy naar het oosten vanuit Nova Scotia. Een Slow Convoy betekent dat het konvooi, dat altijd de snelheid aanhoudt van het langzaamste schip, maximaal 9 knopen haalde. De eerste georganiseerde groepen ontstonden pas in het voorjaar van 1941 toen ook patrouillelijnen werden vastgesteld. Dönitz had deze tactiek voor de oorlog ontwikkeld gebaseerd op zijn eigen 12 rond de vijfendertig koopvaarders die door vijf schepen werden geëscorteerd en wisten tussen 16 en 19 oktober 1939 hiervan twintig schepen tot zinken te brengen.48 Deze aanvallen werden tot in detail gepland en gecoördineerd door hoofd operaties van het BdU, Kapitän zur See Eberhard Godt, die wordt beschreven als het alter ego van Dönitz.49 Volgens de Engelsen was de zwakte van de Rudeltaktik dat de eerste boot die moest schaduwen kon worden verjaagd of gedwongen tot duiken waarna het geen contact met het konvooi meer kon houden. Ook konden de radiosignalen, die nodig waren voor de coördinatie van de aanval, worden gepeild en ook konden konvooien worden omgeleid waarna grote groepen U-Boote geen doelen konden vinden.50 Dit omleiden had maar beperkt effect omdat de B-Dienst (Beobachtungsdienst, Duitse Inlichtingendienst) een lange tijd de Engelse codes wist te kraken en berichten kon meelezen. Hierdoor waren zij een lange tijd op de hoogte van de posities van konvooien.51 Niet alleen de U-Boote waren succesvol; ook de Schnellboote droegen hun steentje bij en leden weinig verliezen. Dat veranderde toen de Engelsen tegenmaatregelen gingen nemen met de inzet van MGB’s (Motor Gun Boats) en jachtvliegtuigen. Hun operatieterrein was voornamelijk het Kanaal en Noordzee, de plaatsen waar U-Boote vanaf het einde van 1940 niet meer opereerden.52 In november 1940 deed het Panzerschiff Admiral Scheer een sortie en wist het onopgemerkt de Atlantische Oceaan te bereiken. Daar viel het onder andere een konvooi aan, wat de Britten deed schrikken waarna de Home Fleet naar zee werd gestuurd. De Admiral Scheer keerde echter niet terug naar Duitsland maar voer naar de Zuidelijke Atlantische Oceaan waar het in totaal zeventien schepen tot zinken bracht, dus tot een strijd met de Home Fleet kwam het niet. Een gevolg van deze sortie was echter wel dat de Geallieerden een aantal konvooien niet liet uitvaren, waardoor de U-Boote ook niets te jagen hadden.53 Een goed voorbeeld van de oppervlakteschepen die de U-Boot-operaties verstoorden. ervaringen in de Eerste Wereldoorlog. Voor deze tijd waren er niet genoeg U-Boote beschikbaar voor dit soort tactieken. Gannon, Black May, 58-59. Roskill, The War at Sea 1, 354-360. Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 22-28, 102. Jak P. Mallmann-Showell, U-Boat warfare. The evolution of the Wolf Pack (Annapolis 2002) 71. 48 Blair, Hitler’s U-Boat war. The Hunters, 196-199. 49 Michael Gannon, Operation Drumbeat. The dramatic story of Germany’s first U-boat attacks along the America Coast in World War II (New York 1990) 67. Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 1, 64-67. 50 Roskill, The War at sea 1, 356. 51 Blair, Hitler’s U-Boat war. The Hunters, 110. Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 2, 50. 52 Schniewind en Schuster in: Hitler’s admirals, Bennett ed., 89-90. Een goed overzicht van de Schnellbootoperaties is te vinden in: Jean-Philippe Dallies-Labourdette, Deutsche Schnellbootte 1939-1945 (Stuttgart 2006). 53 Blair, Hitler’s U-Boat war. The Hunters, 207. 13 Ook waren Hilfkreuzer actief; dit waren schepen die eruit zagen als normale vrachtschepen maar bewapend waren met verscholen geschut waardoor ze dichtbij vijandelijke schepen konden komen zonder argwaan te wekken maar wel genoeg vuurkracht hadden om hen tot zinken te brengen. Daarnaast konden deze schepen gemakkelijk van identiteit veranderen door bijvoorbeeld verplaatsbare masten of het bouwen van valse schoorstenen. Vanaf maart 1940 voeren de eerste Hilfkreuzer uit en grote successen werden behaald.54 Uiteindelijk viel voor al deze schepen het doek, vooral doordat de Britten die de Enigma hadden gekraakt, posities van rendez-vous konden meelezen en simpelweg een zwaar bewapend oorlogsschip op hun pad stuurden. Hilfkreuzer die veilig hun thuishaven bereikten konden niet opnieuw uitvaren omdat ook de toegenomen luchtoverwicht van de Geallieerden boven de oceaan het onmogelijk maakte onopgemerkt te kunnen opereren.55 Iets wat de effectiviteit van de Kriegsmarine in het eerste deel van de oorlog beperkte, was de houding van de Verenigde Staten op het moment dat het nog niet in oorlog was met Duitsland. Grossadmiral Raeder ergerde zich eraan hoe Amerikaanse schepen de positie van Duitse schepen doorgaven aan de Britten en Engelse schepen repareerden.56 Een voorbeeld van dat eerste is het schip Bremen dat bij de uitbraak van de oorlog in Europa in de haven van New York lag. De Amerikanen hielden het schip lang vast zodat Engelse oorlogsschepen het buiten de haven konden opwachten. Uiteindelijk wist het schip Duitsland te bereiken door een zeer noordelijke route te nemen en op het laatste deel van haar reis met een escorte door Duitse vliegtuigen.57 Ook werden Duitse oorlogsschepen door de Amerikanen actief gevolgd waarna Britse oorlogsschepen deze schepen konden aanvallen. Daarnaast verklaarde de VS een groot deel van de oceaan tot Amerikaanse zekerheidszone waarin ze ook actief schepen escorteerden en Duitse schepen opjaagden.58 In september 1941 vond een incident plaats waarbij de USS Greer de U-652 zes uur lang met dieptebommen bestookte.59 De US Navy had 54 Ruge, Der Seekrieg, 116-118. Roskill, The War at sea 1, 278-287. Woodman, The real cruel sea, 128-129. De inzet van de Hilfkreuzer kostte de Royal Navy veel inzet doordat deze schepen door kruisers moesten worden nagejaagd. Er moesten grote hunting-groups worden gevormd. Een redelijk boek over deze Hilfkreuzer is: James P. Duffy, Hitler’s secret pirate fleet. The deadliest ships of World War II (Lincoln, London 2005). Ulrich Mohr en A.V. Sellwood, Ship 16. The story of a German Surface Raider (Gloucestershire 2008). 55 Ruge, Der Seekrieg, 174-183. 56 Raeder, Mein Leben, 445. 57 Thomas A. Bailey en Paul B. Ryan, Hitler vs. Roosevelt. The undeclared Naval War (London 1979) 32-33. 58 Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 182-189. Bailey en Ryan, Hitler vs. Roosevelt, 41-47. Interview met Otto Kretchmer: http://uboat.net/men/interviews/files/kretschmer4.wav, geraadpleegd op 26-05-2011. 59 Andrew Williams, The Battle of the Atlantic (London 2003) 154-155. Ernest J. King en Walter Muir Whitehill, Fleet Admiral King. A Naval Record (New York 1952) 344-345. Admiral King noemt dit geen aanval maar een tegenaanval, omdat de U-Boot eerder zou hebben aangevallen terwijl de USS Greer alleen op weg was naar IJsland met post, passagiers en vracht. De waarheid ligt in het midden: De USS Greer werd door een Brits vliegtuig op de hoogte gebracht van de positie van de U-652. De Greer is vervolgens de U-Boot gaan achtervolgen en een dieptebombardement door het Engelse vliegtuig werd door de U-Boot-commandant opgevat 14 het doel zo vroeg mogelijk koopvaardijschepen te beschermen, ook voordat er een oorlogsverklaring was.60 Dönitz stuurde ondertussen het bericht naar de U-Boote dat alle incidenten met Amerikaanse schepen moesten worden voorkomen. Omdat het vooral in het donker moeilijk was een schip te identificeren, mocht bij twijfel geen enkel oorlogsschip tot zinken worden gebracht. Volgens U-Boot-commandant Herbert Werner beperkte dat de operationaliteit, vooral bij aanvallen op konvooien.61 Het werkterrein van de U-Boote werd in 1941 uitgebreid zodat de Geallieerden ook gedwongen werden om hun Anti-Submarine-Warfare (ASW)-activiteiten uit te breiden. In mei 1941 gingen de eerste U-Boote naar de Zuidelijke-Atlantische Oceaan en later ook naar het Caribische gebied en West-Indië.62 De activiteiten van het Duitse Afrikakorps van Generalfeldmarschall Erwin Rommel maakte de inzet van U-Boote noodzakelijk in de Middellandse Zee omdat het daar Engelse bevoorrading moest afsnijden. De moeilijkheid van deze operaties was dat de boten door het Nauw van Gibraltar moesten dat goed door de Engelsen werd verdedigd, en dat door de sterke stroming richting de Middellandse Zee het onmogelijk was onder water naar de Atlantische Oceaan terug te keren omdat de stroming sneller was dan de maximale onderwatersnelheid van de U-Boote.63 De uitbreiding van het strijdtoneel zorgde er volgens Churchill voor dat de Battle of the Atlantic pas echt begon in 1941.64 Een grote slag werd de Kriegsmarine toegebracht toen het slagschip Bismarck tot zinken werd gebracht in mei 1941. Dit slagschip, met zijn 42.000 BRT en acht 38cm kanonnen was een geduchte tegenstander en zwaarder bewapend dan elk ander schip. Haar kracht werd direct aangetoond toen het op haar eerste sortie de trots van de Royal Navy, de HMS Hood, tot zinken bracht. Deze sortie was een grote bedreiging voor de Britse konvooiroutes en werd dan ook beantwoord door het naar zee sturen van de Home Fleet. Bij het tot zinken brengen van de Hood had de Bismarck schade opgelopen waardoor het olie verloor. Torpedo’s afgeworpen door vliegtuigen van de HMS Ark Royal beschadigden later haar roer en lieten ook haar snelheid teruglopen. De Home Fleet kon hierdoor zonder als een aanval door de Greer. De U-Boot schoot vervolgens een torpedo af op de Greer, die daarna tot aanval overging. Een gevolg van dit incident was dat president Roosevelt het bevel gaf alle schepen aan te vallen die schepen van de VS aanvielen of schepen die door de VS werden geëscorteerd. 60 King en Whitehill, Fleet Admiral King, 338-339. 61 Herbert A. Werner, Iron Coffins. A U-Boat commander’s war 1939-1945 (London 1999) 42-43. Dönitz in: Hitler’s admirals, Bennett ed., 97. 62 Blair, Hitler’s U-Boat war. The Hunters, 294-196, 503-509. Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 147-148. 63 Blair, Hitler’s U-Boat war. The Hunters, 388, 395-404. 64 Churchill, The Second World War 1, 370-371. 15 problemen de Bismarck afmaken. Zodra de problemen bekend waren, werden alle U-Boote richting de Bismarck gestuurd, maar ook die konden geen verschil maken.65 Een tweede Gluckliche Zeit voor de U-Boote brak echter aan met Unternehmen Paukenslag. Als reactie op het uitbreken van de oorlog tussen Japan en de Verenigde Staten op 7 december 1941, verklaarde ook Hitler de oorlog aan de VS. Dit bracht een nieuw werkterrein voor de U-Boote bij de Amerikaanse oostkust waar nauwelijks ASW-maatregelen waren genomen. Met Unternehmen Paukenschlag werden werd een groep van zes grote IXU-Boote naar de oostkust gestuurd terwijl de VII’s met hun minder grote actieradius konden opereren in de wateren bij Canada.66 Doordat de Amerikanen niet goed voorbereid waren op de komst van U-Boote – terwijl ze wel door de Engelsen op de hoogte waren gebracht van deze aanval - en ook geen blackout langs de kust instelden waardoor de handelsschepen voor de U-Boote goed zichtbaar waren, wisten de Duitsers hier grote successen te behalen.67 De successen zette de commandanten zelfs aan tot poëzie in hun berichten aan het BdU: ‘Sieben Tankern schlug die letzte Stund. Die U-Falle sank träger. Zwei Frachter liegen mit auf Grund, Versenkt vom Paukenschläger!‘68 Ook commandant Mohr stuurde een origineel statusrapport: ‘In der Gewitter-Neumondnacht, bei Hatteras tobte die Tankerschlacht. Mister Roosevelt verlor, 50 000 Tonnen – Mohr.’69 De successen hier waren ook te danken aan de Duitse bemanningen die veel oorlogservaring hadden terwijl dat bij de Amerikanen niet het geval was.70 Dit bleven rijke jachtgronden tot het konvooisysteem aan de oostkust werd opgezet. Door de relatieve ondiepte maakte dat U-Boot-operaties te gevaarlijk. Hierdoor werd de strijd weer verplaatst naar de konvooiroutes op de Atlantische Oceaan vanaf juli 1942.71 Het opereren in verre gebieden werd vergemakkelijkt met de inzet van Milchkühe, boten van het type XIV. Dit waren zeer grote U-Boote die extra brandstof, torpedo’s, proviand 65 Ruge, Der Seekrieg, 166-173. Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 1, 73-75. Een goed overzicht van de operatie en ondergang wordt gegeven door een van de weinige mensen die de ondergang van de Bismarck overleefde: Burkard Freiherr von Müllenheim-Rechberg, Schlachtschiff Bismarck. Ein überlebender berichtet vom Glanz und Untergang der Bismarck am 27. Mai 1941 (Würzburg 2005). 66 Blair, Hitler’s U-Boat war. The Hunters, 438-442. Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 191-200. Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 2, 3-7. Dönitz had een veel grotere vloot willen sturen, maar bevelen voor andere operaties lieten hem, tot zijn grote frustratie, weinig keuze. 67 Gannon, Operation Drumbeat, 81, 177-190. Interview Reinhard Hardegen: http://uboat.net/men/interviews/files/hardegen.wav, geraadpleegd op 26-05-2011. King, Fleet Admiral King, 445-459. 68 Gannon, Operation Drumbeat, 377. 69 Karl Alman, Grossadmiral Karl Dönitz. Vom U-Boot-Kommandanten zum Staatsoberhaupt (Würzburg 2006) 67. 70 Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 2, 2. 71 Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 226-228, 230-231. Gannon, Operation Drumbeat, 386-389. De oorzaken voor de problemen bij de kust van de VS waren ook de inzet van veel meer kleine escortevaartuigen. 16 en zelfs een arts en eventueel extra bemanningsleden konden leveren aan de aanvalsboten.72 In sommige gevallen voer de tanker zelfs achter een konvooi aan, om alle boten die klaar waren met hun aanval te bevoorraden.73 Voor de Geallieerden was het van groot belang deze boten zo snel mogelijk uit te schakelen, omdat daarmee direct de operationaliteit van de UBoote kon worden beperkt.74 Eerder in de oorlog had de Etappendienst overal ter wereld nog gezorgd voor de bevoorrading van Duitse oorlogsschepen door diverse bevoorradingsschepen. Ook werden deze schepen vaak geëscorteerd door U-Boote, iets dat Dönitz een doorn in het oog was.75 In het volgende hoofdstuk zal Dönitz’s visie dan ook nader worden besproken. Door de grote verliezen werden oppervlakte Blockadebrechern in de tweede helft van de oorlog niet meer uitgestuurd waarmee ook de escortetaak van de U-Boote verviel.76 Ook werden gedurende de gehele oorlog U-Boote ingezet als Wetterboote om weerberichten door te geven die nodig waren voor het offensief tegen Engeland. Dit tot ergernis van Dönitz, die dit zonde vond van de inzetbaarheid van U-Boote.77 Naarmate de oorlog vorderde verloor de oppervlaktevloot duidelijk momentum, in zoverre zelfs dat Hitler dreigde de vloot te ontmantelen omdat het te weinig successen behaalde. In februari 1942 werd nog een stunt uitgehaald door een vloot van de Scharnhort, Gneisenau en Prinz Eugen vanuit Brest via het Kanaal naar Duitsland te sturen. Zwaar geëscorteerd door een paraplu van Luftwaffe-vliegtuigen en een vloot van escortevaartuigen wisten de schepen onder de neus van de Britten door, deze reis te volbrengen. Dit werd een groot propagandasucces, ondanks dat de schepen beschadigd werden door mijnen, maar strategisch 72 Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 213-214. Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 2, 12-13,17-18. Een overzicht van de operaties van deze schepen is te vinden in: John F. White, The Milk Cows. The U-boat Tankers 1941-1945 (Barnsley 2009). Deze schepen konden niet offensief worden ingezet en hun grootste zwakte werd uiteindelijk dat ze op een rendez-vous moesten komen en daar zeer kwetsbaar waren. Door hun grote omvang konden ze minder snel duiken en ook tijdens bevoorrading van andere boten kostte duiken extra tijd. Een belangrijke maatregel van de geallieerden om de effectiviteit van de U-Boote aan te tasten was dan ook het offensief tegen deze Milchkühe omdat daarmee de operatieduur van andere U-Boote werd beperkt. 73 Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 2, 50-51. 74 Dit blijkt uit strategische notitie van 22 april 1943, afgedrukt in: The Battle of the Atlantic and Signals Intelligence: U-boat tracking papers 1941-1947, David Syrett ed. (Aldershot 2002) 145-146. Dit snelle uitschakelen gebeurde dan ook, met dank aan Enigma-afluisteren waren de geallieerden vaak op de hoogte van de rendez-vous-positities. Werner, Iron Coffins, 154-155. 75 Ruge, Der Seekrieg, 73. Blair, Hitler’s U-Boat war. The Hunters, 294. HKS Komet, Kaperfahrt auf allen Meeren, Robert Eyssen ed. (Jugenheim, Bergstr. 1960) 240, 243-248. 76 Blair, Hitler’s U-Boat war. The Hunted, 480. 77 Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 103. Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 1, 87-88. The Battle of the Atlantic and Signals Intelligence: U-boat tracking papers, Syrett ed.. 270-274. Een overzicht van de activiteiten van deze Blockadebrechern is te vinden in: Jochen Brennecke, Schwarze Schiffe, Weite See. Das Schicksal der deutschen Blockadebrecher (München 1977). 17 had deze verplaatsing vanzelfsprekend weinig waarde.78 De Kriegsmarine had liever gehad dat de schepen in Brest bleven om daar vanuit nieuwe operaties tegen koopvaardijschepen te kunnen ondernemen.79 Hitler was het eens met dit doel, maar zijn bezwaar was dat de schepen in Brest niet veilig lagen. Na de garantie dat er een constante paraplu zou zijn van Duitse vliegtuigen ging Raeder akkoord met de verplaatsing.80 Zijn akkoord kwam vooral door het dreigement van Hitler die als de onderneming niet door zou gaan, de schepen in Brest zou laten ontmantelen.81 De aanwezigheid in Brest trok inderdaad veel bombardementen aan, iets dat de U-Boot-operaties ook hinderde.82 Na een mislukte operatie van de Lützlow en Admiral Hipper in december 1942 nam Hitler het besluit de oppervlaktevloot te ontmantelen en de middelen te gebruiken in de oorlogsindustrie. Bevelhebber Raeder bood daarop zijn ontslag aan en werd opgevolgd door Dönitz, de bevelhebber van de U-Boote. Die zag wel de waarde van de oppervlaktevloot en wist het ontmantelplan uit Hitler’s hoofd te praten.83 De inzet van de oppervlaktevloot bleef de rest van de oorlog wel zeer beperkt. De Tirpitz, het iets zwaardere zusterschip van de Bismarck, bleef de rest van de oorlog in een fjord in Noorwegen liggen als fleet in being, waarmee het de Britten dwong permanent een aantal slagschepen in de buurt te houden voor het geval de Tirpitz een sortie zou ondernemen. Veel in actie kwam ze niet, wat haar de bijnaam Einsame Königin des Nordens opleverde. Na diverse aanvallen van de Britten zonk het schip uiteindelijk in november 1944.84 Op 12 september 1942 torpedeerde de U-156 de Laconia, een Engels passagiersschip dat eigen troepen, burgers en Italiaanse krijgsgevangenen vervoerde. Het was een legitiem doelwit en er waren genoeg reddingsboten, maar die konden niet allemaal op een juiste manier werden ingezet. Na het horen van hulpgeroep zette de commandant van U-156 Hartenstein een grote reddingsactie op touw, waarna Dönitz extra U-Boote stuurde die Ruge, Der Seekrieg, 263-266. Paul Schmalenbach, Kreuzer Prinz Eugen …unter 3 Flaggen (Herford 1985) 146-150. General der Flieger Adolf Galland was betrokken bij de begeleiding door de Luftwaffe van deze schepen. Adolf Galland, Die Ersten und die Letzten. Jagdflieger im Zweiten Weltkrieg (Würzburg 2007) 156180. 79 Schniewind en Schuster in: Hitler’s admirals, Bennett ed., 140-141. Conferentie 29 december 1941 in: Fuehrer Conferences on Naval Affairs, Mallmann Showell ed., 246-249. 80 Conferentie van 12 januari 1942 in: Fuehrer Conferences on Naval Affairs 1939-1945, Mallmann Showell ed., 256-259. Opvallend is dat bij deze bespreking geen dreigementen zijn geuit door Hitler en ook het argument van de verdediging van Noorwegen niet door hem is gebruikt. 81 Raeder, Mein Leben, 457. 82 Paterson, First U-Boat Flotilla, 86-88. 83 Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 362-365. 84 Jak P. Mallmann-Showell, Das Buch der Deutschen Kriegsmarine 1935-1945 (Stuttgart 2009) 204-214, 221227, 232-240. 78 18 hierdoor hun eigen offensieve taak moesten afbreken. Ook stuurde Hartenstein een ongecodeerd bericht uit, waarin hij hulp vroeg aan de Geallieerden en beloofde hen niet aan te vallen als zij zouden helpen bij de reddingsactie. Terwijl de U-156 een sleep reddingsboten trok met een rode kruisvlag uitgespreid op het dek, verscheen een Amerikaanse B-24 bommenwerper die, na het vragen om bevestiging aan zijn basis, het bevel kreeg: ‘Sinks sub’. Een crashduik van de U-Boot voorkwam vernietiging, maar diverse reddingsboten werden wel vernietigd en alleen het snel doorsnijden van de sleepkabel voorkwam dat de drenkelingen naar de diepte werden meegesleurd. Uiteindelijk namen een aantal Vichyoorlogschepen een deel van de overlevenden over. Als reactie op de gebeurtenissen gaf Dönitz het berucht-geworden ‘Laconia-bevel’; hierin werd de U-Boot-commandanten opgedragen geen drenkelingen te redden en van levensmiddelen te voorzien op het moment dat dit de eigen U-Boot in gevaar bracht of de eigen inzetbaarheid beperkte.85 Dit kan als stap worden gezien waarmee de effectiviteit werd vergroot.86 Operation Torch was de Geallieerde invasie in het Franse Noord-Afrika die begon op 8 november 1942. De Duitsers hadden duidelijke aanwijzingen dat deze landingen eraan zaten te komen, waardoor vier dagen voor de invasie nog vier extra U-Boote naar de Middellandse Zee werden gestuurd waarmee er in totaal 25 boten in dit gebied opereerden.87 Tijdens het eerste deel van de operatie hadden de U-Boote de taak de vijandelijke konvooien aan te vallen; Hitler wees hen er nog eens op dat de toekomst van het Afrikakorps afhing van het succes van deze boten en dat hij een meedogenloze overwinning verwachtte.88 Om deze operatie verder te ondersteunen, werden ook vijfentwintig U-Boote in de Atlantische Oceaan direct ten westen van Gibraltar gepositioneerd om aanvoer vanuit Engeland te verhinderen. 89 Wel kwamen deze boten te laat om nog veel invloed te kunnen uitoefenen op de landing.90 Uiteindelijk wisten de U-Boote tijdens Torch nauwelijks een rol van betekenis te spelen wat Blair, Hitler’s U-Boat war. The Hunted, 58-66. Dit bevel werd Dönitz door de aanklagers in het Nurembergproces aangerekend omdat het werd geïnterpreteerd als een bevel op drenkelingen te doden en werd gezien als inhumane maritieme oorlogvoering. Uiteindelijk werd Dönitz hiervan vrijgesproken nadat onder andere de Amerikaanse admiraal Nimitz erop wees dat de Amerikaanse onderzeeboten het bevel hadden gekregen om niet alleen overlevenden niet te helpen, maar hen indien mogelijk ook te doden om ze de vijand haar ervaren zeemannen te ontzeggen. Dat Dönitz toch tot tien jaar cel werd veroordeeld wordt door sommigen dan ook gezien als onrechtvaardig en fout.. Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 247-257. James Owen, Nuremberg. Evil on trail (London 2007) 237-241. Robert E. Conot, Justice at Nuremberg (New York 1983) 413416. 86 Hierbij moet worden opgemerkt dat het de Amerikanen in de Pacific een stap verder waren gegaan; niet alleen deden zij geen poging overlevenden te redden maar ook probeerden zij Japanse overlevenden te doden. 87 Blair, Hitler’s U-Boat war. The Hunted, 89. 88 Ibidem 95. 89 Ibidem 106-107. 90 Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 2, 60-66. 85 19 aantoonde dat U-Boote niet geschikt waren om ingezet te worden tegen sterk verdedigde invasievloten.91 In september 1942 waren voor het eerst genoeg U-Boote actief in the Atlantic, namelijk 126.92 Het grote aantal boten behaalde ook grote successen en in de eerste drie maanden van 1943 kwamen de Geallieerden dan ook zeer dicht bij het verlies van de Battle of the Atlantic. Dönitz noemde dit de periode van de grote konvooislagen, die mogelijk waren omdat er op 1 januari 1943 164 U-Boote in de Atlantische Oceaan opereerden. In januari waren er wel veel stormen die de operaties bemoeilijkten.93 Uiteindelijk werden in deze periode grote konvooislagen uitgevochten, waarbij in het geval van konvooi SC-122 de vijftig koopvaarders werden aangevallen door een Rudel van vijfenvijftig U-Boote.94 In maart 1943 had de Duitse inlichtingendienst het punt bereikt dat het binnen twee dagen en soms zelfs binnen een paar uur de Engelse codes kon kraken, waardoor het de U-Boote naar de konvooien kon leiden. Hierdoor werd het ook mogelijk de Geallieerden de indruk te geven dat zij hun konvooien door gaten in de patrouillelijnen lieten varen, om ze vervolgens alsnog aan te vallen.95 Tegelijk was het voor de Geallieerden door het grote aantal U-Boote onmogelijk konvooien onontdekt te laten.96 De Engelse Admiraliteit begon zelfs te twijfelen of het konvooi wel een effectief defensief middel was.97 In de officiële beschrijving van de maritieme operaties van Canada vult Joseph Schull dit nog aan door erop te wijzen dat niet alleen de U-Boote maar ook het slechte weer invloed had op de problemen van de Geallieerde konvooien. Escortevaartuigen hadden hierdoor moeite de schepen van het konvooi bij elkaar te houden en om zelf formatie te houden. Tegelijk liepen veel schepen en dus ook escortevaartuigen stormschade op waardoor er een gebrek ontstond aan begeleiders.98 ’Die Sorgen der englischen Öffentlichkeit um die Verluste an Tonnage werden von Tag zu Tag grösser‘, jubbelde Goebbels.99 ‘Wir haben gegen den englischen Luftkrieg augenblicklich als schärfstes Mittel den U-Boot-Krieg. 91 Bij inzet tegen invasievloten moesten U-Boote opereren in ondiepe wateren waar zij zich niet konden verstoppen, terwijl de tegenstander bedacht was op aanvallen van door U-Boote. Alle keren dat boten bij dit soort operaties zijn ingezet, waren de successen beperkt. 92 Blair, Hitler’s U-Boat war. The Hunted,23. 93 Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 308-310. 94 http://uboat.net/ops/convoys/convoys.php?convoy=SC-122, geraadpleegd op 28 mei 2011. 95 Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 2, 89. 96 Joseph Schull, Far distant ships. An official account of Canadian Naval Operations in World War II (Toronto 1989) 168-170. 97 Roskill, The War at sea 2, 367. 98 Schull, Far distant ships, 168-170. 99 Fragment van 6 maart 1943 in: Joseph Goebbels, Goebbels Tagebücher 1942-1943 (Zürich 1948). 20 Ich glaube, dass er England mindestens ebenso schwere Wunden schlägt, wie die RAF sie uns schlägt.‘100 Onderzoeker Clay Blair zet zich tegen dit beeld af. Volgens hem nam het aantal UBoote maar nauwelijks toe in vergelijking met de zomer van 1942. Om dat te kunnen concluderen moet hij wel wat met de cijfers sjoemelen; hij telt speciale boten als de Milchkühe, mijnenleggers maar ook de boten in Noorwegen niet mee. Ook vielen volgens hem de verliezen van de Geallieerden mee; van de 2401 schepen die de oceaan overstaken in deze periode, werden er door U-Boote 111 tot zinken gebracht. Vijfennegentig procent kwam dus nog goed aan. Het verlies aan import viel hierdoor wel mee en de voorraden die in het Verenigd Koninkrijk aanwezig waren zouden in deze periode juist beginnen te groeien.101 Patrick Beesly, medewerker van het Operational Intelligence Centre van de Admiraliteit tussen 1940 en 1945 maakte zich in deze periode ook geen zorgen. Volgens hem waren de nieuwe technologieën van de Geallieerden in staat de U-Boote een slag toe te brengen en was er dus geen reden voor paniek. Ook zou het moreel bij de bemanning van de U-Boote dalen doordat onervaren manschappen vanaf hun eerste reis in de hitte van de strijd terecht kwamen.102 De visie bleek correct te zijn: het keermoment waarop het duidelijk werd dat de Duitsers de slag hadden verloren kwam iets later in mei 1943. Vanaf dit moment leden de Duitsers veel grotere verliezen dan eerder in de oorlog, terwijl ook veel minder successen werden behaald. Dit bleek geen tijdelijke dip te zijn, maar een verandering die de rest van de oorlog niet meer gekeerd kon worden. In het jaar 1942 wisten de U-Boote de meeste successen te boeken: 5.8 miljoen ton aan vijandelijke scheepsruimte werd toen tot zinken gebracht. In 1943 zakte dit terug naar 2.3 miljoen ton, om in 1944 verder te zakken naar 0.6 miljoen ton.103 De meningen verschillen over wat precies het keermoment was. Volgens Goebbels vielen de successen van de U-Boote in april al tegen, vooral omdat zij niet in staat waren de konvooien te vinden.104 Clay Blair ziet vooral de konvooien SC 130 en Halifax 239 als een 100 Dagboekfragment van 18 maart 1943 in: Joseph Goebbels, Goebbels Tagebücher 1942-1943 (Zürich 1948) 279. 101 Blair, Hitler’s U-Boat war. The Hunted, 164-169. Opgemerkt moet worden dat Blair, die zelf in de Tweede Wereldoorlog commandant was van een Amerikaanse onderzeeër in de Pacific, over het algemeen zeer kritisch is op de Duitse oorlogvoering. Een goede recensie van dit boek is te vinden op: http://www.uboat.net/books/reviews/537.html. Geraadpleegd op 26 mei 2011. 102 Patrick Beesly, Very Special Intelligence. The story of the Admirality’s Operational Intelligence Centre 19391945 (Worcester, London 1977) 174. 103 http://uboat.net/ops/combat_strength.html, geraadpleegd op 28-05-2011. Een goed overzicht van alle succes van de U-Boote is te vinden in: Jürgen Rowler, Axis Submarine Successes 1939-1945 (Cambridge 1983). 104 Dagboekfragment van 1 mei 1943 in: Joseph Goebbels, Goebbels Tagebücher 1942-1943, 318. 21 ommekeer.105 Michael Gannon ziet in zijn boek Black May juist de strijd om konvooi OS 5 als het keermoment, wat veel logischer lijkt gezien het veel grotere aantal betrokken U-Boote en Duitse verliezen. Als oorzaken voor dit keermoment ziet hij vooral Geallieerde technologische ontwikkelingen als de door vliegtuigen afgeworpen ‘homing-torpedo’, door vliegtuigen afgeworpen raketten en vliegtuigen die vanaf land opereerden met een groter actieradius terwijl vliegtuigen vanaf vliegdekschepen de gaten verder opvulden. Dit terwijl de U-Boote geen radar hadden waardoor ze in de mist of ‘s nachts verrast konden worden door Geallieerde escortevaartuigen.106 Captain Roskill vult dit nog aan met de inzet van supportgroups, die de beveiliging van een konvooi dat werd aangevallen snel konden versterken. Ook konden konvooien dankzij de intelligence om de U-Boote heen worden geleid en volgens hem speelde ook de gegroeide ervaring en intuïtie van escortecommandanten een grote rol.107 Ook Dönitz en Hessler zien de technologische ontwikkelingen als doorslaggevend.108 Morison, de auteur van de officiële studie van de Amerikaanse operaties heeft het over de vergrootte efficiëntie, meer escortevaartuigen en vliegdekschepen, inzet van hunter-killer-groups en betere training. Ook waren de vliegtuigen beter geworden en zorgde de tactiek van de Duitsers om het gevecht op de oppervlakte uit te vechten, voor meer geschikte doelwitten. Ook bestond voor het eerst een alomvattend konvooisysteem.109 Ondertussen werd de Baai van Biskaje die de U-Boote vanuit hun Franse havens moesten oversteken om de oceaan te bereiken, een waar bloedbad. De Geallieerden hadden constante luchtpatrouilles door vliegtuigen die waren uitgerust met radar en zoeklichten voor ’s nachts. Aan het begin van de oorlog konden U-Boote ’s nachts gemakkelijk vanaf de oppervlakte aanvallen omdat ze door hun kleine silhouetten redelijk onzichtbaar waren. Onderwater waren zij makkelijker te traceren door de ASDIC. Radar zorgde ervoor de UBoote zich niet meer boven water konden verstoppen en dus kwetsbaarder waren.110 Winston Churchill verwoordt het treffend: ‘It might be true to say that the issue of the war depends on whether Hitler’s U-boat attack on Allied tonnage or the increase and application of Allied air-power reach their full fruition first.’111 Blair, Hitler’s U-Boat war. The Hunted, 339. Gannon, Black May, 61-77, 227, 331. 107 Roskill, The War at sea 3, 15-17. 108 Dönitz, 40 Fragen, 104-113. Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 234-237. Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 2, 84-88. Een goed overzicht van de technologische en tactische ontwikkeling van de geallieerden voor het verslaan van de U-Boote is te vinden in: Günter Krause, U-boot Alarm! Zur Geschichte der U-Boot-Abwehr (1914-1945) 122-242. 109 Morison, History of United States Naval Operations, 244-246. 110 The Battle of the Atlantic and Signals Intelligence: U-boat tracking papers, Syrett ed.. 186-188. 111 Churchill, The Second World War 4, 783. 105 106 22 Günther Hessler wijst ook op de problemen aan Duitse kant: door het toenemende aantal konvooislagen werden ook onervaren bemanningen meteen geconfronteerd met dit soort gevechten. De strijd werd een stuk lastiger in vergelijking met de eerste fase van de oorlog waardoor dit grotere problemen teweegbracht.112 Volgens commandant Herbert Werner lag de oorzaak bij het BdU ‘that required crews to go to sea that late in the war with “obsolete and inadequate equipment, weapons, and tactics’”.113 Goebbels gaf ondertussen vooral wetenschappers de schuld: ‘Unangenehm wirkt in diesem Zusammenhang der Mangel an Erfolgen unserer U-Boot-Waffe. Die Abwehr bei den englisch-amerikanischen Geleitzug ist jetzt so stark, dass wir, wenn das so anhält, von einer neuen Lage im U-Boot-Krieg sprechen müssen. Unsere Waffentechnik sowohl auf dem Gebiet des U-Boot wie des Luftkrieges ist der der Engländer und Amerikaner weit unterlegen.‘ Vooral Reichserziehungsminister Bernhard Rust moest het ontgelden: ‘Mann kann eben doch nicht ungestraft jahrelang einen absoluten Hohlkopf zum Führer der deutschen Wissenschaft machen.‘114 Wat de precieze oorzaak ook was, ‘Wir [de Duitsers] müssen uns […] mit dem Gedanken vertraut machen, dass der U-Boot-Krieg wenigstens vorerst eine für uns ungünstige Wendung genommen hat.‘115 Een gevolg was dat Dönitz besloot de U-Boote terug te trekken uit de konvooiroutes in de Noordelijke Atlantische Oceaan, uitgezonderd een aantal boten die, door berichten uit te zenden, de indruk moesten wekken dat nog wel een grote Duitse vloot actief was.116 Uiteindelijk werd de strijd wel weer voortgezet omdat de inzet van ASW van de Geallieerden en het konvooisysteem zoveel inzet koste dat de inzet aan land werd beperkt. Volgens Dönitz werd doorgevochten om ‘die bedrohung und Bindung des Gegners aufrechtzuerhalten.‘ De vijand moest vooral ingezet blijven; alleen het varen in konvooi zorgde ervoor dat de Geallieerden hun scheepsruimte niet optimaal konden benutten waardoor er een derde meer scheepsruimte nodig was. Ook moesten U-Boote vooral de aansluiting blijven houden met de Geallieerde tegenmaatregelen, zodat de U-Boote van het nieuwe type dat eind 1944 werd verwacht, meteen optimaal kon worden ingezet zonder 112 Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 2, 100-101, 106. Gannon, Black May, 350. Citaat in het Engels, Werner is na de oorlog naar de VS verhuisd en dit citaat is afkomstig uit een interview van hem met Michael Gannon. 114 Dagboekfragment van14 mei 1943: Goebbels, Joseph, Goebbels Tagebücher 1942-1943, 345. 115 Dagboekfragment van16 mei 1943: Ibidem 348. 116 Gannon, Black May, 378. Lawrence Peterson, First U-Boat Flotilla (Barnsley 2002) 191. Hessler, The UBoat war in the Atlantic 2, 112-113. 113 23 opstartproblemen. Daarnaast had de Kriegsmarine ook haar defensieve taak.117 Het voortzetten van de U-Boot-oorlog na mei 1943 om zoveel mogelijk vijandelijke krachten te binden, was volgens Morison in de officiële Amerikaanse geschiedenis van de zeeoorlog, niet nuttig omdat de escortevaartuigen maar een zeer beperkte rol konden spelen bij de invasie.118 Daarmee gaat hij wel voorbij aan het feit dat voor elk U-Boot-bemanningslid de Geallieerden honderd man personeel hadden ingezet in ASW, met daarbij vijfentwintig oorlogsschepen en honderd vliegtuigen.119 In een gesprek met een biograaf zei Dönitz dat er lang werd doorgevochten uit hoop op een wonder, maar ook in de hoop zoveel mogelijk Duitsers in het Oosten te redden.120 Bemanningslid Werner Schneider concludeerde dat U-Boote werden uitgezonden in afwachting van de Wunderwaffe en omdat de oceaan de eerste verdedigingslinie was waar de vijand zo lang en veel mogelijk moest worden afgeremd.121 Vanaf dit moment konden U-Boote steeds minder successen omdat ze zelf een groot deel van de tijd werden opgejaagd.122 Zo hadden de Geallieerden losse hunter-killing-groups die onafhankelijk van konvooien opereerden en dus nooit een aanval hoefden af te blazen als zij te ver verwijderd raakten van hun konvooi. Wanneer een U-Boot door een dergelijke groep was gelokaliseerd, was er nog maar een zeer kleine kans om te ontkomen.123 Door het verlies van de Milchkühe moesten soms ook aanvalsboten elkaar brandstof geven om hen thuis te laten komen. Opnieuw werden ook hierbij rendez-vous regelmatig verstoord door de Geallieerden.124 Toch bleven grote aantallen U-Boote opereren, wel maar zeer beperkt in Rudeln. De tactiek van Dönitz was om boten te verspreiden over de gehele Zuidelijke en Noordelijke Atlantische Oceaan, kuststroken en het Caribische gebied. Hierdoor werden de Geallieerden gedwongen hun ASW-forces te verdelen en konden U-Boote nog gebruik maken van het 117 Dönitz, 40 Fragen, 119. Volgens Charles Thomas maakte het Dönitz niet uit hoeveel slachtoffers er vielen bij het voorzetten van het offensief en zou Dönitz hebben gesuggereerd dat de U-Boot-commandanten zelf niet genoeg lef hadden. Ook beschuldigd hij Dönitz ervan een gebrek aan realiteitszin te hebben wanneer hij besloot de oorlog door te zetten. Thomas, The German Navy, 230-231, 255. Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 337340, 397-399. Schäffer, U 977, 157. Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 3, 7-9, 51, 61-63. 118 Morison, History of United States Naval Operations, 55-60, 244. Deze visie van Morison is waarschijnlijk wat kort door de bocht, iets wat hij wel vaker de neiging heeft te doen. Feit is dat vliegtuigen en personeel gemakkelijk konden worden ingezet bij bombardementen op Duitsland, als zij niet meer op U-Boote hoefden te jagen. Dat schepen niet direct bij de invasie gebruikt werden neemt niet weg dat de scheepsbouw veel grondstoffen kostte die anders voor bijvoorbeeld tanks hadden kunnen worden gebruikt.. 119 Gannon, Black May, 395. 120 Alman, Grossadmiral Karl Dönitz, 234. 121 Werner Schneider, 12 Feindfahrten. Als Funker auf U-431, U-410 und U-371 im Atlantik und im Mitterlmeer (Weinheim 2006) 127. 122 Hans Göbeler en John Vanzo, Im Stahlmantel. Als U-boot-fahrer an Bord von U 505 (Berlin 2009) 101. 123 Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 3, 41. 124 Ibidem 47. 24 verrassingselement. Wel bleven de verliezen groot; Herbert Werner was op patrouille in augustus 1944 en beschrijft hoe hij constant berichten kreeg van andere boten die waren aangevallen en zinkende waren.125 In voorbereiding op een mogelijke invasie van de Geallieerden namen de Duitsers in 1944 een aantal maatregelen. Vanuit de verwachting dat de invasie zou plaatsvinden in Frankrijk of Noorwegen, werd de vloot in de Noordpoolregio versterkt en werd ook een groep boten in het zuiden van Noorwegen gepositioneerd van waaruit een invasie bij Denemarken kon worden aangevallen. In Frankrijk werd in de Atlantische havens een groep boten paraat gehouden, met als gevolg dat minder boten de Oceaan op werden gestuurd. Boten die wel op patrouille gingen, deden dat vooral om nieuwe technologie te testen. Volgens Generalfeldmarschall Erwin Rommel die als bevelhebber van Legergroep B verantwoordelijk was voor de kustverdediging in Frankrijk, had Dönitz hem één torpedoboot, achttien schnellboten en acht U-Boote toegezegd.126 Vanaf april werden echter vijftig U-Boote in de Atlantische havens klaar gehouden terwijl ze de laatste updates kregen.127 In het bevel van 3 november 1943 waarin de bevelen voor de tegenmaatregelen voor een invasie in het westen werden gegeven, stond het bevel dat de Kriegsmarine zoveel mogelijk schepen moest samentrekken om een invasievloot aan te kunnen vallen. Ook moesten ‘talrijke’ U-Boote in het noorden worden gepositioneerd. ‘Eine vorübergehende Schwächung der Atlantik-U-Bootskräfte muss in Kauf genommen werden‘, aldus Hitler in zijn bevel.128 Toen de invasie van Operation Overlord begon, met als maritieme fase daarvan Operation Neptune, werden direct zesendertig klaarliggende U-Boote gestuurd om de vloot tegemoet te treden. Het belang van het tegenhouden van zoveel mogelijk Geallieerde schepen was duidelijk en het bevel werd dan ook gegeven dat de commandanten er vol op in moesten gaan, ook al zou dat het risico opleveren de eigen boot te verliezen.129 Een groot deel van deze boten werd al direct door vliegtuigen aangevallen en de successen waren ook maar beperkt.130 De Geallieerde opmars zorgde ervoor dat de Franse havens verloren gingen U-Boot-operaties. De flottieljes werden opgeheven en de boten werden naar Noorwegen of Duitsland gestuurd. 125 Werner, Iron Coffins,115-132. Erwin Rommel, The Rommel Papers, ed. B.H. Liddell-Hart (New York 1953) 480. 127 Blair, Hitler’s U-Boat war. The Hunted, 278-279, 570-573. 128 Bevel van 03-11-1943 in: Hitlers Weisungen für die Kriegführung 1939-1945, Walther Hubatsch ed. 235237. 129 Blair, Hitler’s U-Boat war. The Hunted, 579-581. Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 3, 67-72. 130 Blair, Hitler’s U-Boat war. The Hunted, 619. 126 25 Let wel, de vestigingen zelf bleef nog lang verdedigd door de Duitsers, in een aantal gevallen zelfs tot het einde van de oorlog.131 Aan het einde van de oorlog werden nog wel offensieven opgezet, vooral in de kustregio’s en het Kanaal. Deze operatiegebieden hadden de U-Boote aan het begin van de oorlog verlaten omdat ze te gevaarlijk waren, maar nu bleek het een relatief veilige omgeving te bieden. Vooral voor boten met een Schnorchel waarmee zij constant onder water konden blijven.132 Dit laatste offensief wierp zijn vruchten af want U-Boote kwamen weer met wat grotere successen. Waarschijnlijk was dat te danken aan de moeilijkheden die de Geallieerden hadden met het peilen van boten in ondiep water. Een probleem was wel dat ook de U-Boote soms moeite hadden met het vinden van doelen omdat hun hydrofoon hetzelfde probleem gaf.133 Toch waren de successen groot genoeg, in de zin dat per gezonken U-Boot 4.4 vijandelijke schepen tot zinken werden gebracht. Dit offensief werd dan ook doorgezet.134 Uiteindelijk waren op het moment van overgave nog drieënveertig U-Boote op zee, die werden bevolen om een zwarte vlag te hijsen en zich over te geven.135 Zeker gezien het feit dat de Geallieerden een groot deel van de oorlog de Enigmacodes van de Duitsers hadden gekraakt en dus goed op de hoogte waren van de posities van U-Boote, is het verbazingwekkend dat de Duitsers toch nog grote successen konden behalen. De codes waren namelijk gekraakt vanaf februari 1941 met als enige periode waarin niet kon worden gelezen tussen februari en november 1942.136 Uit de overzichten die de Geallieerden hadden over UBoot-posities en bewegingen, blijkt dan ook dat ze zeer goed op de hoogte waren.137 Volgens Andrew Williams was de efficiëntie van U-Boote in mei 1943 sterk afgenomen, hij meet dit met gemiddeld tonnage dat per dag per U-Boot op zee tot zinken werd gebracht.138 Naar mijn definiëring van de term ‘efficiëntie’ is dat echter niet het geval. We zien dat de U-Boote steeds minder bezig waren met nevenactiviteiten, en zich in de rest van de oorlog volledig konden richten op het tot zinken brengen van vijandelijke scheepsruimte. Geen beperkingen vanuit verdragen, politieke overwegingen en geen noodzaak meer tot het escorteren van Blockaderunners. Daarnaast waren er pas laat in de 131 Ibidem 618-619. Peterson, First U-Boat Flotilla, 253-264. Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 3, 76-77. Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 3, 68-76, 80-81. Werner, Iron Coffins, 256, 291-295. 133 Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 3, 89-94. 134 Conferentie 11 februari 1945 in: Fuehrer Conferences on Naval Affairs, Mallmann Showell ed., 442-443. 135 Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 3, 100-101. 136 The Battle of the Atlantic and Signals Intelligence: U-boat tracking papers, Syrett ed., 29. 137 The Battle of the Atlantic and Signals Intelligence: U-boat situations and trends, 1941-1945, David Syrett ed. (Aldershot, Brookfield, Singapore, Sydney 1998). 138 Williams, The Battle of the Atlantic, 264. 132 26 oorlog voldoende U-Boote om op grote schaal te kunnen opereren en een kans op succes te hebben, zeker omdat aan het begin van de oorlog de torpedo’s zeer onbetrouwbaar waren. Ook was er in de tweede helft van de oorlog geen concurrentie in middelen meer van de grote oppervlakteschepen en kreeg de Kriegsmarine in 1943 met Dönitz als bevelhebber een betere op U-Boot toegespitste leiding. Dit zal in de komende hoofdstukken nader worden beschreven. 27 Hoofdstuk 2: Bevelhebbers en bevelvoering Nu is vastgesteld dat de zeeoorlog na 1943 door de Duitsers nog steeds effectief werd gevoerd, is het tijd daar een verklaring voor te zoeken. Centraal staat hierin staat de overgang van het bevel over de Kriegsmarine van Erich Raeder naar Karl Dönitz. Daarbij gaat het niet alleen om hun visie op de inzet van de Kriegsmarine, maar ook om de manier waarop zij daadwerkelijk in staat waren deze visie uit te voeren. Hitler speelde namelijk ook een rol in de besluitvorming, wat het noodzakelijk maakt zijn precieze rol te analyseren. Dat Hitler vooral kennis op het gebied van de landoorlog dacht te hebben, betekent namelijk niet dat hij zijn invloed niet liet gelden voor de oorlog op zee. Uit het eerste hoofdstuk blijkt al dat Raeder een groot voorstander was van een oppervlaktevloot, maar tijdens de oorlog ook de potentie van U-Boote inzag. Dönitz was diep in zijn hart een U-Boot-man, maar had ook het bevel gevoerd over oppervlakteschepen en wist toen hij net bevelhebber werd, Hitler ervan te overtuigen ook deze oppervlakteschepen te blijven inzetten. Twee belangrijke verschillen bestonden echter tussen Dönitz en Raeder: over de strategische inzet en in hun omgang met Hitler. Hitler en de Partij Zoals gezegd oefende Hitler veel invloed uit op de militaire besluitvoering op het land. Hitler werd omringd door jaknikkers die de uitgedeelde bevelen moesten opvolgen. Of in elk geval, zo wilde Hitler het graag zien en een deel van de hooggeplaatste militairen ging daarin mee. Onder Hitler ontwikkelde bijvoorbeeld Generalfeldmarschall Wilhelm Keitel zich tot iemand die kritiekloos de bevelen van Hitler uitvoerde.139 Deze bevelsstructuur staat dan ook bekend als het Führerprinzip. Hierbij was er sprake van gecentraliseerde en hiërarchische leiding en werden bevelen precies en zonder discussie opgevolgd. Volgens onderzoeker Geoffrey Megargee had dit tot gevolg dat afscheid werd genomen van het principe van de oude Generale Staf, waarbij gezamenlijke verantwoordelijkheid centraal stond en dus altijd ruimte Keitel wordt in de literatuur en door zijn voormalige collega’s neergezet als iemand die te zwak was om de ‘hypnose’ van Hitler te doorbreken waardoor hij blindloyaal werd. Guderian schrijft over hem: ‘Er befand sich im Banne Hitlers und besaß – je länger, je weniger – die Kraft, sich aus dieser Hypnose zu lösen. […] Der Feldmarschall hatte auf den Gang der Operationen keinen Einfluss.[…] Keitels Unglück wurde, dass er die Kraft zum Widerstand gegen die völkerrechtlich und moralisch anfechtbaren Befehle Hitlers nicht fand.‘ Guderian, Erinnerungen, 421. Dat Hitler dat graag zo zag blijkt uit het gesprek dat hij had met Generaloberst Franz Halder, Generalstabschef van 1938 tot 1942. Schall-Riaucour, H. Gräfin von, Generaloberst Franz Halder. Generalstabschef 1938-1942 (Beltheim-Schnellbach 2006) 59. Magargee, Inside Hitler’s High Command, 58-59. 139 28 was voor discussie.140 Ian Kershaw beschrijft de leiderschapsstijl van Hitler als ‘working towards the Fuhrer’, waarbij mensen en organisaties werkten naar de visie van Hitler, wat ideologische radicalisatie tot gevolg had omdat er geen duidelijke bevelen werden gegeven. De charismatische autoriteit van Hitler zorgde ervoor dat zijn onuitgesproken wensen en doelen werden nagestreefd.141 Als voorbeeld geeft Kershaw vervolgens de activiteiten van de Gestapo en de SS met Jodenvervolging en de brute wijze van onderdrukking na de invasie van Polen en later Rusland.142 Het gevolg van dit Führerprinzip was dat mensen die iets wilden, direct bij Hitler aanklopten om hun doel te bereiken en concurrenten te overrulen.143 Volgens Generaloberst Heinz Guderian ontstond hierdoor een groep rond Hitler, die niet tegen Hitler in durfde te gaan omdat zij anders hun positie zouden verliezen en in het vervolg ook minder gemakkelijk de steun van Hitler zouden krijgen.144 Er lagen altijd concurrenten op de loer die bepaalde taken en verantwoordelijkheden wilden overnemen. Bij dit soort conflicten speelde Hitler volgens Raeder beide partijen tegen elkaar uit, in de hoop dat daardoor een beter einddoel bereikt zal worden dan wanneer de partijen het met elkaar eens zouden zijn.145 Daarbij gaf Hitler beide partijen het gevoel aan hun kant te staan, een fenomeen dat Raeder deed twijfelen aan de oprechtheid.146 Een voorbeeld hiervan is te vinden bij de plannen voor de invasie in Engeland. De verschillende krijgsmachtonderdelen hadden verschillende plannen en in de praktijk werkte iedereen elkaar tegen. Dit probleem werd pas opgelost toen Hitler uiteindelijk koos voor het plan van Raeder en de Kriegsmarine.147 Uiteindelijk zou de invasie nooit plaatsvinden. In de praktijk werden bevelen echter niet altijd zo strikt nageleefd als het Führerprinzip doet suggereren; er zijn genoeg voorbeelden te noemen van momenten waarop het tot op zekere hoogte werd geaccepteerd dat de bevelen van Hitler niet werden nageleefd of dat werd gehandeld tegen de visie van Hitler in.148 Ook is gemakkelijk vast te stellen dat de Magargee, Inside Hitler’s High Command, 63-64. De conclusie van Megargee wordt bevestigd door Guderian in diens memoires. Heinz Guderian, Erinnerungen eines Soldaten (Stuttgart 2003) 417. 141 Ian Kershaw, ‘Working towards the Führer. Reflections on the nature of the Hitler dictatorship.’Contemporary European History 2 (1993) 116-117. 142 Ibidem 117-118. 143 Magargee, Inside Hitler’s High Command, 167. 144 Guderian, Erinnerungen eines Soldaten, 411-423. 145 Raeder, Mein Leben, 312-321, 330. 146 Ibidem 328. 147 Magargee, Inside Hitler’s High Command, 94. 148 Voorbeelden zijn Heinz Guderian die in de winter van 1941-1942 tegen de uitdrukkelijke orders van Hitler in zijn troepen terugtrok naar beter verdedigbare posities, Brigadeführer en Generalmajor van de Waffen-SS Kurt Meyer van de Leibstandarte Adolf Hitler nog wel, die Hitler’s directe bevel om in 1944 Caen tot de dood te verdedigen negeerde, of Albert Speer die aan het einde van de oorlog Hitler’s bevel van de verschroeide aarde 140 29 interventies van Hitler niet altijd terecht en juist waren.149 Hitler liet zich volgens historicus Thomas Weber in zijn bevelvoering te veel leiden door zijn ervaringen in de Eerste Wereldoorlog; Hitler werd hierdoor een ‘prisoner of his own lies wich he had internalized.’150 Volgens Generalfeldmarschall Erich von Manstein oefende Hitler vooral op de landoorlog veel invloed uit. Vaak waren zijn ideeën niet eens zo slecht, wat hij miste was vooral praktijkervaring waardoor hij onrealistische plannen had. Daarnaast had hij teveel vertrouwen in technologische ontwikkelingen.151 Ook had Hitler een aversie tegen het nemen van militaire risico’s; als een operatie niet geheel liep zoals gepland, had hij de neiging de hele operatie af te blazen.152 In een discussie ging Hitler net zolang door totdat hij gelijk kreeg, eventueel door er irrelevante economische of politieke overwegingen bij te halen.153 Er zijn een aantal algemene dingen te zeggen over de rol van de militaire top. Zoals gezegd had de oude Generale Staf het uitgangspunt dat we gediscussieerd over het beleid, waarna alle betrokkenen verantwoordelijk waren voor het uiteindelijke beleid of bevel. Met het Führerprinzip was het eigenlijk de bedoeling dat officieren het bevel blindelings uitvoerden. Daar was echter op een aantal manieren wat mee te sjoemelen. Zo maakte Generalstabchef Generaloberst Franz Halder zijn eigen conceptplannen die hij voorlegde aan Hitler. Wanneer Hitler het er dan niet mee eens was, negeerde Halder simpelweg de verschillen en deed hij alsof ze het volledig met elkaar eens waren.154 Ook bleef altijd ruimte voor eigen initiatief door ondergeschikten; centraal stond de Pruisische Auftragstaktik waarbij werd bevolen wat moest worden gedaan, maar mocht de ondergeschikte zelf weten hoe hij dat zou uitvoeren.155 Dit bood vervolgens ruimte bevelen creatief op te vatten; zo gebruikte Erwin Rommel de mondelinge toestemming om op 16 mei 1940 op te mogen trekken door de Maginotlinie om een grote doorbraak te forceren. Toen later de schriftelijke bevestiging actief tegenwerkte. Guderian, Erinnerungen eines Soldaten, 240-246. Wilhelm Keitel, Generalfeldmarschall Keitel. Verbrecher oder Offizier? Walter Görlitz ed. (Göttingen, Berlin, Frankfurt 1961) 291-292. Panzermeyer, Grenadiere (Zweibrücken 2006) 267. Albert Speer, Erinnerungen (Frankfurt/M, Berlin, Wien 1969) 440-464. 149 Zo maakt Guderian de beslissing van Hitler om tijdens de opmars in Frankrijk halt te houden voor Duinkerken met de grond gelijk. Guderian was hier zelf actief bij betrokken als bevelhebber van het XIX-panzer korps. Guderian, Erinnerungen eines Soldaten,398-399. John Strawson, Hitler as Military Commander (Barnsley 2003) 110-112. Onderzoeker Bevin Alexander concludeert dat het bevel om halt te houden wel door Hitler werd bekrachtigd, maar niet van hem afkomstig was. Volgens hem kwam het bevel van Generalfeldmarschall Gerd von Rundstedt die halt wilde houden omdat de flanken te kwetsbaar werden. Bevin Alexander, Inside the Nazi War Machine. How three generals unleashed Hitler’s blitzkrieg upon the world (London 2010) 183-203. 150 Thomas Weber, Hitler’s First War (New York 2010) 329-330. 151 Erich von Manstein, Lost Victories (Minneapolis 2004) 274-276. 152 Ibidem 277-278. 153 Ibidem 286. 154 Magargee, Inside Hitler’s High Command, 131-132. 155 Alexander, Inside the Nazi WarMachine, 43. 30 binnenkwam dat hij maar beperkt mocht oprukken, had Rommel ‘toevallig’ radiocontact met zijn hoofdkwartier verloren.156 Toch is er geen rol en houding van de militaire top te beschrijven; sommige officieren volgden alle bevelen bijna blindelings op, anderen volgden alleen bevelen op wanneer zij het er ook zelf mee eens waren en weer anderen wilden bevelen echt niet meer opvolgen en werkten Hitler en het regime actief tegen, bijvoorbeeld met steun of betrokkenheid bij de aanslag en Putsch van 20 juli 1944. Een rol hierin speelde het contact met Hitler; Dönitz en Speer waren het erover eens dat ze niet te vaak naar Hitler toe moesten gaan, omdat ze anders door ‘Hitler’s hypnotische kwaliteiten’ niet meer onafhankelijk konden nadenken.157 Alle officieren gingen op hun eigen manier met bevelen om. Wat dat betreft is het mijn inziens niet terecht om hier vaste principes of werkwijzen uit te concluderen, omdat dat generalisatie is wat in dit geval gelijk staat aan onzorgvuldigheid. Wel is vast te stellen dat in over algemeen dat de marine minder last van de partij en Hitler had dan het Heer. Vooral omdat er voor de Kriegsmarine geen concurrentie was, maar wel voor het Heer van bijvoorbeeld de (Waffen-) SS, maar ook doordat Hitler minder verstand had van maritieme oorlogvoering.158 Dat betekent echter niet dat conflicten uitbleven. Neem bijvoorbeeld het conflict over de oprichting van de Marine-Luftwaffe. Met deze plannen kwam Raeder in conflict met Göring, die van mening dat ‘alles, was fliegt, gehört zu uns’.159 Göring had zich altijd verzet tegen de oprichting van een Marine-Luftwaffe; zolang hij leefde zou die er niet komen.160 Hitler zag ook geen reden voor het trainen van vliegpersoneel in betere samenwerking met de Kriegsmarine, ondanks het pleidooi van Raeder hiervoor, bijvoorbeeld bij de bespreking van 23 oktober 1939.161 Ook hadden Raeder en Göring conflicten over de toewijzing van grondstoffen en over de samenwerking tussen beide krijgsmachtonderdelen.162 Als alternatief voor de invasie van Engeland wilde Raeder een campagne tegen Britse scheepsvaart waarbij de Kriegsmarine en Luftwaffe zouden samenwerken. Göring was wel voor dit offensief, maar wilde dat niet coördineren met de 156 Ibidem 152-165. Gitta Sereny, Albert Speer: His battle with truth (New York 1995) 287. 158 Raeder, Mein Leben, 332-333. 159 Ibidem 312-321. Dönitz wijst erop dat het beter was geweest als de vliegtuigen in elk geval beter contact hadden gehad met de Kriegsmarine; nu kwam het vaak voor dat door verkeerde navigatie een konvooi dat door vliegtuigen was gelokaliseerd, niet door U-Boote werd gevonden. Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 129138. 160 Karl-Günter Zelle, Hitlers Zweifelende Elite. Goebbels – Göring – Himmler – Speer (Paderborn, München, Wien, Zürich 2010) 153-154. 161 Bespreking van 23 oktober 1939 in: Fuehrer Conferences on Naval Affairs, Mallmann Showell ed., 52-53. 162 Bird, Erich Raeder, 196-197. 157 31 Kriegsmarine omdat hij bang was dan de zeggenschap hierover te verliezen.163 Door deze conflicten zou Raeder Göring hebben gehaat.164 Raeder was een voorstander van de traditionele marine met de nadruk op discipline en leiderschap met strikte morele waarden. Dat betekende dat hij probeerde alle invloeden door burgerlijke leiders buiten de deur te houden, inclusief die van Hitler.165 Het gevolg hiervan was dat Raeder had geprobeerd zich zoveel mogelijk te onttrekken uit de intriges rond Hitler, door zo min mogelijk naar het hoofdkwartier te gaan en alleen te gaan als punten konden worden besproken waarop hij een definitieve beslissing kon eisen.166 We zien dus dat Raeder iemand was die weinig ophad met de situatie rond Hitler en de partij en hier regelmatig conflicten mee had. Bij zijn afscheid van Hitler verzocht Raeder hem om zijn opvolger toch vooral tegen Göring te beschermen. 167 Dönitz was echter een heel ander type leider: uit zijn memoires blijkt dat hij beter kon omgaan met de situatie, hij beet harder van zich af en wist daarmee concurrenten uit te schakelen of zijn wil door te drukken. Laten we kijken naar een aantal voorbeelden. Raeder ergerde zich vaak aan Göring die regelmatig als eerste nieuws over de Kriegsmarine naar Hitler bracht, waarna het veel moeite koste om het ontstane beeld weer recht te zetten. Oorzaak hiervan was volgens Raeder, dat Göring probeerde de aandacht af te leiden van de problemen bij de Luftwaffe.168 Waar Raeder dit dus wat meer stilzwijgend over zich heen liet komen, reageerde Dönitz daar heel anders op. In zijn memoires schetst Dönitz een situatie waarin Göring tijdens een stafbespreking begon over een luchtbombardement op Duitse Schnellboote. Dönitz zette Göring echter meteen op zijn plaats: ‘Ich verbitte mir Ihre Kritik in Marinedingen, Herr Reichsmarschall. Kümmern Sie sich lieber um Ihre Luftwaffe, da haben Sie genug zu tun.‘ Wat volgde was een doodse stilte waarna Hitler Dönitz uitnodigde voor het ontbijt en afscheid nam van Göring. Hierna zou Göring zich niet meer met de Kriegsmarine hebben bemoeid.169 Dat Göring zich inderdaad niet zo snel meer op het terrein van de Kriegsmarine waagde en een conflict met Dönitz wilde voorkomen, kan worden geïllustreerd met de gebeurtenissen bij een stafvergadering vlak na de aanslag op Hitler van 20 juli 1944. Hierbij verweet Dönitz de Wehrmacht de slechte loop van de oorlog, waarbij hij bijval kreeg van 163 Richard Overy, Goering (London 2000) 172-173. Anthony Martienssen, Hitler and his admirals (London 1948) 5. 165 Bird, Erich Raeder, IX. 166 Ibidem 95. 167 Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 305. 168 Bird, Erich Raeder, 197. 169 Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 305. 164 32 Göring. Toen Dönitz vervolgens ook de Luftwaffe ineffectiviteit verweet, ging Göring daar niet tegenin en zocht hij Von Ribbentrop – de minister van Buitenlandse Zaken – als doelwit van zijn kritiek. Von Ribbentrop werd door Göring Ribbentrop genoemd (zonder von, iets dat door Von Ribbentrop als grote belediging werd opgevat) en bekritiseerd over de nutteloosheid van diens buitenlandbeleid.170 Ook zou Göring toen Dönitz bevelhebber van de Kriegsmarine werd, meer bereid zijn geweest tot samenwerking en ging hij vaker in op de wensen van Dönitz.171 Dat concurrentie vanuit de partij meeviel, betekent niet dat Hitler zelf geen problemen kon veroorzaken. Hitler had niets met de Kriegsmarine en zag ook maar beperkt de waarde ervan in. Zo stond in het eerste directief van 31 augustus 1939 over de wijze van oorlogvoering, dat bij de uitbraak van de oorlog de U-Boote hun wachtpositities moesten vasthouden. De Luftwaffe zou namelijk ook goed in staat zijn vijandelijke scheepvaart aan te vallen.172 Hitler’s invloed op de oorlog op zee was dan wel kleiner, toch komt de werkwijze van Hitler bij zijn interventies overeen met die zoals eerder geschetst door Von Manstein. Volgens Raeder in zijn memoires was het een groot probleem dat Hitler veel las waardoor hij ervan overtuigd was dat zijn kennis die van de vakman overtrof en daardoor zelfstandig een oordeel kon vormen.173 Ook was Hitler wel enthousiast over successen, maar legde hij de grote oppervlakteschepen zoveel beperkingen op dat ze nauwelijks konden worden ingezet.174 In de marinegerelateerde zaken kreeg Raeder volledig de vrije hand, ondanks Hitler’s interesse in wapens, scheepstypes en techniek. De band met Hitler was dan ook vooral zakelijk, althans, dat schrijft Raeder in zijn memoires.175 In de praktijk zaagde Hitler echter wel eens de poten onder de stoel van Raeder vandaan. Zo wilde Raeder de volmacht hebben voor alle maritieme zaken, maar werden commissariaten die de handelsvloot moesten coördineren geplaatst onder de (land-)bevelhebber van het Middellandse Zeegebied, Generalfeldmarschall Albert Kesselring. Raeder verzette zich daartegen door zijn marineofficieren te dwingen niet naar Kesselring te luisteren. Uiteindelijk moest hij dat bevel terugtrekken, omdat Kesselring dreigde dit soort insubordinatie niet te dulden.176 Ook de in 170 Roger Manvell en Heinrich Fraenkel, Herman Göring (London, Melbourne, Toronto 1962) 291. Zelle, Hitlers Zweifelende Elite, 153-154. 172 Fuehrer Conferences on Naval Affairs, Mallmann Showell ed., 31-32. Daarentegen is Hitler wel enthousiast over de mogelijkheden die U-Boote bieden en de schade die zij de vijand kunnen berokkenen. Adolf Hitler, Mein Kampf (München 1943) 696. 173 Raeder, Mein Leben, 325. 174 Morison, History of United States Naval Operations, 55-60, 244. 175 Raeder, Mein Leben, 331, 342. 176 Bird, Erich Raeder, 196. 171 33 het eerste hoofdstuk beschreven dreigementen van Hitler om de oppervlaktevloot te ontmantelen als Raeder ze in februari 1942 niet door het Kanaal naar Duitsland wilde sturen, geeft aan dat Hitler wel degelijk grote invloed uitoefende.177 Net als later het besluit de oppervlaktevloot te ontmantelen, iets wat uiteindelijk de reden werd voor het ontslag van Raeder.178 Volgens Raeder nam zijn invloed op Hitler langzaam af naarmate de oorlog vorderde door meningsverschillen.179 Volgens zijn biograaf speelde het vooral een grote rol dat Raeder probeerde zich zoveel mogelijk buiten de Hitler-intriges te houden, waardoor hij ook minder contact en dus invloed kreeg.180 Volgens Raeder was Hitler over het algemeen zeer wantrouwend ten opzichte van vooral de oudere Kriegsmarine-officieren en nam Hitler hun strategische visie niet over. Hitler hechtte veel meer waarde aan de visie van jonge- en U-Boot-officieren.181 Volgens Dönitz zelf had Hitler dan ook zeer veel vertrouwen in hem. Hij schetst in zijn memoires een opmerking van Hitler die zich kritisch uitliet over de Kriegsmarine door te zeggen dat de Engelsen hun onderzeeboten veel beter inzetten en er ook grotere successen mee behaalden. Dönitz reageerde daar zeer fel op, met als gevolg dat in de tijd daarna Hitler’s antwoord altijd was op het moment dat er iets over de Kriegsmarine werd besproken: ‘Der Grossadmiral wird das Erforderliche schon machen.’182 Ian Kershaw schrijft dan ook dat Dönitz één van de weinige militaire leiders was die door Hitler zeer werd gerespecteerd.183 Dit wordt bevestigd door Goebbels in zijn dagboek schrijft dat Dönitz Hitler’s ‘[…] volles vertrauen Genieß […]’.184 Deze houding van Hitler maakte het leiding geven aan de Kriegsmarine volgens Dönitz veel eenvoudiger.185 In het voorgaande stuk over de invloed van de partij op de Kriegsmarine kwam naar voren dat Raeder wat meer stilzwijgend omging met kritiek en zich eruit probeerde te onttrekken, terwijl Dönitz een stuk feller optrad. Ditzelfde beeld komt naar voren bij de omgang van beide bevelhebbers met Hitler. Zo is het opvallend dat Dönitz als Schniewind en Schuster in: Hitler’s admirals, Bennett ed., 140-141. Conferentie van 29 december 1941 in: Fuehrer Conferences on Naval Affairs, Mallmann Showell ed., 246-249. Conferentie van 12 januari 1942 in: Fuehrer Conferences on Naval Affairs, Mallmann Showell ed., 256-259. Opvallend is dat bij deze bespreking geen dreigementen zijn geuit door Hitler en ook het argument van de verdediging van Noorwegen niet door hem is gebruikt. Raeder, Mein Leben, 457. 178 Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage,362-365. 179 Raeder, Mein Leben, 468-469. 180 Bird, Erich Raeder, 195. 181 Raeder, Mein Leben, 389. 182 Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 304-305. 183 Ian Kershaw, 1936-1945 Nemesis (London 2000) 631. 184 Dagboekfragment van 9 maart 1943 in: Goebbels, Joseph, Goebbels Tagebücher, 259. 185 Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 304-305. 177 34 opperbevelhebber veel meer discussies en meningsverschillen met Hitler had dan Raeder.186 Zo had Dönitz op de conferentie van 26 februari 1943 een discussie over de inzet van oppervlakteschepen en wist hij zijn zin door te drukken om deze schepen in te zetten en niet, zoals Hitler wilde, te slopen. Hitler wilde namelijk niet dat er risico werd genomen met deze schepen waardoor de operationaliteit zeer werd beperkt. Dit meningsverschil met Hitler bleef bestaan, Hitler eindigde de bespreking dan ook met de aankondiging dat Dönitz na zes maanden zou gaan toegeven dat hij het verkeerd had.187 Ook ging Dönitz fel tegen Hitler in, toen die na de gebeurtenissen rond de Laconia het bevel gaf voortaan niet alleen schepen te vernietigen maar ook de overlevenden in de reddingboten te vermoorden. Dönitz weigerde dat bevel te geven omdat het inging tegen de eer van de zeeman: ‘Meine U-Boot-Männer führen als Freiwillige einen Kampf mit schwersten Verlusten im Bewusstsein, für eine gute Sache anständig zu kämpfen.‘ Hitler antwoordde daarop in de trant van ‘u doet maar‘.188 Verder is het opvallend dat Hitler over het algemeen tegen evacuaties was, maar dat toen Dönitz voorstelde alle beschikbare schepen in te zetten voor de evacuatie uit het Oosten, Hitler daarmee akkoord ging.189 Hitler beval op 4 februari 1945 dat alle beschikbare middelen moesten worden ingezet om Duitsers uit het Oosten te evacueren en naar Duitsland of Denemarken te brengen.190 Toen Raeder nog bevelhebber was aan het begin van 1942, was Hitler bang dat de Geallieerden een invasie wilden gaan uitvoeren in Noorwegen. Geruchten hierover werden aangewakkerd door Britse commandoaanvallen in Noorwegen. Een Engelse invasie zou dan samenvallen met een Sovjetaanval in Finland waardoor heel Scandinavië kon worden veroverd en de grondstoftoevoer voor de Duitsers hiervandaan zou worden afgesneden. Om deze operatie te voorkomen beval Hitler om U-Boote en bovenwaterschepen in Noorwegen te stationeren.191 Hij eiste dat twintig U-Boote permanent in Noorwegen zouden worden 186 Dit blijkt uit het de verlagen van de conferenties waarbij de opperbevelhebber van de Kriegsmarine overlegde over het beleid met Hitler. Fuehrer Conferences on Naval Affairs, Mallmann Showell ed. 187 Conferentie 26 februari 1943 in: Ibidem 311-312. 188 Erich Topp, Fackeln über den Atlantik. Lebensbericht eines U-Boot-Kommandanten (Hamburg 2010) 150151. 189 Bespreking 22 en 23 januari 1945 in: Fuehrer Conferences on Naval Affairs, Mallmann Showell ed., 430-432. 190 Bevel Hitler van 04-02-1945 in: Hitlers Weisungen für die Kriegführung, Walther Hubatsch ed., 302. 191 Blair, Hitler’s U-Boat war. The Hunters, 442-444. Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 203-206. Er werden direct vijf U-Boote naartoe gestuurd maar Hitler wilde ook dat het slagschip de Tirpitz, de slagkruisers Gneisenau en Scharnhorst, het Panzerschiff Admiral Scheer en de zware kruisers Prinz Eugen en Hipper naar Noorwegen werden gestuurd. In dit gebied waren ook al vier U-Boote actief die de konvooien naar Moermansk aanvielen. 35 gestationeerd met alleen een defensieve taak. Dönitz was hier tegen, maar de Maritieme Staf zag geen reden om tegen Hitler’s eis in te gaan.192 In de bespreking van 31 mei 1943 beschreef Dönitz de oorzaken van de grote verliezen van die maand. Diverse technologische ontwikkelingen en bijvoorbeeld Duitse luchtpatrouilles boven de Baai van Biskaje moesten volgens hem de oplossing bieden. Opnieuw is het opvallend dat Hitler het op bijna alle punten met Dönitz eens is, met uitzondering van het zenden van vliegtuigen omdat geschikte vliegtuigen volgens hem niet beschikbaar waren.193 Geconcludeerd kan worden dan Hitler zich bezighield met de maritieme strategie en op dat punt ook zeker zijn mening kon doordrukken. Op de kleinschaligere inzet, bijvoorbeeld over de vraag of een slagschip wel of niet een sortie moest ondernemen, oefende Hitler wel invloed uit, maar waren de bevelhebbers van de Kriegsmarine meer in staat hun eigen visie door te drukken. Door het karakter van de maritieme oorlogvoering vonden successen veel meer dankzij toeval plaats – om schepen tot zinken te kunnen brengen moet de vijand immers wel gevonden worden – dan bij de oorlogvoering op het land waar het front op een veel meer voorspelbare manier bewoog. Dit kan ruimte hebben geboden voor meer eigen initiatief van een commandant, wat Hitler minder invloed gaf zijn bevelen precies te laten uitvoeren. Bevelvoering In hun werkwijze en omgang met Hitler, concurrenten en partijkopstukken verschilden Raeder en Dönitz duidelijk. Nu is het tijd om de analyse te verleggen naar hun eigen bevelvoering. Duidelijke verschillen zijn te vinden in de strategische voorkeur en visie op inzet. Zoals eerder beschreven had Raeder over het algemeen de voorkeur voor oppervlakteschepen en Dönitz voor U-Boote. Toen de oorlog uitbrak, zag Raeder wel in dat de doelen alleen konden worden behaald met U-Boote omdat die veel sneller te bouwen waren dan grote slagschepen. Ook in ervaring verschilden beide bevelhebbers; Raeder had alleen gediend op oppervlakteschepen terwijl Dönitz op U-Boote en oppervlakteschepen had gediend. Een gevolg hiervan was dat Dönitz duidelijk meer op de hoogte was van wat wel en niet kon worden gedaan met U-Boote. Een goed voorbeeld hiervan is het door U-Boote laten 192 193 Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 2, 8-10. Bespreking 31 mei 1943 in: Fuehrer Conferences on Naval Affairs, Mallmann Showell ed., 331-336. 36 escorteren van Blockadebrechern. Dönitz was van mening dat U-Boote alleen moesten worden ingezet voor de tonnageoorlog. Volgens hem had het geen enkel nut om ook ‘Blockadebrechern, Hilfkreuzer, Versorgungsschiffen und Prisen’ door U-Boote te laten begeleiden omdat die bij een aanval niets konden doen om te helpen.194 Ook de inzet van Wetter-U-Boote koste veel inzet en zorgde ervoor dat maar een beperkt aantal U-Boote daadwerkelijk ingezet werden tegen die vijand. Volgens Dönitz waren ‘der Nutzen […] gering im Vergleich zu den Nachteilen für die Hauptaufgabe des Versenkens.‘195 Dönitz was dan ook geïrriteerd toen hij hiervoor boten moest inzetten.196 Ook Günther Hessler ziet het escorteren van dit soort vaartuigen als vrij nutteloos omdat een U-Boot onmogelijk iets kon doen om het schip daadwerkelijk te beschermen. In geen enkel geval heeft een U-Boot dan ook een belager kunnen aanvallen, terwijl vanaf 1941 vijfentachtig van dit soort geëscorteerde schepen door de Geallieerden tot zinken zijn gebracht. Het enige nut van de U-Boot is dan ook voor het moreel van de bemanning van het geëscorteerde schip en de mogelijkheid dat de U-Boot drenkelingen kon oppikken.197 Uit het Kriegstagebuch van de Hilfkreuzer Komet blijkt dat een escorterende U-Boot wel degelijk kon bijdragen. Dat blijkt uit de afspraken die de kapitein maakte met de commandant van de U-652. Centraal hierin staat dat de Komet wanneer het zou worden aangevallen door een vijandelijk oorlogsschip, zo zou manoeuvreren dat de U-Boot onder water in positie kon komen om de aanvaller te torpederen.198 Ondanks dit was Dönitz blij dat in de tweede helft van de oorlog dit soort escorteactiviteiten niet meer verricht hoefden te worden.199 Vastgesteld kan worden dat de inzet van U-Boote de belangrijkste inzet van de Kriegsmarine vormde. Over deze strategische inzet bestond een groot verschil van mening tussen Dönitz en Raeder. Dönitz was voor een tonnageoorlog waarbij zoveel mogelijk vijandelijke schepen tot zinken moesten worden gebracht met zo min mogelijk risico. Centraal stond dat meer moest worden getorpedeerd dan de Geallieerden konden bouwen, zodat de vijand op een gegeven moment te weinig schepen beschikbaar zou hebben. Het maakte dan ook niet uit of een geladen of leeg schip werd getorpedeerd. Raeder was van mening dat het een handelsoorlog was waarbij moest worden gekeken welke verliezen de vijand de grootste schade zouden toebrengen. Dus minder tonnage, maar wel meer vernietigde goederen. Het gevolg was dat 194 Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 148-149. Ibidem 149. 196 Peterson, First U-Boat Flotilla, 112. 197 Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 1, 88. 198 HKS Komet, Robert Eyssen ed. 244-245. 199 Blair, Hitler’s U-Boat war. The Hunted, 480. 195 37 Raeder U-Boote inzette in andere gebieden dan de rijke jachtgronden van de Atlantische Oceaan, bijvoorbeeld tegen de konvooien naar Moermansk en in de Middellandse Zee.200 Oorspronkelijk bestond ook de gedachte dat de Italianen zelf wel in staat zouden zijn het Middellandse Zeegebied onder controle houden met hun grote vloot, maar volgens de Duitse liaisonofficier Weichold was de Italiaanse vloot qua omvang wel krachtig, maar waren de wapens en tactieken zeer gedateerd en grotendeels gelijk aan die in de Eerste Wereldoorlog.201 Raeder dacht aan het einde van 1940 bij de inzet in de Middellandse Zee, vooral aan de bedrage die de Kriegsmarine kon leveren bij de landoorlog.202 Door U-Boote in te zetten kon de Engelse heerschappij daar worden aangetast en misschien Engeland kon worden gemotiveerd om een onderhandelde vrede te sluiten. Ook konden zo grondstoffen voor Duitsland worden veiliggesteld. 203 Er zijn ook onderzoekers die suggereren dat Raeder dit deed om Hitler’s aandacht af te leiden van operatie Barbarossa; Raeder was een overtuigd tegenstander van de aanval op Rusland.204 Ian Kershaw concludeert echter dat de strategie in de Middellandse Zee nooit een volwaardig alternatief is geweest voor de invasie van Rusland door gebrek aan steun en samenwerking tussen de krijgsmachtonderdelen en doordat het Middellandse Zeegebied niet zo vitaal voor de Engelsen was als Raeder schetste.205 Een andere bron suggereert dat het strategische plan van de inzet in de Middellandse Zee afkomstig was van admiraal Gerhard Wagner die op deze manier Engeland wilde treffen. Het bood een alternatief nu operatie Seelöwe was afgeblazen. Het plan was om zowel Gibraltar als het Suezkanaal te veroveren om daarmee de Britten uit het hele gebied te verdrijven. Het probleem was echter dat de Duitse vloot uiteindelijk te klein was om de Britse vloot te verslaan en een voorstel van Raeder om de Vichy-Franse vloot in te zetten keurde Hitler niet goed. Hitler vond namelijk dat dit eerst aan Italië moest worden voorgelegd en die zou niet akkoord gaan met de betrokkenheid van Frankrijk als grote concurrent in het Middellandse Zeegebied.206 In het bevel van Hitler waarin deze inzet werd bevolen, staat dat de dat de inzet wordt uitgevoerd vanwege strategische, politieke en psychologische gronden ten opzichte van Engeland.207 Volgens Keitel zond Hitler U-Boote naar de Middellandse Zee 200 Bird, Erich Raeder, 200, Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 191. Conferentie 13 november 1941 in: Fuehrer Conferences on Naval Affairs, Mallmann Showell ed., 240. 201 Weichold in: Hitler’s admirals, Bennett ed., 110-112. 202 Raeder, Mein Leben, 435. 203 Conferentie 14 november 1940 in: Fuehrer Conferences on Naval Affairs, Mallmann Showell ed., 149-156. 204 Bird, Erich Raeder, 160-164. Albert Kesselring, Soldat bis zum letzten Tag (Schnellbach 2000) 148. 205 Ian Kershaw, Fateful choices : ten decisions that changed the world, 1940-1941 (London 2007) 85-90. 206 Ibidem 78-80. 207 Bevel van 11-01-1941 in: Hitlers Weisungen für die Kriegführung , Walther Hubatsch ed., 93-94. 38 omdat hij vond dat de Italianen het niet alleen aankonden om Engelse handelsschepen en de Engelse basis op Malta aan te vallen.208 Dönitz was van mening dat de inzet van U-Boote in de Middellandse Zee noodzakelijk was op het moment dat de Duitsers ook actief waren in die regio op het land. Zijn kritiek richt zich op het gegeven dat teveel boten naar de Middellandse Zee werden gestuurd en daarmee de inzet op de Atlantische Oceaan, de plek waar het volgens hem allemaal om draaide, werd beperkt. Dat kwam ook doordat hij wist dat de Geallieerden hun schepen van en naar het Azië om Afrika heen lieten varen, om bijvoorbeeld de risico’s van de Italiaanse luchtmacht en de daar gestationeerde slagschepen te omzeilen. De Britse oorlogsplannen werden volgens Dönitz door de U-Boote in de Middellandse Zee dus niet beïnvloed. Ook kostte de inzet van U-Boote direct ten westen van Gibraltar veel inzet, terwijl de boten daar werden blootgesteld aan veel lucht- en zeepatrouilles.209 Dönitz bekritiseerd Raeder omdat die niet zou nadenken over de gevolgen van deze inzet voor de oorlog op de oceaan.210 Hessler sluit zich bij deze kritiek aan en wijst op de gevolgen van de afname van het aantal U-Boote in de Atlantische Oceaan.211 Ook wilde Hitler U-Boote in Noorwegen stationeren in het kader van verdediging tegen een mogelijke invasie, beperking van de offensieve capaciteiten in de oceaan werden voor lief genomen.212 In zijn essay voor de Britse Admiraliteit schreef Dönitz dat hij het er mee eens was dat de grote oppervlakteschepen naar Noorwegen werden verplaatst omdat ze daar een deel van de Engelse vloot konden immobiliseren en daarmee de druk op het Middellandse Zeeregio kon ontlasten. Daarnaast konden oppervlakteschepen vanaf hier de Geallieerde konvooien naar Rusland aanvallen.213 Op de inzet van U-Boote had hij meer kritiek.214 Opnieuw krijgt hij hierbij bijval van Hessler die vond dat het sturen van U-Boote naar de Artic tijdens operatie Barbarossa geen enkele zin had. Volgens hem kostte het teveel schepen en waren de successen marginaal. Expliciet wijst hij erop dat dit gebeurde op bevel van Raeder.215 208 Keitel, Generalfeldmarschall Keitel, 242. Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 149-158. 210 Dönitz, 40 Fragen, 69-70. 211 Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 1, 89-92. 212 Dönitz, 40 Fragen, 72-75. 213 Dönitz in: Hitler’s admirals, Bennett ed., 142-143 214 Karl Alman, Grossadmiral Karl Dönitz. Vom U-Boot-Kommandanten zum Staatsoberhaupt (Würzburg 2006) 68. 215 Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 1, 88-89. 209 39 Het is duidelijk dat Raeder en Dönitz totaal verschillende visies hadden en ook beiden bijval kregen van anderen. Uiteindelijk waren deze visies niet te verenigen: dat maakt de conferentie met Hitler van 13 april 1942 duidelijk. Volgens Raeder en Hitler was de beste manier om de offensieve activiteiten van de vijand te verminderen of zelfs te stoppen te brengen, het tot zinken brengen van vijandelijke scheepsruimte, waarbij de konvooien naar Moermansk de hoogste prioriteit hadden.216 Dönitz stelde in de conferentie van 14 mei 1942 dat de beste manier was om de U-Boote in te zetten op de plaats waar zoveel mogelijk vijandelijke schepen tot zinken konden worden gebracht ten koste van zo min mogelijk risico. Dönitz berekende dat U-Boote zo’n 700.000 BRT per maand tot zinken konden brengen en dat om de vijandelijke scheepsruimte niet te laten toenemen, er maar 400.000 tot 500.000 BRT tot zinken hoefde te worden gebracht per maand in 1942.217 Na de oorlog kreeg Raeder bijval van Samuel Eliot Morison, auteur van de officiële geschiedenis van de maritieme operaties in de VS van de Tweede Wereldoorlog. Die zet Dönitz neer als een man met beperkte intelligentie die blunder op blunder stapelde. Zo richtte Dönitz zich te lang op de tonnageoorlog nadat de successen terugliepen en was het dom dat Dönitz de U-Boote bleef aansturen terwijl hij wist dat de radioberichten konden worden gepeild.218 Raeder wordt vervolgens neergezet als een zeer verstandig iemand die de Kriegsmarine wist op te bouwen en de meest capabele vlagofficier was sinds Admiraal Tirpitz.219 Dönitz werd op zijn beurt gesteund door Lord Cunningham, vlootadmiraal en voormalig Engelse Sealord. Die schreef in een krantenartikel in 1959 dat Dönitz met zijn tonnageoorlog ‘the most dangerous enemy [was that] Britain has had to face since de Ruyter, and that it was extremely fortunate for us, that his advice was so little heeded by his political leaders.’ Hij wijst daarbij vooral op het feit dat schepen uit de Atlantische Oceaan werden onttrokken voor inzet in andere gebieden.220 Dit is niet het moment om te oordelen over wie gelijk had en wie niet. Wel laat dit zien dat een opperbevelhebber (Raeder) die weinig had met U-Boote en een bevelhebber van de U-Boote met een uitgesproken visie, lastig samengaan. Günther Hessler wijst er dan ook op dat in de eerste helft van de oorlog veel onenigheid bestond tussen Dönitz en de staf van de Kriegsmarine.221 Volgens Dönitz geloofde het Oberkommando der Kriegsmarine voor de oorlog niet in de Rudeltaktik van Dönitz, omdat er waarschijnlijk toch geen konvooien zouden 216 Conferentie van 13 april 1942 in: Fuehrer Conferences on Naval Affairs, Mallmann Showell ed., 269-276. Conferentie van 14 mei 1942 in: Ibidem 280-283. 218 Morison, History of United States Naval Operations, 57-60. 219 Ibidem 55-56. 220 Dönitz, 40 Fragen, 69. 221 Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 3, 1-2. 217 40 komen. Ook lijkt Dönitz geïrriteerd te zijn geweest over het feit dat het Oberkommando niet naar hem wilde luisteren en niet genoeg U-Boote liet bouwen.222 Verder bleef Raeder te lang geloven in oppervlakteschepen omdat Engeland een defensieve maritieme oorlog voerde; sorties van Duitse schepen tastten de Engelse heerschappij op zee aan en dwongen Engeland om voldoende oppervlakteschepen paraat te hebben, terwijl Engeland zelf deze schepen niet direct inzette tegen Duitsland. 223 Dönitz wijst er juist op dat de grote bovenwaterschepen wel grote successen behaalden, maar ook veel meer kostten in bijvoorbeeld de vorm van scheepswerfcapaciteit en werfarbeiders, waardoor de inzet direct ten kostte ging van de U-Boote.224 Geconcludeerd kan worden dat met het ontslag van Raeder een effectiviteitslag werd gemaakt omdat Dönitz en Raeder daarna niet langer langs elkaar heen hoefden te werken. De staf van de BdU had volgens Hessler de hoop dat toen Dönitz bevelhebber van de Kriegsmarine werd, de nadruk veel meer kon komen te liggen op U-Boote waarmee de effectiviteit zou worden vergroot.225 Ook kwam hiermee een einde aan de situatie waarin Raeder zijn positie bedreigd voelde worden door Dönitz. Een ander punt van conflict was namelijk de samenwerking met Albert Speer, de Reichsminister für Bewaffnung und Munition. Raeder wilde zelf invloed hebben op bijvoorbeeld scheepsbouw en verbood Dönitz die het wel goed met Speer kon vinden, om technische zaken direct met Speer te bespreken.226 Na geruchten over een mogelijk ontslag van Dönitz, wees Speer Hitler erop dat een ontslag van Raeder de U-Boot-oorlogsvoering goed zou doen. Raeder voelde zich bedreigd door het goede contact tussen Speer en Dönitz en besloot Dönitz alleen nog zeggenschap te geven over de U-Boote in de oceaan; in de praktijk bleven Dönitz en het BdU betrokken bij alle U-Bootoperaties. Ook overwoog Raeder Dönitz zeggenschap te ontnemen over U-Boot-training, maar tegelijkertijd bleef hij wel waardering hebben voor de aanpak van Dönitz.227 Uiteindelijk werd de effectiviteit onder Dönitz vergroot. De verbeterde effectiviteit op het gebied van scheepsbouw zal in het volgende hoofdstuk worden behandeld, maar ook strategisch werd vooruitgang geboekt. Volgens de Engelse analyse van de Duitse U-Boot- 222 Dönitz, 40 Fragen, 39-47. Bird, Erich Raeder, 142. Dönitz in: Hitler’s admirals, Bennett ed., 98, Deze tactiek van Fleet in Being werd na de verovering van Noorwegen en West-Europa opgegeven omdat de vloot in havens werd blootgesteld aan gevaren als bombardementen en ook de U-Boote nog maar met te weinig aantallen konden opereren om de tonnageoorlog te winnen. Grote oppervlakteschepen moesten dus hun bijdrage leveren bij de strijd tegen de koopvaardijschepen. 224 Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 160. 225 Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 2, 84. Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 3, 1-2. 226 Bird, Erich Raeder, 199. 227 Ibidem 199, 201. Speer, Erinnerungen, 284-285. 223 41 strategie van 13 april 1943 zorgde Dönitz ervoor toen hij Raeder opvolgde, dat de patrouillelijnen van de U-Boote meer mobiel werden. De Engelsen zeggen zelf eerder geprofiteerd te hebben van eerdere de statische patrouillelijnen, waar konvooien gemakkelijk omheen konden worden geleid waarna U-Boote in een lege zee patrouilleerden. Tegelijkertijd zorgde het grote aantal U-Boote dat de kans dat een konvooi ongemerkt kon oversteken kleiner werd door de boten die van en naar de operatiegebieden voeren. Het kan wel als nadeel worden gezien dat de vele U-Boote zo werden geconcentreerd dat ze een steeds kleiner gebied kregen om te patrouilleren en bijvoorbeeld de konvooien langs de kust van Afrika minder aandacht kregen.228 Uit deze voorbeelden kan en moet niet worden geconcludeerd dat Raeder maar een jaknikker was die braaf naar Hitler luisterde en er niet tegenin durfde te gaan. Wat wel kan worden geconcludeerd is dat Dönitz meer in staat was Hitler te overtuigen, of in elk geval zijn wil wist door te drukken. Daarmee kan ook worden vastgesteld dat de bevelvoering via het Führerprinzip maar beperkt opging bij de Kriegsmarine. Raeder moet worden gezien als de verkeerde man op het verkeerde moment, omdat de nadruk binnen de Kriegsmarine lag op UBoote en Dönitz daar veel meer kennis van had. Wat betreft de effectiviteit is het duidelijk dat Raeder en Dönitz elkaar in de weg zaten en dat één bevelhebber makkelijker een koers kon uitzetten. Het constant hinken op twee strategieën zorgde ervoor dat beide niet effectief konden worden uitgevoerd. 228 The Battle of the Atlantic and Signals Intelligence: U-boat tracking papers, Syrett ed.. 140-143. 42 Hoofdstuk 3 Scheepsbouw, technologische ontwikkelingen en bemanning Om effectief en op grote schaal te blijven opereren, was niet alleen de aansturing belangrijk. Dit hoofdstuk zal de ontwikkelingen in scheepsbouw, de overige technologische ontwikkelingen en de bemanning nader analyseren. Bij scheepsbouw was het van belang voldoende schepen te bouwen, om ondanks de grote verliezen, een grote vloot op zee te kunnen brengen. Vervolgens moesten deze boten bemand worden door getrainde manschappen en moesten technologische ontwikkelingen ervoor zorgen dat de boten op zee nog enige overlevingskans overhielden. Dit hoofdstuk is maar beperkt een verklaring voor de vergrootte effectiviteit, waarschijnlijk kan het beter worden omgedraaid; zonder de hier behandelde ontwikkelingen was het niet mogelijk geweest om te opereren. Scheepsbouw Zoals al eerder is beschreven, werd aan het begin van de oorlog het bouwprogramma van de oppervlaktevloot afgerond waardoor de bouw van U-Boote op een laag pitje stond. In de in dit paper centraal staande tweede helft van de oorlog, draaide de scheepsbouw wel vooral om UBoote. In het onderstaande overzicht van het aantal operationele boten per maand zien we dat dit aantal pas echt ging oplopen vanaf het begin van 1942. De piek werd bereikt in de eerste helft van 1943 en daarna liep het weer wat terug. Bron: http://uboat.net/ops/combat_strength.html, geraadpleegd op 28-05-2011. 43 Hieruit is vast te stellen dat ondanks de grote verliezen, het aantal U-Boote vanaf 1943 tot het einde van de oorlog groter was dan in een groot deel van de eerste helft van de oorlog. De vraag is dus hoe het te verklaren is dat er genoeg U-Boote werden gebouwd om de verliezen aan te vullen. Hierbij moet worden opgemerkt dat U-Boote niet actief in dienst bleven totdat ze tot zinken werden gebracht. Na een aantal patrouilles met de bijbehorende schades en reparaties, werden U-Boote al te zwak geacht om nog actief in dienst te blijven waarna ze werden ingezet in trainingsflottieljes. De centrale vraag is hoe de Duitsers genoeg boten wisten te bouwen om een grote UBoot-vloot op zee te houden. Daarvoor zijn drie redenen te geven: ten eerste het beleid van de Kriegsmarine om in de tweede helft van de oorlog, waarbij vooral onder leiding van Dönitz, de nadruk kwam te hebben liggen op U-Boote. Ten tweede de invloed en activiteiten van Albert Speer en ten derde de veranderde bouwmethode door geprefabriceerde U-Boot-delen van het nieuwe type boten. Deze drie punten zullen nu nader worden besproken. Aan het begin van de oorlog was er door de keuze voor zowel een oppervlakte- als een UBoot-vloot, geen eenduidig beleid wat betreft bouw en stonden beide bouwprogramma’s elkaar in de weg. Dönitz probeerde zijn U-Boot-standpunten bij Hitler duidelijk te maken toen Hitler op 28 september 1939 een U-Boot-haven bezocht. Hij hoopte hierbij Hitler, ‘der als ehemaliger Landsoldat keinerlei Erfahrung im Seekrieg besaß‘,229 te overtuigen van zijn inzichten. Van Hitler kreeg hij echter geen antwoord of toezegging. Het probleem was dan ook dat het brede bouwprogramma werd doorgevoerd, wat in de praktijk betekende dat de UBoot-bouw geen prioriteit kreeg.230 Een gevolg daarvan was er dat er in februari 1941 evenveel frontboten waren als bij het uitbreken van de oorlog, namelijk tweeëntwintig. Prioriteit, ook ten opzichte van de bouwprogramma’s van de Luftwaffe en het Heer, kreeg het programma van de Kriegsmarine pas in het voorjaar van 1943, maar toen was het al te laat in de oorlog op nog optimaal gebruik te kunnen maken van de zwakte van de Geallieerden.231 Toch geeft Dönitz daarvan niet de schuld aan Raeder, volgens hem was die al bij de aanvang van de oorlog voor een oorlog tegen de handelsschepen van Engeland en daarmee voor de UBoote. Het probleem was dat Raeder Hitler daar niet van kon overtuigen.232 Volgens Günther Hessler werd toen Dönitz bevelhebber van de Kriegsmarine werd, veel meer de nadruk gelegd 229 Dönitz, 40 Fragen, 54-55. Ibidem 54-55. Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 119-122. 231 Dönitz, 40 Fragen, 56. 232 Ibidem 58. 230 44 op U-Boote als belangrijkste wapen op zee. Tegelijk probeerde Dönitz de bouw en ontwikkeling van de nieuwe typen U-Boote te versnellen.233 Joseph Goebbels wijst in zijn dagboek op de capaciteit van Dönitz om de tegenslagen te overwinnen door nieuwe boten te bouwen.234 Goebbels zag in hem dan ook een man die als die de leiding over de Luftwaffe zou krijgen, deze weer snel op de been zou hebben.235 Toch is het een te simpele verklaring om alleen Dönitz als doorslaggevende factor te zien die de U-Boot-bouw wist te versnellen. Centraal stond immers de toewijzing van voldoende middelen in mankracht en grondstoffen om de boten te bouwen. Raeder en Dönitz waren het eens dat de nadruk moest liggen op U-Boote vanaf 1942 omdat die de strategische doelen konden bereiken.236 Al vanaf het begin van de oorlog zou Raeder de nadruk hebben willen leggen op U-Boote omdat die het snelst gebouwd konden worden.237 Hij had er bij Hitler ook al op aangedrongen meer middelen te krijgen, maar het Heer en de Luftwaffe kregen prioriteit en Hitler kon niet worden overtuigd van het belang van de Kriegsmarine.238 Dönitz wees er in de bespreking van 11 april 1943 op dat om dezelfde resultaten te halen als in 1940, er nu meer U-Boote nodig zijn. Hij pleitte dus voor een toename in de U-Boot-bouw, aangevuld met Schnellboote. Hitler was het hier mee eens, maar door de beperkt beschikbare grondstoffen kon hij alleen beloven dat de extra benodigdheden zouden moeten komen uit toename van de grondstofproductie.239 Vastgesteld kan dus worden dat Dönitz wel beter met de situatie van concurrentie van andere krijgsmachtonderdelen om te gaan dan Raeder. Bijvoorbeeld omdat hij het vertrouwen van Hitler had en daardoor makkelijker de industrie voor zijn bouwprogramma kon inzetten.240 Het te laat prioriteit geven aan U-Boote was niet de enige blunder in het Kriegsmarinebouwprogramma; een andere was het stopzetten van de bouw van het vliegdekschip Graf Zeppelin. Raeder en Hitler hadden dat besloten omdat die pas aan het einde van 1941 kon worden ingezet en tegen die tijd zouden ontwikkelingen in vliegtuigbouw een vliegdekschip als deze onbruikbaar maken.241 Het verlies van de Bismarck was uiteindelijk volgens Dönitz en Admiral Theodor Krancke vooral te wijten aan het gemis van een vliegdekschip.242 Later, 233 Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 3, 1-2. Joseph Goebbels, Tagebücher 1945. Die letzten Aufzeichnungen, Rolf Hochhuth ed. (Hamburg 1977) 245248. 235 Ibidem 326-327. 236 Raeder, Mein Leben, 459. 237 Bird, Erich Raeder, 139. 238 Raeder, Mein Leben, 379. 239 Bespreking 11 april 1943 in: Fuehrer Conferences on Naval Affairs, Mallmann Showell ed., 316-319. 240 Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 306. 241 Conferentie 29 april 1940 in: Fuehrer Conferences on Naval Affairs, Mallmann Showell ed., 101-102. 242 Dönitz en Krancke in: Hitler’s admirals, Bennett ed., 99-101. 234 45 bijvoorbeeld in de bespreking van 12 maart 1942, wees Raeder erop dat de grootste bedreiging voor de Duitse oppervlakteschepen de vijandelijke vliegdekschepen waren. Elke sortie van een Duits schip werd beantwoord met het uitzenden van een Engelse Taskforce bestaande uit grote slagschepen en vliegdekschepen.243 In de conferentie van 13 mei 1942 vond Hitler dat de grote oppervlakteschepen alleen konden opereren met bescherming door vliegtuigen. Plannen werden dan ook gemaakt om een aantal schepen, waaronder het slagschip Gneisenau, om te bouwen tot vliegdekschip.244 Duidelijk is dus dat het niet hebben van een vliegdekschip het tot gevolg had dat de eigen oppervlakteschepen niet effectief konden worden ingezet. Een tweede reden voor een vergrote effectiviteit waren de inspanningen van Albert Speer. Dönitz kon veel beter samenwerken met de Minister van Bewapening Albert Speer, dan Raeder. Zoals in het vorige hoofdstuk is beschreven, had Raeder Dönitz verboden om direct met Speer zaken te doen, omdat hij zelf de scheepsbouw in zijn hand wilde houden. Toen Dönitz bevelhebber werd, berekende hij dat voor het bouwprogramma voor de Kriegsmarine maar 6.4 procent van de totaal beschikbare hoeveelheid staal nodig was. Het Ministerie van Bewapening had 83.3 procent van de totale industriecapaciteit onder zijn hoede, de overige 16.7 procent stond onder de Kriegsmarine en de Luftwaffe.245 Door de scheepsbouw onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Speer te plaatsen, werden grondstoffen beter toegankelijk. Daarmee werd ook de bouw gestroomlijnd. Op deze beslissing kreeg Dönitz wel kritiek van zijn staf omdat die bang was de controle kwijt te raken.246 Wel wist Dönitz hiermee afspraken te maken met Albert Speer om veertig U-Boote per maand te kunnen bouwen.247 Volgens Dönitz in zijn memoires was dit het enige dat kon worden gedaan om het bouwprogramma van de Kriegsmarine op een zo hoog mogelijk niveau te krijgen.248 Toen Dönitz net bevelhebber was, begon de samenwerking met Speer wel met een misklank. Volgens Speer had Dönitz bij Hitler geregeld dat de U-Boot-bouw de hoogste prioriteit had. Speer wijst erop dat Hitler drie weken eerder de bouw van tanks nog de grootste prioriteit had gegeven. Wel begreep Dönitz snel dat beide programma’s naast elkaar moesten 243 Conferentie van 12 maart 1942 in: Fuehrer Conferences on Naval Affairs, Mallmann Showell ed., 265-268. Conferentie 13 mei 1942 in: Ibidem 280. 245 Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 342-344. Dönitz noemt deze percentages in zijn memoires, maar specificeert de 16.7 procent verder niet. 246 Eberhard Rössler, The U-boat. The evolution and technical history of German submarines (London 1981) 212. 247 Ibidem 211. 248 Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 348. 244 46 blijven functioneren en werd een vlootbouwprogramma opgezet van twintig U-Boote per maand, terwijl het aantal te bouwen Schnellboote en mijnenvegers werd verdubbeld.249 Hoe bijzonder was de invloed van Speer dan op het bouwprogramma? Albert Speer schreef na de oorlog dat hij bij zijn aantreden als minister, hij blunder op blunder aantrof. Hij verwijt Hitler deze blunders en geeft als voorbeeld dat er te weinig U-Boote waren bij het uitbreken van de oorlog.250 Dit kan als indicatie worden gezien dat de industriële capaciteiten voor het aantreden van Speer niet volledig werden benut. Volgens Speer was er sprake van te veel parallelle projecten die elkaar in de weg stonden, terwijl Hitler lang geen volledige mobilisatie wilde afkondigen waardoor kostbare grondstoffen en industriële capaciteit werden gebruikt voor consumentengoederen. Ook liet Hitler fabrieken bouwen die pas laat beschikbaar zouden zijn, terwijl de bouw ervan de wapenproductie al schade toebracht.251 Het belang van Speer voor de oorlogsinspanning wordt bevestigd in het gesprek dat Speer na de oorlog had met de Amerikaanse generaal Anderson. Die vertelde Speer dat als hij had geweten wat Speer allemaal bereikte, hij de volledige Achtste Amerikaanse Luchtvloot op hem had afgestuurd. Speer schrijft dat deze vloot uit meer dan 2000 zware bommenwerpers bestond en concludeert dan ook dat het maar goed was ‘dass diese Erkenntnis zu spat kam.’252 Biografen Joachim Fest en Gitta Sereny zetten Albert Speer neer als iemand die althans halverwege 1943 toen hij op het toppunt van zijn macht was - in staat was zijn eigen koers te varen zonder directe last van concurrenten. Speer wist zelfs Göring zover te krijgen dat die besloot dat hij beter goed contact met Speer kon houden dan de confrontatie zoeken.253 Op het moment dat Speer in februari 1942 de taken van zijn voorganger Fritz Todt - die was omgekomen bij een vliegtuigongeluk – overnam, werd snel duidelijk hoe moeilijk Todt’s positie was geweest door de vele concurrenten en conflicten. Het beeld dat in het vorige hoofdstuk van Dönitz is gegeven, ging echter ook op voor Speer. Hij wist namelijk de concurrentie uit te schakelen dankzij steun van Hitler en de wapenindustrie, waardoor hij zich alleen hoefde te richtten op zijn werk en niet op de intriges rond Hitler.254 Dit bracht vanzelfsprekend de mogelijkheid voor een effectiviteitslag; Speer kon, doordat hij bijna de volledige wapenindustrie tot zijn beschikking had, het gehele proces te stroomlijnen. Later 249 Albert Speer, Erinnerungen (Frankfurt/M, Berlin, Wien 1969) 285-286. Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 3 2-7. 250 Speer, Erinnerungen, 243. 251 Ibidem 229-232, 374. Sereny, Speer. His battle, 307-308. 252 Speer, Erinnerungen, 501. 253 Joachim Fest, Speer. Eine Biographie (Berlin 1999) 219. 254 Sereny, Speer. His battle, 291-300. 47 kreeg Speer wel weer meer last van deze intriges en bleek maar weer hoe belangrijk het was om Hitler als bondgenoot te hebben.255 De toewijzing van extra werfpersoneel door Speer betekende wel dat steeds meer nietDuitsers betrokken werden bij de bouw en de reparatie van U-Boote. Het is dan ook niet verrassend dat steeds meer sabotage voorkwam. Zo maakte Hans Göbeler mee dat er een klein gat in een olietank was geboord waardoor er constant brandstof lekte en de U-Boot een gemakkelijk traceerbaar was.256 Ook Karl-Friedrich Merten moest diverse keren terugkeren naar de haven door sabotage.257 Iets vergelijkbaars gebeurde bij de U-434, maar dit keer ging de verdenking uit naar Nederlandse werfarbeiders.258 Een derde reden waarom scheepsbouw kon worden versneld was de snelle massaproductie van geprefabriceerde U-Boote. De nieuwste boten van het type XXI en XXIII werden in delen door verschillende bedrijven gefabriceerd, waarna ze op de marinewerf alleen nog maar aan elkaar vast hoefden worden gemaakt. Het eerste op deze manier gebouwde schip werd op 20 april 1944 te water gelaten, maar de productie werd geplaagd door technische problemen en kinderziektes waardoor van de vierentwintig die werden geproduceerd voor oktober 1944, er maar vijf efficiënt functioneerden.259 Een reden dat de constructie van de XXI relatief snel ging was het idee van Otto Merker, die door Speer naar de scheepsbouwsector was gehaald. Merker had ervaring in de auto-industrie en liet de boten in delen bouwen door verschillende bedrijven zodat ze uiteindelijk alleen maar hoeden worden samengevoegd. Deze werkwijze kostte wel veel gespecialiseerde mankracht omdat een drukhuid van een U-Boot weinig ruimte liet voor afwijkingen, maximaal een millimeter.260 Uiteindelijk leverde de gehaaste constructie van de XXI wel problemen op. Om quota te halen werden diverse boten te vroeg te water gelaten wanneer zo nog niet voltooid waren. Ook bleken er veel kinderziektes te zijn, al dan niet veroorzaakt door de gehaaste constructie.261 Ook werd de productie vertraagd door Geallieerde bombardementen.262 Deze nieuwe boten die dieper konden duiken, altijd onder water bleven en daar ook sneller konden varen, 255 Fest, Speer, 263. Göbeler, Im Stahlmantel, 152-174. 257 Karl-Friedrich Merten, Nach Kompass. Die Erinnerungen des Kommandanten von U-68 (Berlin 2006) 454, 488. 258 http://ubootwaffe.net/research/reports.cgi?a=1;p=3, British Interrogation Reports of U-boat Survivors. Geraadpleegd op 26-05-2011. 259 Ruge, Der Seekrieg, 309-310. Speer, Erinnerungen, 286. Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 3 2-7, 8386. 260 Rössler, The U-boat, 214-215. Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 347-348. 261 Ibidem 240-245. 262 Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 3, 94-95. 256 48 baarden de Geallieerden zorgen. Bij de conferentie van Jalta spraken zij dan ook af om zo snel mogelijk de bouw hiervan te verhinderen.263 Volgens Clay Blair was de schatting van de Geallieerde inlichtingendiensten op 1 januari 1945 dat zevenentachtig van deze Electroboote in de laatste fase van hun opbouw waren en bijna konden worden ingezet, een grote overschatting van de mogelijkheden van de Duitsers. In de praktijk was maar één boot klaar voor training in maart.264 Ook ziet Clay Blair het als slechte boten die slecht werden gebouwd.265 Hessler vond de boten juist geweldig.266 Dit wordt bevestigd door Erich Topp, die aan het einde van de oorlog het bevel over één van deze boten kreeg. Volgens hem had de boot veel voordelen, maar had het de oorlog niet kunnen veranderen. De Rudeltaktik was bijvoorbeeld niet mogelijk omdat de boten altijd onder water voeren en dus niet met elkaar konden communiceren. Omdat de boten alleen moesten opereren, zou volgens Topp de Battle of the Atlantic niet veranderen.267 Dönitz citeert uit het oorlogsdagboek van een van zijn commandanten die al met de XXI had gevaren: ‘[…] Feststellung, dass dem Boot mit der hohen Unterwassergeschwindigkeit nichts mehr anhaben können. […] Nach dem Schiessverbot am 4. Mai 1945 auf Rückmarsch nach Bergen; wenige Stunden Spätern englischen Kreuzer mit mehreren Zerstörern getroffen – Unterwasserangriff gefahren, in die Sicherung gestoßen und auf 500 m Schussentfernung Kreuzer erreicht. Alles unbemerkt, wie sich bei späterer Unterredung in Bergen herausstellte‘268. Ook Herbert Werner was zeer onder de indruk van de nieuwe boot, die langer en sneller onder water kon varen, automatische en veel sneller torpedo’s kon herladen en kon schieten vanuit een diepte van 50 meter zonder het doelwit direct te zien.269 Dönitz verwoordt het treffend: ‘Boot war hervorragend, im Angriff und in der Abwehr etwas ganz Neues für den U-Boot-Fahrer‘.270Albert Speer wijst er wel op dat de technologie van de nieuwe typen boten niet vernieuwend was; dit type boot had dus al veel eerder kunnen worden ontwikkeld.271 Opnieuw een blunder in de scheepsbouw. 263 Alman, Grossadmiral Karl Dönitz,231. Blair, Hitler’s U-Boat war. The Hunted, 657-659. 265 Blair, Hitler’s U-Boat war. The Hunters, IX-XII. Opgemerkt moet worden dat Clay Blair commandant was van een Amerikaanse onderzeeboot in de Tweede Wereldoorlog en hierdoor een niet bepaald objectief beeld heeft van de Duitsers. 266 Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 3, 86-87. 267 http://uboat.net/men/interviews/files/topp_xxi.wav. http://uboat.net/men/interviews/files/topp_xxi_role.wav. Interview Erich Topp, geraadpleegd op 26-05-2011. 268 Dönitz, 40 Fragen, 132. 269 Werner, Iron Coffins,282-284. 270 Dönitz, 40 Fragen, 132. 271 Speer, Erinnerungen, 287. 264 49 Dat de bouw van deze nieuwe boten behandeld wordt als een reden voor het effectief blijven opereren van de Kriegsmarine terwijl de meeste boten te laat werden ingezet, is omdat zij wel op zeer grote schaal werden gebouwd en aan het einde van de oorlog op het punt stonden massaal ingezet te worden. De productie van deze boten was begonnen in 1943 en als de oorlog bij wijze van spreken nog een maand langer had geduurd had een groot deel van deze boten ingezet kunnen worden.272 Daarnaast moet het effect van het bestaan van deze boten op het moreel van de bemanning niet onderschat worden; zoals blijkt uit het bovenstaande stuk hadden zij groot vertrouwen in de mogelijkheden van deze boten en was dat een motivatie om door te blijven vechten. Technologische ontwikkelingen Technologische ontwikkelingen van de Geallieerden maakten in mei 1943 een einde aan de grote successen van de U-Boote. Niet alleen konden Duitse codeberichten worden gekraakt door de ingenieuze systemen in Bletchey Park, ook konden U-Boote worden gepeild met Huff-Duff (High Frequency Direction Finding) wanneer zij signalen uitzonden en waren zij zichtbaar op de radar. Dat de Duitsers technologisch een achterstand hadden opgelopen kwam volgens Vizeadmiral Hellmuth Meyer doordat de Kriegsmarine een te kleine technische staf had, waardoor maar beperkt gebruik werd gemaakt van het nationale wetenschappelijke potentieel.273 Dat deze technologische ontwikkelingen hier worden behandeld, is omdat het aantoont het aantoont dat de Duitsers hun best deden de boten een grotere overlevingskans te geven. Deze ontwikkelingen waren dus nodig om effectief te blijven opereren. De nieuwe U-Boote waarover hiervoor is geschreven, waren beter geschikt voor de veranderde omstandigheden maar kwamen pas beschikbaar aan het einde van de oorlog. Het was dus duidelijk dat de Duitsers zelf ook nieuwe wapens en technologieën nodig hadden om stand te kunnen houden. Zo werden vanaf 1943 U-Boote uitgerust met de Zaunkönig. Dit was torpedo die zichzelf akoestisch stuurde. De U-Boot vuurde deze torpedo af en moest vervolgens snel wegduiken of de motoren zeer zacht laten lopen om niet zelf geraakt te worden door de torpedo. 274 Dit wapen was vooral een goed middel voor de Duitsers om achtervolgende escortevaartuigen uit te schakelen. De Geallieerden wapenden zich echter wel 272 116 boten van het type XXI en zestig van de XXIII. http://uboat.net/types/xxiii.htm en http://uboat.net/types/xxi.htm. Geraadpleegd op 20 juni 2011 273 Meyer in: Hitler’s admirals, Bennett ed., 180. 274 Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 400. 50 snel tegen deze dreiging door geluidsmakers achter hun schepen aan te trekken die de torpedo aantrokken, of door wanneer zij het vermoeden hadden dat een Zaunkönig op hen af kwam een dieptebom af te gooien waarna de schokgolf de torpedo deed exploderen.275 Herbert Werner was zeer enthousiast over de Zaunkönig na een demonstratie.276 Gehoopt werd dat het een verandering kon brengen in 1943 en dat leek in september ook te lukken. Toch bleek het uiteindelijk geen doorslaggevend wapen te zijn.277 Om onder water de sonar van een escortevaartuig te kunnen misleiden, werd de Boldverfahren ontwikkeld. Het bestond uit veel bubbels en het geluid van een U-Boot werd nagebootst waardoor de echte U-Boot kon ontsnappen.278 Ook werd de Schnorchel bij boten ingebouwd waarmee die onder water konden blijven en toch met hun dieselmotoren hun accu’s konden opladen en de boot konden luchten.279 Wel zogen de dieselmotoren de boot vacuüm als de kop van de snorkel door een golf onder water verdween. Toch wogen deze nadelen volgens Herbert Werner ruimschoots op tegen de voordelen omdat de kans op vernietiging nu een stuk kleiner was.280 Wanneer toch boven water moest worden gevaren, moest de METOX waarschuwen wanneer radarsignalen van anderen de boot raakte. Door U-Boot-bemanningen werd dit het Biskaya Kreuz genoemd. Toch bleek dit niet altijd goed te werken en bleek het op een gegeven moment zelfs signalen uit te zenden die het makkelijker maakte om te worden opgespoord. Omdat voor wegduiken niet altijd genoeg tijd was, werden boten uitgerust met meer luchtafweergeschut zodat zij zich konden verdedigen tegen vliegtuigaanvallen. Een experiment om schepen dan ook in het geval van een aanval boven water te laten blijven, had weinig succes omdat een vliegtuig direct versterkingen kon inroepen en de boot niet meer weg kon duiken als het vliegtuig te dichtbij was omdat de boot zich op dat moment niet kon verdedigen terwijl het wel goed zichtbaar was. Een vliegtuig hoefde dus alleen maar te wachten tot de boot ging duiken of een schip arriveerde dat de boot in elk geval dwong weg te duiken.281 275 Paterson, First U-boat Flotilla, 234. Werner, Iron Coffins, 160-161. 277 Williams, The Battle of the Atlantic, 271-272. 278 The Battle of the Atlantic and Signals Intelligence: U-boat tracking papers, Syrett ed.. 200-201. 279 Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 3, 57-58, 74. De Schnorchel was al voor de oorlog door de Nederlanders ontwikkeld maar bleek niet succesvol te zijn. Ph. M. Bosscher, De Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog 1 (Franeker 1984) 151. 280 Werner, Iron Coffins,260. 281 Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 258-264, 401-407. Alman, Grossadmiral Karl Dönitz, 146. Peterson, First U-Boat Flotilla, 200-201. Schäffer, U 977,124, 141, 153, 156. De eerste problemen ontstonden hier in het voorjaar van 1942. Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 2, 25-26, 42-43, 45-49, 101. Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 3, 11-14, 21-23. Dat de Metox het voor de geallieerden makkelijker maakte U-Boote te 276 51 Technologische ontwikkelingen van de Geallieerden dwongen de Duitsers dus in het defensief en Duitse ontwikkelingen konden eigenlijk alleen maar de overlevingskans iets vergroten en het daarmee mogelijk maken nog enigszins effectief te kunnen opereren. Daarmee droegen deze ontwikkelingen wel bij aan het effectief laten opereren van Duitse UBoote, vooral omdat opereren totaal niet meer mogelijk was geweest als deze ontwikkelingen niet hadden bestaan. Bemanning Het laatste aspect dat een rol speelde bij de effectiviteit was kwaliteit de bemanning van UBoote. Ten eerste omdat voldoende getrainde manschappen nodig waren om alle boten te bemannen en er dus een grote behoefte was aan ervaren personeel. Ten tweede omdat het moreel goed genoeg moest blijven om de boten te laten uitvaren waarbij de bemanning bereid moest zijn hun leven te wagen. Dönitz had al voor de oorlog uitgebreide plannen gemaakt voor de inzet van U-Boote en wilde de bemanningen in vredestijd zo realistisch mogelijke oefeningen voorschotelen.282 Ook toen de oorlog eenmaal was begonnen moesten nieuwe inzichten zo uitgebreid mogelijk in trainingen worden nagebootst, bijvoorbeeld het uitvallen van de besturinginstrumenten.283 Training was dus zeer belangrijk en daarbij werden in de Baltische Zee ook gevechtscondities nagebootst. Zelfs in die mate dat veel boten met elkaar in aanvaring kwamen en ongelukken geregeld voorkwamen.284 Uitgebreide training en oefening bleef tot de laatste dag van de oorlog bestaan. Ook de boten van het nieuwe type werden niet ingezet totdat de bemanning er blind mee kon omgaan. Aan het begin van de oorlog was er aan officieren voor U-Boote geen gebrek omdat zij daar relatief snel het commando kregen over een boot.285 Normaal deed een officier eerst detecteren, concludeert Dönitz uit het feit dat de verliezen afnemen nadat het bevel is gegeven de METOX uit te schakelen. In de praktijk gebruikten de Geallieerden deze signalen niet voor detectie, maar zond de METOX wel signalen uit die tot 110 kilometer verderop gehoord konden worden. Herbert Werner voer met een groep boten uit om elkaar bescherming te kunnen bieden. Het probleem was echter dat al snel meerdere geallieerde vliegtuigen aanvielen waartegen de U-Boote, zelf in een groep, zich niet konden verdedigen. C.D. Bekker, Defeat at Sea. The struggle and eventual destruction of the German Navy, 1939-1945 (New York 1956) 81-82. Werner, Iron Coffins,145-146. Conferentie van 10 september 1943 in: Fuehrer Conferences on Naval Affairs, Mallmann Showell ed., 366-367. 282 Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 18-21. 283 Ibidem 118. 284 Zo maakte Herbert Werner mee dat zijn boot onder water een andere boot raakte en hierdoor zonk. Werner, Iron Coffins,75-76. 285 Williams, The Battle of the Atlantic, 21. 52 ervaring op op een frontboot, om vervolgens commandant te worden van een schoolboot. Het werd naarmate de oorlog vorderde echter steeds moeilijker voldoende ervaren commandanten te vinden.286 Niet alleen omdat commandanten na een tijdje een positie aan wal aangeboden kregen en verliezen werden geleden, maar ook omdat ervaren commandanten werden teruggetrokken zodat zij de boten van de nieuwe typen konden bemannen.287 Een voorbeeld van dat laatste is Erich Topp; deze ervaren commandant had aan wal een functie als flottieljecommandant gekregen, maar kreeg aan het einde van de oorlog het commando over de U-2513.288 Op 15 juni 1943 meldde Dönitz dat een groot tekort aan mankracht bestond en dat er nauwelijks genoeg personeel bij kwam om de verliezen aan te vullen, laat staan om een groei van de vloot mogelijk te maken. Volgens Hitler was het onmogelijk meer manschappen toe te zeggen omdat ook de Luftwaffe en het Heer versterkingen nodig hadden. Dönitz wees hem er vervolgens op dat de Kriegsmarine-scholen waarschijnlijk in de winter van 1943-1944 geen manschappen meer hadden om te trainen, waarna ook nieuwe schepen niet meer bemand konden worden, wat zou betekenen dat de U-Boot-oorlog zou moeten worden opgegeven. Hitler wilde dat absoluut niet en beloofde de kwestie nader te bekijken en op te lossen.289 Volgens admiraal Heye was er te weinig getraind personeel beschikbaar. Door de grote verliezen van U-Boote konden manschappen niet meer worden aangevuld en nam de kwaliteit en senioriteit van officieren op belangrijke posten af.290 Boten werden weggestuurd met manschappen met steeds minder ervaring. Zo wijst Axel Loewe erop dat toen hij de U-505 in dienst stelde, er maar twee bemanningsleden frontervaring hadden.291 Niet alleen Dönitz was lovend over zijn manschappen, ook admiralen Schniewind en Schuster wijzen erop dat de manschappen van de U-Boote kwalitatief op hoog niveau bleven en dat het moreel niet inzakte. Het enige dat aan het einde van de oorlog te merken was, was een afname in de kwaliteit en efficiëntie van de officieren en de training.292 Op 13 oktober 1944 berichtte Dönitz echter dat het moreel nog steeds voldoende was.293 286 Schäffer, U 977, 159-160. Ibidem 177. 288 Topp, Fackeln über den Atlantik, 183. 289 Bespreking 15 juni 1943 in: Fuehrer Conferences on Naval Affairs, Mallmann Showell ed.,336-337. 290 Heye in: Hitler’s admirals, Bennett ed., 37-39. Herbert Werner bevestigd dit beeld; hij kreeg bemanning waar hij niet op durfde en kon vertrouwen en had graag mensen gewild met ervaring. Werner, Iron Coffins, 287-297. 291 Axel Loewe schrijft dit in het voorwoord in het boek van Gobeler. Göbeler, Im Stahlmantel, 9. 292 Schniewind en Schuster in: Hitler’s admirals, Bennett ed., 184. 293 Conferentie van 13 oktober 1944 in: Fuehrer Conferences on Naval Affairs, Mallmann Showell ed., 413-415. 287 53 De Geallieerden kregen in februari 1943 aanwijzingen dat het moreel onder U-Bootbemanning aan het inzakken was. Dit werd geconcludeerd uit het feit dat steeds meer U-Boote terugkeerden naar hun haven tijdens hun patrouille. Volgens de inlichtingendienst gebruikten U-Boot-bemanningen technische defecten hiervoor als excuus.294 De inlichtingendiensten rapporteerden in de zomer van 1943 dat het moreel onder U-Boot-bemanningen nog sterker afnam. Dat werd geconcludeerd uit het feit dat bij aankomst van een U-Boot er geen fanfare en warm welkom meer was met een hoop toeschouwers. Dit zou een signaal zijn van defaitisme. Daarnaast zouden er meer dienstweigeraars zijn geweest en waren er meer gevallen van afgebroken patrouilles, zogenaamd door sabotage door de Fransen.295 Zoals eerder beschreven was er inderdaad sabotage door Fransen en hoeft het terugkeren van boten niet altijd te wijzen op een inzakkend moreel bij de U-Bootbemanningen. Wel beschrijft Hessler hoe het moreel van de U-Boot-bemanningen te lijden had onder de vele aanvallen wanneer boten aan de oppervlakte voeren.296 Dat de stemming bedrukt onder de U-Boot-bemanningen bedrukt was door de grote verliezen, spreekt voor zich. Göbeler beschrijft hoe in maart 1944 bij het uitvaren de stemming zeer bedrukt was omdat de kans om terug te komen van een patrouille ongeveer dertig procent was, ‘Die Wahrscheinlichkeit für uns, das Ende des Krieges zu erleben, war faktisch ziemlich gering geworden. […] Trotzdem waren wir absolut entschlossen, unsere Pflicht zu erfüllen. Wir setzten Vertrauen in unseren Kommandanten und in uns selbst, waren optimistisch und fatalistisch zugleich‘.297 Daaruit blijkt toch dat iedereen wel gemotiveerd was om door te vechten. Volgens Dönitz deden ze dat door hun soldatenplicht.298 Ook zijn verhalen bekend van mensen die een positie op het land aangeboden kregen, maar toch besloten naar zee te gaan om hun kameraden niet in de steek te laten.299 Erich Topp was van mening dat Duitsland de zeeoorlog nooit had kunnen winnen. 300 Hij verwoordt mooi waarom dan wel werd doorgevochten: ‘Meine Generation ist in den Wahnsinn und das Drama des Krieges hineingetaumelt, in die Verbrechen des Regimes ohne eigene Schuld verstrickt. Wir hatten nicht einmal die Möglichkeit einer 294 Woodman, The real cruel sea, 596. Williams, The Battle of the Atlantic, 274-275. 296 Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 3, 54. 297 Göbeler, Im Stahlmantel, 225. Schäffer, U 977,173. Deze houding was wijd verspreid; Commandant van de U-802 zegt in een interview precies hetzelfde. Het doel was volgens hem overleven omdat de kans op succes toch klein was. http://uboat.net/men/interviews/schmoeckel.htm. Geraadpleegd op 26-05-2011. Topp, Fackeln über den Atlantik, 162. 298 Dönitz, 40 Fragen, 124. 299 Williams, The Battle of the Atlantic, 282. 300 Topp, Fackeln über den Atlantik, 104. 295 54 Entscheidung. Wir waren nur Statisten in diesem Drama, das sich abspielte – viele nicht einmal das, weil sie den Ablauf des Dramas nicht erkannten. Sie erfüllten irgendwo ihre Pflicht – ein schillerndes Wort, das das ganze Spektrum zwischen ehrenhaften und gewissenlosen, zwischen getanen und unterlassenen Handlungen umfasst.‘301 Motivatie was volgens Merten vooral nationalistisch, niet nationaalsocialistisch: gevochten werd voor Grossdeutschland.302 Zonder uitgebreid in te gaan op nazisme in de Kriegsmarine, kan worden vastgesteld dat nazisme maar een zeer beperkte rol speelde. Er is wel een incident geweest waarbij commandant van de U-154 Oskar Kusch die overtuigd anti-nazi was, door twee bemanningsleden werd beschuldigd van zijn houding en uiteindelijk door een krijgsraad ter dood werd veroordeeld.303 In andere gevallen soortgelijke gevallen schoof Dönitz dit soort aantijgingen onder de tafel.304 Ook is de rol van Dönitz zelf op het moreel van zijn manschappen niet te veronachtzamen. Er was sprake van grote persoonlijke loyaliteit en warme en informele contacten met de bevelhebber.305 Zo werd de commandant van Herbert Werner - Siegmann door Dönitz tijdens een patrouille op de hoogte gebracht van het feit dat zijn familie een zwaar bombardement had overleefd.306 En tijdens een debriefing op Eerste Kerstdag was het eerste dat Dönitz aan de commandant van de U-68 Karl-Friedrich Merten vroeg, of hij zijn vrouw al had gesproken. Toen dat nog niet het geval bleek, liet Dönitz Merten eerst bellen voordat hij verder ging met de debriefing.307 Deze bijzondere band blijkt ook uit het bericht dat hij op 4 mei 1945 bij de overgave aan de U-Boot-vloot stuurde: ‘Meine U-boots-Männer! Sechs Jahre U-Boot-Krieg liegen hinter uns. Ihr habt gekämpft wie die Löwen. Eine erdrückende materielle übermacht hat uns auf engsten Raum zusammengedrängt. Von der verbleibenden Basis aus ist eine Fortsetzung unseres Kampfes nicht mehr möglich. […] Kameraden! 301 Ibidem 25. Merten, Nach Kompass, 502. 303 Williams, The Battle of the Atlantic, 280. Over dit verhaal is een boek geschreven dat wel wat is aangedikt met bijvoorbeeld conversaties waarbij de lezer zich afvraagt waarop de auteur die baseert. Peter C. Hansen, Execution for Duty. The life, trial & murder of a U-boat captain (Barnsley 2005). 304 Williams, The Battle of the Atlantic, 281. Een mooie anekdote over nazisme in de Kriegsmarine is de aankomst van de U-564 van commandant Teddy Suhren. Na een succesvolle patrouille kwam hij op 16 september 1942 in Brest aan waarbij hij werd opgewacht door een erewacht, hoogwaardigheidsbekleders en veel toeschouwers. Dat weerhield Suhren er echter niet van om met een megafoon naar een bekende op de kade te roepen: ‘Hein, Hein, sind die Nazis noch am Ruder?’ Toen dit vanzelfsprekend bevestigend werd beantwoord riep Suhren het bevel om beide motoren volle kracht in achteruit te zetten, met veel hilariteit tot gevolg. Dönitz adviseerde Suhren om in het vervolg dit soort uitlatingen niet meer te doen. Peterson, First U-Boat Flotilla, 153154. 305 Williams, The Battle of the Atlantic, 79, 118. 306 Werner, Iron Coffins,152. 307 Merten, Nach Kompass, 399. 302 55 Bewahrt Euch Euren U-Boots-Geist, mit dem Ihr die langen Jahre hindurch tapfer, zäh und unbeirrt gekämpft habt, auch in Zukunft zum Besten unseres Vaterlandes. Es lebe Deutschland. Euer Grossadmiral.308 Hij heeft het over Meine U-Boots-Männer, Kameraden en Euer Grossadmiral, wat duidelijk een verbondenheid aantoont. Dönitz werd wel gedwongen meer afstand te nemen van zijn manschappen na Operation Chariot; na deze Engelse raid op Saint-Nazaire maakte het opperbevel zich zorgen over Dönitz die altijd bij de havens was geweest waar hij kwetsbaar was voor aanvallen, waarna Raeder Dönitz liet verhuizen naar Parijs.309 In de tijd hiervoor was het gebruikelijk dat Dönitz zelf bij de debriefing van alle commandanten aanwezig was.310 Voor Erich Topp stond de loyaliteit aan Dönitz echter los van loyaliteit aan de oorlogsinspanning. In een brief aan een Amerikaanse onderzoeker schreef hij over Dönitz: ‘He continued the ‘Battle of the Atlantic,’ when of 4 boats 3 didn’t come back, when the Allied had broken our codes, when their radar on board of planes [was] controlling the Atlantic, when their convoys were protected by High Frequency Direction Finders on board of their destroyers, and so on.’311 Deze verbondenheid bleef ook na de oorlog bestaan; Dönitz kreeg tijdens het proces van Neurenberg de steun van diverse commandanten, die het tribunaal meedeelden dat de ten laste gelegde beschuldigingen volgens hun diepste overtuiging niet juist waren.312 Hans Göbeler, een bemanninglid van de U-505, beschrijft hoe hij in 1980 nog steeds goed contact met Dönitz had.313 Na de oorlog zag Donitz het niet alleen als zijn dagtaak om ‘zu dieser Aufgabem Historikern, soweit ich es kann, bei der Wahrheitsforschung zu helfen, fühle ich mich also verpflichtet‘, maar stond hij nog altijd klaar voor zijn manschappen.314 Waarom hij zelf wilde strijden beschreef hij in zijn memoires: ‘Für mich als Soldat gab es darauf eindeutig nur eine Reaktion, nämlich alles zu tun, was an mir lag, dass dieser Krieg gewonnen würde. Eine andere Einstellung kann und darf ein Soldat nicht haben.‘315 Overtuigd dat de oorlog kon worden gewonnen, was hij niet. Volgens admiralen Schniewind en Schuster had Dönitz in de winter van 1940-1941 in een geheime bespreking erkend dat de Geallieerden nooit konden worden verslagen door alleen de U-Boot-oorlog. In het openbaar 308 Walter Lüdde-Neurath, Regierung Dönitz. Die letzten Tage des dritten Reiches (Gottingen 1953) 131. Peterson, First U-Boat Flotilla, 132-133. 310 Schäffer, U 977, 104. 311 Brief en interview met Erich Topp, http://uboat.net/articles/65.html. Geraadpleegd op 23 mei 2011. 312 Topp, Fackeln über den Atlantik, 254-260. 313 Göbeler, Im Stahlmantel, 65. Merten, Nach Kompass, 708-710. 314 Dönitz, 40 Fragen, 211. 315 Dönitz, Zehn Jahre und Zwanzig Tage, 52. 309 56 zou Dönitz hier niets over hebben gezegd omdat hij vooral geen twijfel wilden zaaien.316 Vanaf Stalingrad wist Dönitz dat de oorlog uiteindelijk zou worden verloren.317 Hoe groot de invloed van Dönitz was op het moreel van zijn manschappen, blijkt wel uit de plannen van de Geallieerden om een moordaanslag op Dönitz uit te voeren. Het idee was dat een moordaanslag een groot effect zou hebben op het moreel van de U-Bootbemanningen en daarmee op de effectiviteit van de U-Boot-operaties. Deze aanslag is niet verder gekomen dan de planningsfase.318 De scheepsbouw, technologische ontwikkelingen en scheepsbemanningen maakten het mogelijk om U-Boote ook in de tweede helft van de oorlog te laten opereren. Niet alleen kon de bouw van U-Boote worden versneld terwijl dit aan het begin van de oorlog op een te laag pitje stond, ook brachten de boten van de nieuwe types een wapen waarmee de Duitsers weer een kans hadden, ware het niet dat de oorlog beëindigd werd voordat deze op grote schaal konden worden ingezet. Voordat deze boten er waren brachten de Schnorchel, Zaunkönig en METOX een vergrote overlevingskans voor de oude boten. De bemanningen hadden dus nog iets om op terug te vallen en vochten dankzij het niet instorten van het moreel door tot de laatste dag. Schniewind en Schuster in: Hitler’s admirals, Bennett ed., 94-95. Dönitz, 40 Fragen, 141-144. Dönitz zegt hierbij overigens dat hij niet op de hoogte was van de Jodenvervolging en dat kennis hiervan een andere houding van de krijgsmacht teweeg had gebracht. Een gevolg was dan wel geweest dat de 3,5 miljoen Duitse soldaten aan het oostfront in de handen van Stalin zouden vallen. 318 Williams, The Battle of the Atlantic, 247. 316 317 57 Conclusie Mei 1943 was voor The Battle of the Atlantic een belangrijk keermoment; in de periode hiervoor hadden de Duitsers het initiatief en behaalden zij grote successen, in de periode erna draaide dit volledig om. Toch is aangetoond dat de effectiviteit van de inzet van Duitse schepen aan het begin van de oorlog zeer beperkt was. Er was geen vrijheid van handelen, waren veel beperkingen, te weinig U-Boote, U-Boote en oppervlakteschepen zaten elkaar in de weg, slechte torpedo’s en boten werden ingezet voor taken waarvoor zij niet geschikt waren of waarbij zij weinig kans op succes hadden. Dat laatste kwam door de bevelvoering; in de eerste helft van de oorlog was Grossadmiral Erich Raeder de bevelhebber over de Kriegsmarine en in de tweede helft Grossadmiral Karl Dönitz. Omdat Dönitz onder Raeder wel het commando over de U-Boote had waar Raeder zich maar beperkt mee bemoeide, en beide admiraals verschillende ideeën hadden over strategische inzet, ontstonden botsingen en hinkte de maritieme strategie op twee gedachten. Ook was Raeder een bevelhebber van de oude stempel die weinig ophad met bemoeienissen van de partij en van Hitler, terwijl Dönitz veel beter met die omstandigheden kon omgaan. Veel veranderde er dan ook in 1943. Oppervlakteschepen konden nauwelijks meer worden ingezet, maar dat betekende dat met Dönitz aan het roer er nog maar één bevelhebber en één maritieme strategie was. Hierdoor werd de gehele operatie gestroomlijnd, hoefden UBoote zich alleen nog maar op hun primaire taak van het tot zinken van vijandelijke koopvaardijschepen te richten en kon ook het bouwprogramma hier volledig op worden toegespitst. Wel hadden de Geallieerden het initiatief in de oorlog gegrepen en liepen Duitse successen terug terwijl de verliezen opliepen. Eigen innovaties maakten het voor de Duitsers alleen mogelijk om te blijven opereren, niet om het initiatief terug te winnen. Toch zorgde de versnelde scheepsbouw onder leiding van Albert Speer ervoor dat voldoende schepen werden gebouwd om de verliezen aan te vullen, terwijl de bemanning gemotiveerd bleef om door te blijven vechten. Hoe is dit in de context van de volledige oorlog te plaatsen? Qua tijdlijn volgde de oorlog op zee de oorlog op het land, bij beide vond het keerpunt plaats in 1943. Ook werd in beide gevallen doorgevochten tot het bittere einde. En natuurlijk bemoeide Hitler zich met veel details van operaties, met vooral aan het einde van de oorlog met weinig positieve gevolgen. Toch bleef de Kriegsmarine hier meer los van staan dan de andere krijgsmachtonderdelen. 58 Raeder bleef het liefste uit de buurt van Hitler, terwijl Dönitz wel goed contact met Hitler had maar interventies grotendeels wist af te weren. Over de oorlog op zee is veel geschreven maar, zoals in de inleiding al is behandeld, worden daarbij alleen operaties besproken en niet de aansturing. Dit paper toont aan dat er nog veel interessant en nuttig onderzoek mogelijk en nodig is. Zeker gezien het feit dat dit voor een bachelorscriptie een groot stuk is geworden, terwijl ik veel punten graag uitgebreider had willen uitwerken. Bronnen zijn in ruime mate beschikbaar, iets wat voor een groot deel te danken is aan de Duitsers die nauwelijks Kriegsmarine-archieven hebben vernietigd terwijl de Geallieerde krijgsmachtonderdelen direct historici alles lieten beschrijven en onderzoeken. Wat dat betreft is er geen goede reden om niet dieper in te gaan op de aansturing en bevelsstructuren. Wat ook onderzocht zou moeten worden is de rol van het nazisme in de Kriegsmarine en dan op de motivatie om door te vechten. Van de 39.000 U-Bootmanschappen zijn er 27.082 omgekomen, een enorm hoog aantal. Met hun ‘Kampf um nackte Leben’ verdienen zij dan ook de aandacht van de historicus. 59 Geraadpleegde bronnen Primaire bronnen Churchill, Winston, The Second World War (London, Toronto, Melbourne, Sydney, Auckland 1954-1955). Dönitz, Karl, Zehn Jahre und Zwanzig Tage (Frankfurt am Main, Bonn 1964). Dönitz, Karl, Mein soldatisches Leben (Schnellbach 1998). Dönitz, Karl, 40 Fragen an Karl Dönitz (München 1979). Hennemann, Friedrich K., “über Wasser unter Wasser”. Erlebnisse eines Unterseebootfahrers vor, im und nach dem 2. Weltkrieg (Frankfurt am Main 2006). Galland, Adolf, Die Ersten und die Letzten. Jagdflieger im Zweiten Weltkrieg (Würzburg 2007). Göbeler, Hans en John Vanzo, Im Stahlmantel. Als U-boot-fahrer an Bord von U 505 (Berlin 2009). Guderian, Heinz, Erinnerungen eines Soldaten (Stuttgart 2003). Hitler, Adolf, Mein Kampf (München 1943). Kaiser, Ernst, QXP. Als U-Boot-Funker im Horchschapp (Hamburg 2009). Keitel, Wilhelm, Generalfeldmarschall Keitel. Verbrecher oder Offizier? Walter Görlitz ed. (Göttingen, Berlin, Frankfurt 1961). Kesselring, Albert, Soldat bis zum letzten Tag (Schnellbach 2000). King, Ernest J. en Walter Muir Whitehill, Fleet Admiral King. A Naval Record (New York 1952). Manstein, Erich von, Lost Victories (Minneapolis 2004). Merten, Karl-Friedrich, Nach Kompass. Die Erinnerungen des Kommandanten von U-68 (Berlin 2006). Mohr, Ulrich en A.V. Sellwood, Ship 16. The story of a German Surface Raider (Gloucestershire 2008). Müllenheim-Rechberg, Burkard Freiherr von, Schlachtschiff Bismarck. Ein überlebender berichtet vom Glanz und Untergang der Bismarck am 27. Mai 1941 (Würzburg 2005). Panzermeyer, Grenadiere (Zweibrücken 2006). 60 Raeder, Grossadmiral Erich, Mein Leben. Oberbefehlshaber der deutschen Kriegsmarine 1935-1943 (Beltheim-Schnellbach 2009). Rommel, Erwin, The Rommel Papers, ed. B.H. Liddell-Hart (New York 1953). Schäffer, Heinz, U 977. 66 Tage unter Wasser (Wiesbaden, München 2008). Schneider, Werner, 12 Feindfahrten. Als Funker auf U-431, U-410 und U-371 im Atlantik und im Mitterlmeer (Weinheim 2006). Speer, Albert, Erinnerungen (Frankfurt/M, Berlin, Wien 1969). Topp, Erich, Fackeln über den Atlantik. Lebensbericht eines U-Boot-Kommandanten (Hamburg 2010). Werner, Herbert A., Iron Coffins. A U-Boat commander’s war 1939-1945 (London 1999). Whinney, Bob, The U-Boat Peril. An anti-submarine commander’s war (Poole 1986). Bronuitgaven Hitler’s admirals, Bennett, G.H. en R. Bennett ed. (Annapolis 2004). HKS Komet, Kaperfahrt auf allen Meeren, Robert Eyssen ed. (Jugenheim, Bergstr. 1960). Fuehrer Conferences on Naval Affairs 1939-1945, Jak P. Mallmann Showell ed. (London 1990). Goebbels, Joseph, Tagebücher 1945. Die letzten Aufzeichnungen, Rolf Hochhuth ed. (Hamburg 1977). Goebbels, Joseph, Die Tagebücher von Joseph Goebbels. Sämtliche Fragmente. Band 4 1.1.1940-8.7.1941 (München, New York, London, Paris 1987). Goebbels, Joseph, Goebbels Tagebücher 1942-1943 (Zürich 1948). Günther Hessler, The U-Boat war in the Atlantic 1939-1945 (London 1989). Hitlers Weisungen für die Kriegführung 1939-1945. Dokumente des Oberkommandos der Wehrmacht, Walther Hubatsch ed. (Koblenz 1983). Kriegstagebuch des Oberkommandos der Wehrmacht 1940-1945, Schramm, Percy E. en Hans-Adolf Jacobsen ed. (Herrsching 1982). The Battle of the Atlantic and Signals Intelligence: U-boat tracking papers 1941-1947, David Syrett ed. (Aldershot 2002). The Battle of the Atlantic and Signals Intelligence: U-boat situations and trends, 1941-1945, David Syrett ed. (Aldershot, Brookfield, Singapore, Sydney 1998). 61 Secundaire literatuur Alexander, Bevin, Inside the Nazi War Machine. How three generals unleashed Hitler’s blitzkrieg upon the world (London 2010). Alman, Karl, Grossadmiral Karl Dönitz. Vom U-Boot-Kommandanten zum Staatsoberhaupt (Würzburg 2006). Alman, Karl, Wolfgang Lüth. Der erfolgreichste U-Boot-Kommandant des Zweiten Weltkrieges (Eggolsheim). Bailey, Thomas A. en Paul B. Ryan, Hitler vs. Roosevelt. The undeclared Naval War (London 1979). Beesly, Patrick, Very Special Intelligence. The story of the Admirality’s Operational Intelligence Centre 1939-1945 (Worcester, London 1977). Bekker, C.D., Defeat at Sea. The struggle and eventual destruction of the German Navy, 1939-1945 (New York 1956). Bezemer, K.W.L., Geschiedenis van de Nederlandse Koopvaardij in de Tweede Wereldoorlog (Amsterdam, Brussel 1977). Bird, Keith, Erich Raeder. Admiral of the Third Reich (Annapolis 2006). Blair, Clay, Hitler’s U-Boat war. The Hunters, 1939-1942 (New York 2000). Blair, Clay, Hitler’s U-Boat war. The Hunted, 1942-1945 (New York 2000). Bosscher, Ph. M., De Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog (Franeker 1984). Brennecke, Jochen, Jäger-Gejagte. Deutsche U-Boote 1939-1945 (Hamburg 2007). Brennecke, Jochen, Schwarze Schiffe, Weite See. Das Schicksal der deutschen Blockadebrecher (München 1977). Busch, Rainer en Hand-Joachim Röll, Der U-boot-Krieg 1939-1945. Der U-Boot-Bau auf Deutschen Werften (Hamburg, Berlin, Bonn 1997). Conot, Robert E., Justice at Nuremberg (New York 1983). Dallies-Labourdette, Jean-Philippe, Deutsche Schnellbootte 1939-1945 (Stuttgart 2006). Duffy, James P., Hitler’s secret pirate fleet. The deadliest ships of World War II (Lincoln, London 2005). Fest, Joachim, Speer. Eine Biographie (Berlin 1999). Gannon, Michael, Black May. The epic story of the Allies’ defeat of the German U-Boats in May 1943 (Annapolis 2010). 62 Gannon, Michael, Operation Drumbeat. The dramatic story of Germany’s first U-boat attacks along the America Coast in World War II (New York 1990). Görlitz, Walter, Karl Dönitz. Der Grossadmiral (Zürich, Frankfurt 1972). Haarr, Geirr H., The German Invasion of Norway April 1940 (Annapolis 2009). Haarr, Geirr H., The Battle for Norway. April-June 1940 (Annapolis 2010). Hansen, Peter C., Execution for Duty. The life, trial & murder of a U-boat captain (Barnsley 2005). Hase, Fregattenkapitän Georg von, Die Kriegsmarine im Kampf um den Atlantik (Leipzig 1942). Högel, Georg, Embleme, Wappen, Malings deutscher U-Boote 1939-1945 (Hamburg 2009). Irving, David, Hitler’s War and the War Path (London 2000). Kemp, Paul., Convoy! Drama in Artic Waters (London 1993). Kershaw, Ian, ‘Working towards the Führer. Reflections on the nature of the Hitler dictatorship.’, Contemporary European History 2 (1993) 103-118. Kershaw, Ian, 1936-1945 Nemesis (London 2000). Kershaw, Ian, Fateful choices: ten decisions that changed the world, 1940-1941(London 2007). Krause, Günter, U-boot Alarm! Zur Geschichte der U-Boot-Abwehr (1914-1945). Kutzleben, Karl v., Wilhelm Schroeder en Jochen Brennecke, Minenschiffe 1939-1945 (Hamburg 2002). Lohmann, W., F. Dannmeyer en G. Laurissen, Grundlagen Deutscher Seegeltung (Berlin 1942). Lord, Walter, The Miracle of Dunkirk (New York 1982). Lüdde-Neurath, Walter, Regierung Dönitz. Die letzten Tage des Dritten Reiches (Gottingen 1953). Magargee, Geoffrey P., Inside Hitler’s High Command (Lawrence 2000). Mallmann-Showell, Jak P., Typenkompass Deutsche Kriegsschiffe. Schlachtschiffe, Torpedoboote, Kreuzer, Zerstörer 1933-1945 (Stuttgard 2009). Mallmann-Showell, Jak P., Typenkompass Deutsche Kriegsschiffe. Hilfkreuzer, Schnellboote, Minensucher und begleitschiffe 1933-1945 (Stuttgard 2009). 63 Mallmann-Showell, Jak P., Typenkompass Deutsche Kriegsschiffe. U-Boote 1933-1945 (Stuttgard 2009). Mallmann-Showell, Jak P., Das Buch der Deutschen Kriegsmarine 1935-1945 (Stuttgart 2009). Mallmann-Showell, Jak P., Enigma U-Boats. Breaking the code (Hersham 2009). Mallmann-Showell, Jak P., Hitler’s U-Boat bunkers (Gloucestershire 2010). Mallmann-Showell, Jak P., U-Boat warfare. The evolution of the Wolf Pack (Annapolis 2002). Mallmann-Showell, Jak P., German Naval Code Breakers (Surrey 2003). Mallmann-Showell, Jak P., German Navy Handbook 1939-1945 (Gloucestershire 2002). Manvell, Roger en Heinrich Fraenkel, Herman Göring (London, Melbourne, Toronto 1962). Martienssen, Anthony, Hitler and his admirals (London 1948). Matthews, Rupert, Hitler. Military Commander (London 2003). Morison, Samuel Eliot, History of United States Naval Operations in World War II. The Atlantic battle Won May 1943-May 1945 (Boston 1956). Overy, Richard, Goering (London 2000). Owen, James, Nuremberg. Evil on trail (London 2007). Peterson, Lawrence, First U-Boat Flotilla (Barnsley 2002). Peterson, Lawrence, Second U-Boat Flotilla (Barnsley 2003). Puttkamer, Karl Jesko von, Die unheimliche See. Hitler und die Kriegsmarine (Wien, München 1952). Roskill, Captain S.W., The War at sea 1939-1945 (Sussex 2004). Rössler, Eberhard, The U-boat. The evolution and technical history of German submarines (London 1981). Rowler, Jürgen, Axis Submarine Successes 1939-1945 (Cambridge 1983). Ruge, Vice Admiral Friedrich, Der Seekrieg (Annapolis 1960). Schaap, Dick, The Battle of the Atlantic. De grootste duikbootoorlog uit de geschiedenis (Utrecht 2008). 64 Schall-Riaucour, H. Gräfin von, Generaloberst Franz Halder. Generalstabschef 1938-1942 (Beltheim-Schnellbach 2006). Schmalenbach, Paul, Kreuzer Prinz Eugen …unter 3 Flaggen (Herford 1985). Schull, Joseph, Far distant ships. An official account of Canadian Naval Operations in World War II (Toronto 1989). Sereny, Gitta, Albert Speer: His battle with truth (New York 1995). Silverstone, Paul H., U.S. Warships of World War II (London 1968). Steigleder, Horst, Die Kriegsmarine und der Ostfeldzug (Berlin 2010). Strawson, John, Hitler as Military Commander (Barnsley 2003). Thomas, Charles S., The German Navy in the Nazi Era (London 1990). Weber, Thomas, Hitler’s First War (New York 2010). Wetzel, Eckard, Der U-Boot-Krieg im Nordmeer. Feindfahrten des letzten Weltkriegs-UBootes U 995 (Utting). Wetzel, Eckard, U-Boote vor Murmansk. Mit den unternehmungen des letzten Weltkriegs-UBootes U 995 (Berlin 2008). White, John F., The Milk Cows. The U-boat Tankers 1941-1945 (Barnsley 2009). Whitley, Mike J., Deutsche Grosskampfschiffe (Stuttgart 2007). Whitley, Mike J., Destroyer! German Destroyers of World War II (London 1983). Williams, Andrew, The Battle of the Atlantic (London 2003). Woodman, Richard, The real cruel sea. The merchant navy in The Battle of the Atlantic, 1939-1943 (London 2005). Wynn, Kenneth, U-Boot Operationen im Zweiten Weltkrieg 1 (Bonn 2007). Zelle, Karl-Günter, Hitlers Zweifelende Elite. Goebbels – Göring – Himmler – Speer (Paderborn, München, Wien, Zürich 2010). Primaire internetbronnen http://wwiiarchives.net/servlet/doc/Tov_articles_159-213, Geraadpleegd op 23 mei 2011. http://uboat.net/men/interviews/schmoeckel.htm. Interview met Helmuth Schmoeckel, Geraadpleegd op 26-05-2011. 65 http://uboat.net/men/interviews/files/kretschmer3.wav. Interview met Otto Kretchmer, Geraadpleegd op 26-05-2011. http://uboat.net/men/interviews/files/kretschmer4.wav. Interview met Otto Kretchmer Geraadpleegd op 26-05-2011. http://uboat.net/men/interviews/files/topp_xxi.wav. Interview Erich Topp, geraadpleegd op 26-05-2011. http://uboat.net/men/interviews/files/topp_xxi_role.wav. Interview Erich Topp, geraadpleegd op 26-05-2011. http://uboat.net/men/interviews/files/hardegen.wav. Interview Reinhard Hardegen, Geraadpleegd op 26-05-2011. http://ubootwaffe.net/research/reports.cgi?a=1;p=3. British Interrogation Reports of U-boat Survivors. Geraadpleegd op 26-05-2011. http://uboat.net/articles/65.html. Erich Topp, brief en interview. Geraadpleegd op 26 mei 2011. http://uboat.net/ops/convoys/convoys.php?convoy=SC-122, geraadpleegd op 28 mei 2011. http://www.uboat.net/books/reviews/537.html. Geraadpleegd op 26 mei 2011. http://ubootwaffe.net/research/reports.cgi?a=1;p=3, British Interrogation Reports of U-boat Survivors. Geraadpleegd op 26-05-2011. http://uboat.net/types/xxiii.htm en http://uboat.net/types/xxi.htm. Geraadpleegd op 20 juni 2011 http://uboat.net/ops/combat_strength.html, geraadpleegd op 28-05-2011. 66