Onderwijs ondersteunende diensten binnen samenwerking vrijgesteld P.P.S.C. Tielemans Artikelen Mr. Pieter Tielemans Onderwijs ondersteunende diensten binnen samenwerking vrijgesteld BtwBrief 2016/28 Onlangs zijn enkele zaken beslist die een licht werpen op de vrijstelling voor onderwijs in de btw. Het betreft HR 22 januari 2016, nr. 14/02281 en HR 22 januari 2016, nr. 14/02279. De kern is dat alle in het kader van het VAVO verrichte werkzaamheden, behoren tot btw-vrijgesteld onderwijs. Loop van het geding Aan twee regionale opleidingscentra (ROC’s) zijn over de periode van 1 september 2008 tot en met 31 augustus 2011 naheffingsaanslagen in de btw opgelegd. De naheffingsaanslagen zien op ondersteunende diensten (ICT, personele diensten en financiële administratie). Na bezwaar heeft de inspecteur de naheffingsaanslagen en de beschikkingen gehandhaafd. Tegen de uitspraken van de inspecteur hebben de ROC’s beroep bij de rechtbank ingesteld. Rechtbank Den Haag1 heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar, de naheffingsaanslagen en de beschikkingen heffingsrente vernietigd. Het Gerechtshof Den Haag2 heeft de uitspraak van Rechtbank Den Haag bevestigd. De Staatssecretaris van Financiën heeft beroep in cassatie ingesteld. A-G Van Hilten heeft op 7 januari 2015 geconcludeerd tot het ongegrond verklaren van het beroep in cassatie.3 bij een van beide ROC’s inschrijven. De leerlingen gaan met dit ROC een onderwijsovereenkomst aan. De bekostiging wordt door het ministerie van OC&W aan dit ROC uitbetaald. Alle opbrengsten en kosten ter zake van het VAVO-onderwijs verantwoordt dit ROC op een aparte kostenplaats in de administratie. Het positieve dan wel negatieve saldo wordt tussen de beide ROC’s verdeeld in de verhouding 60/40. Beide instellingen leveren aldus bijdragen aan het samenwerkingsverband, in de vorm van het ter beschikking stellen van docenten en lesruimten, de inschrijving van studenten en het sluiten van de onderwijsovereenkomsten, ICT- en personele diensten, juridische diensten en diensten op het gebied van marketing en pr. Omdat het samenwerkingsverband geen wettelijk erkende onderwijsinstelling is, worden de diploma’s uitgereikt onder vermelding van de samenwerkingsnaam, maar met verwijzing naar beide ROC’s die het onderwijs hebben verzorgd. Wat houdt partijen verdeeld? De inspecteur stelt dat de samenwerking tussen de ROC’s als een zelfstandige entiteit kwalificeert waaraan prestaties in de zin van de Wet OB 1968 kunnen worden verricht. Hij heeft daarom naheffingsaanslagen in de btw opgelegd aan de ROC’s voor de verrichte ondersteunende diensten (ICT, personele diensten en financiële administratie) die zij aan de samenwerking leveren, omdat deze naar zijn inzicht niet delen in de onderwijsvrijstelling. Feitelijke situatie Verschillende oordelen en opvattingen tijdens gerechtelijke procedure Een regionaal opleidingscentrum (ROC) verzorgt met een ander ROC met ingang van het cursusjaar 2008/2009 voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (VAVO). Docenten van de beide ROC’s verzorgen de opleidingen. De samenwerking houdt in dat de opleidingen zijn gebundeld en dat het aldus samengevoegde voortgezet algemeen volwassenenonderwijs door hen voor gemeenschappelijke rekening en onder een gemeenschappelijke naam wordt gegeven. De afspraken zijn vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst uit juni 2010. Het samenwerkingsverband heeft een eigen website. Het samenwerkingsverband wordt door het ministerie van OC&W niet beschouwd als een van de ROC’s te onderscheiden onderwijsinstelling, kwalificeert niet als een onderwijsinstelling in de zin van de Wet educatie en beroepsonderwijs en reikt ook geen diploma’s uit. In de samenwerkingsovereenkomst is vastgelegd dat alle deelnemers zich 1 2 3 Rechtbank Den Haag 4 juli 2013, nrs. 12/10997, 12/10998, 12/10999, 12/11055, 12/11056 en 12/11057. Gerechtshof Den Haag 14 maart 2014, nrs. 13/01202, 13/01203, 13/01204, 13/01205, 13/01206 en 13/01206. Het betreft de nrs. 14/02281 en 14/02279. BtwBrief 2016/28 Rechtbank Den Haag oordeelt dat aan de samenwerking geen zelfstandige betekenis toekomt omdat deze niet over eigen personeel beschikt, geen eigen budget heeft en geen eigen onderwijsvoorzieningen heeft. Aan de samenwerking kunnen geen prestaties worden verricht. Aan de vraag of de ondersteunende diensten vrijgesteld zijn van btw komt de rechtbank niet toe. De rechtbank vernietigt de naheffingsaanslagen. Hof Den Haag oordeelt dat de rechtbank terecht heeft beslist dat de door de ROC’s gezamenlijk, op gemeenschappelijke naam, onder gemeenschappelijke verantwoordelijkheid en voor gemeenschappelijke rekening verrichte prestaties, moeten worden aangemerkt als het verstrekken van onderwijs. Aangezien deze prestaties van btw zijn vrijgesteld, zijn de naheffingsaanslagen ten onrechte opgelegd. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De A-G concludeert dat het samenwerkingsverband niet zelfstandig is. De samenwerking treedt weliswaar onder een eigen naam naar buiten op, maar is geen erkende onderwijsinstelling en kan daarom geen onderwijsovereenkomsten sluiten. De door de ROC’s verrichte diensten zijn Afl. 3 - maart 2016 15 ONDERWIJS ONDERSTEUNENDE DIENSTEN BINNEN SAMENWERKING VRIJGESTELD niet belast met btw. De A-G concludeert voorts dat de overeenkomst tussen de ROC’s kwalificeert als een partageovereenkomst, zodat ieder van de ‘partageanten’ btw moet verantwoorden over zijn aandeel in de onderwijsprestatie (waaraan niet wordt toegekomen omdat de onderwijsprestatie is vrijgesteld) en dat onderling in het kader van de samenwerking geen prestaties worden onderkend. Mocht de Hoge Raad van oordeel zijn dat de samenwerking wel kwalificeert als een entiteit, dan komen de ICT, personele diensten en financiële administratie niet in aanmerking voor de onderwijsvrijstelling omdat deze diensten, gelet op de jurisprudentie van het HvJ, niet worden aangemerkt als nauw samenhangend met het onderwijs. De A-G geeft de HR in overweging het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën ongegrond te verklaren. Het oordeel van de Hoge Raad De Hoge Raad beslist dat terecht wordt aangevoerd dat de oordelen van het hof onvoldoende inzicht geven waarom het hof de door de inspecteur in hoger beroep aangevoerde stellingen heeft verworpen. Niettemin kan dit middel niet tot cassatie leiden. Overwogen wordt voorts onder verwijzing naar HvJ 25 februari 1999, Card Protection Plan Ltd. (CPP), zaak C-349/96, HvJ 27 september 2012, Field Fisher Waterhouse LLP, zaak C-392/11, HvJ 11 juni 2009, Tellmer Property, zaak C-572/07 dat de samenwerking van de ROC’s het oog had op het bundelen van het voorheen door ieder van hen verleende onderwijs op het gebied van de volwasseneneducatie. Uit de stukken van het geding blijkt dat niet in geschil is (geweest) dat op dit onderwijs art. 11 lid 1 aanhef en onderdeel o onder 1° Wet OB 1968 van toepassing is. De ROC’s hebben de met het geven van het VAVO gemoeide werkzaamheden onderling aldus verdeeld dat ieder van hen een bijdrage levert door met eigen docenten op de eigen onderwijslocatie en met bijbehorende onderwijsfaciliteiten VAVO-opleidingen te (blijven) geven en bepaalde ondersteunende werkzaamheden verricht. Deze ondersteunende werkzaamheden zijn gebruikelijk bij het geven van (voortgezet algemeen volwassenen)onderwijs. De werkzaamheden werden ook voorafgaand aan de samenwerking verricht als onderdeel van het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs. De Hoge Raad oordeelt dat alle door de ROC’s in het kader van het VAVO verrichte werkzaamheden behoren tot het onderwijs dat is vrijgesteld op de voet van art. 11 lid 1 aanhef en onderdeel o onder 1° Wet OB 1968. Dit brengt mee dat indien de betrokken werkzaamheden diensten zijn die vallen binnen het bereik van de bepalingen inzake de btw, de ondersteunende werkzaamheden niet zijn belast, zodat het hof terecht de uitspraak van de rechtbank heeft bevestigd. Het beroep in cassatie is dan ook ongegrond. Commentaar Een opmerkelijke zaak die voor de betrokken ROC’s uiteindelijk goed afloopt. De binnen de samenwerking doorberekende interne ondersteunende dienstverlening is niet belast met btw. 16 Artikelen De Hoge Raad overweegt dat, omdat de rechtbank had geoordeeld dat de inspecteur onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het ROC aparte concrete prestaties tegen vergoeding heeft verricht die niet geacht moeten worden op te gaan in de onderwijsprestaties, het ROC – voor de toepassing van art. 11 lid 1 aanhef en onderdeel o onder 1° Wet OB 1968 – één ondeelbare economische prestatie verricht. Omdat dit oordeel door de inspecteur in hoger beroep niet met een nadere feitelijke onderbouwing is bestreden, kan van deze vaststelling door de rechtbank worden uitgegaan. De Hoge Raad oordeelt dat het hof terecht de uitspraak van de rechtbank heeft bevestigd, ‘wat er zij van de daartoe gebezigde gronden’. Uit de laatste toevoeging blijkt dat de Hoge Raad de motivering van het hof niet onderschrijft. Opvallend is dat de Hoge Raad hier aldus niet ingaat op het oordeel van het hof dat ROC’s onder gemeenschappelijke naam en verantwoordelijkheid en voor gemeenschappelijke rekening onderwijsprestaties verrichten. Ook aan de opmerking van de A-G dat de overeenkomst tussen de ROC’s is te kwalificeren als een partageovereenkomst (HR 5 juni 1991, nr. 26 574) en de verwijzing naar de EDM-zaak (HvJ 29 april 2004, zaak C-77/01) wordt voorbijgegaan. Ook de overwegingen uit HvJ 14 juni 2007, Horizon College, zaak C-434/05, heeft de Hoge Raad niet nodig om tot een oordeel te komen. Uit dit arrest blijkt dat de belastingrechter in voorkomende gevallen genegen is de onderwijsvrijstelling wat op te rekken. In de onderwijspraktijk komt het veelvuldig voor dat onderwijsinstellingen uit kostenoverwegingen de krachten bundelen. De btw vormt in bepaalde situaties echter een blokkade voor samenwerking van scholen. In het FD van 20 februari 2016 is gemeld dat in navolging van dit arrest Minister Bussemaker van OCenW met het Ministerie van Financiën is overeengekomen dat onderwijsinstellingen geen btw meer hoeven af te dragen wanneer ze gezamenlijk onderwijs verzorgen. Voor de onderwijsinstellingen is dit een gunstige ontwikkeling. Veel instellingen streven naar schaalvoordelen door samenwerking om veel dure, relatief kleine techniekopleidingen betaalbaar te houden, nu de instroom van studenten daalt. In de zaak van het Horizoncollege aangaande het uitlenen van docenten was wel sprake van voor de btw separaat in aanmerking te nemen diensten, zij het dat deze uiteindelijk als nauw met onderwijs samenhangende diensten ook konden delen in de vrijstelling.Op het gebied van nauw met onderwijs samenhangende diensten zoals bedoeld in art. 132 lid 1 onder i Btw richtlijn is nog een recente ontwikkeling te melden. Een Engelse rechter heeft eind december 2015 het HvJ gevraagd om een prejudiciële beslissing in de zaak Brockenhurst College (zaak C-699/15). Deze onderwijsinstelling verzorgt onderwijs op het gebied van horeca en podiumkunsten en exploiteert een restaurant. In het restaurant zijn studenten aan de horecaopleiding werkzaam en kunnen ook studenten met podiumkunsten optreden voor (betalend) publiek. De vraag is of de restaurantexploitatie en de verzorgde optredens zodanig nauw samenhangen met het van btw vrijgestelde onderwijs dat deze nevenactiviteiten ook Afl. 3 - maart 2016 BtwBrief 2016/28 Artikelen ONDERWIJS ONDERSTEUNENDE DIENSTEN BINNEN SAMENWERKING VRIJGESTELD vrijgesteld zijn van btw. Het Engelse Court of Appeal heeft daarom gevraagd of restaurantdiensten en amusementsdiensten die door een onderwijsinstelling worden verricht ten behoeve van een betalend publiek (dat niet de hoofdprestatie, het onderwijs, afneemt) nauw samenhangen met de verstrekking van onderwijs. Ook in Nederland komt dit fenomeen veelvuldig voor. Diverse ROC’s en opleidingsinstituten hebben (meestal kleinschalige) restaurants, kappershops en bakkerijwinkeltjes en dergelijke, die door leerlingen worden gerund in het kader van het onderwijs. De behandeling voor de btw blijkt in de praktijk wisselend. Soms gewoon helemaal belast met btw, soms wordt in de praktijk de vrijstelling voor fondswerving gehanteerd en soms wordt om pragmatische redenen (onder voorwaarden dat wordt afgezien van de aftrek van voorbelasting) op de omzet uit deze nevenactiviteiten de onderwijsvrijstelling toegepast. Naar het zich laat aanzien verschaft het HvJ binnenkort hierover meer helderheid. BtwBrief 2016/28 Afl. 3 - maart 2016 17 Ernst & Young LLP Accountancy | Belastingen | Transacties | Advies Over Ernst & Young Ernst & Young is wereldwijd toonaangevend op het gebied van accountancy, belastingen, transacties en advies. Onze 135.000 mensen delen wereldwijd dezelfde waarden en staan voor kwaliteit. Wij maken het verschil door onze mensen, onze cliënten en de samenleving te helpen hun mogelijkheden optimaal te benutten. Pieter Tielemans is verbonden aan Ernst & Young Belastingadviseurs LLP Tel: 088-4074555 E-mail: [email protected] Verschenen in: BTW Brief 2016 nr. 3 (maart), p. 15-17 een uitgave van Kluwer Fiscale en Financiële Uitgevers te Deventer Voor meer informatie: www.ey.nl Disclaimer Dit bericht is met grote zorgvuldigheid samengesteld. Voor mogelijke onjuistheid en/of onvolledigheid van de hierin verstrekte informatie aanvaardt Ernst & Young geen aansprakelijkheid, evenmin kunnen aan de inhoud van dit bericht rechten worden ontleend. © Ernst & Young 2016 2014 Onderwijs ondersteunende diensten binnen samenwerking vrijgesteld / P.P.S.C. Tielemans. - BtwBrief 2016/28