P. DISSELDORP* De jeugd heeft de toekomst? Over de houdbaarheid van UEFA’s home grown player rule naar Europees recht Steeds meer (top)ploegen doen een beroep op een groot aantal buitenlandse spelers, waardoor er minder speelminuten overblijven voor de spelers ‘van eigen bodem’. Dit kan tot gevolg hebben dat de traditionele band tussen een club en haar land verloren gaat, waardoor de lokale supporters zich wellicht moeilijker met hun favoriete club kunnen identificeren. Voor de nationale en internationale voetbalbonden is dit een reden om op zoek te gaan naar een oplossing. Zowel de FIFA als de UEFA heeft een mogelijke oplossing aangedragen. In dit artikel wordt, aan de hand van een aantal recente ontwikkelingen, ingegaan op de verhouding tussen het Europees recht en het initiatief van de UEFA, de home grown player rule. 1. Inleiding – ‘verbuitenlandisering’ van het 1 voetbal De Belgische betaaldvoetbalorganisatie SK Beveren presteerde het in 2004 om in de bekerfinale aan te treden met een elftal bestaande uit tien Ivorianen en één Let. Het duurde tot tien minuten voor het einde van de wedstrijd tot de eerste Belgische speler voor SK Beveren het veld betrad. Hoe uitzonderlijk dit ook lijkt, deze wedstrijd kan de laatste jaren niet langer als een uitzondering worden gezien. Zo speelde het Engelse Manchester City op 5 november 2013 een Champions League-wedstrijd zonder ook maar een Brit in de basisopstelling te hebben, en verscheen het Portugese Benfica op 24 april van dit jaar met maar één Portugees aan de aftrap van de halve finale van de Europa League. Duidelijk is dat steeds meer (top)ploegen een beroep doen op een groot aantal buitenlandse spelers, waardoor er minder speelminuten overblijven voor de spelers ‘van eigen bodem’. Dit kan tot gevolg hebben dat de traditionele band tussen een club en haar land verloren gaat, waardoor de lokale supporters zich wellicht moeilijker met hun favoriete 2 club kunnen identificeren. Voor de nationale en interna- péenne de Football Association (UEFA) heeft een mogelijke oplossing aangedragen. In dit artikel wordt slechts zijdelings aandacht besteed aan het initiatief van de 3 FIFA, de ‘6 + 5’-regel. Dit omdat over het algemeen wordt aangenomen dat deze regel in strijd is met het Europees recht, en zodoende geen haalbare optie is. Over de verhouding tussen het Europees recht en het initiatief van de UEFA, de home grown player rule, bestaat meer twijfel. In dit artikel wordt, aan de hand van een aantal recente ontwikkelingen, ingegaan op deze verhouding. Zoals zal blijken, is het bekende Bosman-arrest – de belangrijkste oorzaak van de zojuist beschreven ‘verbuitenlandisering’ van het voetbal – daarbij van cruciaal belang. 2. Nationaliteitsclausules en het Europees Hof van Justitie De home grown player rule is niet het eerste initiatief waarmee wordt beoogd om de identiteit van clubs te behouden. Sinds de jaren zestig hebben zowel nationale als internationale voetbalbonden regels vastgesteld waarbij de mogelijkheid om buitenlandse spelers in dienst te nemen of op te stellen wordt beperkt, de zoge- tionale voetbalbonden is dit een reden om op zoek te gaan naar een oplossing. Zowel de Fédération Internationale de Football Association (FIFA) als de Union Euro- * Phinney Disseldorp is ten tijde van het schrijven van deze bijdrage juridisch assistent bij Stibbe. Per 1 oktober 2014 gaat hij, ter afronding van zijn masteropleiding, zijn scriptie schrijven. 1. 2. Mijn dank gaat uit naar mr. J.A. van der Weide en prof. dr. S.C.G. Van den Bogaert, die mij bij het schrijven van dit artikel hebben begeleid. Volgens FIFA-voorzitter Sepp Blatter is het lokale karakter (Blatter verwijst hiernaar met ‘de identiteit van een club’) van diverse clubs zelfs al verloren gegaan: Persbericht FIFA, Yes in principle to 6 + 5 rule, 5 februari 2008, www.fifa.com/aboutfifa/organisation/bodies/news/newsid=684707/. Uitgebreid over de ‘6 + 5’-regel, zie bijv. R.C.R. Siekmann, Introduction to International and European Sports Law (ASSER International Sports Law Series), Den Haag: T.M.C. Asser Press 2012, p. 260 e.v. 3. 36 Tijdschrift voor Sport & Recht 2014-2 De jeugd heeft de toekomst? 4 heten nationaliteitsclausules. Verschillende van deze nationaliteitsclausules zijn door het Europees Hof van Justitie getoetst aan het Europees recht. Bij het toetsen van de home grown player rule kan dan ook niet voorbij worden gegaan aan de uitspraken hieromtrent. 5 Sinds de zaak Walrave en Koch uit 1974, geldt als uitgangspunt dat sport slechts onder het Unierecht valt in zoverre zij een economische activiteit betreft. De samenstelling van nationale sportploegen valt buiten het Unierecht, ‘daar de opstelling van deze ploegen alleen van belang is voor de sport en als zodanig buiten de 6 economische activiteit staat’. Twee jaar na de Walrave en Koch-zaak gaat het Hof in de Donà-zaak dieper in op 7 het begrip ‘economische activiteit’. Aan de orde was het reglement van de Italiaanse voetbalbond, waarin was opgenomen dat alleen spelers met een Italiaanse natio8 naliteit aan wedstrijden mochten deelnemen. Het Hof stelt dat het in dit geval een economische activiteit betrof, aangezien het ging om beroeps- en semiberoepsvoetballers die een werkzaamheid in loondienst verricht9 ten. De verdragsbepalingen inzake vrij verkeer verzetten zich volgens het Hof echter niet tegen ‘een regeling of praktijk waarbij buitenlandse spelers van deelneming aan bepaalde wedstrijden worden uitgesloten om nieteconomische redenen die verband houden met het specifieke karakter en het kader van deze wedstrijden en waarbij het dus uitsluitend om de sport als zodanig gaat, zoals het geval is bij wedstrijden tussen nationale ploe10 gen van verschillende landen’. Het Hof erkent hiermee dat beroepsvoetbal een economische activiteit is. Deze uitspraak van het Hof betekende het einde van het discriminerende reglement van de Italiaanse voetbalbond, en voor nationale en internationale voetbalbonden werd duidelijk dat eventuele toekomstige nationaliteitsclausules door het Hof als strijdig met het Unierecht konden worden bevonden. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. Naast het Donà-arrest, is ook de uitspraak van het Hof in de eerder aangehaalde Bosman-zaak van groot belang bij het toetsen van de home grown player rule aan het 11 Europees recht. De Bosman-zaak is vooral bekend doordat het Hof aan de hand van de transfer van de Belgische voetballer Jean-Marc Bosman heeft overwogen dat transfersommen na het aflopen van een contract in strijd zijn met het vrij verkeer van werknemers. Deze uitspraak van het Hof heeft er uiteindelijk toe geleid dat 12 het gehele transfersysteem is veranderd. In de Bosman-zaak was echter niet alleen het transfersysteem aan de orde, maar ook de door de UEFA vastgestelde 13 ‘3 + 2’-regel. Op grond van de ‘3 + 2’-regel was het de nationale voetbalbonden toegestaan om het aantal buitenlandse spelers dat een club in wedstrijden mocht opstellen, tot drie te beperken. Bijkomend mochten twee extra buitenlandse spelers worden opgesteld, indien deze spelers gedurende een onafgebroken periode van 14 ten minste vijf jaar in de nationale competitie speelden. In het Bosman-arrest gaat het Hof in op het mogelijk discriminatoire karakter van de ‘3 + 2’-regel. Het Hof herhaalt allereerst de maatstaf die het in de Donà-zaak 15 heeft geformuleerd, waarna wordt getoetst of het vrij verkeer van werknemers wordt belemmerd. Het Hof stelt daarbij dat de ‘3 + 2’-regel het recht van onderdanen van andere lidstaten om als beroepsvoetballer aan wedstrijden deel te nemen beperkt. Aangezien het deelnemen aan wedstrijden ‘de essentie van de activiteit van een beroepsspeler is’, wordt de werkgelegenheid van beroeps16 voetballers door de regel beperkt. Het Hof stelt bovendien dat de door de voetbalwereld aangevoerde argumenten ter rechtvaardiging van de nationaliteitsclausules, niet als een rechtvaardigingsgrond voor de belemmering op het vrij verkeer van werknemers kunnen worden 17 aangemerkt. Het Hof komt dan ook tot de conclusie dat de betwiste regel in strijd is met het vrij verkeer van werknemers, en afschaffing van de ‘3 + 2’-regel is aldus 18 een feit. H.W.P. van den Hout, ‘6 + 5 = 11. Nationaliteitsclausules na het Bosman-arrest’, ArbeidsRecht 2009, afl. 3, p. 13. Overigens zijn nationaliteitsclausules niet de enige regels die een belemmering kunnen vormen voor buitenlandse spelers om te kunnen voetballen in een EU-lidstaat. Ook nationale immigratieregels kunnen een belemmering vormen. Zo krijg je in het Verenigd Koninkrijk, als speler afkomstig uit een niet-EU-lidstaat, alleen een werkvergunning als aan strikte criteria wordt voldaan. Uitgebreid over de nationale immigratieregels voor beroepssporters, zie M.J. Beloff, T. Kerr & M. Demetriou, Sports Law, Oxford: Hart Publishing 1999, p. 85-92 en R.C. Branco Martins, ‘The Kolpak case: Bosman times ten? Football fears the arrival of Bosman, Bosmanovic and Osman’, The International Sports Law Journal 2004, afl. 1/2, p. 27-37. HvJ EG 12 december 1974, C-36/74, Jur. 1974, p. 1405 (Walrave en Koch). Ibid., r.o. 8. HvJ EG 14 juli 1976, C-13/76, Jur. 1976, p. 1333 (Donà/Mantero). De Italiaanse voetbalbond besloot om deze regel in te voeren omdat hij van mening was dat op die manier meer jonge Italiaanse talenten konden doorstromen, wat ervoor zou zorgen dat de Italiaanse nationale ploeg sterker werd. HvJ EG 14 juli 1976, C-13/76, Jur. 1976, p. 1333 (Donà/Mantero), r.o. 12. Ibid., r.o. 14. HvJ EG 15 december 1995, C-415/93, Jur. 1995, p. I-4921 (Union Royale Belge des Sociétés de Football Association/Bosman). Zie m.b.t. (de gevolgen van) het Bosman-arrest o.a. S. Van den Bogaert, Practical Regulation of the Mobility of Sportsmen in the EU Post Bosman (European Monographs, deel 84), Den Haag: Kluwer Law International 2005 en H.T. van Staveren, ‘Arbeidsverhoudingen in de beroeps(voetbal)sport na het Bosman-arrest’, NJB 1999, afl. 18, p. 809-814. Door het Bosman-arrest werd het voor spelers makkelijker om na het aflopen van een contract van club te wisselen. Om ervoor te zorgen dat spelers niet om de haverklap van club wisselen, sluiten clubs steeds vaker contracten voor een langere periode, en heeft de FIFA de ‘protected period’ ingevoerd, een periode waarbinnen spelers hun contract niet kunnen opzeggen. Uitgebreid hierover, zie bijv. G. Kor & W. Koster, De bal is recht, Deventer: Kluwer 2012, p. 64-69. Zie hierover o.a. H.A.G. Temmink, ‘De zaak Bosman: op weg naar het einde van alle discriminaties in de sport?’, TSR 1996, afl. 3, p. 59-60. Van die vijf jaar mochten de spelers drie jaar in het juniorenvoetbal hebben gespeeld. HvJ EG 15 december 1995, C-415/93, Jur. 1995, p. I-4921 (Union Royale Belge des Sociétés de Football Association/Bosman), r.o. 73-76. Ibid., r.o. 120. Ibid., r.o. 121-137. Uitgebreid over de aangevoerde argumenten, zie A. Vermeersch, Europese spelregels voor sport. Overzicht van het Europese sportbeleid in wording en de toepassing van het Europees recht op sport, Antwerpen/Apeldoorn: Maklu 2009, p. 381-382. Vrijwel direct na de uitspraak van het Hof heeft de UEFA de ‘3 + 2’-regel afgeschaft. Tijdschrift voor Sport & Recht 2014-2 37 De jeugd heeft de toekomst? De uitspraak van het Hof in de Bosman-zaak is gebaseerd op het destijds in artikel 48 EG-Verdrag, en nu in artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), neergelegde vrije verkeer van werknemers. Wat betreft de personele werkingssfeer van het vrij verkeer van werknemers, geldt als uitgangspunt dat alleen EU-onderdanen een beroep kunnen doen op de bepalingen omtrent deze fundamentele vrijheid. Concreet betekent dit dat nationaliteitsclausules na het Bosman-arrest niet langer betrekking mogen hebben op onderdanen van EU-lidstaten, maar nog wel op niet-EUonderdanen. Voetballers uit Noorwegen, IJsland en Liechtenstein kunnen een beroep doen op bepalingen uit het Verdrag betreffende de Europese Economische Ruimte, waardoor ook zij niet onder de reikwijdte van 19 een nationaliteitsclausule mogen vallen. Nationaliteits- veel landen zijn soepel wat betreft het ‘binnenlaten’ van sporters. Hoewel de praktijk een ander verhaal vertelt, lijkt vanuit strikt juridisch oogpunt de rol van nationaliteitsclausules zodoende voor een belangrijk deel te zijn 26 uitgespeeld. De vraag is dan ook welk lot het huidige initiatief van de UEFA inzake de home grown player rule is toebedeeld. 3. Home grown player rule 3.1. Introductie De home grown player rule is in april 2005 op het UEFA 27 Congres aangenomen. Concreet houdt de maatregel in 28 dat clubs die deelnemen aan UEFA-competities, vanaf clausules die betrekking hebben op andere niet-EU-onderdanen, waren na het Bosman-arrest echter nog toegestaan. Indien een Premier League club wilde aantreden 20 met elf Duitsers of elf Fransen, dan kon de Engelse het seizoen 2008/2009 verplicht zijn om een A-kern van 25 spelers aan de UEFA door te geven. De clubs worden daarbij verplicht om minimaal acht spelers in de A-kern op te nemen die zijn opgeleid in eigen land (‘association trained players’), waarvan weer minimaal vier spelers uit de eigen opleiding afkomstig dienen te zijn (‘club 29 trained players’). Een club trained player voldoet aan bond daar dus niets tegen ondernemen, terwijl wel regels konden worden opgesteld om het aantal ‘derdelanders’ te beperken. Het Hof is in enkele zaken ingegaan op deze 21 enigszins vreemde situatie. In de zaken Kolpak, de opleidingseisen indien hij tussen de leeftijd van 15 tot 21 jaar, minimaal drie seizoenen voor de desbetreffende club heeft gespeeld. Een assocation trained player dient ook tussen zijn 15e en 21e minimaal drie seizoenen Simutenkov 22 23 en Nibat heeft het Hof namelijk bepaald dat ‘derdelanders’ in bepaalde gevallen een beroep kunnen doen op een in tussen hun land van oorsprong en de Europese Unie gesloten overeenkomst neergelegd 24 verbod op discriminatie. Dit is mogelijk indien de bepaling waar de speler zich op beroept rechtstreekse werking toekomt, en indien de speler reeds wettig tewerkgesteld is in een EU-lidstaat. Is aan deze voorwaarden voldaan, dan kan de speler wat betreft arbeidsvoorwaarden, beloning en ontslag een beroep doen op het recht van gelijke behandeling. Komt aan een bepaling geen rechtstreekse werking toe, of is een speler nog niet wettig tewerkgesteld in een EU-lidstaat – de lidstaten stellen in principe zelf de gronden vast aan de hand waarvan wordt bepaald of iemand voor een werk- of verblijfsvergunning in aanmerking komt – dan kunnen nationaliteitsclausules 25 nog altijd worden afgedwongen. De Europese Unie heeft echter veel internationale verdragen – veelal met een discriminatieverbod – met derde landen gesloten, en voor een club gespeeld te hebben, alleen mag dit elke club zijn die is aangesloten bij de nationale bond. 3.2. Het vrij verkeer van werknemers en (in)directe discriminatie Bij het toetsen van de home grown player rule, geldt als uitgangspunt het in artikel 45 VWEU neergelegde vrij verkeer van werknemers. Lid 2 van dit artikel bepaalt het volgende: ‘Dit houdt de afschaffing in van elke discriminatie op grond van de nationaliteit tussen de werknemers der lidstaten, wat betreft de werkgelegenheid, de beloning en de overige arbeidsvoorwaarden.’ Onder discriminatie wordt verstaan het verschillend behandelen van gelijke gevallen, en het gelijk behandelen 30 van verschillende gevallen. Belangrijk hierbij is het 31 onderscheid tussen directe en indirecte discriminatie. 19. S. Van den Bogaert, ‘Discriminatie op grond van nationaliteit in sport: de saga duurt voort’ (schriftelijke weergave van de lezing van 17 november 2011 voor de Nederlandse Vereniging voor Sport en Recht), p. 12. 20. Dit laatste doet denken aan Newcastle United, dat aan het begin van het seizoen 2013/2014 elf Fransen in de A-selectie had. 21. HvJ EG 8 mei 2003, C-438/00, Jur. 2003, p. I-4135 (Deutscher Handballbund/Kolpak). 22. HvJ EG 12 april 2005, C-265/03, Jur. 2005, p. I-2579 (Simutenkov/Ministerio de Educación y Cultura en Real Federación de Fútbol). 23. HvJ EG 25 juli 2008, C-152/08 (Nihat Kahveci/Consejo Superior de Deportes, Real Federación Española de Fútbol). 24. Uitgebreid hierover, zie F.H.R. Hendrickx, ‘De Europese niet-EU sporter in het spoor van Bosman’, Arbeid Integraal 2003, afl. 3, p. 108-112. 25. S. Van den Bogaert, ‘Discriminatie op grond van nationaliteit in sport: de saga duurt voort’ (schriftelijke weergave van de lezing van 17 november 2011 voor de Nederlandse Vereniging voor Sport en Recht), p. 12-16. 26. Zie S. Van den Bogaert, ‘Sport & Europees recht: gaat de bal eindelijk aan het rollen?’, AA 2006, afl. 4, p. 271. 27. De home grown player rule is op dit congres alleen aangenomen. Het duurde tot de start van het seizoen 2006/2007 tot de regel in de UEFA Regulations is opgenomen. Persbericht UEFA, Homegrown plan wins approval, 21 april 2005, www.uefa.org/footballfirst/protectingthegame/youngplayers/news/newsid= 297230.html. 28. Dit zijn de Champions League en de Europa League. Hoewel de regels dus enkel gelden voor Europese competities, hebben de nationale bonden wel de aanbeveling gekregen om de regels ook in te voeren voor de nationale competities. 29. De regel wordt daarom ook wel de ‘4 + 4’-regel genoemd, zie Van den Bogaert, AA 2006, afl. 4, p. 271. 30. HvJ EG 17 juli 1963, 13/63, Jur. 1963, p. 165 (Italië/Commissie). 31. Direct discriminerend in dit verband is een bepaling die rechtens en feitelijk onderscheid maakt naar nationaliteit. Een bepaling is indirect discriminerend als de bepaling rechtens neutraal is, maar in de praktijk toch een bepaalde groep, in dit verband vooral buitenlanders, benadeelt. 38 Tijdschrift voor Sport & Recht 2014-2 De jeugd heeft de toekomst? Directe discriminatie kent op grond van artikel 45 lid 3 VWEU namelijk slechts een beperkt aantal rechtvaardigingsgronden, te weten de openbare orde, de openbare 32 veiligheid en de volksgezondheid. Bij indirecte discriminatie daarentegen zijn ook andere rechtvaardigings33 gronden mogelijk. Direct discriminerend is de home grown player rule niet. Zolang een speler aan de opleidingseisen voldoet, kan hij als club of association trained 34 player worden aangemerkt, ongeacht zijn nationaliteit. De home grown player rule moet echter wel als indirect discriminerend worden beschouwd. In de O’Flynn-zaak heeft het Hof immers bepaald dat ‘voorwaarden die, hoewel zonder onderscheid naar nationaliteit van toepassing, hoofdzakelijk of in de meeste gevallen migrerende werknemers treffen, alsook de zonder onderscheid van toepassing zijnde voorwaarden waaraan nationale werknemers gemakkelijker kunnen voldoen dan migrerende werknemers, of die in het bijzonder voor migrerende werknemers nadelig kunnen uitvallen’, als indirect 35 discriminerend moeten worden beschouwd. Hoewel de internationale topclubs steeds meer jongens uit andere landen naar de eigen jeugdopleiding halen, zijn de meeste spelers in de jeugdopleiding van betaaldvoetbalorganisaties nog steeds afkomstig uit het desbetreffende land. Voor spelers uit andere landen zal het over het algemeen dan ook moeilijker zijn om aan de opleidingseisen te voldoen. Het (indirect) discriminerende karakter wordt bovendien versterkt doordat de FIFA in haar Regulations on the Status and Transfer of Players heeft opgenomen dat internationale transfers alleen zijn toegestaan als het gaat om een speler die ouder is dan 18 36 jaar. Op deze regel bestaat een aantal uitzonderingen, maar het is duidelijk dat het hierdoor voor buitenlandse spelers (nog) moeilijker wordt om aan de opleidingseisen 37 van de home grown player rule te voldoen. Zelfs indien de home grown player rule niet indirect discriminerend zou zijn, is de regel nog altijd een belemmering van het vrij verkeer van werknemers in de zin van artikel 45 VWEU. Het Hof heeft immers in het Kranemann-arrest bepaald dat ‘bepalingen die een werknemer die onderdaan van een lidstaat is, beletten of ontmoedigen zijn staat van herkomst te verlaten om zijn recht van vrij verkeer uit te oefenen’, belemmeringen ten aanzien van het vrij verkeer van werknemers opleve38 ren, ook als de bepalingen niet discriminerend zijn. In het Bosman-arrest heeft het Hof aangegeven dat bepalingen die een ongunstige invloed hebben op de mogelijkheid voor de spelers om een dienstbetrekking te vinden en op de voorwaarden waartegen deze wordt aangebo39 den, als belemmeringen moeten worden gezien. In dit verband kan worden aangevoerd dat het vereiste om een minimum aantal club en association trained players in de A-kern op te nemen, het voor buitenlandse spelers moeilijker maakt om in een andere lidstaat werkzaam te 40 zijn. 3.3. Intermezzo: FIFA’s ‘6 + 5’-regel In navolging van de UEFA, heeft ook de FIFA een mogelijke oplossing voor de ‘verbuitenlandisering’ van het voetbal gecreëerd. In mei 2008 is op het FIFA Congres, op voorstel van FIFA-voorzitter Sepp Blatter, de ‘6 + 5’41 regel aangenomen. Volgens Blatter zorgt het aantrekken van buitenlandse spelers ervoor dat de kansen voor jonge talentvolle spelers afnemen, waardoor deze hun motivatie verliezen. Bovendien stelt Blatter dat het aantrekken van steeds meer buitenlandse spelers ook met zich meebrengt dat slechts enkele teams om de titel strijden, de minder vermogende ploegen gelden daarbij 42 slechts als sparringpartners. Waar de UEFA bij het oplossen van deze problemen de nadruk legt op de opleiding van de spelers, legt de FIFA de nadruk op het al dan niet beschikbaar zijn voor de nationale ploeg. De ‘6 + 5’regel houdt kort gezegd in dat de basisopstelling van een club minimaal zes spelers moet bevatten die voor het nationale team van de betreffende competitie zouden mogen uitkomen. Aan de ‘6 + 5’-regel valt op dat deze regel inhoudelijk grotendeels overeenkomt met de ‘3 + 2’-regel die in het Bosman-arrest aan de orde was. Ook bij de ‘3 + 2’-regel kon een club immers met maximaal vijf buitenlanders aan de aftrap verschijnen. De ‘6 + 5’-regel kan dan ook worden gezien als een hedendaagse variant op de ‘3 + 2’43 regel. De FIFA is het hier echter niet mee eens, en stelt dat de ‘6 + 5’-regel niet in strijd is met het Unierecht. Leidend criterium bij de ‘6 + 5’-regel is of een speler voor 32. Daarbij moet worden opgemerkt dat ook artikel 45 lid 4 VWEU – door te stellen dat de bepalingen van artikel 45 VWEU niet van toepassing zijn op betrekkingen in overheidsdienst – van belang kan zijn als mogelijke rechtvaardigingsgrond. Daar het hier gaat om voetballers die in dienst zijn van een club, en niet van de overheid, is deze bepaling hier echter slechts van theoretisch belang. 33. Hierover R. Parrish & S. Miettinen (red.), The sporting exception in European Union Law (ASSER International Sports Law Series), Den Haag: T.M.C. Asser Press 2008, p. 63-66. 34. Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat Viktor Fisher en Nicolai Boilesen – hoewel beide Deens – als club trained players voor Ajax kunnen worden aangemerkt. 35. HvJ EG 23 mei 1996, C-237/94, Jur. 1996, p. I-2617 (John O’Flynn/Adjudication Officer), r.o. 18. 36. Artikel 19 Regulations on the Status and Transfer of Players. 37. Van den Hout, ArbeidsRecht 2009, afl. 3, p. 15. 38. HvJ EG 17 maart 2005, C-109/04, Jur. 2005, p. I-2421 (Kranemann/Land Nordrhein-Westfalen). 39. HvJ EG 15 december 1995, C-415/93, Jur. 1995, p. I-4921 (Union Royale Belge des Sociétés de Football Association/Bosman), r.o. 5 en 75. 40. Vgl. F.H.R. Hendrickx, ‘De “home grown”-speler: de sportieve en Europese rechtsordes in verlenging?’, TvS&R 2009, afl. 2, p. 40 en Vermeersch 2009, p. 410411. 41. Persbericht FIFA, FIFA Congress supports objectives of 6 + 5, 30 mei 2008, www.fifa.com/aboutfifa/organisation/bodies/congress/news/newsid=783657/index.html. 42. De laatste jaren wijzen uit dat het aantal titelkandidaten inderdaad afneemt. Waar tien jaar geleden nog elk jaar een ander team kampioen kon worden, worden veel competities de laatste jaren gedomineerd door twee of drie ploegen. 43. Siekmann 2012, p. 261. Tijdschrift voor Sport & Recht 2014-2 39 De jeugd heeft de toekomst? het nationale team mag uitkomen. De nationaliteit van een speler is zodoende niet altijd het beslissende criterium. Het is mogelijk dat een speler de nationaliteit van een land bezit, en toch niet mag uitkomen voor het nationale team van dit land, bijvoorbeeld doordat hij een 44 dubbele nationaliteit bezit. De regel leidt zodoende, aldus de FIFA, niet tot directe discriminatie. De FIFA wordt hierbij gesteund door een op verzoek van de FIFA opgesteld rapport van The Institute for European Affairs 45 (INEA). INEA concludeert in dit rapport dat de ‘6 + 5’regel slechts tot indirecte discriminatie leidt, en dat deze 46 indirecte discriminatie kan worden gerechtvaardigd. De regel is opgesteld om, zo wordt geconcludeerd, ervoor te zorgen dat ‘sport ook echt sport blijft’. De overwegingen uit het Bosman-arrest zijn volgens INEA niet op de regel van toepassing, omdat de voetbalsport zich niet in de richting heeft ontwikkeld die het Hof voor ogen had. Bovendien wordt aangevoerd dat de autonomie van 47 de FIFA een beperking van de vrije markt rechtvaardigt. De instellingen van de Europese Unie zijn het echter duidelijk niet eens met deze redenering van de FIFA. Zo zoekt het Europees Parlement, in tegenstelling tot INEA, aansluiting bij het Bosman-arrest, en heeft het de regel 48 expliciet verworpen. Bovendien hebben de Europese Ministers van Sport op het EU Sport Forum én de Informal Meeting of Sports Ministers vastgesteld dat invoering 49 van de regel in strijd zou zijn met het Unierecht. De ‘6 + 5’-regel leidt volgens de ministers in essentie tot directe discriminatie naar nationaliteit. Dit kan enkel worden gerechtvaardigd op grond van de eerdergenoemde rechtvaardigingsgronden uit artikel 45 lid 3 VWEU, waar in dit geval echter geen sprake van is. Indien een land zijn voetbalclubs of voetbalbonden toestaat de regel in te voeren, zal de Europese Commissie zich dan ook 50 gedwongen zien om in te grijpen. Gezien deze stellingname van de instellingen van de Europese Unie, lijkt het invoeren van de ‘6 + 5’-regel, in ieder geval in de EU-lid51 staten, geen haalbare optie. De FIFA heeft dit ook ingezien, en heeft de regel wijselijk laten varen. 3.4. Legitieme doelstellingen? Indien het Hof bepaalt dat de home grown player rule leidt tot indirecte discriminatie en/of het recht op vrij verkeer van werknemers belemmert, hoeft dat niet direct te betekenen dat de regel niet is toegestaan. Het is allereerst mogelijk dat de regel onder de in par. 2 besproken ‘sportieve exceptie’ uit het Walrave en Koch-arrest valt. In dit verband is het Meca-Medina-arrest uit 2006 van groot belang. Het Hof herhaalt hierin dat sportbeoefening slechts onder het Unierecht valt voor zover zij een eco52 nomische activiteit is. Het Hof voegt hier echter aan toe dat ‘de enkele omstandigheid dat een regel zuiver de sport betreft, degene die de door deze regel beheerste activiteit uitoefent of het orgaan dat deze regel heeft uitgevaardigd, nog niet buiten de werkingssfeer van het 53 Verdrag brengt’. Deze uitspraak van het Hof vormt een duidelijke rem op het buiten toepassing verklaren van 54 het Unierecht bij sportgerelateerde situaties. Zeker gezien het feit dat de home grown player rule betrekking heeft op beroepsvoetballers die een activiteit in loon55 dienst verrichten, waardoor de regel waarschijnlijk als een (gedeeltelijk) economische activiteit zal worden gekwalificeerd, is de kans klein dat in dit geval een ‘spor56 tieve exceptie’ zal worden aangenomen. Naast dat het Unierecht buiten toepassing kan worden verklaard, is het echter ook nog mogelijk dat er een exceptie binnen het Unierecht geldt. Indien er een objectieve rechtvaardigingsgrond bestaat voor het discriminerende karakter van de home grown player rule, dan is deze regel alsnog toegestaan. In dit kader zal de UEFA moeten aantonen dat de regel legitieme doelstellingen nastreeft, en dat er geen minder ingrijpende middelen 57 mogelijk zijn om de doelstellingen te bereiken. De UEFA heeft hiertoe een aantal argumenten aangevoerd. Allereerst stelt de UEFA dat de regel noodzakelijk is om de jeugdopleiding van clubs te promoten, waardoor een beter evenwicht tussen clubs gewaarborgd kan worden. Daarnaast is de UEFA van oordeel dat de regel de regionale en lokale identiteit van clubs bevordert, en voorts dat de regel dient ter verzekering van voldoende talent 58 voor de nationale teams. Wat het laatste argument betreft – het veilig stellen van voldoende talent voor de nationale ploegen – moet de dienstbaarheid van de home grown player rule op dit gebied in twijfel worden getrokken. Reeds in het Bosman-arrest heeft het Hof een dergelijk argument af- 44. In een dergelijk geval mag de speler een keuze maken tussen de twee landen, zij het dat die keuze komt te vervallen zodra de speler een officiële wedstrijd voor het nationale team (exclusief de jeugdelftallen) van een van de twee landen heeft gespeeld. 45. The Institute for European Affairs (INEA), Expert Opinion on the Compatibility of the ‘6 + 5 Rule’ with European Community Law, 24 oktober 2008. 46. De rechtvaardigingsgronden die de FIFA heeft aangevoerd, komen overeen met de gronden die de UEFA heeft aangevoerd ter rechtvaardiging van de home grown player rule, waarover later meer. 47. Het INEA voert in zijn rapport nog meer argumenten aan ter rechtvaardiging van de ‘6 + 5’-regel. Hiervoor verwijs ik echter naar het rapport zelf. 48. Resolutie van het Europees Parlement van 8 mei 2008 over het Witboek sport (2007/2261(INI)). 49. Van den Hout, ArbeidsRecht 2009, afl. 3, p. 17. 50. B. Lanting, ‘Europese commissie tegen 6 plus 5 regel FIFA’, de Volkskrant 29 mei 2008. 51. In andere landen heeft men uiteraard niets te maken met het Unierecht, en kan de regel gewoon worden ingevoerd, wat in 2014 bijvoorbeeld in Kenia is gebeurd. 52. HvJ EG 18 juli 2006, C-519/03, Jur. 2006, p. I-6991 (Meca-Medina/Commissie), r.o. 22. 53. Ibid., r.o. 27. 54. Vermeersch 2009, p. 317. 55. HvJ EG 18 juli 2006, C-519/03, Jur. 2006, p. I-6991 (Meca-Medina/Commissie), r.o. 23. 56. L. Freeburn, ‘European Football’s Home-Grown Players Rule and Nationality Discrimination Under the European Community Treaty’, Marquette Sports Law Review 2009, Vol. 20, p. 198-202. 57. Freeburn, Marquette Sports Law Review 2009, Vol. 20, p. 209-210. 58. Vermeersch 2009, p. 412-415. 40 Tijdschrift voor Sport & Recht 2014-2 De jeugd heeft de toekomst? gewezen, aangezien het vrij verkeer van spelers ervoor 59 zorgt dat spelers overal in Europa kunnen spelen. In tegenstelling tot wat de UEFA aanvoert, kan worden gesteld dat deze toegenomen mobiliteit er juist voor heeft gezorgd dat spelers zich kunnen ontwikkelen in de 60 sterkste competities van Europa. Niet voor niets speelden de meeste spelers van het Franse team dat in 1998 en 2000 respectievelijk wereldkampioen en Europees kampioen werd in het buitenland. Wat betreft de regionale en lokale identiteit van clubs, heeft de UEFA aangevoerd dat ruim 80% van de supporters maatregelen steunt die de band tussen een club en 61 de regio versterken. Of de home grown player rule daadwerkelijk bijdraagt aan het versterken van deze band, is echter nog maar de vraag. Onderzoek heeft uitgewezen dat supporters zich bij het steunen van een club niet laten leiden door de nationaliteit van de spelers. Veel belangrijker zijn de successen van de club, de individuele kwaliteiten van de spelers, en de persoonlijkheid 62 van de spelers. Daarnaast leidt de home grown player rule niet noodzakelijkerwijs tot het opstellen van meer spelers uit eigen land. Clubs zijn immers alleen verplicht om een vaststaand aantal ‘eigen’ spelers op te nemen in de A-kern, niet om deze daadwerkelijk op te stellen. Ook vanuit economisch perspectief kan niet worden gezegd dat het opstellen van meer buitenlandse spelers heeft geleid tot een minder sterke band tussen club en regio. Sinds het Bosman-arrest zijn de bezoekersaantallen explosief toegenomen, evenals andere inkomsten zoals tv63 rechten en merchandise. Waar twee van de argumenten die de UEFA aanvoert waarschijnlijk op weinig steun van het Hof kunnen rekenen, biedt het argument met betrekking tot de jeugdopleiding van clubs perspectief. In het Bosman-arrest heeft het Hof uitdrukkelijk erkend dat de noodzaak om een competitieve balans tussen clubs te handhaven en de noodzaak om jeugdopleidingen te promoten, legitieme 64 doelstellingen zijn. Ook de Europese Commissie heeft in dit verband gewezen op het belang van jeugdopleidingen. Zo stelt de Commissie in haar Witboek sport dat ‘investeren in en werk maken van de opleiding van jonge getalenteerde sporters in goede omstandigheden (…) cruciaal is voor de duurzame ontwikkeling van sport op 65 alle niveaus’. Tot slot heeft ook het Europees Parlement het belang van de jeugdopleidingen erkend. In het Mavrommatis Rapport verzoekt het Parlement de Commissie om te erkennen dat maatregelen ter bevordering 66 van spelers uit de eigen kweek rechtmatig zijn. De groeiende belangstelling binnen de Europese Unie voor het bevorderen van jeugdopleidingen, lijkt de deur voor de home grown player rule op een kier te zetten. Desalniettemin zal de UEFA het Hof moeten overtuigen van de proportionaliteit en noodzakelijkheid van de home grown player rule. De maatregel dient geschikt en 67 noodzakelijk zijn om het nagestreefde doel te bereiken. Evenals in het Bosman-arrest zal het hierbij van belang zijn in hoeverre aannemelijk kan worden gemaakt dat de regel daadwerkelijk bijdraagt aan de doelstellingen 68 die worden nagestreefd. In dat verband kan worden aangevoerd dat de regel clubs er alleen indirect toe aanzet om te investeren in de jeugdopleiding. Hoewel clubs er belang bij hebben dat zij goede spelers in hun A-kern hebben, verbiedt de home grown player rule niet om spelers aan te nemen enkel omdat zij aan de oplei69 dingseisen voldoen. Zodoende bestaat er een risico dat topclubs steeds jongere spelers gaan aantrekken om aan de eisen van de home grown player rule te kunnen voldoen. Dit risico brengt een gevaar op kinderhandel met zich mee, zoals ook het Europees Parlement heeft aange70 geven. Daarnaast zijn het de rijke clubs die de meeste mogelijkheden hebben om in de jeugdopleiding te investeren. Dit kan ertoe leiden dat de rijkste clubs op zoek gaan naar de beste spelers die in het eigen land worden opgeleid, wat de competitieve balans tussen clubs niet ten goede komt. Belangrijk bij het bepalen van de geschiktheid van de home grown player rule, is een recent verschenen rapport van de Europese Commissie, waarin de gevolgen van de 71 home grown player rule tot dusver worden geëvalueerd. Volgens dit rapport heeft de regel tot dusver een zeer beperkte invloed gehad op de jeugdopleidingen van clubs en op de competitieve balans tussen clubs. Hoewel de laatste jaren het aantal spelers uit ‘eigen land’ en uit de eigen jeugdopleiding bij veel clubs is toegenomen, luidt de conclusie dat er geen direct verband tussen de introductie van de home grown player rule en dit toegenomen aantal kan worden aangetoond. Ook lijkt het aantal titel- 59. HvJ EG 15 december 1995, C-415/93, Jur. 1995, p. I-4921 (Union Royale Belge des Sociétés de Football Association/Bosman), r.o. 134. 60. S. Mietinnen & R. Parrish, ‘Nationality discrimination in community law: an assessment of UEFA regulations governing player eligibility for European club competitions (the home-grown player rule)’, The Entertainment and Sports Law Journal 2007, Vol. 5, nr. 2, onderdeel 25. 61. Persbericht UEFA, Fan support for homegrown plan, 19 april 2005, www.uefa.com/news/newsid=296293.html. 62. R. Conzelmann, ‘Models for the promotion of Home Grown Players for the Protection of National Representative Teams’, The International Sports Law Journal 2008, afl. 3/4, p. 27. 63. Sinds de oprichting van de Premier League in 1992 zijn de bezoekersaantallen met 60% toegenomen, zie Mietinnen & Parrish, The Entertainment and Sports Law Journal 2007, Vol. 5, nr. 2, onderdeel 21. 64. HvJ EG 15 december 1995, C-415/93, Jur. 1995, p. I-4921 (Union Royale Belge des Sociétés de Football Association/Bosman), r.o. 105-106. 65. Witboek sport, 11 juli 2007, COM(2007)391 def., p. 6. 66. Vgl. Van den Hout, ArbeidsRecht 2009, afl. 3, p. 17. 67. Het is vaste rechtspraak dat een inbreuk op het Unierecht enkel is toegestaan als aan deze wegingsfactoren is voldaan. 68. In de Bosman-zaak waren de overwegingen van A-G Lenz van groot belang. Lenz overwoog dat het niet aannemelijk was dat de ‘3 + 2’-regel de kansen van binnenlandse spelers ernstig zou beperken. 69. Vermeersch 2009, p. 413. 70. Idem. 71. University of Liverpool and Edge Hill University, Study on the assessment of ‘UEFA’s Home Grown Player Rule’, 30 april 2013. Tijdschrift voor Sport & Recht 2014-2 41 De jeugd heeft de toekomst? kandidaten per competitie sinds de introductie van de home grown player rule eerder te zijn afgenomen dan te zijn toegenomen. In de belangrijkste Europese competities zijn het de laatste jaren steeds twee of drie ploegen die de dienst uitmaken. Gezien de beperkte invloed die de home grown player rule tot dusver heeft gehad, wordt de proportionaliteit van de regel, zeker wat de toekomst betreft, in twijfel getrokken. Aanbevolen wordt dan ook om op zoek te gaan naar alternatieve maatregelen, die 72 geen discriminerend effect hebben. Zo kan de UEFA bij het verlenen van een licentie bijvoorbeeld eisen dat clubs ieder jaar een bepaald bedrag in de eigen jeugdopleiding 73 investeren. Daarnaast kan simpelweg ook van clubs worden geëist dat zij een aantal jonge spelers in hun A-kern opnemen, een ogenschijnlijk minder restrictief alternatief dat ook als doel heeft om de jeugdopleidingen 74 te beschermen. Bekijkt men de basisopstellingen van diverse Europese topploegen, dan lijkt de conclusie van het zojuist genoemde rapport gerechtvaardigd. Zoals uit de inleiding blijkt, verschijnen er nog geregeld vrijwel geheel ‘buitenlandse’ ploegen aan de aftrap. Typerend is de kwartfinalewedstrijd van de Champions League tussen het Franse Paris Saint Germain en het Engelse Chelsea FC op 2 april van dit jaar. Bij deze wedstrijd verschenen slechts vier spelers uit het eigen land aan de aftrap, twee aan elke kant. Dat het verplicht stellen van een aantal home-grownspelers in de A-kern niet hoeft te betekenen dat deze spelers ook daadwerkelijk veel speelminuten zullen maken, blijkt uit de selectie van het Engelse Manchester City. Manchester City voldoet met haar selectie aan de eisen van de UEFA, en aan de daarmee vergelijkbare eisen van de Engelse Football Association (FA), maar desalniettemin stond er slechts één home-grown-speler in de basisopstelling bij de kampioenswedstrijd tegen West Ham United. Liefst vijf van de negen home-grown-spelers zoals die door Manchester City aan het begin van het seizoen zijn opgegeven, moesten het afgelopen seizoen grotendeels vanaf de bank of de tribune toekijken: geen van deze vijf spelers speelde dit seizoen meer dan 200 minuten in de Engelse Premier League. gaan. Het initiatief inzake de home grown player rule dat door de UEFA naar voren is gebracht, kenmerkt zich door de nadruk die wordt gelegd op de opleiding van de spelers, en niet op de nationaliteit. Hiermee verschilt de home grown player rule van de nationaliteitsclausules uit de jaren negentig van de vorige eeuw, denk aan de ‘3 + 2’-regel, en ook van het huidige initiatief van de FIFA, de ‘6 + 5’-regel. Bovendien kan het initiatief van de UEFA, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het initiatief van de FIFA, op politieke steun rekenen, onder andere van de Europese Commissie en het Europees Parlement. Ondanks dat nationaliteit niet het leidende criterium is, is de home grown player rule een indirect discriminerende regel. Of er een objectieve rechtvaardiging voor het discriminerende karakter bestaat, hangt af van de proportionaliteit en noodzakelijkheid van de regel. Of de home grown player rule aan de eis van evenredigheid voldoet, zal uiteindelijk afhangen van de striktheid die het Hof hanteert bij de toetsing. Belangrijk in dat verband zijn de recente onderzoeksresultaten uit het rapport van de Europese Commissie, die laten zien dat de invloed van de regel tot dusver te verwaarlozen is, en dat de proportionaliteit in twijfel wordt getrokken. Waar de home grown player rule enkele jaren geleden nog levensvatbaar leek te zijn, rijst nu de vraag of de UEFA er niet verstandig aan doet om op zoek te gaan naar een alternatief. 4. Slotsom Sinds het Bosman-arrest is een duidelijke trend zichtbaar waarin clubs steeds meer buitenlandse spelers opstellen. Vandaag de dag heeft deze trend zich zover doorgezet, dat er geheel ‘buitenlandse’ ploegen aan de aftrap verschijnen. Internationale en nationale voetbalbonden zijn bezorgd over de gevolgen die dit met zich mee zou kunnen brengen. De traditionele band tussen een club en haar land kan verloren gaan, en jonge getalenteerde voetballers uit de eigen jeugdopleiding kunnen hun motivatie verliezen omdat ze geen kans in het eerste elftal krijgen. De bonden zijn daarom op zoek gegaan naar maatregelen die deze ontwikkeling tegen kunnen 72. Ibid., p. 6-8. 73. Mietinnen & Parrish, The Entertainment and Sports Law Journal 2007, Vol. 5, nr. 2, onderdeel 27-31. 74. S. Van den Bogaert, ‘Discriminatie op grond van nationaliteit in sport: de saga duurt voort’ (schriftelijke weergave van de lezing van 17 november 2011 voor de Nederlandse Vereniging voor Sport en Recht), p. 18. 42 Tijdschrift voor Sport & Recht 2014-2