EUROPESE COMMISSIE Brussel, 14.9.2016 COM(2016) 607 final Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Besluit (EU) 2015/435 betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit de marge voor onvoorziene uitgaven NL NL TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Het Europees Parlement en de Raad hebben op 17 december 2014 besloten om de marge voor onvoorziene uitgaven in 2014 beschikbaar te stellen naar aanleiding van onvoorziene omstandigheden die zich hebben voorgedaan nadat het betalingsmaximum van het meerjarig financieel kader (MFK) voor 2014 voor het eerst was vastgesteld in februari 2013, ter aanvulling van de betalingskredieten in de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2014 die het betalingsmaximum overschrijden. Bij dit besluit werd het in 2014 beschikbaar gestelde bedrag verrekend met de marges onder de betalingsmaxima voor de jaren 2018 tot en met 2020. In de ontwerpbegroting voor 2017 is een grote marge beschikbaar onder het betalingsmaximum voor 2017, terwijl uit de tussentijdse betalingsprognose tot 2020, die door de Commissie is gepresenteerd in het kader van de tussentijdse evaluatie van het MFK1, blijkt dat de druk op de betalingsmaxima voor de jaren 2018-2020 naar verwachting zal toenemen. Bijgevolg stelt de Commissie voor om het bovengenoemde besluit te wijzigen door het in 2014 beschikbaar gestelde bedrag te verrekenen met de beschikbare marges onder het betalingsmaximum in 2017. Toen zij van de marge voor onvoorziene uitgaven in 2014 beschikbaar stelden, namen de instellingen een bedrag van 350 miljoen EUR op in het besluit over de beschikbaarstelling, maar zonder dat dit bedrag werd verrekend, in afwachting van een akkoord over de behandeling van betalingen van speciale instrumenten, en verzochten zij de Commissie tijdig een voorstel in te dienen. De tussentijdse betalingsprognose toont aan dat de toereikendheid van de betalingsmaxima afhankelijk is van een overeenkomst waarbij wordt bevestigd dat de betalingskredieten voor speciale instrumenten die de betalingsmaxima overschrijden, op dezelfde wijze in de begroting worden opgenomen als de verbintenissen waaruit zij voortvloeien. Derhalve wordt voorgesteld dit bedrag niet te verrekenen. 1 NL COM(2016)603 van 14.9.2016. 2 NL Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Besluit (EU) 2015/435 betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit de marge voor onvoorziene uitgaven HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer2, en met name de tweede alinea van punt 14, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Overwegende hetgeen volgt: (1) Artikel 13 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/20133 van de Raad voorziet in een marge voor onvoorziene uitgaven van ten hoogste 0,03 % van het bruto nationaal inkomen van de Unie. (2) Overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 heeft de Commissie het absolute bedrag van de marge voor onvoorziene uitgaven voor 2014 berekend4. (3) Bij Besluit (EU) 2015/4355 hebben het Europees Parlement en de Raad de marge voor onvoorziene uitgaven in 2014 beschikbaar gesteld om uitgaven te kunnen financieren die het maximumbedrag van EUR 3 168 233 715 overschrijden. Er is een bedrag van 350 miljoen euro aan betalingskredieten opgenomen in de beschikbaarstelling van de marge voor onvoorziene uitgaven, in afwachting van een akkoord over de behandeling van betalingen voor andere speciale instrumenten. Er werd besloten om een bedrag van 2 818 233 715 euro te verrekenen over de periode 2018-2020 en de Commissie te verzoeken tijdig een voorstel in te dienen betreffende het resterende bedrag van 350 miljoen euro. (4) Betalingskredieten in verband met het gebruik van speciale instrumenten worden in de begroting opgenomen boven de betalingsmaxima van het meerjarig financieel kader. Ten gevolge is de beschikbaarstelling van middelen uit de marge voor onvoorziene uitgaven in 2014 alleen nodig voor een totaal bedrag van 2 818 233 715 EUR aan betalingskredieten, zonder dat het extra bedrag van 350 miljoen euro moet worden opgenomen en verrekend. 2 PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1. Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884). Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2013 betreffende de technische aanpassing van het financieel kader voor 2014 in overeenstemming met de ontwikkeling van het bin (COM(2013) 928). Besluit (EU) 2015/435 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2014 over de gebruikmaking van de marge voor onvoorziene uitgaven (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 4). 3 4 5 NL 3 NL (5) Volgens de betalingsprognoses op middellange termijn die in het kader van de tussentijdse evaluatie zijn gepresenteerd, valt te verwachten dat de jaarlijkse betalingsmaxima in de jaren 2018-2020 onder druk zullen komen te staan. (6) De ontwerpbegroting voor het jaar 2017 bevat een marge onder het betalingsmaximum van 9,6 miljard euro, waardoor het volledige bedrag dat in 2014 beschikbaar is gesteld, kan worden verrekend. (7) Besluit (EU) 2015/435 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD: Artikel 1 Besluit (EU) 2015/435 wordt als volgt gewijzigd: (1) Artikel 1 wordt vervangen door: "Artikel 1 Ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2014 wordt de marge voor onvoorziene uitgaven beschikbaar gesteld ten bedrage van 2 818 233 715 euro aan betalingskredieten boven het maximum van de betalingskredieten van het meerjarig financieel kader."; (2) Artikel 2 wordt vervangen door: "Artikel 2 De som van 2 818 233 715 euro wordt verrekend met de marge onder het maximum voor de betalingskredieten voor het jaar 2017.". Artikel 2 Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement De voorzitter NL Voor de Raad De voorzitter 4 NL