Tabel 12 - Maximaal toegestane waarden voor blootstelling van de

advertisement
1. ------IND- 2014 0644 CZ- NL- ------ 20150114 --- --- PROJET
Ontwerp
REGERINGSBESLUIT
van ....... 2014
inzake de bescherming van de gezondheid tegen niet-ioniserende straling
De regeringsbesluiten, krachtens § 108, lid 3, van wet nr. 258/2000 inzake de bescherming van de volksgezondheid en tot wijziging van
bepaalde aanverwante wetten, ter uitvoering van § 35, lid 2, en § 36 van deze wet, krachtens § 21, onder a), van wet nr. 309/2006 tot vaststelling
van verdere eisen voor de gezondheid en veiligheid van werknemers op het werk en ter verzekering van de bescherming van de gezondheid en
veiligheid tijdens activiteiten of diensten buiten de arbeidsverhouding (de wet ter verzekering van andere voorwaarden voor gezondheid en
veiligheid op het werk), ter uitvoering van § 6, lid 2, en § 7 van deze wet, zoals gewijzigd, en ter uitvoering van wet nr. 262/2006, de arbeidswet,
zoals gewijzigd
VOORWERP VAN DE WETGEVING
§1
Dit besluit omvat de relevante wetgeving van de Europese Unie 1 en bepaalt
a) de maximaal toegestane waarden van niet-ioniserende straling (hierna „maximaal toegestane waarden”) in het frequentiebereik tussen 0 Hz
en 1,7.1015 Hz voor werknemers en voor natuurlijke personen die zich in dezelfde arbeidsomgeving bevinden (hierna „andere personen”),
hoe deze moeten worden vastgesteld, de evaluatie van de blootstelling, de minimale informatie aangaande de bescherming van de
gezondheid, alsook de minimale maatregelen om de gezondheid van de werknemers te beschermen;
b) specificaties voor technische documentatie van lasers, die de werking ervan waarborgen;
1)
Richtlijn 2006/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot
de blootstelling van werknemers aan risico's van fysische agentia (kunstmatige optische straling) (19e bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van
Richtlijn 89/391/EEG); Richtlijn 2013/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en
veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (elektromagnetische velden) (twintigste bijzondere richtlijn in de zin van
artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) en tot intrekking van Richtlijn 2004/40/EG.
-2-
c) en de manier waarop plaatsen waar de blootstelling van werknemers of andere personen hoger is dan de maximaal toegestane waarden in het
frequentiebereik tussen 0 Hz en 1,71015 Hz met een waarschuwing moeten worden aangeduid.
§2
(1) Dit ontwerpregeringsbesluit geldt niet voor patiënten die worden blootgesteld aan niet-ioniserende straling in het frequentiebereik tussen
0 Hz en 1,71015 Hz in het kader van gezondheidszorg.
(2) Dit besluit geldt niet voor consumenten die bewust en vrijwillig zijn blootgesteld aan niet-ioniserende straling die hoger is dan de
maximaal toegestane waarden in het frequentiebereik tussen 0 Hz en 1,71015 Hz tijdens het gebruik van apparatuur voor specifieke
lichaamsverzorging.
(3) Dit besluit geldt niet voor risico's in verband met langdurige thermische belasting op een organisme met betrekking tot de blootstelling
aan incoherente infraroodstraling in het frequentiebereik tussen 31011 Hz en 1014 Hz, noch voor het risico in verband met de aanraking van
stroomdraden met een spanning die hoger is dan de veilige contactspanning.
§3
Ten behoeve van dit regeringsbesluit zijn de volgende definities van toepassing:
a) niet-ioniserende straling - statische elektrische en magnetische en tijdsafhankelijke elektrische, magnetische en elektromagnetische velden en
straling van kunstmatige bronnen met een frequentie tussen 0 Hz en 1,71015 Hz;
b) optische straling - straling van kunstmatige bronnen in het frequentiebereik tussen 31011 Hz en 1,71015 Hz wat overeenstemt met
golflengten van 180 nm tot 1 mm;
c) coherente straling - optische straling die wordt opgewekt via gestimuleerde emissie met een duidelijk omschreven fase en frequentie; de door
een laser afgegeven straling is coherent; incoherente straling is optische straling die wordt opgewekt via spontane stralingsemissie;
d) laser - elk apparaat dat kan worden aangepast om elektromagnetische straling in het golflengtegebied van optische straling te produceren of
te versterken via een proces van gecontroleerde gestimuleerde emissie;
e) maximaal toegestane waarden van niet-ioniserende straling - grenswaarden die direct zijn gebaseerd op bewezen gezondheidseffecten en
biologische overwegingen; inachtneming van deze waarden waarborgt dat de werknemer of andere persoon die aan de niet-ioniserende
straling wordt blootgesteld, is beschermd tegen alle bekende biofysische en indirecte effecten van een elektromagnetisch veld;
f) referentiewaarden - groottewaarden van direct gemeten parameters van niet-ioniserende straling in het frequentiebereik tussen 0 Hz en
31011 Hz, namelijk de elektrische veldsterkte, magnetische inductie, bestralingssterkte en contactstroom, die worden gebruikt om
gemakkelijker aan te tonen dat de maximaal toegestane waarden niet zijn overschreden.
-3-
§4
De blootstelling van werknemers en andere personen aan niet-ioniserende straling vaststellen
(1) De blootstelling aan niet-ioniserende straling wordt bepaald via berekening of meting van de gewijzigde elektrische sterkte van een veld
dat door inductie wordt opgewekt in het lichaam van de blootgestelde persoon, de gemeten geabsorbeerde output in het lichaam van de
blootgestelde persoon, de bestralingssterkte en de spectrale radiantie, de elektrische veldsterkte, magnetische inductie, de stralingsfluxdichtheid,
of contactstroom.
(2) Inachtneming van deze waarden waarborgt dat de maximaal toegestane waarden van niet-ioniserende straling niet zijn overschreden. Als
de vergelijking van berekende of gemeten waarden van de relevante hoeveelheden aangeeft dat de referentiewaarden worden overschreden, moet
via berekening of meting worden aangetoond dat de maximaal toegestane waarden niet zullen worden overschreden.
(3) Bij vergelijking van de blootstelling van een werknemer of andere persoon met de maximaal toegestane waarden of met de
referentiewaarden, moet de onzekerheid die is toe te schrijven aan meetfouten, de benaderingen van het theoretische model, of meetfouten van
het gebruikte instrument en de meetomstandigheden als volgt worden verrekend:
a) als de gemiddelde relatieve fout van de berekening of meting van de betrokken hoeveelheid minder is dan 1 dB of 12,5 % voor veldsterkten,
en 25 % voor vermogenshoeveelheden, wordt de maximaal toegestane waarde of referentiewaarde geacht niet te zijn overschreden als de
berekende of gemeten waarde kleiner is dan of gelijk is aan de maximaal toegestane waarde of referentiewaarde;
b) als de gemiddelde relatieve fout van de vast te stellen hoeveelheid groter is dan 1 dB, wordt de maximaal toegestane waarde of
referentiewaarde geacht niet te zijn overschreden als de berekende of gemeten waarde van de betrokken hoeveelheid kleiner is dan de
maximaal toegestane waarde of referentiewaarde verminderd met het aantal decibel van de gemiddelde relatieve waarde die hoger is dan
1 dB.
(4) De maximaal toegestane waarden en referentiewaarden worden vastgesteld in bijlagen 1, 2 en 3 bij dit besluit.
-4§5
De blootstelling van werknemers en andere personen aan niet-ioniserende straling beoordelen
(1) Bij de beoordeling van de blootstelling van een werknemer of een andere persoon aan niet-ioniserende straling in het frequentiebereik
tussen 0 Hz en 1,71015 Hz wordt, naast de maximaal toegestane waarden van niet-ioniserende straling en de referentiewaarden, voornamelijk
rekening gehouden met het volgende:
a)
b)
c)
d)
directe biofysische effecten;
stralingsintensiteit, frequentiespectrum, duur en type van de blootstelling;
blootstelling aan velden en straling met verschillende frequenties en blootstelling aan verschillende bronnen van niet-ioniserende straling;
de informatie die is verstrekt door de fabrikant van de apparatuur die de niet-ioniserende straling produceert, met inbegrip van de
classificatie van lasers;
e) indirecte biofysische effecten zoals:
1. interferentie met elektronische apparatuur en hulpmiddelen, waaronder pacemakers en andere elektronische medische apparatuur;
2. risico's in verband met de uitstoting van ferromagnetische voorwerpen door een statisch magnetisch veld met magnetische inductie
groter dan 3 mT;
3. gevaar van ontbranding van elektronisch gestuurde ontstekers;
4. brand en ontploffingen als gevolg van de ontbranding van brandbare stoffen door optische apparatuur, vonken veroorzaakt door
contactstromen, of vonkoverslag;
5. risico's in verband met de wisselwerking tussen optische apparatuur en chemische stoffen met fotosensibiliserende effecten; of
6. risico's in verband met tijdelijke verblinding veroorzaakt door optische apparatuur.
(2) Bij de beoordeling van de blootstelling van een werknemer aan niet-ioniserende straling moet ook rekening worden gehouden met het
volgende:
a) alle effecten op de gezondheid en veiligheid van werknemers met een verhoogd risico, in het bijzonder werknemers die een geïmplanteerd
elektronisch medisch hulpmiddel dragen en zwangere werkneemsters;
b) informatie verkregen door een verlener van gezondheidsdiensten op het werk in het kader van regelmatig toezicht op het werk gericht op de
vaststelling en beoordeling van risicofactoren.
-5§6
Minimale maatregelen inzake de bescherming van de gezondheid van werknemers die werken met niet-ioniserende straling
(1) Als de beoordeling van de blootstelling uitwijst dat een werknemer wordt blootgesteld aan niet-ioniserende straling die sterker is dan de
maximaal toegestane waarden, of dat een werknemer daar mogelijk aan kan worden blootgesteld, moeten de volgende maatregelen worden
getroffen om de gezondheid van die werknemer te beschermen:
a) een werkmethode vaststellen die het risico van blootstelling aan elektromagnetische velden vermindert;
b) ervoor zorgen dat de werkplek dusdanig is georganiseerd dat de blootstelling van de werknemer aan elektromagnetische velden wordt
beperkt.
(2) Lasers van klasse 3B en klasse 4 zijn voorzien van werkingsindicatoren, met name licht of geluid. Lichtsignalen zijn dusdanig ontworpen
dat zij in werking treden zodra de aansluiting op het net is gebeurd. De kleur van het lichtsignaal moet dusdanig worden gekozen dat het licht
zelfs doorheen een veiligheidsbril zichtbaar is.
(3) Lasers van klasse 3B en klasse 4 zijn beschermd tegen inschakeling door onbevoegden. Plaatsen waar die lasers worden gebruikt, zijn
uitgerust met veiligheidsborden die waarschuwen voor laserstraling en die de toegang voor onbevoegden verbieden. Zo mogelijk worden,
afhankelijk van de wijze waarop de laser wordt gebruikt, alle artikelen die ongecontroleerde stralen kunnen reflecteren, verwijderd uit het traject
van de straal en eindigt de straal op een mat doel met lage reflectiecoëfficiënt. Als het onmogelijk is om de stralen zo te regelen dat zij niet op
vensterglas terechtkomen, worden de vensters afgedekt met een stof die de gebruikte golflengte niet doorlaat. Voor pulslasers wordt ervoor
gezorgd dat de geaccumuleerde energie wordt vrijgegeven in een lading wanneer de elektrische energiebron is uitgeschakeld.
§7
Minimale informatie die aan een werknemer wordt verstrekt ter bescherming van de gezondheid op het werk
Voordat de werknemer werkzaamheden aanvat die blootstelling aan niet-ioniserende straling in het frequentiebereik tussen 0 Hz en 1,71015 Hz
met zich meebrengen, moet de werkgever de werknemer informatie verstrekken over:
a) de maximaal toegestane waarden van niet-ioniserende straling, hoe deze kunnen worden vastgesteld, alsook mogelijke risico's als ze worden
overschreden;
b) de directe en indirecte gevolgen voor de gezondheid;
c) de wijze waarop schadelijke effecten kunnen worden herkend en gemeld;
-6-
d) de gebruikte werkmethoden;
e) de maatregelen die zijn genomen om de gezondheid op het werk te beschermen; en
f) het correcte gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.
§8
Inhoud van technische documentatie over informatie die nodig is ter bescherming van de gezondheid tijdens het gebruik van lasers
Elke laser moet over bijbehorende technische documentatie beschikken die de volgende informatie bevat:
a) de golflengte van de laserstraling en het type actieve laseromgeving; voor lasers die verschillende golflengten uitstralen, moeten alle
uitgestraalde golflengten worden vermeld;
b) de manier waarop de laserstraling wordt voortgebracht: continu, in de vorm van pulsen of pulsen met hoge herhalingsfrequentie;
c) de diameter van de laserstraal bij de laseruitgang; voor een convergerende straal ook de kleinste diameter;
d) voor lasers die straling voortbrengen
1. in continumodus, de maximale stralingssterkte;
2. in pulsmodus, de stralingsenergie in één puls, de langste en kortste pulsduur, de grootste en kleinste pulsherhalingsfrequentie;
3. in pulsmodus met hoge herhalingsfrequentie, informatie zoals in punt 2 plus de maximale gemiddelde stralingssterkte afkomstig van de
apparatuur;
e) classificering van de laser volgens een Tsjechische technische norm betreffende de veiligheid van laserapparatuur 2;
f) een gebruiksaanwijzing, een onderhoudshandleiding, zo nodig, belangrijke waarschuwingen, bijvoorbeeld tegen de verwijdering van de kap
voor lasers met kap, of tegen gevaren die voortvloeien uit het waarnemen van stralen met optische instrumenten;
g) het serienummer en fabricagejaar van de laser, de bedrijfsnaam van de fabrikant of naam en adres in het geval van een onderneming, of de
naam of namen, achternaam of bedrijfsnaam en het bedrijfsadres in het geval van een natuurlijk persoon;
h) informatie over andere factoren dan straling die zich voordoen tijdens de werking van de laser en die een negatief effect zouden kunnen
hebben op de arbeidsomstandigheden of de gezondheid; en
i) in het geval van lasers van klasse 4, een assemblage- en installatiehandleiding, met inbegrip van structurele en ruimtelijke voorschriften.
§9
2)
§ 4a van wet nr. 22/1997 betreffende technische vereisten voor producten en wijzigingen en aanpassingen aan bepaalde wetten, zoals gewijzigd. ČSN EN 60825-1:2007.
-7-
Veiligheidstekens
(1) Lasers van klasse 2 en hoger moeten zijn voorzien van een veiligheidsetiket en een waarschuwingstekst volgens de betrokken
laserklasse 2.
(2) Plaatsen waar de maximaal toegestane waarden zouden kunnen worden overschreden in het frequentiebereik tussen 0 Hz en 1,71015 Hz
moeten zijn uitgerust met veiligheidstekens krachtens verschillende wetten3, en borden die de toegang voor onbevoegden verbieden.
(3) Plaatsen waar referentiewaarden van niet-ioniserende straling in het frequentiebereik tussen 0 Hz en 300 Hz worden overschreden,
moeten beschikken over veiligheidstekens die personen met een pacemaker waarschuwen voor mogelijke risico's.
§ 10
Annuleringsbepalingen
De volgende besluiten worden geannuleerd:
1. regeringsbesluit nr. 1/2008 inzake de bescherming van de gezondheid tegen niet-ioniserende straling;
2. regeringsbesluit nr. 106/2010 tot wijziging van regeringsbesluit nr. 1/2008 inzake de bescherming van de gezondheid tegen niet-ioniserende
straling.
§ 11
Datum van inwerkingtreding
Dit regeringsbesluit wordt van kracht op …….
3)
Regeringsbesluit nr. 11/2002 tot vaststelling van het gebruik en de plaatsing van veiligheidstekens en de toepassing van tekens, zoals gewijzigd bij regeringsbesluit
nr. 405/2004.
-8-
Bijlage 1 bij regeringsbesluit nr. XXXXX
Maximaal toegestane waarden en referentiewaarden in het frequentiebereik tussen 0 Hz en 300 Hz
1. De maximaal toegestane waarde voor effecten als gevolg van de elektrische stimulering van weefsel in het frequentiebereik tussen 0 Hz en
10 MHz wordt gegeven door de gewijzigde elektrische veldsterkte Emod (t) geïnduceerd in weefsel, d.i. de elektrische veldsterkte geïnduceerd in
weefsel gewijzigd door een lineaire filter met frequentiekenmerk G ( f ). Om niet hoger te zijn dan de maximaal toegestane waarde, mag de
gewijzigde elektrische veldsterkte Emod (t) niet groter zijn dan de waarde van 1 Vm-1 op een willekeurig ogenblik voor werknemers, en 0,2 Vm-1
voor andere personen.
Om de in weefsel geïnduceerde elektrische veldsterkte te berekenen, wordt overgegaan tot ruimtelijke middeling over een kubusvormig gebied
met de afmetingen 2 x 2 x 2 mm3.
Een filter die de gewijzigde sterkte van het gewijzigde elektrische veld Emod bepaalt, wordt als volgt bepaald:
(a) Voor blootstelling van het gehele lichaam, behalve het hoofd, heeft het frequentiekenmerk van de filter de vorm
1
1
G f  

2  0,8 1  j f
f0
f0  3000 Hz
waarbij f staat voor frequentie in hertz en j  1 de imaginaire grootheid is. Het frequentiekenmerk van de filter wordt bepaald op basis van de
grenswaarde voor stimulering van het perifere zenuwstelsel.
(b) Voor blootstelling van het hoofd heeft het frequentiekenmerk van de filter de vorm

f 
1  j 
f1 
1

G f  

2  0, 05 
f 
f 
1  j 1  j 
f0  
f2 

f 0  25 Hz ; f1  400 Hz ; f 2  3000 Hz
-9waarbij f staat voor frequentie in hertz en j  1 de imaginaire grootheid is. Het frequentiekenmerk van de filter wordt bepaald op basis van de
grenswaarde voor stimulering van het centrale zenuwstelsel in het hoofd (fosfenen) en het vestibulair systeem (duizeligheid).
2. De maximaal toegestane waarde voor effecten als gevolg van een elektrisch en magnetisch veld met een frequentie van minder dan 1 Hz wordt
als volgt bepaald:
(a) De maximaal toegestane waarde voor blootstelling aan een elektrisch veld wordt gegeven door de piekwaarde van het elektrische
veld 2 Ч20000 Vm-1 voor werknemers en 2 Ч5000 Vm-1 voor andere personen. Deze maximaal toegestane waarden bieden andere personen
bescherming tegen risico's in verband met vonkontladingen, maar bieden in het algemeen deze bescherming niet aan werknemers. Voor
werknemers moet het risico van vonkontladingen zoveel mogelijk worden beperkt met behulp van technische maatregelen of via opleiding.
(b) De maximaal toegestane waarde voor blootstelling van hoofd of romp aan een magnetisch veld wordt gegeven door een piekwaarde voor
magnetische inductie van 2 T voor werknemers en 0,4 T voor andere personen. Deze maximaal toegestane waarde biedt bescherming tegen
risico's in verband met beweging in een statisch magnetisch veld. Voor opgeleide werknemers van wie de snelheid en manier van bewegen kan
worden gecontroleerd, mag blootstelling aan een magnetisch veld met een piekwaarde voor magnetische inductie van 8 T worden toegestaan.
(c) De maximaal toegestane waarde voor blootstelling van de ledematen aan een magnetisch veld wordt gegeven door een piekwaarde voor
magnetische inductie van 8 T voor werknemers. Punt (c) wordt niet gebruikt voor andere personen.
In de gevallen (a) tot en met (c) wordt het veld altijd gedefinieerd als het veld waar de blootgestelde persoon zich niet bevindt.
3. De maximaal toegestane waarde voor effecten die het gevolg zijn van een hogere weefseltemperatuur in het frequentiebereik tussen 100 kHz
en 6 GHz wordt als volgt bepaald:
(a) De maximaal toegestane waarde voor blootstelling van het gehele lichaam wordt gegeven door de gemiddelde tijdswaarde van het specifieke
absorptietempo (SAT) van 0,4 Wkg-1 voor werknemers en 0,08 Wkg-1 voor andere personen.
(b) De maximaal toegestane waarde voor lokale blootstelling wordt gegeven door de gemiddelde tijdswaarde van het specifieke absorptietempo
van 10 Wkg-1 voor werknemers en 2 Wkg-1 voor andere personen.
- 10 -
(c) De maximaal toegestane waarde voor lokale blootstelling van handen en voeten wordt gegeven door de gemiddelde tijdswaarde van het
specifieke absorptietempo van 20 Wkg-1 voor werknemers en 4 Wkg-1 voor andere personen.
(d) De maximaal toegestane waarde voor blootstelling van het hoofd aan een puls-elektromagnetisch veld in het frequentiebereik tussen 0,3 GHz
en 6 GHz met pulsen korter dan 30 s wordt gegeven door een specifieke energieabsorptie van 0,01 Jkg-1 voor werknemers en 0,002 Jkg-1 voor
andere personen. Deze maximaal toegestane waarde dient om effecten op het gehoor ten gevolge van het thermale uitzettingsvermogen van
weefsel uit te sluiten.
In de bovenstaande punten (a) tot en met (d) worden gemiddelde tijdswaarden vastgesteld als het gemiddelde van elk interval van zes minuten.
Bij de berekening van plaatselijke blootstelling gebeurt de middeling over een kubusvormig gebied met vrijwel homogene elektrische
eigenschappen met een massa van 10 g.
4. De maximaal toegestane waarde voor effecten als gevolg van een verhoogde weefseltemperatuur in het frequentiebereik tussen 6 GHz en
300 GHz wordt gedefinieerd als de gemiddelde tijdswaarde van een bestralingssterkte van 50 Wm-2 voor werknemers en 10 Wm-2 voor andere
personen. Bij de beoordeling van de blootstelling wordt een algemeen gemiddelde genomen over elke 20 cm2 van het blootgestelde lichaamsdeel,
waarbij de maximale bestralingssterkte wordt herleid tot een gemiddelde over elke 1 cm2 van het blootgestelde oppervlak en niet meer mag
bedragen dan 1 000 Wm-2 voor werknemers en 200 Wm-2 voor andere personen. De gemiddelde tijdswaarden worden berekend per periode van
zes minuten blootstelling voor frequenties tussen 6 GHz en 10 GHz, en per blootstellingsperiode met lengte T = 1,921011 / f1.05, waarbij T in
minuten wordt uitgedrukt en f in hertz, voor frequenties tussen 10 GHz en 300 GHz.
5. Er worden referentiewaarden vastgesteld voor elektrische veldsterkte E, magnetische inductie B, stralingssterkte S en contactstroom Ic om de
evaluatie van de blootstellingssituatie te vergemakkelijken. De referentiewaarden worden bepaald met behulp van de grootheden
die zijn opgenomen in tabellen 1, 2, 3 en 4 van deze bijlage. De referentiewaarden worden niet overschreden als is
EnLimit , BnLimit , SnLimit , I c,Limit
n
voldaan aan de volgende criteria:
(a) Criterium voor elektrische stimulatie van weefsel
3 kHz
10 MHz
10 MHz
1 pro zaměstnance
En
En 3 kHz Bn
Bn








limit
limit
0, 2 pro ostatní osoby
f  0 Hz En
f 3 kHz a
f  0 Hz Bn
f 3 kHz b
grenswaarde
limit
- 11 1 pro zaměstnance
0,2 pro ostatní osoby
1 voor werknemers
0,2 voor andere personen
10 MHz

f  0 Hz
I c,n
I c,limit
n

1 pro zaměstnance
0, 2 pro ostatní osoby
a  170  V  m 1  ; b  10-4  T 
(b) Criterium voor verhoogde weefseltemperatuur
2
2
300 GHz
10 MHz
300 GHz
1 pro zaměstnance
 En 
 Bn 
 En 
 Bn 



 limit 
 limit  




 
 
0, 2 pro ostatní osoby
f 100 kHz  c 
f 10 MHz  En
 f 100 kHz  d  f 10 MHz  Bn 
10 MHz
2
2
300 GHz
1 pro zaměstnance
Sn

limit
0, 2 pro ostatní osoby
f 10 MHz S n

 I c,n
 limit

f 100 kHz  I c, n
100 MHz
2

1 pro zaměstnance
 
0, 2 pro ostatní osoby

c  61107 / f  V  m 1  ; d  2 / f  T 
Om effecten op het gehoor ten gevolge van het thermale uitzettingsvermogen van weefsel uit te sluiten, mag de piekwaarde van de
stralingssterkte in contact met het hoofd van de blootgestelde persoon niet meer bedragen dan duizendmaal de Slimit voor het frequentiebereik
tussen 0,3 GHz en 6 GHz.
Wanneer in de criteria (a) en (b) veldgrootheden ( En , Bn , Sn ) worden vermeld, zijn dit altijd ruimtelijke maxima van de effectieve waarden van
afzonderlijke frequentiecomponenten van het veld in het volume dat door de blootgestelde persoon in beslag wordt genomen, maar wel in
afwezigheid van die persoon. Voor criterium (b) worden de effectieve waarden van de frequentiecomponenten gemiddeld per periode van zes
- 12 minuten voor frequenties tussen 100 kHz en 10 GHz, en per intervalperiode met lengte T = 1,921011 / f1,05, waarbij T in minuten wordt uitgedrukt
en f in hertz, voor frequenties tussen 10 GHz en 300 GHz.
Tabel 1. Frequentiecurve van de grootheid Elimit (effectieve waarde)
f [Hz]
0 – 25
25 – 3 000
3 000 – 3.6106
3,6106 – 107
107 – 4108
4108 – 2109
2109 – 31011
Elimit [Vm-1]
20 000
5105 / f
170
6,1108 / f
61
0,003f 0,5
137
Tabel 2. Frequentiecurve van de grootheid Blimit (effectieve waarde)
f [Hz]
Blimit [T]
0–1
0,025
1 – 25
0,025 / f
25 – 300
10-3
300 – 3 000
0,3 / f
4
10-4
3 000 – 210
2/f
2104 – 107
7
8
10 – 410
210-7
10-11 f 0,5
4108 – 2109
2109 – 31011
4,510-7
Tabel 3. Frequentiecurve van de grootheid Slimit
f [Hz]
Slimit [Wm-2]
10
107 – 4108
8
9
410 – 210
f / 4107
50
2109 – 31011
- 13 -
Tabel 4. Frequentiecurve van de grootheid Iclimit (effectieve waarde)
f [Hz]
Iclimit [A]
10-3
0 – 2,5103
4 10-7f
2,5103 – 105
5
8
10 – 10
0,04
- 14 -
Bijlage 2 bij regeringsbesluit nr. XXXXX
Maximaal toegestane waarden van ultravioletstraling, zichtbare straling en infraroodstraling uit incoherente (niet van een laser
afkomstige) technische bronnen
1. Golflengtegebieden en soorten optische straling
Ultraviolette (uv) straling is optische straling in het golflengtegebied tussen 180 nm en 400 nm:
-
uv C-straling is optische straling in het golflengtegebied tussen 180 nm en 280 nm,
uv B-straling is optische straling in het golflengtegebied tussen 280 nm en 315 nm,
uv A-straling is optische straling in het golflengtegebied tussen 315 nm en 400 nm.
Zichtbare straling is optische straling in het golflengtegebied tussen 400 nm en 780 nm.
Infrarode (ir) straling is optische straling in het golflengtegebied tussen 780 nm en 1 mm:
-
ir A-straling is optische straling in het golflengtegebied tussen 780 nm en 1 400 nm,
ir B-straling is optische straling in het golflengtegebied tussen 1 400 nm en 3 000 nm,
ir C-straling is optische straling in het golflengtegebied tussen 3 000 nm en 1 mm.
2. Definitie van gebruikte grootheden
De radiometrische grootheden die worden gebruikt om de maximaal toegestane waarden vast te stellen zijn:
-
E  , t  - spectrale stralingssterkte - het invallend vermogen aan straling per eenheid van oppervlakte, uitgedrukt in watt per vierkante
meter per nanometer (W m-2 nm-1)
L   , t  - spectrale radiantie - stralingssterkte van de bron, uitgedrukt in watt per vierkante meter per steradiaal per nanometer (W m -2 sr1
nm-1).
- 15 -
De biofysische effecten van incoherente optische straling hangen sterk af van de golflengte van de optische straling. Met deze afhankelijkheid
wordt rekening gehouden via spectrale wegingscoëfficiënten:
-
S    - de spectrale wegingscoëfficiënt waarbij rekening wordt gehouden met de golflengteafhankelijkheid van de ultraviolette straling
op ogen en huid (dimensieloos)
R    - de spectrale wegingscoëfficiënt waarbij rekening wordt gehouden met de golflengteafhankelijkheid van door zichtbare en
infraroodstraling aan het oog toegebracht hitteletsel (dimensieloos)
B    - de spectrale wegingscoëfficiënt waarbij rekening wordt gehouden met de golflengteafhankelijkheid van door bestraling met
blauwlicht aan het oog toegebracht fotochemisch letsel (dimensieloos)
De maximaal toegestane waarden zijn vermeld in tabel 1 en de integralen van spectrale grootheden worden bepaald naar het bijbehorende
golflengtegebied gewogen volgens spectrale wegingscoëfficiënten:
H eff  
400 nm

E   , t  S    d dt
H UVA  
t 180 nm
LB  t  

E   , t  d dt
t 315 nm
700 nm

L   , t  B    d
300 nm
EB  t  
700 nm

E   , t  B    d
300 nm
2
LR  t    L   , t  R    d
1
H kůže  
400 nm
EIR  t  
3000 nm

780 nm
3000 nm

t 380 nm
E   , t  d dt
E   , t  d
- 16 -
Tabel 1
Maximaal toegestane waarden van incoherente optische straling
Golflengte
Maximaal
Index
Eenheden
Opmerking
[nm]
toegestane waarde
180–400
Heff = 30
(uv A, uv B dagelijkse
en uv C)
waarde: 8 uur
315–400
(uv A)
300–700
(blauwlicht)
zie
opmerking 1
300–700
(blauwlicht)
zie
opmerking 1
300–700
(blauwlicht)
zie
opmerking 1
300–700
(blauwlicht)
zie
opmerking 1
[Jm-2]
HUVA = 104
dagelijkse
waarde: 8 uur
1
LB = 10  t
voor t ≤ 10 000 s
6
LB = 100
voor t > 10 000 s
1
EB = 100  t
voor t ≤ 10 000 s
EB = 0,01
t >10 000 s
LB [Wm-2sr-1]
t [s]
[Wm-2sr-1]
EB [Wm-2]
t [s]
[Wm-2]
Lichaamsdeel
Risico
oog hoornvlies,
bindvlies, lens,
huid
Fotokeratitis,
conjunctivitis,
staarvorming,
erythema,
elastosis,
huidkanker
oog - lens
staarvorming
oog - netvlies
fotoretinitis,
ontsteking van
het netvlies
door intens licht
Voor α ≥ 11 mrad
LB is de
gemiddelde
tijdswaarde van
LB(t)
voor α < 11 mrad
zie opmerking 2
EB is de
gemiddelde
tijdswaarde van
EB(t)
- 17 -
Index
Golflengte
[nm]
380–1400
(zichtbaar en
ir A) zie
opmerkingen
3, 5
380–1400
(zichtbaar en
ir A) zie
opmerkingen
3, 5
380–1400
(zichtbaar en
ir A) zie
opmerkingen
3, 5
780–1 400 (ir
A) zie
opmerkingen
3, 5
780–1400 (ir
A) zie
opmerkingen
3, 5
Maximaal
Eenheden
toegestane waarde
1
LR = 2,8 10  C
Voor t > 10 s
7
[Wm-2sr-1]
LR
=
5  107  C1  t 0,25
LR [Wm-2sr-1]
Voor 10 µs ≤ t ≤ t [s]
10 s
1
LR = 8,89 10  C
Voor t < 10 µs
8
[Wm-2sr-1]
1
LR = 6 10  C
voor t > 10 s
6
LR
5  107  C1  t 0,25
[Wm-2sr-1]
=
LR [Wm-2sr-1]
voor 10 µs ≤ t ≤ t [s]
10 s
Opmerking
Lichaamsdeel
Risico
Cα = 1,7 voor
α ≤ 1,7 mrad
Cα = α voor
1,7 ≤ α ≤
100 mrad
Cα = 100 voor
α > 100 mrad
λ1= 380 nm
λ2= 1 400 nm
LR is de
gemiddelde
tijdswaarde van
LR(t)
Cα = 11 voor
α ≤ 11 mrad
Cα = α voor
11 ≤ α ≤ 100 mrad
Cα = 100 voor
α > 100 mrad
(meting
gezichtsveld:
verbranding van
het netvlies
- 18 -
Index
Golflengte
[nm]
Maximaal
Eenheden
toegestane waarde
Opmerking
Lichaamsdeel
Risico
11 mrad)
780–1 400 (ir
8
1
A) zie
LR = 8,89 10  C
opmerkingen voor t < 10 µs
3, 5
780–3 000
(ir A en ir B)
zie
opmerking 3
780–3 000
(ir A en ir B)
zie
opmerking 3
380–3 000
(zichtbaar,
ir A en ir B)
zie
opmerkingen
3, 4
0,75
λ1= 780 nm
λ2= 1 400 nm
[Wm-2sr-1]
LR is de
gemiddelde
tijdswaarde van
LR(t)
EIR = 18000  t
voor t ≤ 1 000 s
EIR [Wm-2]
t [s]
EIR = 100
voor t > 1 000 s
EIR [Wm-2]
Hskin = 20000  t
voor t < 10 s
Hskin [Jm-2]
t [s]
0,25
EIR is de
gemiddelde
tijdswaarde van
EIR(t)
verbranding van
oog het hoornvlies,
hoornvlies, lens
staarvorming
huid
verbranding
Opmerking 1: Het spectrum van 300 tot 700 nm omvat delen van uv B-straling, alle uv A-straling en de meeste vormen van zichtbare straling.
Het risico dat daaraan is verbonden, wordt echter gewoonlijk „blauwlicht”-risico genoemd. Strikt genomen bestrijkt blauwlicht slechts het
spectrum van 400 tot 490 nm.
- 19 -
Opmerking 2: Voor een constante fixatie op zeer kleine bronnen met een koordehoek < 11 mrad, kan LB(t) worden omgezet in EB(t). Dit geldt
normaliter alleen voor oftalmologische instrumenten of een gestabiliseerd oog tijdens anesthesie. De maximale „staartijd” wordt gevonden door
tmax = 100/EB met EB uitgedrukt in W.m-2. Ten gevolge van de oogbewegingen tijdens normale visuele activiteit komt dit niet boven 100 s.
Opmerking 3: Zelfs als een component van de straling in het gebied van ir C ligt, is het voldoende om een evaluatie van de maximaal toegestane
waarden voor de gebieden ir A en ir B uit te voeren.
Opmerking 4: Voor langere blootstellingstijden wordt verondersteld dat de blootgestelde persoon wordt beschermd door zijn natuurlijke aversie
voor hoge temperaturen en dat dit blootstelling aan waarden boven de grenswaarden vermijdt voordat zich brandwonden voordoen.
Opmerking 5: De grootheid α is de koordehoek, d.w.z. de hoek waarin het oog de bron van optische straling ziet, uitgedrukt in radialen (rad).
Tabel 2:
  nm
180
181
182
183
184
185
186
187
188
189
190
191
192
193
194
S 
Spectrale wegingscoëfficiënt  
  nm
  nm
S  
S  
S  
0,0120
0,0126
0,0132
0,0138
0,0144
0,0151
0,0158
0,0166
0,0173
0,0181
0,0190
0,0199
0,0208
0,0218
0,0228
228
229
230
231
232
233
234
235
236
237
238
239
240
241
242
0,1737
0,1819
0,1900
0,1995
0,2089
0,2188
0,2292
0,2400
0,2510
0,2624
0,2744
0,2869
0,3000
0,3111
0,3227
276
277
278
279
280
281
282
283
284
285
286
287
288
289
290
0,9434
0,9272
0,9112
0,8954
0,8800
0,8568
0,8342
0,8122
0,7908
0,7700
0,7420
0,7151
0,6891
0,6641
0,6400
  nm
324
325
326
327
328
329
330
331
332
333
334
335
336
337
338
S  
  nm
S  
0,000520
0,000500
0,000479
0,000459
0,000440
0,000425
0,000410
0,000396
0,000383
0,000370
0,000355
0,000340
0,000327
0,000315
0,000303
372
373
374
375
376
377
378
379
380
381
382
383
384
385
386
0,000086
0,000083
0,000080
0,000077
0,000074
0,000072
0,000069
0,000066
0,000064
0,000062
0,000059
0,000057
0,000055
0,000053
0,000051
- 20 -
195
196
197
198
199
200
201
202
203
204
205
206
207
208
209
210
211
212
213
214
215
216
217
218
219
220
221
222
223
224
225
0,0239
0,0250
0,0262
0,0274
0,0287
0,0300
0,0334
0,0371
0,0412
0,0459
0,0510
0,0551
0,0595
0,0643
0,0694
0,0750
0,0786
0,0824
0,0864
0,0906
0,0950
0,0995
0,1043
0,1093
0,1145
0,1200
0,1257
0,1316
0,1378
0,1444
0,1500
243
244
245
246
247
248
249
250
251
252
253
254
255
256
257
258
259
260
261
262
263
264
265
266
267
268
269
270
271
272
273
0,3347
0,3471
0,3600
0,3730
0,3865
0,4005
0,4150
0,4300
0,4465
0,4637
0,4815
0,5000
0,5200
0,5437
0,5685
0,5945
0,6216
0,6500
0,6792
0,7098
0,7417
0,7751
0,8100
0,8449
0,8812
0,9192
0,9587
1,0000
0,9919
0,9838
0,9758
291
292
293
294
295
296
297
298
299
300
301
302
303
304
305
306
307
308
309
310
311
312
313
314
315
316
317
318
319
320
321
0,6186
0,5980
0,5780
0,5587
0,5400
0,4984
0,4600
0,3989
0,3459
0,3000
0,2210
0,1629
0,1200
0,0849
0,0600
0,0454
0,0344
0,0260
0,0197
0,0150
0,0111
0,0081
0,0060
0,0042
0,0030
0,0024
0,0020
0,0016
0,0012
0,0010
0,000819
339
340
341
342
343
344
345
346
347
348
349
350
351
352
353
354
355
356
357
358
359
360
361
362
363
364
365
366
367
368
369
0,000291
0,000280
0,000271
0,000263
0,000255
0,000248
0,000240
0,000231
0,000223
0,000215
0,000207
0,000200
0,000191
0,000183
0,000175
0,000167
0,000160
0,000153
0,000147
0,000141
0,000136
0,000130
0,000126
0,000122
0,000118
0,000114
0,000110
0,000106
0,000103
0,000099
0,000096
387
388
389
390
391
392
393
394
395
396
397
398
399
400
0,000049
0,000047
0,000046
0,000044
0,000042
0,000041
0,000039
0,000037
0,000036
0,000035
0,000033
0,000032
0,000031
0,000030
- 21 -
226
227
Tabel 3
0,1583
0,1658
274
275
0,9679
0,9600
322
323
0,000670 370
0,000540 371
Spectrale wegingscoëfficiënt
  nm
B   R  
,
B  
300 ≤ λ < 380
380
385
390
395
400
405
410
415
420
425
430
435
440
445
450
455
460
465
470
475
0,01
0,01
0,013
0,025
0,05
0,1
0,2
0,4
0,8
0,9
0,95
0,98
1
1
0,97
0,94
0,9
0,8
0,7
0,62
0,55
0,000093
0,000090
R  
—
0,1
0,13
0,25
0,5
1
2
4
8
9
9,5
9,8
10
10
9,7
9,4
9
8
7
6,2
5,5
- 22 -
480
485
490
495
500
500 < λ ≤ 600
0,45
0,32
0,22
0,16
0,1
100,02·(450-λ)
4,5
3,2
2,2
1,6
1
1
600 < λ ≤ 700
0,001
1
700 < λ ≤ 1 050
—
100,002·(700-λ)
1 050 < λ ≤ 1 150
—
0,2
1 150 < λ ≤ 1 200
—
0,2·100,02·(1 150-λ)
1 200 < λ ≤ 1 400
—
0,02
- 23 -
Bijlage 3 bij regeringsbesluit nr. XXXXX
Maximaal toegestane laserstralingswaarden
1.
Toelichting bij termen en grootheden
-
Continue voortbrenging van laserstraling - een wijze van voortbrenging van laserstraling waarbij de laser voortdurend meer dan 0,25 s lang
straling voortbrengt.
-
Gepulste voortbrenging van laserstraling - een wijze van voortbrenging van laserstraling waarbij de laser stralingsenergie voortbrengt in de
vorm van pulsen die niet langer dan 0,25 s duren en met een herhalingsfrequentie gelijk aan of minder dan 1 Hz. Een laser die op deze wijze
werkt, wordt een pulslaser genoemd.
-
Straaldiameter van laserstraling - de afstand tussen tegenover elkaar liggende punten van de straal waarop de stralingssterkte (of spectrale
vermogensdichtheid) gelijk is aan 1/e (waarbij e het getal van Euler is) maal de maximale stralingssterkte (of spectrale vermogensdichtheid)
van de uitgangsstraal van de laser.
-
Straaldivergentie van laserstraling - de volledige divergentiehoek van de straal gemeten tussen tegenover elkaar liggende rechte lijnen die
doorheen homothetische punten van de straal gaan en waarbij de stralingssterkte gelijk is aan 1/e maal de maximale stralingssterkte in
dezelfde doorsnede. Wordt uitgedrukt in radialen.
-
Pulsduur van de laserstraling - de tijdsspanne waarin de stralingssterkte van de uitgangsstraal van de laser meer dan 0,5 maal de
maximumwaarde bedraagt.
-
Bestralingssterkte E(t) – laserstralingsvermogen dat passeert doorheen een grensopening gedeeld door de inhoud van de oppervlakte van de
grensopening (W m-2).
-
Bestralingsdosis H – de tijdsintegraal van de bestralingssterkte (J m-2).
-
Pulsherhalingsfrequentie - het aantal laserstralingspulsen per tijdseenheid.
-
Diffusieve reflectie - de wijziging in ruimtelijke verspreiding van een straal die door een oppervlak of omgeving in verschillende richtingen
wordt gereflecteerd.
-
Grensopening - een ronde doorsnede die wordt gebruikt om radiantie te meten met het oog op de evaluatie van het laserstralingsrisico
teneinde de bestralingssterkte te bepalen. Tabel 1 geeft grensopeningdiameters voor de blootstelling van het oog bij verschillende golflengten
en blootstellingstijden. Voor blootstelling van de huid heeft de grensopening een diameter van 3,5 mm.
-
Koordehoek α - de hoek die wordt ingenomen door een schijnbare bron, gezien vanuit een punt in de ruimte, uitgedrukt in milliradialen
- 24 -
(mrad).
-
Minimale koordehoek αmin = 1,5 mrad; voor grotere hoeken wordt de laserbron beschouwd als een oppervlak, voor kleinere waarden wordt de
laserbron beschouwd als een punt, en zijn de maximaal toegestane waarden onafhankelijk van de grootte van de laserbron.
-
Maximale koordehoek αmax = 100 mrad; voor grotere hoeken zijn de maximaal toegestane waarden onafhankelijk van de grootte van de
laserbron.
-
De gezichtshoek van meetapparaat γ waaronder de optische straling invalt op een detector, uitgedrukt in milliradialen (mrad). Tabel 2 geeft
waarden voor verschillende blootstellingstijden. Als α > γ volgens tabel 7, wordt de evaluatie uitgevoerd met deze waarde van γ. Als α ≤ γ,
wordt de evaluatie uitgevoerd met een willekeurige waarde groter dan α.
-
Correctiefactor CA, dimensieloos, waarden voor diverse golflengten worden gegeven in tabel 3.
-
Correctiefactor CB, dimensieloos, waarden voor diverse golflengten worden gegeven in tabel 4.
-
Correctiefactor CC, dimensieloos, waarden voor diverse golflengten worden gegeven in tabel 5.
-
Correctiefactor CE, dimensieloos, waarden voor diverse golflengten worden gegeven in tabel 6.
-
Kritische tijd T1, uitgedrukt in seconden (s), waarden voor diverse golflengten worden gegeven in tabel 7.
-
Kritische tijd T2, uitgedrukt in seconden (s), waarden voor diverse golflengten worden gegeven in tabel 8.
Tabel 1 Grensopeningdiameter voor directe laserstraling op het hoornvlies voor diverse golflengten en blootstellingstijden
Golflengte λ
Blootstellingstijd t [s]
[nm]
< 0,3
0,3–10
>10
180–400
1 [mm]
1,5 t0,375 [mm]
3,5 [mm]
400–1 400
1 400–105
105–106
7 [mm]
1 [mm]
1,5 t0,375 [mm]
11 [mm]
3,5 [mm]
- 25 -
Tabel 2 Meetinstrument - openingshoek voor diverse blootstellingstijden
Blootstellingstijd t [s]
Hoek γ [mrad]
t ≤ 100
11
100 < t < 104
1,1 t 0,5
t > 104
110
Tabel 3 Coëfficiënt CA voor diverse golflengten
Golflengte λ [nm]
Coëfficiënt CA [-]
400–700
1,0
700–1 050
10 0,002(λ - 700)
1 050–1 400
5,0
Tabel 4 Coëfficiënt CB voor diverse golflengten
Golflengte λ [nm]
Coëfficiënt CB [-]
400–450
1,0
450–700
CB = 10 0,02(λ - 450)
Tabel 5 Coëfficiënt CC voor diverse golflengten
Golflengte λ [nm]
Coëfficiënt CC [-]
700–1 150
1,0
1 150–1 200
10 0,018(λ - 1150)
1 200–1 400
8,0
- 26 -
Tabel 6 Coëfficiënt CE voor diverse golflengten
Koordehoek α [mrad]
Coëfficiënt CE [-]
α < αmin
1,0
αmin < α < αmax
α / αmin
α > αmax
α2 / (αmin · αmax)
Tabel 7 Kritische tijd T1 voor diverse golflengten
Golflengte λ [nm]
Kritische tijd T1 [s]
400–450
10
450–500
10 · [10 0,02 (λ - 450) ]
500–600
100
Tabel 8 Kritische tijd T2 voor diverse golflengten onder de koordehoek
Koordehoek α [mrad]
Kritische tijd T2 [s]
α < αmin
10
αmin < α < αmax
10 · [10 (α - 1,5) / 98,5 ]
α > αmax
100
- 27 -
2.
Maximaal toegestane laserstralingswaarden
Maximaal toegestane waarden voor de blootstelling van het oog aan laserstraling worden vastgesteld in tabellen 10 en 11. Tabel 12 stelt de
maximaal toegestane waarden voor blootstelling van de huid aan lasterstraling vast.
Bij de evaluatie moet altijd een gemiddelde worden genomen over de grensopening.
Als er sprake is van een laser die herhaaldelijk pulsen afgeeft, moet de correctie worden uitgevoerd volgens punt 3.
3.
Correctie voor herhaalde blootstelling
Bij iedere herhaalde blootstelling aan lasersystemen met herhaalde pulsen of beeldontleding door middel van laser (scanning) dient elk van de
drie volgende regels te worden toegepast.
3.1 De blootstelling ten gevolge van elke afzonderlijke puls in een reek pulsen mag de maximaal toegestane blootstellingswaarde voor een
enkele puls met dezelfde pulstijd niet overschrijden.
3.2 De blootstelling ten gevolge van een groep van pulsen (of subgroep van pulsen in een reeks) die in tijd t worden afgegeven, mag de
maximaal toegestane blootstellingswaarde voor tijd t niet overschrijden.
3.3 De blootstelling ten gevolge van een enkele puls binnen een groep pulsen mag niet hoger zijn dan de maximaal toegestane waarde voor
blootstelling aan een enkele puls vermenigvuldigd met de cumulatieve thermische correctiefactor Cp = N-0,25, waarbij N het aantal pulsen
is. Deze regel is alleen van toepassing op maximaal toegestane blootstellingswaarden die moeten beschermen tegen thermische
beschadiging, waarbij alle pulsen die in minder dan Tmin worden afgegeven, behandeld worden als een enkele puls. De waarde van Tmin
wordt bepaald in tabel 8.
Tabel 9 Tijd Tmin voor diverse golflengten
Golflengte λ [nm]
Tmin [s]
315 <λ≤ 400
10 -9
400 <λ≤ 1 050
18·10 -6
1 050 <λ≤ 1 400
50·10 -6
1 400 <λ≤ 1 500
10 -3
1 500 <λ≤ 1 800
10
- 28 -
1 800 <λ≤ 2 600
10 -3
2 600 <λ≤ 10 6
10 -7
- 29 -
Tabel 10 - De maximaal toegestane waarde voor blootstelling van het hoornvlies aan directe laserstraling voor een blootstellingstijd korter dan
10 s
Golflengte λ
[nm]
Blootstellingstijd t [s]
10-13 - 10-11
10-11 - 10-9
10-7 - 1,8 · 10-5
1,8 · 10-5 - 5 · 10-5
5 · 10-5 - 10-3
10-3 – 101
H = 30 [J m-2]
180–302,5
302,5–315
10-9 - 10-7
E = 3  1010  [W m-2]
315–400
400–700
H = 1,5 · 10-4 CE [J m-2]
H = 2,7 · 104 t 0,75 CE [J m-2]
-4
-2
700–1 050 H = 1,5 · 10 CA CE [J m ] H=2,7 · 104 t 0,75 CA CE [J m-2]
1 050–1 400 H = 1,5 · 10-3 CC CE [J m-2] H =2,7 · 105 t 0,75 CC CE [J m-2]
1 400–1 500
E = 1012 [W m-2]
1 500–1 800
E = 1013 [W m-2]
1 800–2 600
E = 1012 [W m-2]
2 600 - 10 6
E = 1011 [W m-2 ]
voor t < 100,8(λ-314) s: H = 5,6 · 103 t 0,25 [J m-2 ]
voor t ≥ 100,8(λ-314) s: H = 100,2(λ-295) [J m-2]
H = 5,6 · 103 t 0,25 [J m-2 ]
H = 5 · 10-3 CE [J m-2]
H = 18 t 0,75 CE [J m-2]
-3
-2
H = 5 · 10 CA CE [J m ]
H = 18 ·t 0,75 CA CE [J m-2]
H = 5 · 10-2 CC CE [J m-2]
H = 90 ·t 0,75 CC CE [J m-2]
3
-2
H = 10 [J m ]
H=5,6 · 103 · t 0,25 [J m-2]
H = 104 [J m-2]
3
-2
H = 10 [J m ]
H=5,6 ·103 · t 0,25 [J m-2]
H=100 [J m-2]
H = 5,6 · 103 · t 0,25 [J m-2]
- 30 -
Tabel 11 - De maximaal toegestane waarde voor directe blootstelling van het hoornvlies aan laserstraling voor een blootstellingstijd langer dan
10 s
Golflengte λ
[nm]
Blootstellingstijd t [s]
101–102
102–104
180–302.5
H = 30 [J m-2]
302.5–315
H = 100,2(λ-295) [J m-2]
H = 104 [J m-2]
315–400
voor α < αmin en t < T1:
E = 10 [W m-2]
voor α < αmin en t < T1:
E = 10 [W m-2]
voor α < αmin en t < T1:
E = 10 [W m-2]
voor α < αmin en t ≥ T1:
E = 1 CB [W m-2] zie opmerking 1
voor α < αmin en t ≥ T1:
E = 1 CB [W m-2] zie opmerking 1
voor α ≥ αmin en t ≤ T2:
E = 1 CB [W m-2] zie opmerking 1
H = 18CE t0,75 [J m-2 ]
voor α ≥ αmin en t ≤ T2:
E = 1 CB [W m-2] zie opmerking 1
H = 18CE t0,75 [J m-2 ]
voor α ≥ αmin en t > T2:
E = 1 CB [W m-2], E = 18CE T2-0,25 [W m-2]
voor α ≥ αmin en t > T2:
E = 1 CB [W m-2], E = 18CE T2-0,25 [W m-2]
voor α < αmin en t ≥ T1:
H = 100 CB [J m-2] zie opmerking 1
400–600
voor α ≥ αmin en t ≤ T2:
H = 100 CB [J m-2] zie opmerking 1
H = 18CE t0,75 [J m-2 ]
voor α ≥ αmin en t > T2:
H = 100 CB [J m-2], E = 18CE T2-0,25 [W m2
]
600–700
700–1 400
1 400–106
104–3 · 104
voor α < αmin:
voor α ≥ αmin en t ≤ T2:
voor α ≥ αmin en t > T2:
voor α < αmin:
voor α ≥ αmin en t ≤ T2:
voor α ≥ αmin en t > T2:
E = 10 [W m-2]
H = 18CE t0,75 [J m-2 ]
E = 18CE T2-0,25 [W m-2]
E = 10 CA CC [W m-2]
H = 18 CA CC t0,75 [J m-2]
E = 18 CA T2-0,25 [W m-2] (niet meer dan 1 000 W m-2 )
E = 1 000 [W m-2]
Opmerking 1: In deze gevallen moet de gezichtshoek voor meting volgens punt 19 tijdens de evaluatie in aanmerking worden genomen.
- 31 -
Tabel 12 - Maximaal toegestane waarden voor blootstelling van de huid aan lasterstraling
Golflengte λ [nm]
Blootstellingstijd t [s]
< 10-9
180–400
E = 3 · 1010 [W m-2]
400–700
E = 2 · 1011 [W m-2]
700–1 400
E = 2 · 1011 CA [W m-2]
1 400–1 500
E = 1012 [W m-2]
1 500–1 800
E = 1013 [W m-2]
1 800–2 600
E = 1012 [W m-2]
2 600–106
E = 1011 [W m-2]
10-9–10-7
10-7–10-3
10-3–101
101–103
103–3 · 104
Hetzelfde als voor het oog (tabel 10 en tabel 11)
H=200 CA
[ J m-2]
H = 1.1 · 104 CA t 0,25
[J m-2]
E = 2 · 103 CA [W m-2]
Hetzelfde als voor het oog (tabel 10 en tabel 11)
Download