en uitschrijven van patiënten

advertisement
W.G. Brands, J.M. van der Ven, M.A.J. Eijkman
Onderzoek en wetenschap
Tandheelkunde en gezondheidsrecht 8. In- en
uitschrijven van patiënten: de tuchtrechter stelt
de norm
De omvang van de hulpverleningsplicht van een tandarts is gerelateerd aan het feit of een patiënt staat ingeschreven in de praktijk
van die tandarts. Het staat een tandarts vrij een patiënt al dan niet
in te schrijven, tenzij dit in strijd is met het discriminatieverbod
of met een door de tandarts gesloten medewerkersovereenkomst.
Wanneer een patiënt zich wil uitschrijven, of bij uitschrijving met
beider toestemming, worden geen voorwaarden gesteld. Wanneer
een tandarts eenzijdig de behandelrelatie wil beëindigen, kan dit
alleen wanneer hiervoor gewichtige redenen aangevoerd kunnen worden. Wat door tuchtcolleges als gewichtige reden wordt
geaccepteerd, hangt erg af van de omstandigheden van het geval.
Doorgaans dient een tandarts bij eenzijdige beëindiging van de
behandelrelatie, gegeven de gewichtige redenen, verschillende
zorgvuldigheidseisen in acht te nemen.
Brands WG, Ven JM van der, Eijkman MAJ. Tandheelkunde en gezondheidsrecht
8. In- en uitschrijven van patiënten: de tuchtrechter stelt de norm
Ned Tijdschr Tandheelk 2014; 121: 25-30
doi:10.5177/ntvt.2014.01.13243
Inleiding
In een vorige aflevering van de serie Tandheelkunde en gezondheidsrecht zijn Gedragsregels 8 en 20 voor tandartsen
besproken (Brands et al, 2013c; Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde, 2000). Op basis
van Gedragsregel 8 dient in principe aan alle patiënten met
kennelijke pijnklachten noodhulp te worden verleend. Gedragsregel 20 bevat de verplichting zorg te dragen voor de
continuïteit van de tandheelkundige hulp. Deze hulp beperkt zich niet tot noodhulp, maar geldt alleen ten aanzien
van patiënten die bij de betreffende tandarts ingeschreven
staan. Dit betekent dat de omvang van de hulpverleningsplicht gerelateerd is aan het al dan niet bij de betreffende
tandarts ingeschreven staan als patiënt. Dit roept enkele
vragen op. Is een tandarts verplicht iemand die hierom
verzoekt als patiënt in te schrijven? Om welke redenen en
onder welke voorwaarden mag een tandarts een patiënt uitschrijven? In deze bijdrage wordt op deze vragen ingegaan.
deze patiënten verantwoorde zorg te verlenen. Aangezien
een te grote werkdruk ten gevolge van een te grote praktijk
al in heel oude uitspraken niet gezien wordt als excuus voor
slecht werk, mag worden aangenomen dat het een tandarts
vrij staat de inschrijving te beperken (Brands, 1997). Deze
vrijheid kent enkele uitzonderingen. Tandartsen mogen
niet selectief patiënten aannemen wanneer dit strijdig is
met artikel 1 van de Grondwet. Zou een tandarts bijvoorbeeld selectief weigeren om vrouwelijke patiënten in te
schrijven of patiënten van een bepaalde seksuele geaardheid of met een specifieke godsdienst, dan zal dit al snel het
verwijt van ongeoorloofde discriminatie opleveren.
Daarnaast kan die vrijheid worden beperkt door overeenkomsten die een tandarts zelf is aangegaan. Dit doet
zich bijvoorbeeld voor wanneer een tandarts een medewerkersovereenkomst sluit met een zorgverzekeraar, waarin
staat dat de tandarts verplicht is elke verzekerde die zich
bij hem aanmeldt ook in te schrijven.
Een derde beperking van de vrijheid om een patiënt al
dan niet in te schrijven ontstaat wanneer een tandarts door
zijn gedrag bij een patiënt de indruk wekt dat hij in de betreffende praktijk staat ingeschreven, terwijl dit feitelijk
niet zo is. Bijvoorbeeld wanneer een tandarts zich tijdens
een dienst niet beperkt tot noodhulp, maar een uitgebreid
behandelplan uitvoert. De patiënt zou dan uit de aard van
de hulpverlening kunnen afleiden dat hij bij die tandarts
staat ingeschreven. Een tandarts die tijdens de dienst een
patiënt voor het eerst ziet, hem niet wil inschrijven, maar
Intermezzo 1. Gedragsregels 10 en 26 van de
Gedragsregels voor tandartsen
10. De tandarts heeft het recht om te weigeren een patiënt
in de praktijk op te nemen. Daarnaast kunnen er voor
tandartsen redenen zijn een behandeling af te breken en/of
een patiënt uit te schrijven. Betreft het de beëindiging van
de behandelingsovereenkomst dan zijn hiervoor gewichtige
redenen vereist. Deze dient hij aan de patiënt mede te delen.
De behandeling van een patiënt mag niet worden beëindigd
wanneer dit leidt tot directe schade voor de tandheelkundige
Verplicht inschrijven?
gezondheid van de patiënt.
De relatie tussen een tandarts en een patiënt heeft het karakter van een overeenkomst. In principe is elke Nederlander, en daarmee ook een tandarts, vrij om al dan niet een
overeenkomst aan te gaan (intermezzo 1). De gevallen
waarin een tandarts niet mag weigeren een behandelingsovereenkomst te sluiten, zijn besproken in een vorige bijdrage in deze serie, die ging over de bereikbaarheid en
beschikbaarheid (Brands et al, 2013c). Wanneer een tandarts verplicht is onbeperkt patiënten in te schrijven, zou dit
met zich meebrengen dat het voor hem onmogelijk wordt
26. De tandarts is gerechtigd wijzigingen aan te brengen in
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
de omvang van zijn tandheelkundige dienstverlening. Hij zal
de wijziging van de omvang van de dienstverlening zo nodig
tijdig aan de patiënten bekend maken. De wijziging zal niet
eerder ingaan dan nadat de patiënten een redelijke termijn
is gegeven, zo mogelijk met zijn hulp en medewerking, een
andere tandarts te vinden.
(Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde, 2000)
25
121 | januari 2014
Brands e.a.: Tandheelkunde en gezondheidsrecht 8
O n d e r zo e k e n w e t e n s c h a p
Casus 1. Beperken van de behandelrelatie
Casus 2. Opschorten van de behandelrelatie
“Kennelijk zijn er in de periode na het plaatsen van de brug
“Volgens de tandarts was bij D een behandelplan overeenge-
21-25 in 2005 problemen ontstaan in de behandelrelatie tussen
komen en was met toestemming van klaagster gestart met het
klaagster en de tandarts. Er ontstond een betalingsachterstand
verrichten van twee extracties. De behandeling verliep zonder
en klaagster kwam regelmatig zonder bericht van verhindering
klachten. Op het moment dat een ernstige betalingsachterstand
niet op haar afspraken. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat
aan de kant van klaagster optrad, vond de manager van de kli-
de tandarts besloot geen kostbare of uitgebreide behandelingen
niek dat de behandeling moest worden opgeschort overeenkom-
meer uit te voeren zolang er nog sprake was van openstaande re-
stig de algemene betalingsvoorwaarden van NMT. De tandarts
keningen. Volgens klaagster is dit nooit met haar besproken […].
geeft aan dat deze betalingsachterstand van klaagster tot gevolg
Dat de tandarts geen ingrijpende kostbare behandelingen meer
had dat onzeker was of de behandeling zou worden hervat.
wilde uitvoeren, acht de Centrale Klachtencommissie begrijpelijk.
Aangezien zo het risico ontstond dat D een beugel zou dragen
Maar hij had klaagster, gezien de ernst van de parodontale situ-
zonder garantie op toezicht en controle, met alle risico van dien
atie, op zijn minst moeten verwijzen naar een andere hulpverle-
op beschadigingen aan het gebit en losraken van elementen,
ner […]. Met betrekking tot de betalingsproblemen, die overigens
heeft de tandarts de beugel verwijderd. […]
geen deel uitmaken van de klacht, vindt de Centrale Klachten-
Het College is echter van oordeel dat de tandarts in de
commissie dat de tandarts zijn patiënt deugdelijk en tijdig inzicht
gegeven omstandigheden niet gerechtigd was de behandelings-
in zijn administratie had moeten geven met betrekking tot de
overeenkomst in die zin op te schorten dat het haar vrij stond
nog uitstaande bedragen en betalingen. In dit verband valt op
toen de beugel bij D te verwijderen. Met name, gelet op het
dat klaagster stellig betwist dat de tandarts eerder dan pas op
beginstadium waarin de behandeling zich bevond, te weten kort
20 juni 2009 schriftelijke herinneringen en aanmaningen heeft
na de twee extracties, bestond juist door deze verwijdering het
gestuurd. Tevens is van belang dat klaagster behandelingen van
risico op schade. Dit risico was groter dan het zonder profes-
2 januari 2007 en 21 juni 2007 kennelijk wel (contant) betaald
sioneel toezicht gedurende enige tijd handhaven van de beugel.
heeft. Dat klaagster volgens de tandarts na 17 juli 2005 geen
Aldus heeft de tandarts zich onvoldoende aangetrokken van het
cent meer zou hebben betaald, is derhalve onjuist” (Centrale
belang van D. Bovendien had ten minste van de tandarts ge-
Klachtencommissie NMT, 2011a ).
vergd mogen worden dat zij klaagster én D tijdig en deugdelijk,
bij voorkeur schriftelijk, had bericht over het voornemen om de
behandeling te staken en de beugel te verwijderen. Gesteld noch
zich niet beperkt tot noodhulp, doet er verstandig aan de
patiënt vooraf duidelijk uit te leggen dat hij niet in zijn
praktijk zal worden opgenomen.
gebleken is dat dit is gebeurd, terwijl evenmin iets daarover in
het medisch dossier is genoteerd” (Regionaal Tuchtcollege voor
de Gezondheidszorg Den Haag, 2010).
Uitschrijven
Tandartsen en patiënten kunnen altijd met wederzijds
goedvinden de behandelingsovereenkomst beëindigen.
Evenzo kan een patiënt deze overeenkomst eenzijdig beeindigen. Artikel 7:460 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt
echter dat een tandarts uitsluitend wegens gewichtige redenen de behandelingsovereenkomst eenzijdig mag beëindigen. In de literatuur is de vraag opgeworpen of dit artikel
alleen geldt voor het afbreken van een behandeling of ook
voor het uitschrijven van een patiënt die niet onder behandeling is (Brands, 1997). Uit een arrest van de Hoge Raad
en uitspraken van verschillende lagere rechters met betrekking tot de aansprakelijkheid van waarnemers, kan worden
afgeleid dat een behandelingsovereenkomst pas tot stand
komt als er afspraken worden gemaakt voor een concrete
behandeling en niet al bij inschrijving (Hoge Raad, 1997;
Rechtbank Assen, 2007). Gedragsregel 10 voor tandartsen
lijkt dit verschil ook te maken (intermezzo 1).
Tuchtcolleges bekommeren zich minder om dit verschil en spreken bij het beëindigen van de inschrijving over
het beëindigen van de behandelrelatie (bijvoorbeeld Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle, 2008).
Gelet op tuchtrechtelijke uitspraken zijn bij eenzijdige
beëindiging van een behandelrelatie door een tandarts 2
vragen van belang. De eerste is of de beëindiging berust op
een gewichtige reden. De tweede is of de tandarts, gegeven
de gewichtige reden, bij de beëindiging bepaalde zorgvuldigheidseisen in acht moet nemen. De beantwoording van
beide vragen is gebaseerd op jurisprudentie van tuchtcolleges. Daarom zal, net als tuchtcolleges doen, gesproken
worden van het beëindigen van de behandelrelatie en niet
van de behandelingsovereenkomst.
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
26
De behandelrelatie beperken of schorsen
Soms klaagt een patiënt over het feit dat een tandarts de
relatie verbreekt. Waarop de tandarts stelt dat hij de relatie
niet verbreekt, maar dat hij de relatie beperkt tot bijvoorbeeld alleen noodgevallen of dat hij de relatie opschort. In
het laatste geval geeft de tandarts dan aan dat hij de patiënt bijvoorbeeld pas weer wil behandelen als deze zijn
openstaande rekeningen heeft betaald. Casus 1 laat zien
dat op zich voortdurende wanbetaling een reden kan zijn
om de behandelrelatie te beperken, maar dan dient de patiënt hierover wel te worden ingelicht en dient wanbetaling
ook vast te staan. Verder ontslaat het de tandarts er niet
van ernstige problemen wel te melden en eventueel hiervoor door te verwijzen. Ook in casus 2 wordt de plicht genoemd om te waarschuwen alvorens een behandeling op te
schorten of te beëindigen. In dit geval betrof het een behandeling die al was gestart. Het tuchtcollege meende dat
in dat geval ook een zekere belangenafweging moet plaats-
121 | januari 2014
Brands e.a.: Tandheelkunde en gezondheidsrecht 8
O n d e r zo e k e n w e t e n s c h a p
Casus 3. Deelbehandeling elders uitgevoerd
De tandarts raadde klager aan kronen te laten plaatsen in het
onderfront. De patiënt liet dit doen in Spanje. De tandarts
zegde de behandelrelatie op en werd aangeklaagd. De Centrale Klachtencommissie overwoog: “De vraag is hier of het om
financiële redenen door een andere tandarts laten uitvoeren van
een voorgenomen behandeling een zodanig gewichtige reden is.
Klager heeft zonder voorafgaand overleg met de tandarts de behandeling elders laten uitvoeren, niet wetende welke gevolgen dit
had voor zijn behandelrelatie met de tandarts. De tandarts stelt
dat, volgens de filosofie in zijn praktijk, in dat geval de controle
moet worden uitgevoerd door degene, die het tandheelkundig
Beeld: Shutterstock
werk heeft uitgevoerd. Hoewel een dergelijke filosofie praktisch
gezien tot problemen kan leiden (gezien de verklaring van de
tandarts zou dit leiden tot een vorm van gedeelde verantwoordelijkheid), is een beroep op deze filosofie in de onderhavige
klachtzaak echter niet aan de orde, omdat de behandelrelatie
is opgezegd zonder enige restrictie. Gezien de gedurende een
reeks van jaren bestaande vertrouwensrelatie had de tandarts
naar de mening van de Centrale Klachtencommissie niet zonder
meer de behandelrelatie mogen verbreken. Temeer niet omdat de
mededeling zonder enige waarschuwing vooraf werd gedaan en
de redactie van de brief voor klager in feite maar voor één uitleg
vatbaar was. Van de tandarts had een meer professionele opstelling mogen worden verwacht. In ieder geval had de tandarts in
een daartoe gearrangeerd gesprek met klager zijn standpunt
moeten toelichten, namelijk dat de uitsluiting van de behandeling alleen gold voor de controle en parodontale nazorg van het
onderfront, en klager de gelegenheid moeten geven om hierop te
reageren” (Centrale Klachtencommissie NMT, 2009).
vinden. Aangezien de behandeling in een beginstadium
verkeerde en er net extracties hadden plaatsgevonden, had
de tandarts beter de controles achterwege kunnen laten
dan de orthodontische apparatuur te verwijderen.
stelt die elders zijn ontstaan (Centrale Klachtencommissie
NMT, 2011).
Casus 3 laat zien dat tuchtcolleges ook niet altijd raad
weten met deze situatie. De suggestie om de Nederlandse
tandarts verantwoordelijk te laten zijn voor de controle van
het gebit, met uitzondering van het in Spanje behandelde
onderfront, lijkt niet erg praktisch. Wanneer een patiënt
een deelbehandeling elders heeft laten doen en hierover
geen informatie verstrekt aan zijn eigen tandarts, terwijl
dit wel noodzakelijk is voor de vervolgbehandeling, dan
wordt dit wel als een gewichtige reden gezien. Beëindiging
blijft dan echter alleen mogelijk na het voldoen aan bepaalde, later te bespreken zorgvuldigheidseisen (Centrale
Klachtencommissie NMT, 2009). Een geval apart is de situatie waarin de eigen tandarts, na een bezoek van de patiënt aan een andere tandarts, niet zelf de relatie opzegt,
maar constateert dat de patiënt, door zich elders te laten
behandelen, de relatie heeft opgezegd. Of dit inderdaad zo
is, zal sterk afhangen van wat de tandarts per geval redelijkerwijs uit de gedragingen van de patiënt mag afleiden.
Heldere communicatie met de patiënt en een goede dossiervoering zijn in dergelijke gevallen essentieel.
Vertrouwensbreuk wegens weigering van behandeling of
De behandelrelatie beëindigen wegens een vertrouwensbreuk
verwijzing
Sommige klachten betreffen tandartsen die de behandelrelatie hebben beëindigd nadat een patiënt om een second
opinion heeft gevraagd of elders een deelbehandeling heeft
laten uitvoeren. Enkel het laten uitvoeren van een second
opinion wordt door tuchtcolleges niet gezien als een vertrouwensbreuk. Wanneer een patiënt een deelbehandeling
elders laat uitvoeren, rijst de vraag wie die deelbehandelingen moet controleren en wie verantwoordelijk is voor gevolgen van de deelbehandelingen. Duidelijk is dat van een
tandarts niet gevraagd kan worden dat hij problemen her-
Een patiënt kan op basis van zijn zelfbeschikkingsrecht bepalen of hij toestemming geeft voor een behandeling
(Brands et al, 2013a). Weigert de patiënt, dan volgt er geen
behandeling. Tegelijkertijd dringt zich de vraag op of een
tandarts dan nog verantwoordelijkheid kan nemen voor de
(tandheelkundige) gezondheid van de patiënt. Tuchtcolleges lijken deze vraag te beantwoorden aan de hand van de
vraag of doorbehandelen of controleren volgens de professionele standaard is. Wanneer een tandarts bijvoorbeeld
een carcinoom constateert en de patiënt weigert zonder
inhoudelijke gronden een verwijzing, dan kunnen zich omstandigheden voordoen waarin de tandarts zelfs verplicht
is de relatie te beëindigen (Brands, 2006). De Centrale
Klachtencommissie van de Nederlandse Maatschappij ter
Bevordering der Tandheelkunde (NMT) gaf een orthodontist de aanbeveling om bij onvoldoende coöperatie met onvoldoende voortgang van de behandeling tot gevolg, vaker
evaluatiemomenten in te plannen: “Regelmatige evaluatie
kan in dit soort gevallen voorkomen dat wordt doorbehandeld,
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
27
In de jurisprudentie wordt het ontbreken van vertrouwen
door tandartsen regelmatig aangevoerd als gewichtige reden om de behandelrelatie te kunnen beëindigen. Tuchtcolleges en klachtencommissies zijn gevoelig voor dit
argument, maar leggen toch strenge restricties op.
Vertrouwensbreuk wegens second opinion of (deel)behandeling elders
121 | januari 2014
Brands e.a.: Tandheelkunde en gezondheidsrecht 8
Casus 4. Beëindigen van de behandelrelatie
Wat de beëindiging van de behandelingsovereenkomst betreft, overwoog de Centrale Klachtencommissie, “[…] dat op
grond van artikel 7:460 Burgerlijk Wetboek (Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst, WGBO), de hulpverlener
behoudens gewichtige redenen de behandelingsovereenkomst
niet kan opzeggen. Uit jurisprudentie, literatuur en gedragscodes
blijkt dat van gewichtige redenen onder meer sprake is wanneer
de patiënt zich: onheus of agressief gedraagt, weigert aan de
behandeling mee te werken, bij voortduring weigert de rekening
te betalen of wanneer er een ernstig meningsverschil over de behandeling of de behandelmethode is. Verdere gewichtige redenen
kunnen zijn ziekte of arbeidsongeschiktheid van de tandarts of
het beëindigen van diens praktijk. Wanneer een tandarts een
beroep doet op een of meer van de genoemde gewichtige redenen, dan zal hij de volgende zorgvuldigheidseisen in acht moeten
nemen: herhaaldelijk aandringen en waarschuwen, een redelijke
termijn voor beëindiging, het voortzetten van de tandheelkundig
noodzakelijke hulp, tijdig inlichten en hulp bieden bij het vinden
van een andere tandarts en het verstrekken van de gegevens.”
In deze zaak was niet van een gewichtige reden voor het beeindigen van de behandelrelatie gebleken, aldus de Centrale
Klachtencommissie: “Voor zover de tandarts meende dat het
door hem genoemde uitstel van geadviseerde behandelingen zo’n
reden zou opleveren, was sprake van een misverstand” (Centrale
Klachtencommissie NMT, 2007).
terwijl vaststaat dat de behandeldoelen zonder verbetering
van de coöperatie niet zullen worden gehaald”. Ook werd
deze orthodontist aanbevolen de resultaten van de evaluatiemomenten schriftelijk ter kennisgeving aan de betrokkenen te sturen (Centrale Klachtencommissie NMT, 2008).
Als tandartsen verweten wordt te lang door te gaan met
nutteloze behandelingen, dan ligt het voor de hand aan te
nemen dat tandartsen behandeling mogen weigeren wanneer een patiënt in de optiek van de tandarts essentiële
behandelingen of een verwijzing naar een mondhygiënist
of een parodontoloog weigert. Voor dit soort gevallen zijn
moeilijk algemene regels te geven, aangezien de uitspraak
sterk afhankelijk is van de omstandigheden van het geval.
Omdat van het zelfbeschikkingsrecht van patiënten weinig
overblijft als zij geen behandeling mogen weigeren, mag
worden aangenomen dat alleen in ernstige gevallen de relatie beëindigd mag worden als een patiënt bepaalde behandelingen weigert. Zo blijkt dat het weigeren van een
periodieke controle geen reden tot uitschrijving is (Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag,
2011).
O n d e r zo e k e n w e t e n s c h a p
Niet of te laat komen wordt slechts onder voorwaarden als
een gewichtige reden geaccepteerd. Een voor de hand liggende voorwaarde is dat het verwijt klopt. Een tandarts
kan hierbij niet altijd blindelings afgaan op wat een assistent hierover zegt (Regionale Boordelingsraad Zwolle,
2005). Daarnaast zal het niet of te laat komen vaker dan 1
keer gebeurd moeten zijn. Tot slot wordt van een tandarts
verwacht dat hij de later te bespreken algemene zorgvuldigheidseisen in acht neemt.
Een betrekkelijk vaak aangevoerde reden is dat een
tandarts meent dat zijn patiënt zich jegens hem of zijn
werknemers onheus heeft gedragen. Bij de beoordeling van
dit soort gevallen lijken colleges een zekere afweging te
maken. Enerzijds wordt van een tandarts als professionele
mondzorgverlener verwacht dat hij met lastige mensen
kan omgaan, anderzijds is het niet zo dat hij alles hoeft te
dulden. Toen een tandarts de behandelrelatie wegens vermeende bedreiging had beëindigd, stelde het tuchtcollege
eerst vast dat niet van bedreiging, maar mogelijk wel van
een dwingende toon sprake was. Dit laatste vormde geen
gewichtige reden voor beëindiging (Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle, 2009). Ook de situatie
waarin een patiënt de rekening wil bespreken en de tandarts onenigheid verwacht, is in principe geen gewichtige
reden (Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
Eindhoven, 2011). Wanneer een patiënt zich echter agressief gedraagt, is dit niet alleen reden om de behandelrelatie
te beëindigen, maar worden ook minder zorgvuldigheidseisen gesteld (Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, 2003).
Een interessante vraag is of een tandarts de relatie
mag beëindigen nadat een patiënt een formele klacht tegen hem heeft ingediend. Veel zal in dit verband weer afhangen van de omstandigheden van het geval. In de
praktijkwijzer ‘WGBO in de praktijk’ van de NMT wordt
gesteld dat het dreigen met een klacht wordt gezien als
een onheuse bejegening die een gewichtige reden vormt
om de behandelingsovereenkomst te beëindigen (Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde
2006). In casus 5 stelt het tuchtcollege zonder meer dat
het indienen van een klacht niet wordt gezien als een gewichtige reden. Bij deze laatste visie kunnen wel wat
vraagtekens worden gezet. Als een vertrouwenscrisis wel
als een gewichtige reden kan worden gezien, waarom zou
dan het indienen van een klacht, toch een duidelijk signaal voor zo’n crisis, geen gewichtige reden zijn?
Zorgvuldigheidseisen bij het eenzijdig beëindigen van de behandelrelatie
Tandartsen voeren regelmatig ongewenst gedrag van een
patiënt aan als reden voor het beëindigen van de relatie.
Deze argumenten zijn in 4 categorieën in te delen: niet of
te laat komen op een afspraak, betalingsproblemen, het
vragen van een second opinion en agressief gedrag (zie
casus 4).
Afhankelijk van de aard van de gewichtige reden gaan tuchtcolleges ervan uit, dat bij het eenzijdig beëindigen van de
relatie door de tandarts, zelfs als sprake is van een gewichtige reden, bepaalde zorgvuldigheidseisen in acht moeten
worden genomen. Zo zal er bij een conflict over bijvoorbeeld
een betaling worden gevraagd dat de tandarts eerst nagaat
of de patiënt inderdaad niet heeft betaald. Vervolgens wordt
van hem verwacht, dat hij eerst met de patiënt in gesprek
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
28
Een vertrouwensbreuk wegens gedrag van de patiënt
121 | januari 2014
Brands e.a.: Tandheelkunde en gezondheidsrecht 8
Casus 5. Indienen van een klacht een gewichtige
reden?
De patiënt wilde een klacht indienen en de tandarts zegde
alle afspraken af. Hierop wendde de patiënt zich tot het
tuchtcollege. “Het college stelt vast dat verweerster bij haar
brief aan klaagster van 18 november 2010 heeft medegedeeld
dat alle afspraken met haar in de praktijk zijn geannuleerd. Aldus heeft verweerster de behandelingsovereenkomst met klaagster opgezegd. Het feit dat verweerster klaagster nadien nog
O n d e r zo e k e n w e t e n s c h a p
arts-patiëntrelatie. Ook zou mogen worden verwacht dat
men de eis van continuïteit van de zorg relateert aan het
gemak waarmee een patiënt zich bij een andere tandarts
kan laten inschrijven. Het zou zinvol zijn de eigen verantwoordelijkheid van patiënten in die zin serieus te nemen,
dat men tandartsen verplicht alleen voor een bepaalde periode te zorgen voor de continuïteit van de mondzorg. Wil
een tandarts sneller van de patiënt af, dan zal hij moeten
helpen bij het vinden van een nieuwe tandarts.
enkele keren heeft gebeld, kan niet tot een ander oordeel leiden.
Ingevolge artikel 7:460 Burgerlijk Wetboek kan de hulpverlener,
behoudens gewichtige redenen, de behandelingsovereenkomst
niet opzeggen. Het indienen van een klacht door een patiënte kan
niet aangemerkt worden als een gewichtige reden als bedoeld
in voornoemd artikel. Voorts heeft verweerster niet gezorgd voor
een adequate vervanging, zoals een goed hulpverlener behoort te
doen bij een rechtsgeldige opzegging van de behandelingsovereenkomst. Het college is derhalve van oordeel dat verweerster
ten aanzien van het opzeggen van de behandelingsovereenkomst
met klaagster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. In
zoverre is dit klachtonderdeel gegrond.” (Regionaal Tuchtcollege
voor de Gezondheidszorg Amsterdam, 2011)
gaat en hem waarschuwt dat bij voortgezet ongewenst gedrag uitschrijving volgt. Tijdens zo’n gesprek kan ook worden gevraagd of de patiënt nog vertrouwen in de tandarts
heeft (Centrale Klachtencommissie NMT, 2013b). Hierbij
wordt aanbevolen dit gesprek niet meteen na een conflict te
voeren, maar een zekere afkoelingsperiode in te lassen. Verder is het tijdstip van een dergelijk gesprek van belang. Begint een tandarts over niet-betaalde rekeningen terwijl de
patiënt verdoofd in de stoel ligt, dan wordt dit als niet-professioneel beschouwd (Centrale Klachtencommissie NMT,
2013a). De afkoelingsperiode moet ook niet te lang duren.
Biedt een tandarts pas een gesprek aan wanneer de klacht al
is ingediend, dan is hij te laat.
Komt het tot een uitschrijving, dan geldt deze uitschrijving niet voor een hele familie, maar beperkt deze zich in
principe tot degene met wie de tandarts een conflict heeft.
Verder zal de tandarts deze patiënt moeten behandelen tot
deze een nieuwe tandarts gevonden heeft. Daarbij zal hij
de patiënt behulpzaam moeten zijn bij het vinden van een
andere tandarts. In de literatuur is wel aangevoerd dat
deze laatste eisen het resultaat zouden moeten zijn van
een belangenafweging (Brands, 1999). Enerzijds het belang van de patiënt bij een continue zorgverlening en anderzijds het belang van de tandarts om niet iemand te
moeten helpen met wie hij een conflict heeft. Deze belangenafweging is in uitspraken zelden terug te vinden.
Tuchtcolleges lijken zonder meer dezelfde eisen te stellen
aan beëindiging door een tandarts als aan het beëindigen
van een behandelingsovereenkomst door een huisarts,
zonder dat bijvoorbeeld de vraag wordt gesteld of voor het
opzeggen van de behandelrelatie met een tandarts, afgaande op de afhankelijkheid van de patiënt, het noodzakelijk is
dat dezelfde zorgvuldigheidseisen gelden als bij de huis-
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
Niet-patiëntgerelateerde redenen voor beëindiging
Een tandarts mag in principe zijn praktijk inkrimpen of beeindigen. Een eerste vereiste hierbij is dat patiënten hierover worden ingelicht. Dit kan via een persoonlijke brief,
eventueel aangevuld met een advertentie. Blijkens Gedragsregel 26 dienen tandartsen hun patiënten een redelijke termijn te gunnen om een andere tandarts te vinden
(intermezzo 1). Zo nodig dienen zij hierbij te helpen. Wat
beschouwd moet worden als een redelijke termijn zal afhangen van het gemak waarmee een patiënt een andere
tandarts kan vinden. Tot slot mag niet onvermeld blijven
dat op tandartsen een plicht rust patiënten een afschrift
van het dossier te verschaffen. Daarnaast bestaat een bewaarplicht voor dossiers. Eerder is al geconstateerd dat
een centraal bewaarpunt voor dossiers van praktijken die
van de ene dag op de andere gesloten zijn, zinvol kan zijn
(Brands et al, 2013b).
Conclusie
Tandartsen hebben de nodige vrijheid als het gaat om de
beslissing patiënten in te schrijven. Deze vrijheid wordt in
een aantal omschreven gevallen beperkt. Het uitschrijven
of het eenzijdig beëindigen van de behandelrelatie door
een tandarts is slechts mogelijk onder voorwaarden. Gewichtige redenen spelen een belangrijke rol, evenals het in
acht nemen van zorgvuldigheidseisen. Welke eisen dit zijn
en hoeveel waarde aan de eisen wordt toegekend, is sterk
afhankelijk van de situatie. Daarom is normering gebaseerd op jurisprudentie. Aangezien tuchtcolleges op dit
punt geen steun hebben van richtlijnen of uitgebreide wetgeving, zou mogen worden verwacht dat de belangenafweging die veelal wordt gemaakt, relatief uitgebreid wordt
weergegeven. Dit is echter lang niet altijd het geval.
Literatuur
* Brands WG. Behandeling na afspraak. Een onderzoek naar tuchtrechtelijke, civielrechtelijke en strafrechtelijke hulpverleningsplichten
van artsen en tandartsen. Lelystad: Koninklijke Vermande, 1997.
Academisch proefschrift.
* Brands WG. Tot de dood ons scheidt? Nederlands Tandartsenblad
1999; 54: 930-933.
* Brands WG. De mondige patiënt. Een conflict tussen zelfbeschikkingsrecht en bekeringsplicht. Ned Tijdschr Tandheelkd 2006; 113: 56-61.
* Brands WG, Ven JM van der, Eijkman MAJ. Tandheelkunde en gezondheidsrecht 2. Meningsverschillen over de zorginhoudelijke professionele standaard. Ned Tijdschr Tandheelkd 2013a; 120: 251-255.
29
121 | januari 2014
Brands e.a.: Tandheelkunde en gezondheidsrecht 8
O n d e r zo e k e n w e t e n s c h a p
* Brands WG, Ven JM van der, Eijkman MAJ. Dossierplicht: overdracht of
* Regionale Beoordelingsraad Zwolle, 7 februari 2005. Nederlands Tandartsenblad 10, 27 mei 2005.
afschrift. Ned Tijdschr Tandheelkd 2013b; 120: 301-305.
* Brands WG, Ven JM van der, Eijkman MAJ. Tandheelkunde en gezondheidsrecht 7. De hulpverleningsplicht: beschikbaarheid en bereikbaar-
Summary
heid, Ned Tijdschr Tandheelkd 2013c; 120: 693-698.
* Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. Uitspraak onder num-
Dentistry and healthcare legislation 8. Registration and termina-
mer 2003/020, 10 juli 2003. Den Haag: Centraal Tuchtcollege voor
tion of registration of patients: the disciplinary judge determines
de Gezondheidszorg, 2003.
the norm
* Centrale Klachtencommissie NMT. Uitspraak 2 april 2007. Nederlands
Tandartsenblad 2007, 25 mei 2007.
* Centrale Klachtencommissie NMT. Niet gedateerde uitspraak uit 2008.
Nederlands Tandartsenblad 2008; 16: 44-45.
* Centrale Klachtencommissie NMT. Uitspraak 26 mei 2009. Nederlands
Tandartsenblad 2009; 12: 42.
* Centrale Klachtencommissie NMT. Uitspraak 14 oktober 2009. Nederlands Tandartsenblad 2010; 04: 68-69.
* Centrale Klachtencommissie NMT. Uitspraak 18 maart 2011. Nederlands Tandartsenblad 2011a; 13: 36-37.
* Centrale Klachtencommissie NMT. Uitspraak 22 augustus 2011. Nederlands Tandartsenblad 2011b; 22: 36-37.
* Centrale Klachtencommissie NMT. Niet gedateerde uitspraak uit 2013.
The extent of the responsibility to provide care which a dentist bears depends
on whether a patient is registered with the dentist’s practice. A dentist has
the freedom not to register a patient with his practice, provided he does not
violate the anti-discrimination laws or a cooperative professional agreement
which the dentist has signed. No conditions are applied if a patient wishes to
withdraw his registration, or a registration is withdrawn by mutual agreement. If a dentist wishes to terminate the treatment agreement unilaterally,
this can only be done if serious reasons for doing so can be identified. The
reasons for termination which will be accepted by disciplinary boards as
serious depend very much on the conditions of the specific case. In cases of
the unilateral termination of a treatment agreement on the part of a dentist,
given the serious reasons for doing so, it is usually necessary for a dentist to
take into consideration various requirements for careful conduct.
Nederlands Tandartsenblad 2013a; 02: 36.
* Centrale Klachtencommissie NMT. Niet gedateerde uitspraak uit 2013.
Nederlands Tandartsenblad 2013b; 12: 34-35.
* Hoge Raad der Nederlanden. Uitspraak 10 januari 1997. Tijdschrift
voor Gezondheidsrecht 1997; 56. Met noot van WG Brands.
* Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde. Gedrags-
Bron
W.G. Brands¹, J.M. van der Ven², M.A.J. Eijkman³
Uit ¹de Tandartsenpraktijk Apeldoornseweg in Vaassen, ²de Nederlandse
Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde en ³de afdeling Conserverende en Preventieve Tandheelkunde van het Academisch Centrum voor
regels voor tandartsen. Nieuwegein: Nederlandse Maatschappij tot
Tandheelkunde Amsterdam
bevordering der Tandheelkunde, 2000.
Datum van acceptatie: 25 november 2013
* Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde. Praktijkwijzer WGBO in de praktijk. Nieuwegein: Nederlandse Maatschap-
Adres: mr. dr. W.G. Brands, Lange Grafte 33, 7321 ZC Apeldoorn
[email protected]
pij tot bevordering der Tandheelkunde, 2006.
* Rechtbank Assen. Sector Kanton. Uitspraak onder nummer
LJN BA3939, 18 april 2007. Assen: Rechtbank Assen, 2007.
ECLI:NL:RBASS:2007:BA3939.
* Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam.
Uitspraak onder nummer 2010/357T, 19 juli 2011. Amsterdam: Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, 2011.
ECLI:NL:TGZRAMS:2011:YG1228 2010/357T.
* Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven. Uitspraak onder nummer 1005 YG0911, 17 februari 2011. Eindhoven: Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, 2011.
ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG0911 1005.
* Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag. Uitspraak onder nummer 172.dh YG0303, 18 mei 2010. Den
Haag: Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, 2010.
ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0303 2008 h 172.dh.
* Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag. Uitspraak onder nummer 2010-082, 24 mei 2011. Den Haag:
Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, 2011.
ECLI:NL:TGZRSGR:2011:YG1133 2010-082.
* Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle. Uitspraak onder
nummer 259/2007, 9 oktober 2008. Zwolle: Regionaal Tuchtcollege
voor de Gezondheidszorg, 2008.
* Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle. Uitspraak onder
nummer 148/2008, 23 april 2009. Zwolle: Regionaal Tuchtcollege
voor de Gezondheidszorg, 2009.
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
30
121 | januari 2014
Download