Rechtenvrij interview met Tijn Docter ‘Een verlangen naar gezag, meer structuur, orde, respect. Dat is van deze tijd’ Wie speel je in BINT? ‘Ik speel de leraar De Bree. Hij is nieuw op een school en hij denkt ook dat hij daar tijdelijk zal zijn, want hij is bezig met zijn proefschrift om te promoveren. Hij heeft de intentie om daar één jaar les te gaan geven, omdat hij nieuwsgierig is naar specifiek die school. Er gaan verhalen rond over de directeur, over Bint. Die houdt er nogal eigenzinnige ideeën op na.’ Herken je karaktereigenschappen van jezelf in De Bree? ‘Wat ik herken is het willen rationaliseren van dingen. Dus het gevoel je een beetje te willen verstoppen. Om de controle niet te verliezen. Dat je iets met ratio verklaard en ze dan wat makkelijker kan parkeren. Ik houd er niet van als ik noodgedwongen in een piekerstand terecht kom, want dan raak ik in een neerwaartse spiraal. Het liefste verzin ik er een verklaring voor, rationeel. Dan kan ik het makkelijk duiden, dan blijft het rustig in mijn hoofd.’ Ken je andere mensen die je aan hem doen denken? ‘Als je De Bree karikaturiseert is het een behoorlijke control freak. Eigenlijk is Rutte wel een goed voorbeeld. Rutte is ook iemand die ontzettend goed om de hete brij heen kan draaien zonder dat hij sympathie verliest. Zo iemand die nieuwsgierig en positief in het leven staat. Dus ook wel op zoek is naar oplossingen. Hij heeft iets jongensachtigs. De Bree is de zoon in de vader-zoon verhouding. En BINT is eigenlijk een soort Poetin. Rutte en Poetin in één stuk!’ Kun je iets vertellen over de schoolklassen in BINT? ‘Er is een brave klas en een recalcitrante klas. De uitdaging is de recalcitrante klas, de rare onaangepaste lui. Bint heeft hen expres bij elkaar gezet om daar zijn gaafste werk van te maken. De verschillen tussen die twee klassen zijn contrastrijk en maakt duidelijk waarom de leraar zich anders opstelt. Als ze te braaf zijn wekt dat irritatie en als ze te recalcitrant zijn, doet dat een beroep op je gezag. Net als bij de opvoeding van je kinderen.’ De tien jonge talenten waar je mee speelt, hoe is het werken met hen? ‘Een explosie aan energie. Allemaal willen ze heel erg graag en ze zijn nieuwsgierig. De oude ‘oude garde’ wordt er heel enthousiast van. Jules Croiset krijgt alle ontzag van de jonge talenten, een prettige chemie.’ Had je het boek gelezen? ‘Ja voor mijn lijst en het was zeer herkenbaar maar ook interessant, raar en humoristisch. Dingen, gebouwen en voorwerpen krijgen eigenschappen van mensen toegewezen en mensen krijgen eigenschappen van voorwerpen toegewezen. Bijvoorbeeld ‘De Brees denken was hoekig en nors.’ Hoekig denken, dat is knap.’ Is het verhaal nog actueel? ‘Politiek raakt het aan de tijd. Er is altijd een soort worsteling tussen links en rechts. Na de Tweede Wereldoorlog leek het boek een oproep tot fascisme, wat niet zo was. Nu roepen we allen weer om een leider. Er moet een beetje structuur in komen, roepen ouders op de school van mijn kinderen en bij de voetbalclub. Een verlangen naar gezag, meer structuur, orde, respect. Dat is van deze tijd.’ Is dit stuk aantrekkelijk voor scholieren? ‘Dit stuk doet wat theater moet doen. Het houdt een spiegel voor je neus. Dus als het goed is, zit iedereen in de zaal naar zichzelf of zijn buurman te kijken. Zonder de uitspraak van wat goed is en slecht, dat vind ik altijd vervelend, maar dat je in de zaal zit en denkt ‘hé dat ben ik.’ Dat zou het mooiste zijn!’