Stageverslag - WordPress.com

advertisement
Stageverslag jaar 3
Anjuli van Romondt 2010
Stageverslag
KRAS Rotterdam
&
Leerkansprofiel basisschool de Toermalijn in Den Haag
Bron: eigen beeldmateriaal, KRAS tentoonstelling
Willem de Kooning Academie – Rotterdam
Cursusjaar 2008-2009
Docent Beeldende Vakken
Studiejaar 2
J. van der Ziel
Anjuli van Romondt
0802901
Klas: 2VB
Datum: 29 juni 2010
1
Stageverslag jaar 3
Anjuli van Romondt 2010
Inhoudsopgave
Inleiding
Informatie KRAS Rotterdam
Specifieke leervragen bij deze stage
Informatie Leerkansprofielschool Den Haag
Specifieke leervragen bij deze stage
Lesplannen
Algemene leervragen
- Belangrijkste leervraag
Competenties
- Aan welke competenties heb ik gewerkt?
- Aan welke competenties wil ik volgend schooljaar werken?
Reflectie
- Eigen reflectie
- Reflectie stagebegeleiders
Conclusie
Bijlage
Marco
Marguerite
Blz:
3
4
6
10
11
17
18
21
22
23
26
27
28
29
31
Harry
2
Stageverslag jaar 3
Anjuli van Romondt 2010
Inleiding
In de afgelopen twee jaar liep ik stage op twee verschillende middelbare scholen. Daarom
vond ik het voor mijn 3e jaars stage hoog tijd worden voor wat anders. In vergelijking met de
eerste twee jaar, liep ik dit jaar het gehele jaar stage op de dinsdagavond en vrijdagmiddag.
Niet te verwarren met dat ik momenteel pas in mijn 2e jaar zit, heb ik wel al een 3e jaars
stage gelopen. Dit omdat ik al voor deze studie een jaar lang de lerarenopleiding Frans deed
en daardoor vooruit liep op stage.
Ik begon bij KRAS in Rotterdam, maar al snel kwam ik erachter dat dit te weinig uren waren.
Daarom vulde ik mij stage uren aan met een tweede stage op een basisschool via het
Koorenhuis in Den Haag.
Ik moest voornamelijk leren omschakelen van doelgroep, omdat ik bij KRAS te maken kreeg
met lichamelijk en geestelijk gehandicapten en op de basisschool met de leeftijd 7 t/m 12
jaar.
3
Stageverslag jaar 3
Anjuli van Romondt 2010
Informatie KRAS Rotterdam
Adresgegevens.
Accent Avondschool Delfshaven
Japarastraat 4
3029 LA Rotterdam
Accent Avondschool
Accent Avondschool is er voor volwassenen met een verstandelijke beperking.
Hier werken de cursisten aan hun identiteit en ontwikkeling op:
• maatschappelijk gebied – hoe ga je om met anderen
• cognitief gebied - wat moet je daarvoor weten
• recreatief gebied - wat vind je leuk om te doen
• communicatief gebied – hoe maak je duidelijk wat je wilt
Het gaat hier om een onderwijsinstelling waar zij in een veilige, individuele, gestructureerde
en professionele omgeving kunnen werken aan hun identiteit en ontwikkeling op
maatschappelijk, cognitief, recreatief en communicatief terrein.
Bij Accent Avondschool staan een aantal kernbegrippen centraal. Deze geven aan wat ze
belangrijk vinden. Ze bepalen de manier waarop cursisten aan de slag kunnen in de school.
Kleinschaligheid
De groepen waarin docenten lessen geven, zijn klein. Zo kunnen ze aan iedere cursist
voldoende aandacht schenken. Meestal is er een maximum van 11 deelnemers per cursus.
Veiligheid
Mensen met een beperking vormen een kwetsbare groep. Daarom zijn er op de vestigingen
van Accent Avondschool altijd voldoende mensen aanwezig die de cursisten begeleiden.
Professioneel team
Er zijn ongeveer 40 docenten actief die uit het Praktijkonderwijs komen. Ze kunnen inspelen
op de belevingswereld van cursisten. Vrijwilligers, stagiaires van pedagogische opleidingen
en de kunstacademie geven de leerkrachten de nodige ondersteuning.
Praktische vaardigheden
Accent Avondschool werkt met de cursisten aan hun vermogen om op eigen benen te staan.
Ze oefenen daarbij allerlei praktische vaardigheden. Zoals je huis opruimen, koken, klok
kijken, boodschappen doen en opletten wie je binnenlaat. Speciaal hiervoor biedt Accent
Avondschool in samenwerking met stichting Stras een cursus Bijzondere Buurtgenoten die
cursisten voorbereidt op zelfstandig wonen.
Individueel leerlingvolgsysteem
Van iedere cursist houdt Accent Avondschool de ontwikkeling bij in een volgsysteem van
cursisten.
4
Stageverslag jaar 3
Anjuli van Romondt 2010
Kraskunst
KrasKunst is een initiatief van Stras, dat in samenwerking met Accent Avondschool een
cursuspakket biedt aan kunstenaars met een verstandelijke beperking. Hierbij worden
cursussen schilderen en tekenen gegeven onder leiding van professionele kunstdocenten.
Op het einde van de cursusperiode zal er een expositie plaatsvinden.
Begeleiding op deze school
Zonder vrijwilligers geen Accent Avondschool. Zo simpel ligt het. Docenten krijgen
ondersteuning van vrijwilligers en stagiaires van pedagogische instellingen, ROC’s en van de
kunstacademie. Deze combinatie maakt het mogelijk zoveel mogelijk individuele aandacht
aan de cursisten te schenken.
Lesrooster.
De vaste cursusdagen zijn: maandag, dinsdag en donderdag.
Naast schilderen en tekenen, bieden ze ook een cursus Nederlandse taal, rekenen, fitness,
koken, computeren en Engels.
Ik heb het gehele jaar stage gelopen bij KRASkunst in Delfshaven op de dinsdagavond van
18.45 – 21.00 uur.
*Bron:
www.accentavondschool.nl.
www.stras.nl.
5
Stageverslag jaar 3
Anjuli van Romondt 2010
Specifieke leervragen bij deze stage:
1. Hoe zit de organisatie (KRAS) precies in elkaar?
2. Hoe begeleid ik de cursisten tijdens de les?
3. Wat is de beste manier op geestelijk en lichamelijk beperkte cursisten te
benaderen?
4. Hoe ga ik om met vertrouwelijke informatie van de cursisten?
5. Kan ik buiten de lessen om meer voor de organisatie betekenen?
Ik begeleidde elke dinsdagavond een groepje van 5 cursisten. Deze groep zit gemengd met
zowel lichamelijk als geestelijk gehandicapten. De leeftijd zit tussen de 25-55 jaar. Ik vond
het fantastisch dat ik zo vrij werd gelaten en mij ook niet werd verteld wat ik precies moest
doen. Lijkt vervelend, maar zo vind ik sneller m’n draai in een groep. Ik leerde meteen alle
namen, zoveel waren het er ook niet. Maar voor de cursisten is het erg fijn om bij de
voornaam aangesproken te worden. Ook houden ze veel van lichamelijke aanrakingen.
Daarnaast hebben ze ook veel humor en een bijzondere nuchtere kijk op het leven.
Natuurlijk worden ze meteen getypeerd als ‘stereotype’. Maar deze groep is zo snugger en
creatief dat mijn ogen wel even goed geopend werden.
Hoe heb ik aan mijn leervragen gewerkt?
1. Hoe zit de organisatie (KRAS) precies in elkaar?
Ik ben de enige stagiaire, daarnaast was er ook een kunstenaar (Paul) bijgekomen als
vrijwilliger. De dinsdagavond wordt geleid door Thomas en Debora. Thomas kwam zelf ook
van de Willem de Kooning Academie en Debora is pedagogisch medewerker. Zij hebben
KRAS kunst opgericht en werken erg goed samen als team. Hierboven staat de
verantwoordelijke van de locatie en daarboven staat de algemene directeur Gerben Lems.
Ik voelde me meteen al heel erg welkom en werd ook vriendelijke ontvangen. Ook hebben
we alvast besproken wat mijn rol zal zijn en of ik aan eventuele stageopdrachten kan gaan
werken. Toch is het erg moeilijk om de cursisten een les te geven, omdat dit schijnbaar in het
vorige jaar was geprobeerd en dit niet aansloeg.
Toch zie ik dit als een persoonlijke verrijking bij het werken aan mijn communicatieve
vaardigheden. Ik heb de vrijheid om te doen en laten wat ik wil. De directeur zei al, ik quote:”
Je kunt daar creatief helemaal los gaan en je eigen plan ontwikkelen”. En dat is nou net waar
ik aan toe ben.
2.
Hoe begeleid ik de cursisten tijdens de les?
In de loop van de eerste 2 stagejaren in het onderwijs kwam ik er al wel snel achter dat ik
meer een 1 op 1 manier van lesgeven prefereer. Klassikale uitleg is voor mij geen probleem,
maar toch haal ik meer voldoening in persoonlijk advies geven in combinatie met iets
klassikaals.
In de lessen begeleidde ik de cursisten, door constant vragen te stellen: “wat ga je maken?
Hoe ga je het aanpakken? Welke kleuren wil je gebruiken? Welke kleuren moeten we met
elkaar mengen om die en die kleur te krijgen?” Enz.
Ik volgde dit jaar ook het keuzevak: stemexpressie en presenteren. Hier ben ik erachter
gekomen dat ik goed ben met het gebruik van intonatie. Ik ga ik speels met tekst/verhaal om
en vertel ik levendig. Ik vond dit positief om te horen en vind ook wel dat dit mijn sterke kant
6
Stageverslag jaar 3
Anjuli van Romondt 2010
is. Ik merkte ook wel dat ik anders tegen de cursisten praat dan tegen mijn vriendinnen. Ik
praat rustiger, articuleer beter en neem pauzes tussen de zinnen door. Ook heb ik geleerd
meer geduld te hebben om te spreken. Dit zou ik ook in het dagelijks leven moeten gaan
toepassen.
3. Wat is de beste manier op geestelijk en lichamelijk beperkte cursisten te benaderen?
Alle cursisten bij KRAS zijn anders, geen een is hetzelfde. Dit betekend ook dat je iedereen
anders moet benaderen. Zo kwam ik bijvoorbeeld de volgende situaties tegen:
-
Wat ik voor het eerst in mijn leven had meegemaakt was een in paniek verkerende
cursist die constant huilde. Het kostte me even tijd om Marco tot bedaren te krijgen,
maar uiteindelijk kreeg ik uit hem waarom hij moest huilen. Ik begreep hem niet heel
erg goed, omdat hij zijn zinnen nooit afmaakt en eigenlijk alleen maar mompelt
(binnensmonds praat). Hier nam ik eigenlijk even de rol over van de psychologe
Debora. Marco is erg gevoelig voor schelden en hoge geluiden (stemverheffingen). Hij
was zo geschrokken van een thuissituatie, dat hij ook hier om moest huilen in de klas.
Ik vond het moeilijk om me een juiste houding te geven, want de psychologe Debora
stond naast me en deed niets. Hij kwam ook meteen naar mij toe en hield mijn hand
vast omdat hij verdrietig was. Dan probeer ik maar zoveel mogelijk met hem te praten
en hem woorden in z’n mond te leggen, wachtend op een ‘ja’ geknik. Dit meer omdat
hij zelf niet zo makkelijk uit z’n woorden komt. Uiteindelijk hebben we het alleen maar
over leuke dingen gehad, zodat iedereen weer kon lachen.
Thomas zei wel meteen, dat ik door de afwezigheid van Debora, een heel goed
leermomentje voor de kiezen kreeg. Vooral om een in paniek verkerende cursist te kalmeren.
- Daarnaast kwam Marguerite meteen tegen me aan staan en ging me knuffelen, omdat
ze erg verdrietig was. Er was veel geld gestolen bij haar in het verzorgtehuis. De hele
les had ze geen inspiratie om te gaan verven, laat staan een kwast te pakken. Ik had
alles geprobeerd (wat ook nogal een uitdaging was), maar niets hielp. Totdat we
gezamenlijk aan een mandala gingen werken. Omdat ze mij dan ook bezig zag, deed
ze automatisch mee.
-
Marguerite had verder nog een naar moment meegemaakt. Ze had een jongen bij
haar thuis binnengelaten die haar probeerde aan te randen. Ze had hem meteen de
deur gewezen, zo pienter was ze wel. Maar ze moest toch naar het politiebureau om
aangifte te doen, zodat die jongen overgeplaatst kon worden binnen de organisatie. Ik
schrok ervan dat dit inmiddels haar 18e keer was dat ze dit meemaakte. Toch doet het
haar evenveel als de eerste keer. Ze bijt goed van zich af, maar zoekt toch
toenadering in deze situatie. Ze ging me meteen omhelzen toen ik binnenkwam. Dit is
een situatie die ik natuurlijk nooit zelf had meegemaakt, dus ik probeerde zoveel
mogelijk te luisteren en met haar te praten. Meer kon ik niet doen.
-
Aan het einde van het jaar was er nog een vreemde situatie waarin begeleider Paul
vreselijk tekeer ging tegen de cursisten, omdat hij niet wist hoe hij met ze om moest
gaan, waarna ze allemaal in paniek raakten. De baas van de locatie bij KRAS vertelde
mij dat als er een situatie plaatsvindt waarin cursisten hun begeleider niet meer
7
Stageverslag jaar 3
Anjuli van Romondt 2010
vertrouwen, ik hem meteen moet bellen. Dit was nogal nieuw voor mij, dus daar dacht
ik niet meteen aan. Ik ben blij dat er zoveel meer mensen zijn waar ik bij terecht kan
als er iets ‘vreemds’ gebeurd. KRAS is een goede organisatie, goed gestructureerd en
je staat er nooit alleen voor. Dit gevoel heb ik wel altijd bij mijn stages in het onderwijs
gehad.
Door bovenstaande situaties meegemaakt te hebben weet ik nu wel dat ik alle cursisten
gewoon moet benaderen als ‘gewone’ mensen, waarbij je niet ziet dat ze een handicap
hebben. Het is moeilijk om je in te leven in hun toestand, dus het enige wat ik kan doen is
een luisterend oor bieden, geduld hebben en als vertrouwenspersoon dienen.
4. Hoe ga ik om met vertrouwelijke informatie van de cursisten?
Ik was op een dinsdag ook even 15 minuten alleen met de 5 cursisten. Opeens vertelden ze
me dat ze begeleider Paul helemaal niet aardig vonden en dat je bij hem helemaal niet je
gang kan gaan w.b. schilderen. Hij maakt het hele schilderij al voor je. Ik merk ook aan hem
dat hij een beetje mensenschuw is. Hij maakt op geen enkele manier sociaal contact met de
cursisten en dit merken zij ook.
Ik vond het fijn dat ik als vertrouwenspersoon fungeerde en ook dat Margerite zei dat ze mij
graag om advies vroeg.
Wel kwam er iets ter sprake waar ik nog steeds geen antwoord op heb. Arléna (cursist)
neemt mij en de rest van de begeleiders constant in vertrouwen als ze het heeft over zaken
die vroeger bij haar speelden. Dat ze door haar toenmalige vriend bijna was vermoord door
wurging, maar dat ze zijn schedel had ingeslagen met een asbak, waardoor hij 5 hechtingen
had. Toen ze vertelde dat dat de jongen is, waar ze nu nog steeds mee heeft, ging ik over op
volle verbazing. Ook vertelde ze dat ze zwanger was, maar inmiddels een miskraam had
gekregen. In hoeverre moet je deze verhalen geloven? Mocht dit allemaal waar zijn, bij wie
moet ik dit verhaal dan kwijt? Ik legde deze kwestie ook meteen voor bij mijn begeleider
Thomas en die speelde dit erg goed door naar de psycholoog Deborah van de groep. Helaas
deed zij er niets mee, dus is het doorgespeeld naar de directeur van KRAS. In afwachting
van een antwoord, hoe ik (wij als begeleiders) daarmee om zouden moeten gaan. Ik kreeg
nl. ook te horen dat lichamelijk/verstandelijk gehandicapten toch graag deel willen uitmaken
van de ‘normale’ bevolking. Mochten ze dan van familieleden of vrienden dergelijke verhalen
te horen krijgen, dan projecteren ze dit meteen op zichzelf. Om uiteindelijk ook toegelaten te
worden tot deze samenleving. Daarom vind ik het heel belangrijk om te weten hoe ik met
deze (vertrouwelijke) informatie om zou moeten gaan en of hier niet een specialist bij moet
komen die haar evt. verder kan helpen. Gelukkig was hier uiteindelijk wel een aangewezen
persoon voor aanwezig.
5. Kan ik buiten de lessen om meer voor de organisatie betekenen?
In februari had ik een vergadering met Paul en Thomas over de locatie van de
eindtentoonstelling van al het gemaakte werk van de cursisten. Ik maakte kennis met de
directeur van KRAS Gerben Lems, maar ook met erfen van Beuningen. Best bizar, maar
8
Stageverslag jaar 3
Anjuli van Romondt 2010
leuk, hoeveel mensen je leert kennen binnen deze organisatie. Iedereen gaat er als
vrijwilliger 100% voor en dat maakt het zo leuk. We spraken over de te verdelen functies en
hoe we alles gaan aanpakken. Gelukkig kreeg ik de mogelijkheid mee te werken binnen
deze organisatie, wat een verrijking voor mijn stage is.
Ook was ik gevraagd mee te helpen met de tentoonstelling die in april plaatsvond op de
Coolsingel. Er komt hier veel bij kijken, en het is echt super om in zo’n team te werken van
enthousiaste kunstenaars en psychologen. Ik weet nu wel wat mijn grenzen zijn, over hoe
ver ik kan gaan met praten over (voor de cursist) gevoelige dingen. Het is heerlijk om Harry
belachelijk te maken, omdat je weet dat hij hetzelfde bij jou terug doet. We hebben veel lol in
de klas en lachen ons rot om elkaar, dit motiveert en geeft je een goed gevoel. Het gevoel
dat je een goede daad hebt verricht.
Mij werd opeens gevraagd door Thomas of ik Debora’s plaats op de dinsdag zou willen
overnemen, als vaste kracht. Ik vond het heel lief dat ze aan mij dachten, maar
studietechnisch is het voor mij niet haalbaar. Het blijft een inspirerende en creatieve
omgeving, waarbij iedereen zich op vrijwillige basis inzet. Misschien dat ik hier over een paar
jaar weer op terugkom, maar ik zie eerst nog andere uitdagingen tegemoet.
Je bent eigenlijk bij KRAS niet altijd bezig met ‘lesgeven’. Waarbij je denkt dat je ook niet
zoveel geleerd hebt. Maar uiteindelijk heb ik meer pedagogische, communicatieve en
vakinhoudelijke vaardigheden ingezet dan ik had gedacht.
Ik heb ze naast het mengen van kleuren en schildertechnieken ook geleerd assertiever te
zijn, waardoor hun zelfvertrouwen omhoog ging.
Ik gaf ze niets anders dan complimenten als ze de goede kant op gingen. Als je bijvoorbeeld
zegt:”dit doe je helemaal fout..”, dan raakt zo’n cursist helemaal in paniek. Door opbouwende
feedback te geven gaf ik ze het gevoel dat ze ook echt ‘kunstenaars’ waren. Dat zette de
cursisten op een soort voetstuk, waardoor ze zich verheven voelden en dus meer
zelfvertrouwen kregen.
9
Stageverslag jaar 3
Anjuli van Romondt 2010
Informatie Leerkansprofielschool Den Haag
Basisschool de Toermalijn is een katholieke school waarbij veel culturen en religies
samenkomen.
De basisschool Toermalijn valt onder het bestuur van de stichting Lucas Onderwijs.
Lucas Onderwijs is een groot interconfessioneel schoolbestuur met zo'n 40 basisscholen, 9
sbo scholen en 10 scholen voor voortgezet onderwijs.
De Katholieke richting kenmerkt zich juist door de openheid naar andere culturen en religies.
Waar heb ik me mee bezig gehouden?
In januari 2008 is de Toermalijn gestart met de Talent Ontwikkelingschool, afgekort TOS.
De TOS biedt de kinderen meer dan alleen om hun kansen in de samenleving te vergroten.
Het accent ligt vooral op het ontwikkelen van talenten van kinderen. Dit profiel kenmerkt zich
door verlenging van de leer- en ontwikkeltijd of educatieve speeltijd voor alle kinderen van de
school. De schooldag duurt dan voor de kinderen van 8.30 uur - 16.30 uur. Dat geldt dan
voor 4 dagen (maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag) voor de groepen 3 t/m 8. Op deze
manier zijn de begin- en eindtijden voor deze 4 dagen hetzelfde.
In die extra uren is er naast extra aandacht voor taalontwikkeling, ook aandacht voor sociale
vaardigheden, burgerschap, sport en cultuur. Ook ICT/nieuwe media,techniekonderwijs en
huiswerkbegeleiding kunnen hierin een plaats hebben. Activiteiten als sport en cultuur
worden binnen de TOS niet aangeboden als recreatie, maar zijn gericht op het versterken
van de competenties van kinderen, met name op het gebied van taal, sociaal-emotionele
ontwikkeling en sociale binding.
De kinderen maken zelf een keuze om hun talenten te ontdekken en te ontwikkelen.
Op maandag en vrijdag krijgen de kinderen van de groepen 3 t/m 8 les van vakleerkrachten.
Anderhalf uur lang, verspreid over de dag (drie cursussen van drie kwartier).
Ik gaf elke vrijdag dus drie Beeldende cursussen van drie kwartier aan de klassen 4 t/m 8.
’s Ochtends: Theater/Dans/Muziek
9.30-10.15 uur groep 3/4
’s middags: Sport/Muziek/Beeldend
14.00-14.45 uur groep 7/8
10.15-11.00 uur groep 5/6
14.45 -15.30 uur groep 5/6
11.15-12.00 uur groep 7/8
15.45 -16.30 uur groep 3/4
Een klas wordt in 3 groepen ingedeeld die dag en rouleert, zodat 1 groepje theater heeft, de
ander dans en de derde groep op dat moment muziekles krijgt. Na 13 weken gaan de
groepen over in een ander thema. Zo krijgt een leerling met 3 verschillende disciplines te
maken binnen een jaar.
*bron: http://www.toermalijn.nu/
10
Stageverslag jaar 3
Anjuli van Romondt 2010
Specifieke leervragen bij deze stage:
1. Aan welke doelstellingen moet ik mij houden tijdens de lessen?
2. Hoe kan ik het beste basisschool leerlingen benaderen?
3. Hoe houd ik goed rekening met de verschillende doelgroepen?
Voordat ik aangeef hoe ik aan mijn leervragen heb gewerkt, wil ik wel nog duidelijk maken
dat deze basisschool leerlingen niet te vergelijken zijn met een ‘gewone’ basisschool. Met
ongeveer 70 verschillende nationaliteiten en geen een Nederlander in de klas, kwam ik er al
snel achter dat het hier ging om moeilijk lerende kinderen met een vreselijk grote
taalachterstand. Van huis uit krijgen ze geen hulp en dat maakt het als vakdocent bijzonder
moeizaam een les van 45 minuten in elkaar te zetten. Dit meer omdat ze hun concentratie er
niet bij kunnen houden, maar vooral omdat ze nauwelijks Nederlands spreken.
1. Aan welke doelstellingen moest ik mij houden tijdens de lessen?
De eerste les die ik meemaakte was weinig uitdagend en moeilijk begrijpbaar voor de
leerlingen. Groep 7/8 begrepen het wel, groep 5/6 had moeite, maar groep 3/4 moest je alles
10 keer uitleggen. Daar moest je zelfs al gaan uitleggen welke kleur geel was. Ik vind het niet
slim om 3 keer dezelfde soort les te geven. Je kan wel hetzelfde onderwerp behandelen,
maar wel enigszins aanpassen in moeilijkheidsgraad. Ook kent Felah helemaal geen orde,
waar ik me echt aan kan doodergeren. Ze is zelf beeldend kunstenares, maar heeft nooit een
lerarenopleiding genoten. Dat is te merken. Ik gaf haar nog advies hoe ze bepaalde situaties
het beste kon aanpakken, bijvoorbeeld iemand uit een groepje apart zetten. Ik vind wel dat je
dit zelf wel had kunnen bedenken. Ik krijg daardoor wel steeds meer de neiging zelf
interessantere onderwerpen te verzinnen om de les 45 minuten lang boeiend te kunnen
houden.
Over de leerlijn bij deze leerkansprofielscholen werd het gehele jaar door vergaderd. Er
moest uiteindelijk één lijn getrokken worden in de doelstellingen per klas. Het was wel onze
taak om deze doelstellingen afgelopen jaar al geleidelijk aan te introduceren, maar vanaf
september 2010 wordt hier pas serieus op ingegaan. Hierbij hield ik mij aan het volgende:
Leerdoelen 6-8 jaar:
Kennis:
 Het kind moet weten wat een schilderij, een tekening en een beeld is.
 Materiaalkennis: weten wat verf is, inkt, krijt, klei, hout, metaal, lijm. Kennis van
eenvoudige druktechnieken (stempelen enz.).
 Beeldende begrippen:
Kleur: warme en koude kleuren, lichte en donkere kleuren, kleurencirkel.
Vorm: klein en groot, rond en hoekig.
Lijn: dun en dik.
Textuur: ruw en glad, zacht en hard.
Sfeer: vrolijk en somber, rustig en druk.
Vaardigheden:
11
Stageverslag jaar 3





Anjuli van Romondt 2010
Het kind moet kunnen omgaan met materialen en gereedschappen: krijt, verf,
penseel, schaar, lijm, zaag, klei. Beheerst kunnen scheuren, verf mengen,
stempelen, kneden, inkt rollen. Knopen kunnen leggen.
Schoon en netjes kunnen werken.
Waarnemingen en ervaringen kunnen verwoorden.
Kunnen ordenen.
Kleuren kunnen mengen.
Ervaringen kunnen uitdrukken in beelden, zowel in het platte vlak als in het ruimtelijk.
Taalversterking:
 Basaal: ritme, klank, vorm, patronen. Ordenen.
 Het alfabet gebruiken. Woorden gebruiken uit de taalmethode: woorden verbeelden
en woorden geven aan beelden.
 Verwoorden wat je ziet, doet, denkt, ervaart. Dingen en handelingen benoemen.
 Verhalen en gedichten voorlezen die passen bij het thema van de les.
 Taalspelletjes, vragenspelletjes, hardop tekenen, vertellen, uitleggen, overleggen.
Leerdoelen 8-10 jaar:
Kennis:
 Het kind moet onderscheid kunnen maken tussen tekening, schilderij, foto, reliëf,
beeld en drukwerk.
 Materiaalkennis: verschillende soorten verf, inkt, krijt, bouw- en constructiemateriaal
(hout, steen, metaal, karton, plastic.) Kneedbaar materiaal.
 Beeldende begrippen:
Kleur: primaire en secundaire kleuren, kleur en emotie, kleur en sfeer. Schaduw.
Compositie: groeperen, eenvoudig perspectief, standpunt.
Realisme en fantasie.
Vaardigheden:
 Het kind moet kunnen omgaan met materialen en gereedschappen. Kunnen arceren.
Zagen, vijlen en schuren. Verf droog en nat kunnen gebruiken, een holle vorm
kunnen maken van klei, ijzerdraad kunnen vormen.
 Schoon en veilig kunnen werken.
 Waarnemingen en ervaringen kunnen verwoorden.
 Gemengde kleuren kunnen toepassen.
 Zich kunnen uitdrukken in beelden, zowel in het platte vlak als ruimtelijk. Eigen
verbeeldingskracht kunnen inzetten.
Taalversterking:
 Basaal: verschillende soorten patronen. Taal en beeld integreren.
 Woorden gebruiken uit de taalmethode: woorden verbeelden en woorden bij beelden
schrijven.
 Verwoorden wat je ziet, doet, denkt, ervaart. Waarnemingen en handelingen
benoemen.
 Verhalen en gedichten bij het thema van de les kiezen.
12
Stageverslag jaar 3

Anjuli van Romondt 2010
Taalspelletjes, vragenspelletjes, hardop tekenen, vertellen, uitleggen, overleggen,
presenteren.
Leerdoelen 10-12 jaar:
Kennis:
 Het kind moet weten dat beeldende kunst overal ter wereld, vanaf de steentijd, wordt
gemaakt en deel uitmaakt van de cultuur.
 Weten wat een stilleven is, een landschap een portret. Abstractie en naturalisme.
 Materiaalkennis: gebruiksmogelijkheden van verf, krijt, klei, hout, metaal, steen,
karton, plastic.
 Verbindingen: lijm, plakband, touw en draad, spijkers en schroeven, haken en ogen.
 Beeldende begrippen:
Kleur: betekenis van kleuren.
Vaardigheden:
 Het kind moet kunnen omgaan met materialen en gereedschappen: verschillende
verfsoorten, drukkersspullen, mes, tang, boor, zaag, kleigereedschap.
 Schoon en veilig kunnen werken.
 Waarnemingen en ervaringen kunnen verwoorden.
 Verschillende voorwerpen en materialen met elkaar kunnen verbinden.
 Zich kunnen uitdrukken in beelden, zowel in het platte vlak als ruimtelijk. Eigen
verbeeldingskracht kunnen inzetten.
Taalversterking:
 Het woordenboek gebruiken. Woorden gebruiken uit de taalmethode: woorden
verbeelden en schrijven bij beelden. Gedichten, gedachten, dialogen,
gebruiksaanwijzingen, observaties…
 Waarnemingen en handelingen verwoorden.
 Verhalen en gedichten inzetten die passen bij het thema van de cursus.
 Taalspelletjes, vragenspelletjes, hardop tekenen, vertellen, uitleggen, overleggen,
presenteren.
2. Hoe kan ik het beste basisschool leerlingen benaderen?
Ik vond het bizar om constant met ‘juf’ aangesproken te worden, sommige leerlingen
begonnen meteen aan me te hangen, of hadden constant goedkeuring nodig. Ik voelde me
meteen welkom in het ‘vaste’ sfeertje op deze basisschool. Wel merk ik dat je meteen een
sterke toon moet zetten in deze groepen. Zodra je goed streng begint, kan je daarna altijd
milder worden. Je hoeft niet per sé aardig gevonden te worden.
Later kwam ik erachter dat dit een basisschool is voor kinderen die meer aandacht nodig
hebben voor bepaalde vakken.
Er zijn maar 6 basisscholen in Den Haag die zo’n leerkansprofiel school zijn. De activiteiten
die op deze school worden gegeven zijn bedoeld om de beheersing van de Nederlandse taal
te vergroten, studievaardigheden te ontwikkelen de kennis van de wereld van de leerlingen
te vergroten en de talenten van de kinderen te stimuleren en ontwikkelen.
13
Stageverslag jaar 3
Anjuli van Romondt 2010
Op de basisschool waar ik stage liep waren maar liefst 70 verschillende culturen aanwezig,
met de bijbehorende gedragsproblemen. Als ik op een andere basisschool terecht kom, gaat
het er lang niet zo moeizaam aan toe als op mijn stageschool. Het lijkt wel alsof nog ontdekt
moet worden dat de helft van elke klas last heeft van ADHD of een bepaalde vorm van
autisme. Aan mij de taak om elke leerling zo persoonlijk mogelijk te benaderen en in te
spelen op zijn/haar gedrag. De klassen die ik voorgeschoteld kreeg, waren dus niet
vergelijkbaar met een ‘normale’ groep 4 of groep 8. Ik moest elke leerling een andere vorm
van aandacht schenken. In het begin had ik hier veel moeite mee.
Ik kon me er mateloos aan ergeren dat ik bij elke groep 10/15 minuten moest wachten totdat
het totaal stil was. Ze luisterden niet naar mij, niet naar de vakdocent en ze hielden zich niet
aan de stil zijn regel (met hand ophouden). Ik voelde me op dat moment wel een moeder,
een verlengstuk van de opvoeding. De lessen duren maar 45 minuten, als je dan nog maar
30 minuten hebt om iets te maken dan is alles half af.
De meeste moeite had ik met groep 7/8. Die kennen geen volume en stoppen nooit met
vervelend gedrag. Ik maakte expliciet duidelijk: “we gaan vandaag met klei werken (iedereen
blij), OMDAT jullie vorige keer zo goed jullie best deden. Hier maakte ik een soort
beloningssysteem duidelijk. Dit werkte, maar toch waren ze nog veel te rumoerig.
De reden waarom het zolang duurde voordat het eindelijk stil werd, had denk ik te maken
met het feit dat ik als stagiair niet precies wist waar de grens lag tot hoever ik mocht gaan.
De leerlingen testen mij natuurlijk altijd uit, om te kijken hoe ver ze bij me kunnen gaan. Als
ze zien dat ik niets doe, omdat de vakdocent niets doet, dan gaan ze juist door. Nadat dit
één keer gebeurde, ben ik meteen aan Felah gaan vragen waarom ze niets deed en in
hoeverre ik leerlingen mocht corrigeren. Ze zei dat ze zelf ook niet wist hoe ze dit moest
aanpakken. Vanaf die les ben ik constant mijn eigen gang gegaan in het corrigeren van
‘vervelend’ gedrag, zonder dit af te laten hangen van Felah. Wel werd duidelijk dat als we
tegelijk voor de klas stonden, dat we even consequent moesten zijn. Wij hanteren elke les de
5 belangrijkste regels, waaronder je hand opsteken als je een vraag hebt e.d. zodra de
leerlingen hiervan afweken werd hun naam op het bord geschreven, bij 2 waarschuwingen
moesten ze naar het ‘time-out’ lokaal en bij meer dan 2 waarschuwingen moesten ze naar de
directeur. Op het moment dat we ons beiden hier strikt aan hielden, wisten de leerlingen ook
eenmaal hoe ver ze konden gaan. Gek genoeg hielp dit systeem wel beter dan ik dacht.
Als je eenmaal weet hoe elke leerling in elkaar zit, dan kan je daar veel beter op inspelen.
Van de een weet ik dat als je hem een persoonlijke opdracht geeft dat meer aansluit bij
persoonlijke interesses hij ook daadwerkelijk goed gedrag vertoont. De ander werkt het beste
als hij alleen zit en niet gestoord wordt door anderen in zijn omgeving. Zo is het
concentratieniveau zeer laag bij deze leerlingen, vandaar dat ik de opdrachten dan ook vaak
aanpas aan de situatie, maar wel met behoud van de doelstellingen die ik moet nastreven.
3. Hoe houd ik goed rekening met de verschillende doelgroepen?
Tussen groep 4 (6 jaar) en groep 8 (12 jaar) zit een erg groot gat.
De eerste les die ik meemaakte was weinig uitdagend en moeilijk begrijpbaar voor de
leerlingen. Groep 7/8 begrepen het wel, groep 5/6 had moeite, maar groep 3/4 moest je alles
10 keer uitleggen. Daar moest je zelfs al gaan uitleggen welke kleur geel was. Ik vind het niet
14
Stageverslag jaar 3
Anjuli van Romondt 2010
slim om 3 keer dezelfde soort les te geven. Je kan wel hetzelfde onderwerp behandelen,
maar wel enigszins aanpassen in moeilijkheidsgraad. Ook kent Felah helemaal geen orde,
waar ik me echt aan kan doodergeren. Ze is zelf beeldend kunstenares, maar heeft nooit een
lerarenopleiding genoten. Dat is te merken. Ik gaf haar nog advies hoe ze bepaalde situaties
het beste kon aanpakken, bijvoorbeeld iemand uit een groepje apart zetten. Ik vind wel dat je
dit zelf wel had kunnen bedenken. Ik krijg daardoor wel steeds meer de neiging zelf
interessantere onderwerpen te verzinnen om de les 45 minuten lang boeiend te kunnen
houden. Gelukkig kreeg ik wel die vrijheid om mijn eigen lessen in elkaar te zetten.
In groep 7 zit een erg irritant kind die het bloed onder de nagels vandaan haalt. De
vakdocent had hem zelfs weggestuurd naar de directeur, waarna hij na 15 min. weer
terugkwam in de les en meteen weer terugviel in zijn oude gedrag.
Bij een aantal kinderen helpt het als je vraagt: “Zou je alsjeblieft…” Maar als je niet naar ze
omkijkt, doen ze vreselijk puberaal. Ze zitten momenteel op hun toppunt. Wat doe je hier als
stagiaire tegen? De vakdocent vroeg me meteen de les over te nemen, zodat ik zelf les
mocht geven. Dat vind ik prima, maar dat mag me wel eerder gezegd worden zodat ik me
kan voorbereiden.
Zo plotseling lesgeven gaat me ook prima af, maar ik ben het totaal niet eens met de lessen
die worden gegeven door de vakdocent. De onderwerpen zijn niet uitdagend genoeg en je
merkt dat de leerlingen niet worden gemotiveerd of geprikkeld. Dit vind ik ten koste gaan van
het mooie vak als beeldende kunst.
Deze basisschoolkinderen ontgaat helemaal niets. Ze zijn er ook altijd op uit om persoonlijke
dingen te vragen. Hier geef ik wel antwoord op tot aan een zekere grens. Niet over drugs,
alcohol, vriendjes etc.
Ook werd ik nogal geconfronteerd met persoonlijke kwesties achter het gedrag van
leerlingen. Er is altijd één jongen uit groep 8 die het bloed onder je nagels vandaan haalt. Als
hij weer apart wordt gezet, vind hij dit niet terecht. Er kwam een gesprek tussen de
vakdocent en de coördinator met de leerling. Hij maakte duidelijk dat hij uit zijn geboorteland
was gevlucht en de meest nare situaties had meegemaakt, wat je als kind niet zou willen
meemaken. Dit verklaard toch een hoop. Ook is er tijdens de eerste les altijd een coördinator
bij om een oogje in het zeil te houden. Maar zelfs bij deze klas haalt dat niks uit.
Er was leerling met een woede uitbarsting die zomaar een doos met stiften gooide naar een
andere leerling. Ik wilde ze er niet uitsturen, maar ik had Karel er toch maar uitgestuurd. Ik
zette hem op de gang, heb een persoonlijk gesprekje met hem gehad en apart aan het werk
gezet. Uiteindelijk tekende hij op papier zijn eerste herinnering van Nederland, toen hij met
de auto via de snelweg het land binnenkwam. Ik vond dit zo aandoenlijk. Ik wil ze ook totaal
niet wegsturen, maar als ik het doe zet ik ze alsnog aan het werk. Anders leren ze gewoon
helemaal niets. Dan wil ik wel dat ze gewoon lekker bezig zijn.
Bij de andere klassen heb ik er ook telkens een stuk of 3 op de gang gezet, apart mee
gesproken (waarom toon je zulk gedrag?, wat gaat er in je om? etc.), om dan vervolgens
duidelijke regels vast te stellen. ‘Ik vind het niet aardig en respectloos als je door me heen
praat/zulk gedrag vertoont, doe je dit weer dan stuur ik je voorgoed uit de les weg’.
Uiteindelijk ging het wel goed, maar ben je wel weer zoveel tijd van de les kwijt.
15
Stageverslag jaar 3
Anjuli van Romondt 2010
Daarnaast is er ook duidelijk gemaakt, door Felah, dat de leerlingen geen andere taal mogen
spreken dan de Nederlandse taal. Toch houden ze zich hier totaal niet aan. Ik ben nog
steeds meer bezig met die kinderen in het gareel te houden i.p.v. echt les te geven. Hoe ik
dit nu aanpak: zodra er een jongen apart zit ga ik een gesprek aan om te vragen waarom hij
dat gedrag vertoont? Wat we kunnen doen om hem wel aan het werk te krijgen? Wat er
allemaal in zijn hoofd omgaat. Zo was er bijvoorbeeld een jongen die een enorme passie
voor vliegtuigen had, die ik alleen aan het werk kon krijgen als hij alleen kon werken aan een
vliegtuig i.p.v. in groepjes aan een groepswerk. Na intensief les gehad te hebben over
kinderen met gedragsproblemen bij Onderwijskunde afgelopen jaar, weet ik bijna zeker dat
het hier om een autistisch kind gaat. Hij vertoond alle kenmerken, maar toch wordt er niets
aan gedaan op deze school. Aan mij de taak om daar wel op in te spelen.
16
Stageverslag jaar 3
Anjuli van Romondt 2010
Lesplannen
Vakinhoudelijk:
Gedurende het jaar heb ik op de basisschool enkele weken volledig de eigen
verantwoordelijkheid gehad over de lessen.
Al snel kwam ik erachter welke lessen wel en welke lessen niet werkten.
Hieronder een schema:
Werkten wel:
Collage maken (surrealisme): scheuren en
knippen
Verfen en schilderijen maken
Drie-dimensionaal werken (klei, karton)
Werkten niet:
Opdracht waarbij de hele klas moet
samenwerken
Moeilijke kunstbegrippen toepassen
Werken met weinig middelen (alleen
potlood en papier)
Eigen fascinaties toepassen (fantasie)
Kinderen hebben de behoefte zich te uiten. Wij als beeldend vakdocent hebben als doel om
dit creatief bij hen naar boven te halen.
Het werkt enorm als je de kinderen interactief betrekt bij je les. Bijvoorbeeld als je een
mensfiguur gaat tekenen of boetseren, waarbij éen leerlingen telkens model staat. Of als je
ze een zwart wit foto van henzelf laat beschilderen op de Andy Warhol manier, worden ze zo
zelf hoofdpersoon van je les. Kinderen vinden dit fantastisch. Ook is het voor de onderbouw
van belang dat als je een verhaal verteld dat je dat dan op een sprookjesachtige manier doet
om ze te boeien, bij een groep 8 moet dat op een geheel stoere manier.
De beste les (voor zowel groep 4 t/m groep 8) die ik heb gegeven is dat de leerlingen hun
eigen gezicht op een kopie in hokjes moesten knippen en dit op zo’n manier moesten
neerleggen als Picasso deed. Ze vonden het allemaal erg grappig om hun eigen gezicht te
‘verminken’, maar het zou een ander verhaal zijn als ze dit bij iemand anders zouden doen.
Daarbij komt dat humor ook een erg belangrijke rol speelt. Op die manier kun je de kinderen
ook te slim af zijn als ze met een bijdehante opmerking komen.
In de bijlage hierachter vind je 3 lesplannen waarop ik reflecteer per doelgroep (in het
bovenstaande schema dikgedrukt):
- Groep 3/4: werken met basiskleuren (papier en lijm) = werkt niet
- Groep 5/6: werken met klei en gebruik maken van fantasie = werkt wel
- Groep 7/8: marionetten (fantasie) poppen maken = werkt wel
Hierin staat ook duidelijk vermeld wat ik de kinderen heb geleerd tijdens deze lessen.
Waar ik na afloop van al mijn lessen wel achter ben gekomen is dat ik veel te weinig
aandacht heb besteed aan taalversterking. Ik heb nauwelijks het alfabet/ woordenboek
gebruikt. Of woorden uit de taalmethode. Ook heb ik geen verhalen en gedichten ingezet die
bij het thema van de cursus pasten. Het is belangrijk om hun Nederlands te verbeteren, maar
nog effectiever als je dit in je lessen toepast. Daarbij had ik dan beter kunnen denken aan
bijvoorbeeld taalspelletjes, vragenspelletjes, hardop tekenen, vertellen, uitleggen, overleggen
en presenteren.
17
Stageverslag jaar 3
Anjuli van Romondt 2010
(Algemene) Leervragen
Naast dat ik me zelf specifieke leervragen had gesteld, ben ik ook bezig geweest met wat
meer algemene leervragen. Dit heb ik gedaan, zodat ik enkele vragen bij wat meer
stageplaatsen kan gebruiken en mee kan nemen naar het volgende jaar.
De leervraag die ik me zelf vorig jaar stelde was:
“Hoe kan ik mijzelf communicatief sterker maken t.o.v. de leerlingen?”
Deze vraag had ik voor dit jaar meegenomen om er verder aan te werken, omdat ik dit niet
kon realiseren bij een stage van (maar) 8 weken. Naast deze vraag heb ik me ook op andere
algemene leervragen gericht:
Doelen
Waarom en Hoe aan gewerkt?
1. Hoe kan ik mijzelf communicatief
sterker maken?
2. Vakinhoudelijk: Hoe zet ik binnen
de beroepspraktijk mijn verworven
Waarom? Van nature ben ik nogal verlegen/bescheiden
en sta ik het liefst op de achtergrond. Ik probeerde me
hier vorig jaar los van te maken, door bijvoorbeeld meer
taken op me te nemen en eigen initiatief te tonen. Ik
moet van mezelf meer mijn mond leren open trekken en
meer van me laten horen (staat ook in mijn SWOT). Niet
alleen in mijn eigen klas, maar ook op mijn stageadres.
Hoe? Door vaak te presenteren voor de klas en deel te
nemen aan de projectweek (Act your own World), ben ik
zekerder van mezelf geworden om voor de klas te
staan. Daarnaast nam ik ook deel aan de keuzevak
‘stemexpressie en presenteren’. Ik articuleer nu
duidelijker en kan meteen verwoorden waar ik naartoe
wil. In het begin hadden de leerlingen niet door wat de
opdracht was, terwijl ik het net had uitgelegd (ik draaide
vaak om de hete brij heen). Nu gaan ze gelukkig in één
keer aan de slag.
Waarom? In mijn hoofd zit enorm veel theoretische
kennis, graag zou ik dit willen omzetten in een bruikbaar
(kunst) kennis om in een goede en
onderwijsprogramma. Onder het kopje ‘leervraag
leerzame les?
ontwikkeling’ vertel ik hoe ik hier aan heb gewerkt.
Hoe? Ik ben me enorm gaan verdiepen in de
verschillende doelgroepen. Een les aan groep 4 kun je
niet aan groep 8 geven. Ik heb veel (kinder)
kunsttijdschriften gelezen om op ideeën te komen. In
het basisonderwijs kan ik (helaas) niet met keiharde
theorie komen. Dit is meer van toepassing op een
middelbare school. Deze leervraag zal ik daarom
meenemen naar volgend jaar.
18
Stageverslag jaar 3
3. Hoe spreek je een leerling aan op
zijn/haar niveau?
Anjuli van Romondt 2010
Waarom? Dit moet je laten afhangen van de doelgroep.
Toch kan het niveau van een geestelijk gehandicapte
(25 jaar) even hoog zijn als dat van een 8 jarige. Daarbij
zou ik beter moeten inspelen op individuele verschillen.
Hoe? Als ik groep 8 les geef over kleurenleer, leg ik bij
groep 4 nog uit wat de kleur geel precies is. Er zit een
groot gat tussen deze klassen, voor mij was het daarom
van groot belang om me te verdiepen in de
verschillende doelgroepen. Hier ben ik het afgelopen
jaar het meest op vooruit gegaan. Vaak ging ik
persoonlijke gesprekken aan met de leerlingen, om te
weten wat er in hen omgaat. Als je weet wat er bij hen
allemaal in het hoofd afspeelt, kun je daar in je lessen
qua opdracht het beste op inspelen.
4. Hoe speel ik het beste in op
individuele verschillen?
Waarom? Door zoveel mogelijk te weten te komen wat
er in de individuen omgaat. Dit door af en toe een
praatje met ze te houden, dat niet zozeer over kunst
hoeft te gaan. Als ik weet wat er in ze omgaat, kan ik
daar het beste op inspelen. Als ik dat vertrouwen heb
gewonnen, kan ik de leerlingen daardoor beter
stimuleren.
Hoe? In elke klas zitten ongeveer 5 pestkoppen, 5 die
meelopen en 5 die onder alle omstandigheden rustig
blijven. Ik weet vanaf les 1 al wie de aanstichter/de
leider van een groep is. Ik let daarbij goed op
lichaamshouding, taalgebruik e.d. Zo zie ik ook meteen
welke leerlingen er meer aandacht nodig hebben met
het vak beeldend. De ene opdracht werkt beter dan een
‘speciale’ persoonlijke opdracht. Bij een ‘normale’
basisschool zou ik dit nooit doen, maar omdat dit om
‘speciale’ leerlingen gaat, probeer ik iedereen op zijn
eigen niveau te benaderen. Als ik bijvoorbeeld de
pestkop ertussen uit pak dan zet ik hem aan een tafeltje
tegen de muur aan, waarbij ik zeg: ‘teken de muur maar
na’. Op die manier geef ik ze wel een andere opdracht,
maar wat toch met het beeldende vak te maken heeft.
Daardoor gaan ze ook anders leren kijken naar dingen,
waar ze in werkelijkheid aan voorbij lopen. Dit deed ik
alleen bij de ergste gevallen, anders zette ik ze gewoon
apart in een ander lokaal met dezelfde opdracht voor
hun neus. Op die manier konden ze hun volle
concentratie erbij houden, zonder afleiding om zich
heen.
19
Stageverslag jaar 3
5. Hoe kan ik (ernstig) opstandige
leerlingen stimuleren/motiveren
weer aan het werk te gaan?
Anjuli van Romondt 2010
Waarom? Soms ben ik zo radeloos als er 15 van de 20
leerlingen lopen te klieren. Ik heb dan erg snel de
neiging om te gaan dreigen (‘als jullie nu niet
luisteren..dan geen..’), terwijl dit juist averechts werkt. Ik
moet juist leren m’n kalmte te bewaren en mijn stem
niet te verheffen.
Hoe? Hier heb ik het meeste moeite mee gehad, omdat
er in al mijn klassen wel moeilijk opvoedbare leerlingen
zaten. Het is even aftasten wat voor soort opdracht het
beste werkt bij deze leerlingen. Ik had vaak genoeg het
idee dat ik de controle verloor, wanneer ik bijvoorbeeld
mijn stem ging verheffen of ‘straf’ ging geven. Ik geef
nooit straf, dus dan heb je het ook wel heel erg bij me
verpest als je dit wel krijgt. Ik maakte vaak gebruik van
het ‘time-out’ lokaal. Het enige nadeel is dat je geen
zicht hebt op de leerling die hier zit, omdat je met de rug
ernaartoe staat. Ondanks dat vond ik van mezelf dat ik
meer mijn rust moest bewaren tijdens het lesgeven, als
zich dit soort situaties voordoen. Daarnaast zou ik mijn
ademhaling beter onder controle moeten houden, zodat
ik relaxt blijf en beter op de situatie kan inspelen door
bijvoorbeeld humor in de les toe te passen. Hier moet ik
nog hard aan werken.
Er komen natuurlijk wel situaties voor waarin ik als
docent wel boos mag worden. Als een leerling vloekt,
met materiaal gaat gooien, gaat vechten met andere
leerlingen (wat nogal vaak voorkwam in de klas), dan
heb ik alle reden om de leerlingen eruit te sturen.
20
Stageverslag jaar 3
Anjuli van Romondt 2010
Wat was mijn belangrijkste leervraag:
Hoe speel ik het beste in op individuele verschillen?
Omdat ik dit jaar met veel verschillende doelgroepen te maken kreeg, was het voor mij erg
belangrijk om in te spelen op de vele individuele verschillen. Voor mij was het de taak om in
één oogopslag bijzonder gedrag te kunnen herkennen. Om vandaar uit te bepalen hoeveel
aandacht een leerling/cursist nodig heeft. Bij KRAS kreeg ik te maken met een verstandelijk
gehandicapte, een autist, enkele lichamelijk gehandicapten en cursisten met
ontwikkelingsachterstanden. Iedere cursist benaderde ik op een andere manier, omdat velen
erg knuffelig waren en anderen wilden niet aangeraakt worden.
Daarnaast kreeg ik ook een enkele keer te maken met een paniekaanval die ik in m’n eentje
moest proberen op te lossen. Ik won al snel het vertrouwen bij deze cursisten, omdat ik met
een zachte, duidelijke stem sprak. Ook wilde ik altijd weten wat er in hun omging, door
persoonlijke vragen te stellen, als: “Hoe gaat het met je vader?” Je zei vorige keer dat hij in
het ziekenhuis lag” etc. Op deze manier gingen we allemaal erg open met elkaar om en
konden ze alles bij me kwijt.
Bij de basisschool leerlingen deed ik het op precies dezelfde manier. Dan vroeg ik eerst heel
voorzichtig:”Kijken jullie voetbal”? Voor wie zijn jullie dan? Als je ooit iets zou willen maken
wat met je favoriete sport te maken heeft, wat zou dat dan zijn?” Op die manier probeer ik te
peilen hoe de leerlingen denken en wat ze tegenwoordig allemaal belangrijk vinden. Zo gaf ik
enkele weken geleden bijvoorbeeld de opdracht om een nieuwe wereldbeker te ontwerpen
voor het WK. Dit combineer ik dan met iets beeldends als: gebruik hierbij alleen
complementaire kleuren e.d. De kinderen gingen meteen aan de slag en dat is leuk om te
zien. Ik had er ook een speciaal geval bij die zei dat hij niets kon: niet knippen e.d. Hij haalde
zichzelf constant naar beneden en gooide dan met alles uit frustratie. Dit was een grote
uitdaging voor mij. Ik ging apart met hem zitten en vroeg hem wat hij graag zou willen
worden, hij zei piloot. Sindsdien geef ik hem telkens een variant van de opdracht die met
vliegtuigjes maken te maken heeft. Op die manier gaf ik hem dan net die persoonlijke
aandacht die hij nodig heeft. Uiteindelijk was hij echt trots op wat hij gemaakt had en dat
deed mij goed. Ik hoef niet iedereen te willen inspireren. Als ik maar bij één iemand die
creativiteit heb kunnen losmaken, zou ik dat fantastisch vinden!
21
Stageverslag jaar 3
Anjuli van Romondt 2010
Competenties
Naar aanleiding van de afgelopen stages voldoe ik al aan de volgende competenties:
Interpersoonlijke vermogen:
- Kan zich helder uitdrukken en is in staat te luisteren
- Is communicatief sterk en neemt zijn/haar werk serieus. Heeft een persoonlijke stijl en
daarmee een meerwaarde aan de organisatie.
- Kan leiding geven aan een groep/klas en weet bij te dragen aan een prettige sfeer.
Pedagogisch vermogen:
- Stelt door houdingen en gedrag de leerlingen op hun gemak en creëert een veilige
sfeer.
- Heeft vertrouwen van leerlingen en vertoont voorbeeldgedrag.
Vakinhoudelijk en didactisch vermogen:
- Heeft vakinhoudelijke kennis en vakdidactische basiskennis.
Organisatorisch vermogen:
- Hanteert een korte termijnoverzicht en is vooral gericht op eigen lessen.
Vermogen tot samenwerken:
- Stelt zich positief en constructief op naar collega’s en komt afspraken na.
- Is bereid om van anderen te leren.
Vermogen in reflectie en ontwikkeling:
- Neemt verantwoordelijkheid voor eigen werk.
22
Stageverslag jaar 3
Anjuli van Romondt 2010
Aan welke competenties heb je gewerkt?
Aan de volgende competenties heb ik gewerkt en verbeterd:
Competenties:
Interpersoonlijk vermogen:
- Geeft op een natuurlijke manier leiding
aan gedifferentieerde groep/klassen en
weet het groepsproces te sturen.
Pedagogisch vermogen:
- Richt zich voornamelijk op orde
handhaving
- Bevordert actief en bewust de
samenwerking in groepen en geeft waar
mogelijk de ruimte voor
zelfwerkzaamheid.
- Houdt rekening met verschillen tussen
leerlingen/cursisten (qua ontwikkeling,
cultuur en religie).
Vakinhoudelijk en didactisch vermogen:
- Brengt kleine variaties aan in de eigen
aanpak en verbeterd op basis daarvan de
lespraktijk.
- Werkt vaak klassikaal, behandelt de
leerlingen min of meer gelijk en is gericht
op kennisoverdracht.
- Houdt rekening met eventuele leer- en
gedragsproblemen bij leerlingen/cursisten
en weet wanneer het nodig is om externe
deskundigheid in te roepen.
Hoe?
Ik had in het begin nogal de neiging om vaak op
een blaadje te kijken tijdens het lesgeven. Dit
was meestal een lesplan waar precies op staat
hoeveel tijd ik aan een taak kwijt wil zijn. Hier ben
ik los van gekomen, omdat een precieze tijd niet
in te plannen is en je altijd te maken hebt met
langzame/snelle leerlingen/cursisten. Ik
probeerde er telkens voor te zorgen dat ik relaxt
voor de klas stond, zodat ik geen gedwongen
sfeer zou overbrengen en de leerlingen/cursisten
daardoor ook gemotiveerder van zouden worden.
- Telkens aan het begin van de les, bij een
nieuwe groep leerlingen, maakte ik
duidelijk wat de regels zijn die ik hanteer
en wat de consequenties zijn als ze zich
hier niet aan houden. Dit kun je beter
meteen duidelijk maken, zodat je hier zelf
consequent in kan zijn.
- Op zo’n jonge leeftijd krijg je vaak te
horen: “gaan we dat alweer doen?” Dit
probeerde ik te voorkomen door ze vaak
te laten samenwerken. Sommige
leerlingen konden dit niet, vaak vanwege
gedragsproblemen, die gaf ik dan een
aparte opdracht die met die
samenwerking te maken zou hebben.
- Op de basisschool waar ik stage liep
zaten 17 verschillende culturen en
religies. Bij KRAS kreeg ik te maken met
geestelijk/ verstandelijk gehandicapten.
Voor mij was het vreselijk omschakelen
w.b. doelgroep. In het begin had ik er
nogal moeite mee om leerlingen met
gedragsproblemen (adhd, autisme etc.)
aan het werk te krijgen. Door een
persoonlijk praatje met ze te houden,
ontdekte ik hun fascinaties en probeerde
daarop in te spelen.
- Ik probeer vaak zo veel mogelijk
werkvormen uit, om de leerlingen te
kunnen blijven motiveren en inspireren. Af
en toe had ik prachtige ideeën voor een
les op de basisschool die in de praktijk
totaal mislukten. Ik ging bij mezelf na wat
er misging en probeerde dat voor de
komende lessen te voorkomen.
- Ongeacht de vele cultuur- en
ontwikkelingsproblemen behandelde ik
iedereen hetzelfde met hetzelfde doel: ik
23
Stageverslag jaar 3
Organisatorisch vermogen:
-
Bouwt een middellange termijn
leerprogramma op waarbij de samenhang
met de lessen van andere docenten wordt
bewaakt.
Vermogen tot samenwerken:
-
-
Bevordert de samenwerking in het eigen
team door een proactieve opstelling.
Neemt teamtaken op zich.
Ondersteunt collega’s met inhoudelijketechnische adviezen op basis van eigen
ervaring en expertise en voert overleg
met collega’s (bij onhandelbare situaties).
Anjuli van Romondt 2010
wil ze iets leren en bereik voor mezelf
onvoldoende door ze alleen maar bezig te
laten zijn (knippen e.d.)
- Pedagogisch: Ik kreeg bij KRAS nogal
vaak te maken met paniekaanvallen van
de cursisten, éen in het bijzonder. Ik was
volledig op mezelf aangewezen, want
mijn stagebegeleiders waren die dag niet
aanwezig. Ik bied een luisterend oor en
won al snel het vertrouwen bij hen. Toen
het nog een keer plaatsvond, wilde de
cursist alleen nog maar met mij praten. Ik
neem aan dat mijn werkwijze was gelukt.
Ook kreeg ik te maken met een
begeleider die de cursisten niet begreep.
Hij maakte een obscene opmerking en
mijn cursisten wilden de les niet meer
binnenkomen omdat ze zich bedreigd
voelden. Het was een nare situatie en ik
was weer op mezelf aangewezen. Omdat
mijn stagebegeleiders weer niet aanwezig
waren, moest de verantwoordelijke van
de locatie erbij komen. Hier was ik op dat
moment niet opgekomen, omdat ik dacht
dat ik dit zelf wel kon oplossen. Heb nu
wel goed geleerd wanneer het moment
uiteindelijk is gekomen om deskundige
hulp erbij te halen.
Het was dit jaar natuurlijk de bedoeling om een
geheel jaar stage te lopen. Op de basisschool
werkte ik het hele jaar met 3 verschillende
klassen om de 13 weken, bij KRAS had ik het
gehele jaar dezelfde klas. Ik merkte wel dat ik het
erg leuk ging vinden om me op een
leerprogramma te richten die langer dan 6
maanden duurde. Zo kun je heel overzichtelijk de
lessen opbouwen, waarbij je je doelen goed in de
gaten moet houden. Daarnaast is het ook fijn om
bij de meeste leerlingen een positieve
ontwikkeling te zien op kunstgebied (zowel
praktisch als theoretisch).
- Bij KRAS kreeg ik te maken met een
eindtentoonstelling. Dit werd 8 maanden
vantevoren al voorbereid. Het team werd
opgedeeld in groepen en ieder kreeg een
aparte taak. Ik had bijvoorbeeld de taak
om de ouders van de cursisten te bellen.
- Mijn stagebegeleidster op de basisschool
had geen didactische achtergrond. Zij
was opgeleid tot beeldend kunstenaar,
zonder lerarenopleiding genoten te
hebben. In veel onhandelbare situaties
24
Stageverslag jaar 3
Vermogen in reflectie en ontwikkeling:
- Reflecteert zelfstandig op zichzelf en
zijn/haar werk en omgeving en stuurt
eigen werkzaamheden waar nodig bij.
-
Toont een oriënterende en
Anjuli van Romondt 2010
-
-
onderzoekende houding en staat open
voor nieuwe inzichten en vaardigheden,
-
w.b. methoden, technieken en materialen.
Gaat constructief om met kritiek van
anderen.
-
heb ik haar duidelijk gemaakt hoe ze dat
het beste kon aanpakken. Wees
consequent, kom afspraken na, leg
duidelijk uit etc.
Dit gegeven moest ik ook melden bij het
hoofd van de organisatie die mijn
stagebegeleider als freelancer in dienst
heeft. Met het resultaat dat ze een
didactische cursus moest volgen.
Bij KRAS voerde ik vaak overleg met
collega’s, omdat de meesten van hen
een pedagogische studie hadden
afgerond. Zij vertelden me precies wat ik
zou moeten doen bij paniekaanvallen en
verdere onhandelbare situaties.
Ik ben altijd erg kritisch op mijn eigen
kunnen. Wanneer een les niet slaagt, dan
ga ik zorgvuldig alles langs om achter het
probleem te komen.
Didactisch: Wanneer ik zelfstandig voor
de klas sta, wil ik van alles op de hoogte
zijn omtrent het onderwerp dat ik wil gaan
lesgeven. Ik lees me vantevoren goed in
(kunstgeschiedenis boeken, Dada
tijdschriften), om op alles een antwoord te
kunnen hebben. Gek genoeg is dit
natuurlijk vooral van toepassing op een
middelbare school met al die bijdehante
leerlingen, want op de basisschool weten
ze nog niet eens hoe ze een schaar
moeten vasthouden. Als ik dan met
keiharde theoretische begrippen kom,
staan ze me gapend aan te kijken.
Daarom heb ik me goed voorbereid op
het grote verschil in doelgroepen.
Mij kun je nooit genoeg feedback/kritiek
geven. Ik wil alleen maar groeien en beter
worden. Alle (nieuwe) informatie die ik
krijg is dan alleen maar mooi
meegenomen. Dit moet natuurlijk wel stap
voor stap gaan, want je kan natuurlijk niet
alles in een keer weten. Docenten moeten
ook wel eens iets opzoeken..
25
Stageverslag jaar 3
Anjuli van Romondt 2010
Aan welke competenties wil ik volgend schooljaar werken?
-
-
Zoekt verbeteringen in het eigen onderwijsprogramma. Zet actuele ontwikkelingen om
in het verbeteren van concrete onderwijsprogramma’s.
Is communicatief gezien een voorbeeld voor anderen (open, eerlijk en met respect). Is
een professional. Is een voorbeeld van authenticiteit, stabiliteit en integriteit en oefent
hierdoor een positieve invloed uit op het gedrag van collega’s.
Daagt leerlingen uit door bewust gebruik te maken van verschillende werkvormen.
Heeft zelfstandig leren in de aanpak geïntegreerd.
Plant de onderwijsontwikkeling voor lange termijn (meer dan 1 jaar) in een
multidisciplinaire setting.
Is een trekker van samenwerkingsactiviteiten in teams binnen de organisatie. Is een
drijvende kracht achter projecten op het gebied van teamontwikkeling.
Stuurt zichzelf expliciet in eigen ontwikkeling.
In semester 5 zal ik voor uitwisseling in Gent gaan studeren en een projectstage gaan lopen.
Voor volgend jaar wil ik me in ieder geval op de volgende leervragen richten:
- Hoe zit het Belgische Deeltijdskunstonderwijs in elkaar?
Dit meer omdat ik het duidelijke verschil zou willen weten met het Nederlands
Kunstonderwijs.
- Hoe verzorg je een goede (duidelijk gestructureerde) les?
De lessen moeten vloeiend in elkaar overgaan. Niet dat je elke les met iets nieuws begint,
waarbij eerder verworven vaardigheden niet meer worden toegepast in de volgende les.
Ook zal ik goede lesplanningen vantevoren moeten uitvoeren, omdat dit in het verleden
niet altijd soepel verliep (hoeveel tijd uitrekken voor een onderwerp etc.).
- Hoe kan ik theorie leerzaam en motiverend naar voren brengen?
Ik heb me de afgelopen jaren vooral gefocust op beeldend praktijkonderwijs, waarbij ik
nauwelijks bezig ben geweest met het overbrengen van theoretische leerstof. Dit is ook
van toepassing op museumeducatie (minor).
26
Stageverslag jaar 3
Anjuli van Romondt 2010
Reflectie
Over het algemeen heb ik meer competenties verbeterd dan ik dacht (zie competenties).
Maar we hebben het nu wel over een jaarlijkse stage. Onbewust leer je meer dan je denkt,
waardoor ik alleen maar beter zou kunnen worden.
Je hebt de leerlingen helaas nooit voor het kiezen, maar na deze stageperiode ben ik er wel
achter gekomen dat ik liever op een middelbare school lesgeef (onderbouw), omdat ik die
dan alvast een goede voorbereiding kan geven, het vak leuker maak dan het al is en ze sterk
kan motiveren voor dat wat komen gaat. Ik bedoel daarmee dat elke docent een eigen
methode hanteert. Als jij een klas moet gaan lesgeven die al 3 andere CKV docenten
hebben gehad, dan kan het zo zijn dat deze leerlingen belangrijke lesstof niet/nooit hebben
gehad. Als jij ze vanaf de brugklas ‘klaarstoomt’ met een goede basis dan is dat alleen maar
mooi meegenomen. Hier heb ik zelf nl. ervaring mee gehad, waardoor je als docent soms
niet die lessen kan uitvoeren die je voor ogen had.
Als je een enthousiaste, creatieve, motiverende, streng maar rechtvaardige docent kan zijn
dan heb je al heel wat bereikt. De leerlingen zullen met veel plezier naar je lessen komen,
maar laat ik hier in mijn 4e jaars stage maar mijn grootste uitdaging van maken.
Het liefst zou ik dan stage willen lopen bij een museum.
Ik denk dat mij dat nu wel beter af zou gaan, omdat ik me beter kan verplaatsen in de
verschillende doelgroepen. Bij een museum krijg je dan ook vaak genoeg te maken met
basisscholieren.
Het lijkt me fantastisch om hier de komende twee jaar mee aan de slag te kunnen. De reden
daarvoor is meer, omdat ik in mijn middelbare school verleden 4 verschillende docenten heb
gehad voor het vak CKV en ik bij elke docent met een ander gevoel naar de les ging.
Ik weet nu beter hoe ik moet inspelen op sommige leerlingen. Hoe ik ze het beste kan
motiveren etc. Ik heb me heel erg opengesteld voor alle leerlingen, waardoor ik denk dat ik
daardoor toch het meeste bereikt heb. Ik heb geprobeerd om de leerlingen het gevoel te
geven dat ze bij mij mogen komen voor vragen en opmerkingen als ze iets niet begrijpen,
maar ook voor ideeën om de ‘saaie’ lessen een leukere invulling te geven.
De ene leerling had wat meer hulp nodig dan de ander, maar ook die leerlingen waren niet
bang te laten zien wat ze konden. Ik heb namelijk erg goed geleerd om leerlingen altijd
positief te benaderen en ze het gevoel te geven dat ze het kunnen en dat het leuk is om te
doen. Ik heb meer initiatief genomen om bijvoorbeeld uit mezelf bepaalde lessen over te
nemen van de docent en durfde ook meer zelfverzekerder voor de klas te staan.
27
Stageverslag jaar 3
Anjuli van Romondt 2010
Reflectie stagebegeleiders
2x KRAS
1x Koorenhuis
28
Stageverslag jaar 3
Anjuli van Romondt 2010
Conclusie
De specifieke leervragen per locatie heb ik mezelf gesteld, om mijn didactische en
communicatieve vaardigheden te verbeteren. De algemene leervragen stelde ik mezelf om
vakinhoudelijk meer vooruitgang te boeken.
Terugkijkend naar mijn leervragen heb ik het afgelopen jaar het volgende allemaal bereikt:
- Communicatief ben ik sterker geworden, maar dit kan altijd meer: afgelopen jaar heb
ik meer zelfinitiatief genomen in het overnemen van de lessen. Ik deed meer uit
mezelf, in plaats van constant te vragen wat ik moet doen. Naar leerlingen en
cursisten toe ben ik duidelijker geworden in mijn manier van spreken. Ik weet nu hoe
ik leerlingen in mijn lessen moet raken door mijn manier van articuleren en mijn
intonatie. Een groep 4 leerling benader ik anders dan een leerling uit groep 8. Een
cursist met een verstandelijk/lichamelijke beperking benader ik allemaal op hetzelfde
niveau. Ik maak geen onderscheid in contact leggen met een cursist die niet kan
praten en cursisten die half verlamd zijn. Voor mij waren ze in mijn manier van
communiceren gelijkwaardig. Hierdoor zagen ze ook niet dat ik schichtig was voor een
cursist met een ernstige aandoening.
- Vakinhoudelijk probeer ik nog steeds beter te worden. Ik heb weliswaar weinig theorie
kunnen toepassen in al mijn lessen dit jaar, vandaar dat ik er volgend jaar verder aan
ga werken.
- Ik ben me meer gaan verdiepen in wat er in het hoofd afspeelt van de leerlingen en
cursisten. Ik ben vaak een persoonlijk gesprekje aangegaan, waardoor ik mijn lessen
beter kon laten aansluiten op actuele gebeurtenissen (WK, herinneringen etc.). Mijn
geduld werd gigantisch op de proef gesteld, zowel bij de cursisten als bij de
basisschool leerlingen, waardoor mijn luistervaardigheid enorm is gegroeid. Hierdoor
kon ik tevens als vertrouwenspersoon dienen voor vele cursisten.
- Ik ben consequenter geworden in mijn manier van lesgeven. Vanaf les 1 geef ik al
duidelijk aan wat de regels zijn en wat de consequenties zijn als de leerlingen zich niet
aan deze regels gaan houden. Af en toe schrok ik van mezelf hoe strikt ik kan
optreden als er zeer onhandelbaar gedrag wordt vertoond. Zodra ik die leerling op z’n
nummer had gezet, wisten de anderen ook dat ze niet hetzelfde bij mij konden
klaarspelen. Hier ben ik enorm in vooruit gegaan, omdat ik het normaal zonde van
mijn tijd vind om me constant bezig te houden met anderen te corrigeren. Een docent
hoeft niet aardig gevonden te worden, als de leerlingen maar wel na al je lessen juist
die bepaalde doelstellingen hebben bereikt.
Ben ik w.b. de afgelopen stages LIO-bekwaam?
Wat betreft de stages van dit jaar vind ik mezelf nog niet optimaal LIO-bekwaam. Daarvoor
zou ik meer in een omgeving moeten lesgeven die mij meer zou liggen (middelbare school,
museum e.d.) en waar ik meer mij ei kwijt kan. Op die manier kan ik mijn eigen creativiteit
ook optimaal benutten. Ik weet van mezelf dat ik wel een klas van 25 leerlingen aankan,
maar omdat ik tot nu toe nog geen eindverantwoordelijke ben geweest van een klas, maar
juist de ‘stagiair’, weet ik nog niet precies of ik daartegen opgewassen ben. Wel weet ik wat
er allemaal bij komt kijken, en wat er van me verwacht zou worden. Daarnaast zou ik me ook
geweldig kunnen inleven in de verschillende niveaus van lesgeven, wat ik voornamelijk het
afgelopen jaar heb geleerd. In dat opzicht zou je me nu wel meteen voor de klas kunnen
zetten, maar vind ik dat ik nog te weinig over theoretische kennis beschik en het vermogen
29
Stageverslag jaar 3
Anjuli van Romondt 2010
om dat te vertalen. In mijn ogen hoort de docent als een wandelend encyclopedie te
fungeren, mits het je passie is.
Waar ga je volgend jaar stage lopen en waarom?
Volgend jaar zal ik in het 5e semester in Gent een projectstage lopen voor het verkennen en
uitdiepen van Deeltijds Kunstonderwijs (vergelijkbaar met het SKVR) zoals dat in België
wordt gehanteerd. In principe heb ik al een 3e jaar stage gelopen, maar vind ik het belangrijk
mezelf te voeden met zoveel mogelijk stage ervaring. Op deze manier zou ik graag willen
weten hoe het onderwijs in België er precies aan toe gaat, in vergelijking met Nederland.
Als ik nog tijd overhoud in het 6e semester, zou ik graag op een havo/vwo school willen stage
lopen of op een hout- en meubelcollege. Dit meer omdat ik me graag in hout zou willen
specialiseren.
Op die manier probeer ik in het 4e jaar stage te lopen in een museum, omdat ik d.m.v. de
projectweek in Texel (workshops ontwerpen) en de kijkwijzer bij Kunstgeschiedenis
(lesmateriaal ontwikkelen) erachter ben gekomen dat ik het fantastisch vind om me bezig te
houden met het organiseren van workshops en het ontwikkelen van lesmateriaal.
30
Download