Voorkomen - Oncoline

advertisement
Voorkomen
Bij kinderen en jonge volwassenen wordt het BCC weinig gezien. De stijgende de kans op BCC
met de leeftijd komt waarschijnlijk door de zich ophopende schadelijke effecten van (overmatige)
blootstelling aan zonlicht (UV-licht). Het BCC ontstaat meestal in een reeds actinisch beschadigde
huid, maar er zijn geen premaligne efflorescenties van bekend. Ruim 80% is in het hoofdhalsgebied gelokaliseerd met een voorkeur voor het middelste tweederde deel van het gezicht
(65%): neus en paranasale gebied, peri-orbitaal, temporaal en het gebied van en rondom de
oorschelp. Slijmvliezen zijn nooit een primaire lokalisatie. De overige 20% treedt op in de huid van
de romp en de extremiteiten (handruggen). Handpalmen en voetzolen zijn een uitzonderlijke plaats
voor een BCC. Hoewel het vóórkomen van BCC sterk toeneemt in aan zonlicht blootgestelde delen
van de huid is de verdeling van de tumor in het hoofd-halsgebied niet gebonden aan gebieden met
de meeste belasting door zonlicht; voorbeelden van deze meer schaduwrijke gebieden: mediale
ooghoek en sulcus retroauricularis.
Incidentie
Exacte landelijke cijfers over de incidentie van BCC zijn niet beschikbaar omdat de tumor (nog) niet
is opgenomen in de Nederlandse Kankerregistratie. Het is echter niet te verwachten dat er grote
verschillen zullen bestaan tussen landelijke cijfers en die uit deelgebieden van Nederland
(IKZ/Oost-regio, Zuid-Nederland) en naburige landen in West-Europa (North Humberside,
Engeland). Daar is de incidentie 100-110/100.000 inwoners met een man-vrouw verhouding van
1,1:1.
Risicogroepen en risicofactoren
Een groot deel van de huidcarcinomen, waaronder het BCC, ontstaat ten gevolge van chronische
beschadiging van epidermis en dermis door verschillende oorzaken. De best bekende daarvan is
UV-straling. De ouderwetse hoogtezon (UV-B) is schadelijk, maar ook de zonnebank, hoewel die
voornamelijk UV-A straling afgeeft (kunstmatige UV-A bronnen worden vaker en langduriger
gebruikt). Door de inwerking van zonlicht ontstaan op oudere leeftijd in onbedekte delen van de
huid actinische veranderingen. Daarbij is in het bijzonder zonnebrand een belangrijke factor. Een
andere factor is het herstelmechanisme van de DNA-moleculen in de celkern. Is dit mechanisme in
meer of mindere mate gestoord (veelal familiaal), dan is de kans op het ontstaan van
huidcarcinomen groter.
Groepen met een verhoogd risico op BCC worden gevormd door blanken met:
-overmatige blootstelling aan UV-licht: veel in de zon (vooral pigmentarme personen met huidtype I
of II, die snel verbranden en moeilijk of niet bruinen), 'bak-vakanties', langdurig verblijf in de tropen,
buitenwerk, solaria;
-erfelijke factoren: xeroderma pigmentosum, basaalcelnaevussyndroom.
Verder worden de volgende risicofactoren onderkend:
-vroegere ioniserende straling (b.v. Röntgenstraling, latentietijd 15-30 jaar);
-contact met toxische stoffen: arseen, nitraten;
-immunodeficiëntie en immuunsuppressie (b.v. transplantatiepatiënten);
-chronische ulcera en littekens daarvan;
-vroegere bevriezing of verbranding;
-positieve anamnese voor huidcarcinoom. Een eerder BCC vergroot de kans op een nieuwe tumor:
na één jaar heeft 25% van de patiënten een nieuwe tumor en na twee jaar 32%, waarna er
nauwelijks meer toename is (na vijf jaar 36%). Overigens is ook de kans op een
plaveiselcelcarcinoom van de huid hoger na een eerder BCC.
Prognose
Door het relatief 'vriendelijke' karakter wordt het belang van een optimale primaire behandeling
nogal eens gebagatelliseerd. Niet zelden is de groeiwijze van BCC, ook bij macroscopisch goed
begrensde tumoren, sprieterig en infiltratief met ingroei in omgevende structuren. Na een
'sparende' eerste aanpak ontstaat een lokaal recidief. Lokale curatie wordt dan soms pas bereikt
met een mutilerende behandeling die anders niet nodig was geweest. Metastasering van een BCC
komt zeer zelden voor (geschatte kans 0,03 %). Doorgaans betreft het dan een grotere (>20 mm),
verwaarloosde tumor of een zogenoemd metatypisch (basosquameus) carcinoom. Uitzaaiing vindt
meestal plaats naar regionale lymfeklieren, soms ook naar longen, lever en skelet.
Download