Voorstel: Ingezonden brief

advertisement
Ouderenpsychiater doet niet onderbouwde uitspraken
De podium bijdrage van vrijdag 17 juni 2011 van Martin Kat, ouderenpsychiater, vraagt om een
reactie vanuit de beroepsgroep specialisten ouderengeneeskunde.
De beweringen en subjectieve ervaringen van Kat, vullen we daarom graag aan met enkele feiten
over de deskundigheid van de specialist ouderengeneeskunde betreffende de aanpak van
probleemgedrag bij dementie.
Het gebruik van antipsychotica en/of psychofarmaca bij ouderen met dementie en probleemgedrag,
heeft de media de afgelopen weken terecht beziggehouden.
Specialisten ouderengeneeskunde hebben hiervoor al sinds 2002 een richtlijn, waarin heldere
aanbevelingen staan voor diagnostiek en behandeling van probleemgedrag. Probleemgedrag wordt
in de richtlijn gedefinieerd als ‘alle gedrag van de patiënt, dat door deze patiënt of de omgeving als
moeilijk hanteerbaar wordt ervaren’.
Het begrip omvat veel verschillende gedragingen zoals agressie, roepen, claimend gedrag, apathie
et cetera. Reden voor het gedrag kàn liggen in een psychische of psychiatrische stoornis zoals een
delier, een depressie of een psychose. Maar met een eenzijdige benadering van het zoeken naar
een ‘psychiatrische’ oorzaak voor probleemgedrag gaat Kat voorbij aan de vele andere oorzaken
van probleemgedrag. Denk hierbij aan lichamelijke factoren zoals pijn, benauwdheid, epilepsie of
bijwerkingen van medicatie. Of denk aan omgevingsfactoren zoals overmatig veel geluid, gebrek
aan privacy, verveling en de interactie met betrokken zorgverleners en/of medebewoners.
Deze brede, multi-factoriële benadering vormt de basis van het handelen van de specialist
ouderengeneeskunde inzake probleemgedrag.
Een goede analyse - opsporen van de oorzaken van het probleemgedrag - staat dan ook centraal in
de richtlijn. De behandeling wordt daarop afgestemd. Die zal vaak niet-medicamenteus van aard
zijn, maar kan ook gebruik van medicijnen omvatten. Overigens weten we uit wetenschappelijk
onderzoek dat antipsychotica bij dementie niet alleen werkzaam zijn bij psychotische symptomen
als wanen en hallucinaties, maar ook bij agressie. Het ware zinnig en wenselijk, als Kat kon
aantonen wat de meerwaarde is van de door hem voorgestelde psychiatrische diagnostiek en uit
welke studies het effect daarvan op probleemgedrag bij patiënten met een gevorderde dementie is
gebleken.
Het is geenszins de bedoeling om de verantwoordelijkheid voor risicovolle behandeling af te
wentelen op andere professionals en zorgverleners, zoals Kat suggereert. Omdat er zo veel
verschillende oorzaken ten grondslag kunnen liggen aan probleemgedrag, is samenwerking tussen
de verschillende betrokken disciplines (verzorging, specialist ouderengeneeskunde,
ouderenpsycholoog), met elk een eigen invalshoek juist noodzakelijk. Daarom is in 2008 de
richtlijn multidisciplinair gemaakt. Implementatie in de praktijk bij 30 instellingen leidde tot een
afname van het probleemgedrag met 25-60%. De opgedane kennis en ervaring is vertaald in een
omvangrijk lespakket ‘Omgaan met Probleemgedrag’, dat downloadbaar is bij Verenso.
Ook in de driejarige beroepsopleiding tot specialist ouderengeneeskunde wordt ruim aandacht
gegeven aan psychiatrische aandoeningen waaronder dementie en probleemgedrag bij dementie.
Minimaal zes maanden van de opleiding wordt gevolgd in een GGZ-instelling voor ouderen. De
beroepsgroep heeft daarnaast een vervolgopleiding tot kaderarts psychogeriatrie die inmiddels
door 80 specialisten ouderengeneeskunde is gevolgd.
Wij zijn het eens met Kat dat psychofarmaca zorgvuldig voorgeschreven moeten worden.
Regelmatige en systematische evaluatie van het gebruik van psychofarmaca zou dat kunnen
waarborgen en op dat punt is alleszins verbetering nodig en mogelijk. Daartoe wordt vanuit de
universitaire afdelingen van het specialisme ouderengeneeskunde intensief wetenschappelijk
onderzoek verricht. Wij dagen collega Kat uit hetzelfde te doen.
- 1/2 -
mw. drs. Mieke Draijer, specialist ouderengeneeskunde, voorzitter Verenso
mw. drs. Inge van der Stelt, beleidsmedewerker Verenso
dr. Martin Smalbrugge, specialist ouderengeneeskunde – onderzoeker, hoofd beroepsopleiding
specialisme ouderengeneeskunde GERION, VUmc
prof.dr. Cees Hertogh, specialist ouderengeneeskunde en hoogleraar ethiek van de zorg
voor kwetsbare ouderen, afdeling verpleeghuisgeneeskunde, VUmc
dr. Sytse Zuidema, specialist ouderengeneeskunde – onderzoeker, Afdeling
Eerstelijnsgeneeskunde, Centrum voor Huisartsgeneeskunde, Ouderengeneeskunde en Public
Health, UMC St Radboud
prof. dr. Raymond Koopmans, specialist ouderengeneeskunde en hoogleraar ouderengeneeskunde,
Afdeling Eerstelijnsgeneeskunde, Centrum voor Huisartsgeneeskunde, Ouderengeneeskunde en
Public Health, UMC St Radboud
prof.dr. Wilco Achterberg, specialist ouderengeneeskunde en hoogleraar institutionele zorg en
ouderengeneeskunde, afdeling public health en eerstelijnsgeneeskunde, Leids Universitair Medisch
Centrum
- 2/2 -
Download