Herziening van de Europese zaadwetgeving

advertisement
1/
6 Herziening van de Europese zaadwetgeving
standpunt BioForum Vlaanderen, Voedselteams, VELT, Wervel, Greenpeace België, Oxfam België,
Netwerk Zelf Zaden Telen, Landwijzer, Bond Beter Leefmilieu
De Europese zaadwetgeving is onder herziening. Deze regelgeving schept het
legale kader waarbinnen zaadpraktijken kunnen opereren: ze bepaalt wie welk
type zaad onder welke omstandigheden op de markt kan brengen. Om te
vermijden dat de wetgever de huidige machtsconcentratie in de zaadproductie
en handel bestendigt, verdedigen verschillende Vlaamse organisaties
onderstaande voorstellen voor wetswijziging. Duurzame landbouw, en de biosector in het bijzonder, heeft behoefte aan een zo divers
mogelijk aanbod aan rassen. Er zijn verschillende rassen nodig voor de verschillende
grondtypen, jaargetijden en klimatologische omstandigheden. Dit productiesysteem
heeft behoefte aan rassen die behalve voldoende productief en uniform ook weerbaar
zijn tegen diverse ziekten en plagen en die goed om kunnen met natuurlijke bemesting.
Diversiteit aan zaden is ook van belang om te kunnen voldoen aan de verwachtingen van
de diverse afzetmarkten (industrie, vers) en aan de wensen van consumenten. Tuinders
die zich specialiseren in een breed aanbod en hun producten direct leveren aan
consumenten, bijvoorbeeld via groentepakketten, stellen andere eisen aan kwaliteit en
smaak dan telers die produceren voor de supermarkt en wereldhandel.
Deze diversiteit aan rassen vraagt om een diversiteit aan aanbieders van teeltmateriaal.
Naast kleine en grote zaadbedrijven spelen ook boeren een belangrijke rol in het behoud
en de ontwikkeling van de biodiversiteit in de landbouw. Ook de amateurtuinier is niet
gebaat bij de gestandaardiseerde criteria op maat zijn van de industrie, maar wel bij
diversiteit, kwaliteit en veerkracht, dus oogst- en risicospreiding, opbrengst en smaak.
Burgerinitiatieven qua conservatie, vermeerdering, uitwisseling en eventuele selectie
worden nu gedoogd in de schemerzone van de wet. Terwijl ze vanuit Europa juist steun
zouden moeten krijgen. Op dit moment is het overgrote deel van de zaadproductie en
handel echter geconcentreerd bij slechts enkele spelers. Het is cruciaal dat de
zadenwetgeving geen bevestiging wordt van deze machtsconcentratie, die zich langzaam
vertaalt in de controle van deze spelers op elk facet van de zaadmarkt.
De agro-ecologische beweging in Europa formuleerde scherpe kritiek op de regelgeving.
Het voorstel heeft al heel wat stof doen opwaaien in een aantal (sociale) media en op
petitiesites. De zaadwetgeving leeft bij veel burgers. Het is van belang dat deze wet de
mogelijkheid biedt om een diversiteit aan rassen op de markt te brengen en het
toetreden van nieuwe aanbieders op de markt stimuleert. Daarom verdedigen
verschillende Vlaamse organisaties onderstaande voorstellen. (gebaseerd op standpunt
IFOAM EU en Bionext)
Herziening zaadwetgeving, 2013, standpunt BioForum Vlaanderen & partnerorganisaties
2/
6 Het standpunt
1 Het uitwisselen van zaden (van rassen zonder kweekbescherming) tussen tuinders,
boeren en conservatienetwerken moet vrij blijven. Deze uitwisseling moet buiten het
toepassingsgebied van deze wetgeving vallen.
2 De lokale verkoop van zaden (van rassen zonder kweekbescherming) door boeren en
tuinders aan eindgebruikers, moet vrij blijven. Deze lokale verkoop moet buiten het
toepassingsgebied van deze wetgeving vallen.
3 Het moet mogelijk zijn om oude en nieuwe nichevariëteiten en populaties op de markt
te brengen op basis van een ‘officieel erkende beschrijving’. Deze registratie moet
mogelijk zijn met beperkte administratieve last en minimale kost.
4 De registratie van soorten en de controle op de kwaliteit van de zaden moet een
publieke dienst blijven die toegankelijk is voor alle zaadproducenten.
5 De zaadwetgeving moet ruimte laten om ‘diverse’ groenterassen op de markt te
brengen. Hiertoe moet de beoordeling van de ‘uniformiteit’ aangepast worden aan elk
soorttype.
6 De identificatiecriteria moeten beperkt worden tot kenmerken die agronomisch
relevant zijn.
7 De testen op cultuur en gebruikswaarde (CGO) moeten optioneel zijn.
8 Voor nichevariëteiten met een beperkt marktaandeel moet het aantal testlocaties
beperkt blijven.
9 Er moeten aangepaste testen op cultuur en gebruikswaarde onderzoek (CGO) mogelijk
zijn voor soorten die gericht zijn op de biologische landbouw of die bestemd zijn voor
specifieke lokale omstandigheden.
10 De registratie van nieuw ontwikkelde populatierassen moet mogelijk zijn op basis van
een officieel erkende beschrijving.
11 Een label moet verplichte informatie bevatten over: soort en naam van de variëteit,
herkomst (regio of land), plaats waar het zaad werd gekweekt en productiejaar.
12 Er is transparantie vereist over de gebruikte productiemethode voor het zaad.
13. Ggo-vrij zaad moet beschikbaar blijven.
Herziening zaadwetgeving, 2013, standpunt BioForum Vlaanderen & partnerorganisaties
3/
6 Motivatie van het standpunt
1 Het uitwisselen van zaden (van rassen zonder kweekbescherming) tussen
tuinders, boeren en conservatienetwerken moet vrij blijven. Deze uitwisseling
moet buiten het toepassingsgebied van deze wetgeving vallen.
De vrijheid van de boeren staat op het spel. Eeuwenlang hebben boeren zaden
uitgewisseld; precies die uitwisseling leidde tot de rijke diversiteit van rassen en soorten
die we vandaag kennen. De vrije uitwisseling van zaden tussen boeren kan de
genetische diversiteit op de velden verder doen groeien. Als deze praktijk verboden
wordt, zullen enkel soorten ontwikkeld worden met een commercieel belang voor
zaadhuizen. Zij oordelen in de eerste plaats op korte termijn of in het beste geval op
middellange termijn.
2 De lokale verkoop van zaden (van rassen zonder kweekbescherming) door
boeren en tuinders aan eindgebruikers, moet vrij blijven. Deze lokale verkoop
moet buiten het toepassingsgebied van deze wetgeving vallen.
Het is van belang dat boeren en (amateur)tuinders die kleine hoeveelheden van hun
zaai- of pootgoed verkopen op een lokale markt, niet aan dezelfde eisen voor registratie,
tracering en controle moeten voldoen als professionele zaadbedrijven. Er moet een
ondergrens worden gehanteerd door niet alleen vrije uitwisseling (zie punt 1) maar ook
directe verkoop van zaden (van rassen zonder kweekbescherming) door boeren en
(amateur)tuinder aan eindgebruikers, buiten de verordening te houden.
3 Het moet mogelijk zijn om oude en nieuwe nichevariëteiten en populaties op
de markt te brengen op basis van een ‘officieel erkende beschrijving’. Deze
registratie moet mogelijk zijn met beperkte administratieve last en minimale
kost.
Het moet mogelijk zijn om oude en nieuwe variëteiten en populaties (zoals
instandhoudingsrassen, amateurrassen, landrassen, boerenrassen, traditionele
fruitbomen, soorten en populaties die gekweekt zijn voor specifieke geografische,
klimatologische, of gespecialiseerde voedselmarkten) op de markt te brengen op basis
van een ‘officieel erkende beschrijving’, zonder bijkomende verplichte officiële registratie
en certificatie.
Dit is erg belangrijk voor nieuwe groenterassen en boerenselecties met een kleine
afzetmarkt. De mogelijkheid om rassen toe te laten die alleen voldoen aan een ‘officieel
erkende beschrijving’ wordt in de voorstellen beperkt tot oude, traditionele rassen. Dit is
een achteruitgang ten opzichte van de huidige wetgeving. Nu kunnen voor
amateurrassen immers ook nieuwe groenterassen aangemeld worden die voldoen aan
een dergelijke beschrijving. Er zouden geen beperkingen mogen gelden op geografisch
vlak of op basis van hoeveelheden. De beperkende voorwaarden over herkomst en
Herziening zaadwetgeving, 2013, standpunt BioForum Vlaanderen & partnerorganisaties
4/
6 hoeveelheden die nu gelden voor de landrassen (2008/62EC), moeten worden
afgeschaft. De nichevariëteiten en de populaties moeten op een publiek toegankelijke
lijst terechtkomen om elke verwarring met andere soorten te vermijden. Ook de
amateurtuinier is niet zozeer gebaat bij de gestandaardiseerde criteria, die op maat zijn
van de industrie, maar veeleer bij diversiteit, kwaliteit en veerkracht, dus oogst- en
risicospreiding, opbrengst en smaak. Bovendien kunnen ook deze amateurtuinders een
belangrijke rol spelen bij de bewaring van oude rassen.
4 De registratie van soorten en de controle op de kwaliteit van de zaden moet
een publieke dienst blijven die toegankelijk is voor alle zaadproducenten.
5 De zaadwetgeving moet ruimte laten om ‘diverse’ rassen op de markt te
brengen. Hiertoe moet de beoordeling van ‘uniformiteit’ aangepast worden aan
elk soorttype.
Alle nieuwe commerciële rassen moeten volgens de huidige wetgeving 'Onderscheidbaar,
Uniform en Stabiel' zijn. Rassen die speciaal ontwikkeld worden voor de professionele
biologische teelt, voldoen niet altijd aan de strikte uniformiteitcriteria. Bij gewassen waar
hybriden de norm zijn, worden zaadvaste rassen soms als onvoldoende homogeen
beoordeeld. Zaadvaste rassen zijn echter niet van inferieure kwaliteit. Het zijn rassen die
door de wijze van voortplanting (kruisbestuiving) van nature minder homogeen zijn
en/of meer genetische diversiteit bevatten. De mogelijkheid die in de nieuwe
verordening geboden wordt voor de toelating van heterogeen materiaal, is enkel bedoeld
voor populaties van landbouwgewassen zoals graan. Voor groenterassen biedt dit artikel
geen oplossing.
De vereisten op vlak van morfologische uniformiteit vormen een belangrijke obstakel
voor de goedkeuring van vele gewassen die tot stand komen door kruisbestuiving of
‘composite cross varieties’. Klonen en hybridevaranten zijn per definitie veel homogener
dan variëteiten veredeld door kruisbestuiving. De genetische diversiteit binnen de
kruisbestuiving (‘open pollination’) is juist noodzakelijk om de gewassen robuust te
maken en ‘inbreeding depression’ te verhinderen. De uniformiteitbeoordeling moet
daarom aangepast worden aan elke soort: bij rassen met kruisbestuiving of
zelfbestuiving, moet de beschrijving gebaseerd zijn op reproduceerbare frequenties in de
eigenschappen in plaats van op de aanwezigheid van uniformiteit in elke plant.
Populatiegewassen worden geteeld op basis van populaties die continu evolueren en
moeten geïdentificeerd worden op basis van transparante verslagen over herkomst en
geschiedenis van de populatie.
6 De identificatiecriteria moeten beperkt worden tot kenmerken die
agronomisch relevant zijn.
De beschrijving van de karakteristieken zou enkel verplicht moeten zijn als ze
agronomisch relevant zijn of als ze relevant zijn voor de klant.
Herziening zaadwetgeving, 2013, standpunt BioForum Vlaanderen & partnerorganisaties
5/
6 7 De testen op cultuur en gebruikswaarde (CGO) moeten optioneel zijn.
De verplichte 'cultuur en gebruikswaarde onderzoek' (CGO)-testen vormen niet
noodzakelijk een toegevoegde waarde voor de zadensector of voor alle gebruikers van
het zaad. De kosten voor CGO-testen zijn een belangrijke knelpunt voor veel biologische
veredelaars.
8 Voor nichevariëteiten met een beperkt marktaandeel moet het aantal
testlocaties beperkt blijven.
In de huidige regelgeving zijn de regels voor het testen van een lokale variëteit met een
beperkt marktaandeel, dezelfde als voor een variëteit die globaal vermarkt wordt.
9 Er moeten aangepaste testen op 'cultuur en gebruikswaarde onderzoek'
(CGO) mogelijk zijn voor soorten die gericht zijn op de biologische landbouw of
die bestemd zijn voor specifieke lokale omstandigheden.
Een knelpunt waar biologische veredelaars mee te maken krijgen, is het feit dat het
cultuur en gebruikswaarde onderzoek (CG0) altijd onder gangbare omstandigheden
plaats moet vinden. Het testen van rassen onder biologische omstandigheden, wat
uiteraard veel zinvoller is voor biologische rassen, is nu alleen mogelijk in aanvulling op
het gangbare CGO. Hierdoor worden biologische veredelaars onnodig op kosten gejaagd.
10 De registratie van nieuw ontwikkelde populatierassen moet mogelijk zijn op
basis van een officieel erkende beschrijving.
Een populatieras is een genetisch diverse groep van planten, die geteeld zijn uit
ouderlijnen die geselecteerd werden op basis van specifieke eigenschappen. De
genetische diversiteit in de populatie maakt een flexibele aanpassing mogelijk aan de
selectiedruk in de omgeving. De planten die resistent zijn tegen de druk vanuit het
milieu (bv. plagen of een specifieke mineralenbalans in de bodem) overleven en
produceren meer zaad. De planten die slecht reageren tegen de omgevingsstress
produceren minder zaad voor de volgende generatie. Op deze manier kan een populatie
zich aanpassen aan een specifieke omgeving. In bepaalde gevallen worden sommige
individuele planten weg geselecteerd. Toch blijft het gros van de diversiteit tussen de
generaties behouden, waardoor de populatie onvoorspelbare ziektes en klimatologische
omstandigheden kan overleven. Bij een voldoende grote diversiteit in de populatie, zal
steeds een aantal planten overblijven met de noodzakelijke kenmerken om te overleven.
Een populatieras kan al na 2 à 3 jaar gedeeltelijk aangepast zijn aan zijn omgeving.
Daarom is het belangrijk dat de geschiedenis van de teelt bekend is wanneer deze
populaties voor zaaigoed worden gebruikt.
Herziening zaadwetgeving, 2013, standpunt BioForum Vlaanderen & partnerorganisaties
6/
6 11 Een label moet verplichte informatie bevatten over: soort en naam van de
variëteit, herkomst (regio of land), plaats waar het zaad werd gekweekt en
productiejaar.
12 Er is transparantie vereist over de gebruikte productiemethode voor het
zaad.
Sommige veredelingstechnieken, zoals protoplasttransformatie, zijn bijzonder
controversieel omdat ze het genoom ingrijpend wijzigen of omdat ze het natuurlijke
voortplantingsvermogen van de plant aantasten. Daarom moet de informatie over de
gebruikte veredelingstechniek publiek beschikbaar zijn in een zadendatabank.
13 Ggo-vrij zaad moet beschikbaar blijven.
Er moeten efficiënte maatregelen genomen worden om te vermijden dat niet-gelabelde
genetisch gemodificeerde organismen aanwezig zijn in conventionele en biologische
rassen. Het is belangrijk dat de niet-ggo-landbouw kan blijven bestaan. Duidelijke
aansprakelijkheidsregels zijn noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de kost voor de
preventie van ggo-besmetting, het testen, de analyse en mogelijke schadeclaims
volledig ten laste vallen van de bedrijven die ggo’s op de markt brengen.
BioForum Vlaanderen
Voedselteams
VELT
Wervel
Greenpeace België
Oxfam België
Netwerk Zelf Zaden Telen
Landwijzer
Bond Beter Leefmilieu
Herziening zaadwetgeving, 2013, standpunt BioForum Vlaanderen & partnerorganisaties
Download