december 2016 Eindejaar correcties omzetbelasting 2016 Inhoudsopgave Inleiding 2 1 3 Algemeen: Wet op de omzetbelasting 1968 2 2.1 2.2 2.3 2.4 Het BUA Het BUA gaat vóór BUA - Goederen en diensten voor het voeren van een zekere staat BUA - Relatiegeschenken en andere giften BUA - Verstrekkingen aan personeel voor persoonlijke doeleinden 2.4.1 Verlenen van huisvesting 2.4.2 Gelegenheid geven tot sport en ontspanning 2.4.3 (Privé)vervoer 2.4.4 Outplacement 2.4.5 Telefoonkosten 2.4.6 Loon in natura of andere verstrekkingen voor persoonlijke doeleinden 2.4.7 Recht op aftrek van voorbelasting bijzondere omstandigheden 2.5 BUA - Het verstrekken van spijzen en dranken aan personeel (‘kantineregeling’) 2.5.1 Algemeen 2.5.2 Tarief 2.5.3 Periodieke aangifte 2.5.4 Jaarlijkse afrekening, uitsluiting van de aftrek 2.5.5 Kantine beheerd door derden 2.5.6 Recepties, feestavonden en dergelijke 2.6 De vaststelling van de EUR 227-grens 2.6.1 Algemeen 2.6.2 Toetsing personeelsverstrekkingen aan de EUR 227-grens 5 5 5 5 6 6 6 6 8 9 9 9 9 9 10 10 10 10 11 11 11 12 3 3.1 3.2 14 14 14 14 15 16 16 4 Overige privéverstrekkingen en privégebruik (behalve van onroerende zaken) Algemeen Goederen 3.2.1 Onttrekken van goederen 3.2.2 Gebruik van goederen (bedrijfsmiddelen) 3.2.3 Privégebruik van diensten 3.2.4 Auto van de zaak – forfaitaire regeling Privégebruik van onroerende zaken 19 2 Inleiding Iedere ondernemer moet aan het einde van het kalenderjaar of boekjaar bekijken of hij goederen of diensten heeft gebruikt of aan anderen ter beschikking heeft gesteld die daardoor vanuit de ‘ondernemerssfeer’ in de ‘privésfeer’ of de ‘consumptieve sfeer’ terecht zijn gekomen. Als dat zo is, dan moet dit voor de btw worden bekeken. In deze brochure beschrijven wij de belangrijkste btwcorrectiemechanismen die van toepassing kunnen zijn bij dit jaarlijks terugkerende proces. Waar nodig ondersteunen of adviseren wij u uiteraard graag. Achtergrond Met belasting over de toegevoegde waarde (btw) moet – als hoofddoel – al het consumptieve verbruik belasten door middel van een heffing die de leveranciers en dienstverrichters, de ondernemers, uiteindelijk aan de consument in rekening brengen en aan de Belastingdienst betalen. De btw die aan ondernemers in rekening is gebracht kunnen zij over het algemeen in aftrek brengen of verrekenen met de door hen verschuldigde btw. De ondernemer moet de kosten dan wel maken in het kader van zijn onderneming en voor met btw belastbare prestaties. Sommige van de door ondernemers gemaakte kosten hebben een privé-element. Er is dan (mede) sprake van consumptief verbruik. In zulke gevallen kent de Nederlandse wet een aantal manieren om de aan de ondernemer in rekening gebrachte btw bij de ondernemer te laten drukken: consumptief verbruik moet immers worden belast. In Nederland kan in voorkomende gevallen aftrek van btw op kosten die (mede) een consumptief karakter hebben, worden uitgesloten. Deze uitsluiting vindt effectief plaats door aan het eind van het jaar de eerder in aftrek gebrachte btw op dergelijke kosten, terug te betalen aan de Belastingdienst (de zogenaamde BUA-correctie, gebaseerd op het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 ofte wel het BUA). Daarnaast beschrijven wij een tweetal andere correctiemechanismen, waarvan er één slechts wordt toegepast als géén sprake is van prestaties zoals bedoeld in het BUA. In die gevallen wordt de eerdere aftrek gecorrigeerd door btw te heffen over de handeling die tot consumptie leidt. Verder bestaat er een speciale regel voor het privégebruik van een ‘zakelijk geëtiketteerde’ onroerende zaak (zoals een woning met een kantoor). Geen advies Deze brochure geeft een overzicht van de regels, zoals deze gelden voor het jaar 2016. De brochure geeft vooral een uitgebreid overzicht van de toepasselijke regels, zonder te pretenderen compleet en volledig te zijn. Daarnaast is deze brochure niet bedoeld als advies maar vooral als algemene leidraad, ter verduidelijking van de zaken waar ondernemers aan het eind van het (boek- of kalender)jaar op moeten letten als sprake is van te corrigeren btw-aftrek door consumptief verbruik. Verder staat de btwcorrectiesystematiek volledig los van de werkkostenregeling (WKR) zoals die voor de loonheffingen geldt. Deze publicatie is uitsluitend opgesteld als algemene leidraad voor relevante kwesties en dient niet te worden geïnterpreteerd als professioneel advies. Wij adviseren u niet te handelen op basis van de in deze publicatie vervatte informatie zonder nader professioneel advies te hebben ingewonnen. 3 1 Algemeen: Wet op de omzetbelasting 1968 Hieronder schetsen wij eerst in hoofdlijnen de in de Inleiding aangehaalde regels die in Nederland gelden voor de correctie van aftrek van btw of de uitsluiting van aftrek van btw op kosten die geheel of gedeeltelijk zijn toe te rekenen aan consumptief verbruik. 1. Ondernemers mogen slechts de btw aftrekken op ingekochte diensten en goederen voor zover die worden gebruikt voor belaste prestaties.1 2. De btw op kosten van goederen en diensten die door ondernemers worden gebruikt als relatiegeschenken, andere giften en personeelsverstrekkingen voor persoonlijke doeleinden van het personeel is in beginsel aftrekbaar. Als de kostprijs van deze verstrekkingen per begunstigde per jaar meer dan EUR 227 bedraagt, moet de btw op deze kosten – voor zover die zien op verstrekkingen aan begunstigden met een waarde van meer dan EUR 227 per begunstigde per jaar – worden terugbetaald. Feitelijk wordt de aftrek (met terugwerkende kracht) uitgesloten. 3. De onttrekking van goederen aan het bedrijfsvermogen (daaronder begrepen de onttrekking voor privédoeleinden van de ondernemer of van zijn personeel, de verstrekking om niet, en de bestemming voor andere dan bedrijfsdoeleinden) wordt voor de btw gelijkgesteld met een levering tegen vergoeding. Een uitzondering wordt gemaakt voor de verstrekking van geschenken van geringe waarde (dat wil zeggen met een inkoopwaarde van minder dan EUR 15 per stuk) en voor monsters (zonder maximumwaarde). 4. Het gebruik van een tot het bedrijfsvermogen behorend goed voor privédoeleinden (van de ondernemer of van zijn personeel, of, meer in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden), wanneer voor dit goed recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van voorbelasting is ontstaan, wordt gelijkgesteld met een dienst tegen vergoeding. Hierbij kan worden gedacht aan het privégebruik van een auto van de zaak (eigendom van de zaak), een jacht, een vakantiewoning of een dergelijk goed, terwijl het betrokken goed is bestemd voor de onderneming (bijvoorbeeld voor de verhuur tegen vergoeding aan derden). 5. Het gratis verrichten van diensten door de ondernemer voor privédoeleinden van de ondernemer zelf of van zijn personeel, of, meer in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden (ingekochte diensten vallen niet onder deze bepaling), wordt ook gelijkgesteld met een dienst tegen vergoeding. Hierbij kan worden gedacht aan het ter beschikking stellen van een leaseauto aan personeelsleden. Voor de hierboven genoemde diensten (zie 4 en 5 hierboven) wordt de vergoeding, de maatstaf voor de ter correctie te heffen btw, gesteld op de uitgaven die zijn gemaakt door de ondernemer voor het verrichten van de dienst. Het gaat daarbij om het totaal van de uitgaven in een boekjaar , de omzetbelasting niet daaronder begrepen, in verband met: a. de verwerving of de vervaardiging van het goed, naar tijdsevenredigheid berekend; b. het onderhoud, de verbetering en dergelijke van het goed in het jaar van dat gebruik, naar tijdsevenredigheid berekend; c. het feitelijke gebruik van het goed. De omzetbelasting over deze diensten wordt aan het einde van het boekjaar of kalenderjaar verschuldigd. 1 Of beter: voor prestaties die, als ze in Nederland hadden plaatsgevonden, met btw zouden zijn belast. 4 Voor het consumptief verbruik van goederen (zie 3 hierboven) geldt de aankoopprijs of de kostprijs van de goederen (op het moment van de onttrekking) als heffingsmaatstaf voor de correctie. 6. Als ondernemers een onroerende zaak voor zowel zakelijke doeleinden als voor privédoeleinden (gaan) gebruiken, kunnen zij deze onroerende zaak als ‘zakelijk’ etiketteren. De btw op de kosten van deze onroerende zaak is aftrekbaar voor zover de onroerende zaak voor (met btw belaste) zakelijke doeleinden wordt gebruikt. Als dit gebruik gedurende de eerste 10 jaar na ingebruikneming van de onroerende zaak wijzigt, dan zal de eerder afgetrokken btw moeten worden gecorrigeerd. Bij toename van het privégebruik zal eerde afgetrokken btw moeten worden terugbetaald. Bij toename van het zakelijke (btw belaste) gebruik mag de eigenaar meer btw aftrekken in het jaar waarin dit gebruik is toegenomen. 5 2 Het BUA 2.1 Het BUA gaat vóór Het komt geregeld voor dat consumptief verbruik zowel onder de reikwijdte van het BUA als onder de reikwijdte van de ‘gelijkstellingsbepalingen’ valt. Waar het in zulke gevallen gaat om prestaties ‘zoals bedoeld in het BUA’. Dit betekent dat géén btw wordt geheven over deze leveringen of diensten, zelfs als bijvoorbeeld het BUA niet effectief tot uitsluiting van aftrek leidt omdat de EUR 227-grens niet wordt overschreden. Prestaties die wél worden benoemd in het BUA maar niet onder dit correctiemechanisme vallen,2 worden wel met btw belast (behandeld als prestatie tegen vergoeding). Hierna beschrijven wij de regelingen zoals opgenomen in het BUA en het correctiemechanisme waarbij de levering van goederen en diensten ‘om niet’ gelijk wordt gesteld met een levering of dienst tegen vergoeding. In deze brochure ligt bij dit laatste mechanisme de nadruk op de regeling voor de btwcorrectie voor het privégebruik van personenauto’s – de ‘auto van de zaak’. 2.2 BUA - Goederen en diensten voor het voeren van een zekere staat Omdat de uitsluiting van aftrek wegens het gebruik van goederen of diensten ´voor het voeren van een zekere staat´ zich in de praktijk in beginsel niet snel zal voordoen, besteden wij in deze brochure geen aandacht aan deze categorie. 2.3 BUA - Relatiegeschenken en andere giften Het BUA sluit de aftrek van btw op kosten uit die betrekking hebben op het geven van ´relatiegeschenken´. Relatiegeschenken zijn geschenken die een ondernemer om zakelijke redenen aan zijn afnemers, leveranciers e.d. verstrekt. Er is pas sprake van een relatiegeschenk als tussen de schenker en de begunstigde (al) een zakelijke relatie bestaat naast de verhouding die ontstaat door de schenking. Onder giften wordt gewoonlijk verstaan de bevoordeling van stichtingen en dergelijke instellingen die geen recht op aftrek van voorbelasting hebben. Onder ´relatiegeschenken en andere giften´ vallen ook de verstrekkingen tegen een vergoeding die lager is dan de kostprijs van die geschenken (exclusief btw). In beginsel is daarmee de aftrek van btw op de volgende kosten uitgesloten: • geschenken aan particulieren (relaties); • geschenken aan ondernemers of instellingen die nauwelijks of geen recht op aftrek van btw hebben (omdat ze bijvoorbeeld vrijgestelde prestaties verrichten), zoals banken, ziekenhuizen, scholen, e.d.; • geschenken aan ondernemers die zelf de btw voor minder dan 50% zouden hebben kunnen aftrekken, indien zij de goederen of diensten zelf zouden hebben aangeschaft (bijvoorbeeld o.g.v. het BUA); • giften aan bijv. stichtingen e.d. die geen recht op aftrek van voorbelasting hebben. 2 Denk aan relatiegeschenken aan ondernemers die zelf meer dan de helft van de btw op de kosten van deze prestatie hadden kunnen aftrekken. Het gaat dan weliswaar om het geven van relatiegeschenken, maar niet om relatiegeschenken die onder het BUA vallen. 6 De aftrek van voorbelasting wordt overigens niet wordt uitgesloten indien de kosten van deze verstrekkingen per ‘relatie’ c.q. begunstigde per boekjaar niet meer bedragen dan EUR 227 (exclusief btw). Relatiegeschenken aan ondernemers die zelf de btw op de kosten van het geschenk voor meer dan 50% hadden kunnen aftrekken, worden niet gecorrigeerd via het BUA. Deze relatiegeschenken vallen onder het correctiemechanisme dat hierna wordt besproken. 2.4 BUA - Verstrekkingen aan personeel voor persoonlijke doeleinden Hieronder gaan wij kort in op de verschillende categorieën personeelsverstrekkingen die in het BUA zijn opgenomen (het aan het personeel van de ondernemer verlenen van huisvesting, uitkeren van loon in natura, geven van gelegenheid tot sport, ontspanning of privé-vervoer, dan wel voor andere persoonlijke doeleinden van dat personeel). De terbeschikkingstelling van een auto wordt valt hier expliciet niet onder. 2.4.1 Verlenen van huisvesting Bij het verlenen van huisvesting moet onder meer worden gedacht aan het beschikbaar stellen van woonruimte en het huisvesten van (buitenlandse) werknemers zonder dat hiervoor een (reële) vergoeding van de werknemer wordt gevraagd. Aftrek en dus ook de correctie van de aftrek komt niet aan de orde wanneer het verstrekken van huisvesting ziet op woningen die door de werkgever vrijgesteld van btw zijn gehuurd. 2.4.2 Gelegenheid geven tot sport en ontspanning Onder het gelegenheid geven tot sport en ontspanning valt bijvoorbeeld het aan het personeel beschikbaar stellen van een fitnessruimte (eventueel met instructeur) en vakantieoorden, het maken van niet-zakelijke excursies en uitstapjes door het personeel. Aan het BUA wordt overigens pas toegekomen als de werkgever, en niet de personeelsleden, als afnemer van de prestaties wordt gezien en deze de prestaties om niet aan zijn personeel ter beschikking stelt. 2.4.3 (Privé)vervoer 2.4.3.1 Inleiding Voor de btw wordt woon-werkverkeer in beginsel beschouwd als privévervoer. Btw op kosten die betrekking hebben op privévervoer is niet aftrekbaar. De btw op kosten in verband met zakelijk vervoer is in het algemeen wél aftrekbaar.3 Er bestaan verschillende vormen van privévervoer die een werkgever zijn werknemers kan aanbieden: a) het ter beschikking stellen van een “auto van de zaak” (zie hierna 3.2.4); b) het verstrekken van een vergoeding voor het gebruik van een eigen auto van de werknemer (3.2.4.2); c) het verstrekken van plaatsbewijzen of een vergoeding voor openbaar vervoer (2.4.3.3); d) het verstrekken van een fiets of een vergoeding voor een fiets (2.4.3.3.4); e) het zorgdragen voor groepsvervoer (2.4.3.3.5): 3 Onder woon-werkverkeer wordt verstaan: het reizen van de woon- of verblijfplaats naar de in het kader van een overeenkomst tot het verrichten van arbeid overeengekomen vaste werkplaats(en) waar men (één of meerdere dagen) zijn werkzaamheden verricht. Deze definitie heeft tot gevolg dat reizen naar andere plaatsen dan de hiervoor bedoelde vaste werkplaats of het bedrijfsadres niet wordt aangemerkt als woon-werkverkeer. 7 Ø werkgever verzorgt vervoer met eigen vervoermiddelen; Ø werkgever draagt vervoer op aan een derde. 2.4.3.2 Vergoeding werkgever voor het gebruik van eigen auto werknemer 2.4.3.2.1 Vergoeding voor woon-werkverkeer en andere privékosten Btw begrepen in aan personeel betaalde kostenvergoedingen voor privévervoer (eigen auto personeelslid) komt niet voor aftrek in aanmerking. 2.4.3.2.2 Vergoeding voor zakelijke kosten Het is voor de werkgever niet mogelijk om btw begrepen in kostenvergoedingen in aftrek te brengen. Overigens achten wij aftrek van voorbelasting voor vergoedingen van zakelijke kosten niet geheel onmogelijk, als kan worden aangetoond dat de kosten in naam en voor rekening van de werkgever zijn gemaakt (de facturen bevatten de naam en het adres van de werkgever, en de levering of dienst is aan de werkgever verricht). 2.4.3.3 Openbaar vervoer 2.4.3.3.1 Vergoeding voor privékosten Btw begrepen in kostenvergoedingen voor privévervoer komt niet voor aftrek in aanmerking (vergelijk hierboven vergoeding voor kosten gebruik eigen auto werknemer). 2.4.3.3.2 Vergoeding voor zakelijke kosten Tegen overlegging van vervoersbewijzen (gebruikt voor zakelijke doeleinden) kan de werkgever aftrek claimen van 6/106e deel van de prijs van het vervoersbewijs. Als niet helder is dat de werkgever de afnemer is, dan kan de fiscus de aftrek weigeren. 2.4.3.3.3 Werkgever verstrekt vervoersbewijzen openbaar vervoer In plaats van het verstrekken van een vergoeding voor kosten van openbaar vervoer kan de werkgever er voor kiezen om vervoersbewijzen te verstrekken aan zijn werknemers. Hier geldt dat als de werkgever vervoersbewijzen verstrekt aan zijn werknemers ten behoeve van privéverkeer en woon-werkverkeer de btw die hier op drukt niet voor aftrek in aanmerking komt. Als de werkgever een vergoeding in rekening brengt voor het verstrekken van het vervoersbewijs, is de aftrek van btw niet uitgesloten tot het bedrag van de ter zake van die prestatie verschuldigde btw. 2.4.3.3.4 Fiets of vergoeding voor een fiets verstrekt door de werkgever Als een werkgever een fiets verstrekt aan zijn werknemers, dan kan de werkgever de btw op de aanschaf van de fiets (deels) in aftrek brengen. De aftrek van btw is gemaximaliseerd op de btw begrepen in EUR 749 per fiets per werknemer (EUR 130 btw per fiets per werknemer). Voor deze btw-aftrek moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan: • de werkgever moet aannemelijk maken dat de fiets is verstrekt voor woon-werkverkeer; • in het kalenderjaar en de twee voorafgaande kalenderjaren is aan de werknemer geen fiets verstrekt of ter beschikking gesteld; • vanaf het verstrekken of ter beschikking stellen, is tot het einde van het kalenderjaar en in elk van de twee daarop volgende kalenderjaren niet voor 50% of meer van het aantal dagen dat de werknemer pleegt te reizen tussen zijn woon- en verblijfplaats en de plaats waar zijn werkzaamheden worden verricht, voorzien in een vergoeding of ander vervoer dan het vervoer per fiets. 8 Als de werkgever de gehele kostprijs van de fiets verrekent met het loon van de werknemer, is geen sprake van een bevoordeling. Dit is ook het geval als de werknemer de fiets op een andere manier betaalt. De werkgever heeft dan volledig recht op aftrek van btw (ook als de fiets meer kost dan EUR 749). Hij moet dan wel btw aangeven en voldoen uit de op het loon van de werknemer ingehouden bedrag. Als de werkgever niet de gehele kostprijs van de fiets verrekent met het loon van de werknemer, maar het saldo van de inkoopprijs en de eigen bijdrage van de werknemer niet meer bedraagt dan EUR 749, komt de voor de inkoop van de fiets in rekening gebrachte btw volledig voor aftrek in aanmerking. Als de fiets gratis wordt verstrekt door een ondernemer die btw-vrijgestelde prestaties verricht, kan de btw die betrekking heeft op de aanschaf van de fiets niet in aftrek worden gebracht. 2.4.3.3.5 De werkgever draagt zorg voor groepsvervoer Vervoer door de werkgever (met eigen vervoermiddelen, of via inschakeling van een derde) van personeelsleden tussen de woonplaats en de vaste plaats van de werkzaamheden kwalificeert als privévervoer. De btw op de kosten van dit vervoer is dan in beginsel niet aftrekbaar. Als het gaat om door de werkgever georganiseerd vervoer in de vorm van ‘besloten busvervoer’, dan is de hierop drukkende btw aftrekbaar. Van besloten busvervoer is sprake als: • de vervoermiddelen meer dan acht zitplaatsen (de bestuurder daar niet onder begrepen) hebben; • het geen voor iedereen openstaand vervoer volgens een dienstregeling betreft. Voor het vervoer moet een vergunning zijn afgegeven krachtens de Wet personenvervoer. De vervoermiddelen mogen dus uitsluitend werknemers in opdracht van hun werkgever(s) vervoeren. Wel mogen meerdere ondernemers opdracht geven aan een vervoersonderneming (of collegaondernemer) om werknemers van meerdere bedrijven te vervoeren. Bij andere vormen van groepsvervoer tussen de woonplaats en vaste plaats van werkzaamheden verzorgd door de werkgever, heeft de werkgever geen recht op aftrek van voorbelasting. Hiervan is sprake bij vervoer met gebruikmaking van een vervoermiddel met acht of minder zitplaatsen, of vervoer waarvoor geen vergunning krachtens de Wet personenvervoer is afgegeven. Onder zeer specifieke omstandigheden (bijvoorbeeld vervoer naar afgelegen bouwterreinen) is verdedigbaar dat de aftrek niet wordt gecorrigeerd. Zie ook hierna. Als u met een specifiek vervoersscenario te maken hebt, adviseren wij u daar uiteraard graag over. 2.4.4 Outplacement Aftrek van voorbelasting voor outplacementkosten is mogelijk. Outplacement is het geheel van diensten en adviezen ten behoeve van een werknemer om op zo kort mogelijke termijn een passende nieuwe betrekking te vinden. Voorbeelden zijn individuele advisering met betrekking tot sollicitatieadviezen, carrièreadviezen, psychologische tests, ondersteunende workshops, (video)training, etc. Trainingen zoals presentatietechniek, workshops, themabijeenkomsten en dergelijke die zich richten op het verbeteren van de persoonlijke uitrusting van de betrokkenen en het ondersteunen van de sollicitatieprocedure, kunnen ook onderdeel uitmaken van outplacement. 9 2.4.5 Telefoonkosten 2.4.5.1 Telefoon (huis)aansluiting Bij de meeste werknemers staat de telefoon huisaansluiting op eigen naam. De Belastingdienst en ook de rechter staan btw-aftrek niet toe. 2.4.5.2 Mobiele telefoon / GSM Bij mobiele telefoons die op naam van de werkgever staan, staat de Belastingdienst wel btw-aftrek toe voor zover de werkgever geen btw-aftrek claimt ter zake van privégebruik. De werkgever moet het zakelijk gebruik wel aannemelijk maken. Wij raden aan om hier met de fiscus afspraken over te maken. 2.4.6 Loon in natura of andere verstrekkingen voor persoonlijke doeleinden Loon in natura is loon dat niet in geld wordt uitbetaald. Het is een voordeel uit dienstbetrekking. Onder verstrekkingen voor persoonlijke doeleinden kunnen allerlei andere vormen vallen van (mede)gebruik van bedrijfsgoederen en diensten ter bevrediging van persoonlijke behoeften van het personeel. Zo kan de aftrek van voorbelasting op grond van het BUA worden uitgesloten bij het verstrekken van kerstpakketten, boeken en bij bijvoorbeeld het verstrekken van toegangskaarten voor concerten en andere evenementen (‘andere verstrekkingen voor persoonlijke doeleinden’).4 De hierboven beschreven bepalingen zijn niet alleen van toepassing op verstrekkingen aan het eigen personeel, maar ook aan ingeleend personeel. 2.4.7 Recht op aftrek van voorbelasting bijzondere omstandigheden Wanneer een ondernemer voordelen (in natura) doet toekomen aan zijn personeel, dan wordt de aftrek van btw op de kosten die gemaakt zijn om deze voordelen te kunnen verstrekken, in beginsel uitgesloten op grond van het BUA. Echter, onder bijzondere omstandigheden is volledige aftrek van btw toch gerechtvaardigd (i.e. als het noodzakelijke kosten zijn en er geen keuze voor de werknemers is). Wij attendeerden hierboven wat betreft groepsvervoer al op het voorbeeld van vervoer naar afgelegen bouwterreinen. 2.5 BUA - Het verstrekken van spijzen en dranken aan personeel (‘kantineregeling’) 2.5.1 Algemeen In veel ondernemingen worden voedsel en drank aan het personeel verstrekt. Dit kan gebeuren in de vorm van een bedrijfsrestaurant en/of via automaten. Beide vormen van verstrekkingen van voedingsmiddelen kunnen onder de werking van het BUA vallen. De vergoeding die de ondernemer hiervoor van zijn personeelsleden ontvangt is belast met btw en de in rekening gebrachte btw op de investeringen, kosten en inkoop van producten is in principe volledig aftrekbaar. In bepaalde situaties kan echter de aftrek van in rekening gebrachte btw op de inkopen (gedeeltelijk) worden uitgesloten. Dit is meestal het geval als de voeding en dranken gratis of tegen een geringe vergoeding aan de personeelsleden worden verstrekt. Deze mogelijke uitsluiting van de aftrek is bedoeld om belastingvrije consumptie te voorkomen.5 4 Uiteraard zijn de hiervoor genoemde verstrekkingen die tot beperking van de aftrek leiden slechts voorbeelden en is deze 5 Een hof heeft een rechtbankuitspraak bevestigd, waarin is geoordeeld dat de aftrek van btw op kosten van spijzen en dranken opsomming niet uitputtend. verstrekt aan personeel tijdens een vaktechnisch moet worden uitgesloten onder het BUA. 10 2.5.2 Tarief Het grootste deel van de verstrekkingen betreft etenswaren en non-alcoholische dranken en is belast tegen het verlaagde tarief. De levering van alcoholhoudende dranken is daarentegen onderworpen aan het normale tarief. 2.5.3 Periodieke aangifte Gedurende de loop van het boekjaar wordt de btw over de kantineomzet in de periodieke aangifte verantwoord. De btw die ter zake van de kosten van de kantine in rekening is gebracht, wordt in deze aangiften als aftrekbaar opgenomen. Zowel de btw op de kosten van de aanschaf van de ingrediënten, grondstoffen en producten voor de kantineomzet als de btw op de investeringen in gebouw en inventaris en op overige exploitatiekosten kan op deze manier worden afgetrokken. 2.5.4 Jaarlijkse afrekening, uitsluiting van de aftrek Aan het eind van het boekjaar moet worden berekend of de in aftrek gebrachte btw op de inkopen moet worden gecorrigeerd, omdat een bevoordeling van het personeel heeft plaatsgevonden. De aftrek op de overige kantinekosten zoals investeringen in het gebouw, inventaris en beheersvergoedingen wordt niet gecorrigeerd. Om de correctie te berekenen moeten in aanmerking worden genomen: • de aanschaffingskosten, exclusief btw, van de spijzen en dranken c.q. de grondstoffen voor de kantineverstrekkingen; • de totale kantineomzet, inclusief btw. Als spijzen en dranken onder de kostprijs aan het personeel worden verstrekt, vindt een bevoordeling van het personeel plaats. Om deze bevoordeling vast te stellen, moet worden uitgegaan van de kostprijs van de ingrediënten en grondstoffen van de spijzen en dranken (en dus niet andere kosten/investeringen). Deze kostprijs excl. btw moet worden vermeerderd met een forfaitaire opslag van 25% (voor overige kosten/investeringen). De uitkomst hiervan moet worden vergeleken met de werkelijke omzet incl. btw. Als deze lager is, moet de afgetrokken btw in beginsel worden gecorrigeerd door 6% over dit verschil (bij) te betalen. Bij de aangifte over het laatste tijdvak van het boekjaar moet dit bedrag als verschuldigde belasting worden aangegeven. Dit hoeft echter niet als dit bedrag samen met de andere BUA-verstrekkingen niet meer bedraagt dan € 227 per persoon. Uiteraard moet over de werkelijke omzet wel btw zijn voldaan. 2.5.5 Kantine beheerd door derden Het komt regelmatig voor dat een ondernemer het beheer van zijn kantine uitbesteedt aan een cateringbedrijf. Dit bedrijf koopt dan meestal zelf alle benodigdheden in, stelt kantinepersoneel ter beschikking en voert de kantineadministratie. Het cateringbedrijf berekent vervolgens de kosten en eventuele exploitatietekorten door aan de ondernemer. Verder brengt het cateringbedrijf normaalgesproken een beheersvergoeding in rekening. In dat geval gelden voor de aftrek en de uitsluiting van de aftrek dezelfde regels als hiervoor genoemd. De ondernemer mag dus de door het cateringbedrijf in rekening gebrachte btw in aftrek brengen, maar moet ook aan het eind van het jaar beoordelen of de aftrek op de inkopen (gedeeltelijk) moet worden gecorrigeerd. Onder de door het cateringbedrijf doorberekende kosten bevinden zich ook personeelskosten. Op deze kosten hoeft geen btw in rekening te worden gebracht, tenzij het om uitzendkrachten gaat. Als de kantine wordt verpacht aan een derde, wat inhoudt dat de kantine voor rekening en risico van die derde wordt geëxploiteerd, dan hoeft de verpachter/werkgever het BUA niet meer toe te passen op deze verstrekking van spijzen en dranken aan zijn personeel. 11 Let op: Het verpachten of ter beschikking stellen van een (kantine)ruimte tegen vergoeding is in beginsel vrijgesteld van btw. Om aftrek van toerekenbare btw veilig te stellen, adviseren wij om te opteren voor btw-belaste verhuur. De regelingen met betrekking tot beheer van de kantine door derden zijn zeer divers. Kortheidshalve gaan wij in deze brochure dan ook niet nog verder in op die regelingen. 2.5.6 Recepties, feestavonden en dergelijke Voor de beoordeling of en in hoeverre de aftrek van btw is uitgesloten op kosten voor recepties, feestavonden e.d., welke door de werkgever worden aangeboden, kan onderscheid worden gemaakt in de verstrekkingen van spijzen en dranken en de overige verstrekkingen. Verder speelt daarbij een rol of de werkgever zelf de spijzen en dranken verstrekt of dat dit door een derde wordt verzorgd. Wij onderscheiden de volgende twee mogelijkheden ten aanzien de verstrekking van spijzen en dranken: 1. De werkgever verstrekt de spijzen en dranken in een voor zijn rekening geëxploiteerde bedrijfskantine. 2. De spijzen en dranken worden door een derde verstrekt in een andere ruimte dan de bedrijfskantine. Ad 1. In de voor eigen rekening gedreven bedrijfskantine Ter zake van de verstrekking van spijzen en dranken is de regeling van bedrijfskantines van toepassing. Voor de berekening van de waarde van de verstrekking per persoon moet het totaal van de verstrekkingen worden gedeeld door het aantal bezoekers (werknemers en overige gasten, niet zijnde de partners van de werknemers of gasten). Ad 2. Door derden verstrekt in andere ruimte dan de bedrijfskantine Voorbeelden van deze categorie zijn onder meer het houden van feestavonden e.d. op boten, in restaurants, in een sporthal etc. In deze situaties wordt de aftrek van de btw op spijzen en dranken niet op grond van het BUA, maar op basis van een andere wettelijke bepaling uitgesloten.6 De btw op spijzen en dranken komt dan dus geheel niet voor aftrek in aanmerking. Dit geldt ook voor de btw in de kosten van het bedienend personeel, zelfs wanneer deze kosten afzonderlijk van de spijzen en dranken in rekening worden gebracht. De btw is ook niet aftrekbaar als een ondernemer voor bedrijfsfeesten, recepties en dergelijke op eigen bedrijfslocatie een (derde) externe cateraar inhuurt. Voor het bepalen of sprake is van overschrijding van de BUA-grens (EUR 227) hoeft geen rekening te worden gehouden met de btw op horecabestedingen, zie ook hierna. 2.6 De vaststelling van de EUR 227-grens 2.6.1 Algemeen De aftrek van btw wordt niet uitgesloten als de totale kostprijs van de daarvoor in aanmerking komende prestaties/verstrekkingen (de aanschaffings- of voortbrengingskosten) per persoon per boekjaar niet meer dan EUR 227, exclusief btw, bedraagt. 6 Art 15, lid 5 Wet op de omzetbelasting 1968; horecabestedingen. 12 Let op! Voor het bepalen of sprake is van overschrijding van deze BUA-grens (de BUA-waarde) hoeft in beginsel alleen rekening te worden gehouden met kosten met in beginsel aftrekbare btw. Is de in rekening gebrachte btw los van de BUA-regels al niet aftrekbaar, dan hoeven de kosten waarover deze btw in rekening is gebracht niet bij de bepaling van de EUR 227-grens te worden meegenomen. Voorbeelden hiervan zijn: • niet-aftrekbare btw in verband met een (gedeeltelijke) vrijstelling; • btw op horecabestedingen. Bij de aanschaf van duurzame personeelsvoorzieningen, zoals een sportruimte of inventaris voor een kindercrèche, moet de grens van EUR 227 worden bepaald aan de hand van een ‘op reële wijze berekende kostprijs’ van de voorziening. Dit betekent onzes inziens dat voor: • roerende investeringsgoederen, de aan het jaar van ingebruikneming en daarop volgende 4 jaren toe te rekenen kosten 20% van de aanschaffingskosten bedragen; hier volgt men derhalve in de praktijk de periode die ook wordt gehanteerd voor de herziening van btw op roerende zaken; • onroerende investeringsgoederen, het bedrijfseconomische afschrijvingspercentage mag worden genomen. De Hoge Raad heeft in het verleden voor een bepaald geval een gehanteerde afschrijvingsperiode van 25 jaar als reëel aangemerkt. De aldus berekende BUA-waarde per jaar dient dan te worden omgerekend per personeelslid/relatie. Dit kan naar onze mening worden vastgesteld per personeelslid/relatie dat/die voor gebruikmaking van de faciliteit in aanmerking komt, ongeacht het werkelijk aantal personen dat hiervan feitelijk gebruik maakt. Deze uitkomst is dan bepalend voor de toetsing aan de EUR 227-grens. Bij collectieve personeelsverstrekkingen, zoals personeelsfeesten, moeten voor de bepaling van de EUR 227-grens de totale kosten worden gedeeld door het aantal aanwezige personeelsleden/gasten, zonder rekening te houden met de vraag of zij al dan niet vergezeld waren van een partner. 2.6.2 Toetsing personeelsverstrekkingen aan de EUR 227-grens Aan het einde van het boekjaar moet een ondernemer beoordelen of de totale bevoordeling aan werknemers meer dan EUR 227 per persoon per jaar bedraagt. Voor deze beoordeling moeten alle personeelsvoorzieningen in aanmerking worden genomen. De btw op de kosten gemaakt voor spijzen en dranken voor nuttiging in horecagelegenheden (eten buiten de deur, bedrijfsfeesten e.d.) is nooit aftrekbaar. Deze kosten tellen daarom niet mee voor de berekening van de EUR 227-grens. Vervolgens moet de ondernemer – wat de overgebleven kosten betreft – vaststellen of hij zijn personeel (per persoon) heeft bevoordeeld bij het verstrekken van spijzen en dranken binnen het kader van de kantineregeling. Daarvoor telt hij alle overige personeelsvoorzieningen die ieder personeelslid in het desbetreffende jaar heeft ontvangen, op bij dit bedrag aan “kantineverstrekkingen”. Als blijkt dat de som van “kantineverstrekkingen” en “overige verstrekkingen” per persoon beneden de BUA-grens van EUR 227 ligt, dan vindt geen correctie van de afgetrokken btw plaats. Ligt de som wel hoger, dan moet de ondernemer de personeelsvoorzieningen splitsen in een “kantinedeel” en een “overig” deel. De btw-aftrek op de kosten voor kantineverstrekkingen wordt dan in elk geval gecorrigeerd: de ondernemer moet dan alsnog 6% van het verschil tussen de kantineontvangsten en 125% van de netto inkopen van spijzen en dranken voldoen. 13 Als (na de splitsing) blijkt dat de grens van EUR 227 voor de “overige personeelsvoorzieningen” niet is overschreden, vindt ter zake van deze voorzieningen geen correctie plaats. Als de ondernemer een of meer personeelsleden echter wel voor meer dan EUR 227 heeft bevoordeeld, dan wordt de afgetrokken btw op de kosten van de verstrekkingen aan deze personeelsleden alsnog van aftrek uitgesloten (deze moet dus worden terugbetaald). Verder geldt dat als een groep personeelsleden wordt bevoordeeld (bijvoorbeeld door het voltallige personeel naar een voorstelling mee te nemen), de btw op de kosten van deze bevoordeling slechts moet worden gecorrigeerd voor zover die personeelsleden heeft bevoordeeld aan wie individueel verstrekkingen van meer dan EUR 227 zijn gedaan. Het kan dus zijn dat slechts een gedeelte van de btw op de kosten van een ‘groepsverstrekking’ moet worden gecorrigeerd. Het feit dat de totale bevoordelingen per werknemer op jaarbasis per werknemer moeten worden vastgesteld, lijdt in de praktijk vaak tot praktische problemen. Daarom wordt in de praktijk meestal gewerkt met min of meer uniforme categorieën van werknemers. Schematisch kan de berekening van de BUA-grens als volgt worden weergegeven, waarbij KAV staat voor ‘kosten van alle verstrekkingen’, bestaand uit de KKV (kosten van kantineverstrekkingen) plus de KOV (kosten van de overige verstrekkingen): 1. KAV gelijk aan of minder dan EUR 227: 2. KAV meer dan EUR 227: 3. KOV gelijk aan of minder dan EUR 227: 4. KOV meer dan EUR 227: Geen correcties a) Kantineregeling toepassen op KKV b) KOV opnieuw beoordelen Geen correcties btw op kosten KOV Correctie toepassen Omdat het ter beschikking stellen van een auto aan een werknemer of aan de ondernemer zelf niet onder het BUA valt, maar wordt aangemerkt als een belastbare dienst tegen vergoeding, wordt de BUAgrens van EUR 227 in de praktijk vaak niet overschreden. 14 3 Overige privéverstrekkingen en privégebruik (behalve van onroerende zaken) 3.1 Algemeen Consumptief gebruik en verbruik vanuit de onderneming wordt niet alleen door toepassing van het BUA gecorrigeerd. Er bestaan situaties die niet onder het BUA vallen, maar waarbij wel een btw-correctie moet worden gemaakt, zoals privégebruik door de ondernemer zelf. Die situaties kunnen gaan om het consumptieve gebruik van onroerend goed, waarin wij onder 4 ingaan, en overig consumptief gebruik en verbruik. In dit onderdeel van de brochure gaan wij in op het corrigeren van de btw-aftrek voor deze laatste gevallen. Er bestaan ook situaties die, als je de tekst van de regelgeving leest, zowel onder het BUA als onder een ander correctiemechanisme vallen. Zoals hierboven (onder 2.1) beschreven gaat het mechanisme van het BUA dan voor. Dat betekent dat – als aan alle voorwaarden, zoals het overschrijden van de EUR 227grens, wordt voldaan – een correctie van de eerdere btw-aftrek plaatsvindt en dat het privégebruik niet ook nog eens als belaste prestatie in de btw-heffing wordt betrokken. De correctie door middel van btw-heffing over het privégebruik die in de praktijk het meest voorkomt en die vaak het grootste financiële belang vertegenwoordigt, is het de correctie voor privégebruik van de ‘auto van de zaak’. Deze correctie behandelen wij apart binnen dit hoofdstuk (in 3.2.3). Daarnaast gaan wij in op de privé-onttrekking en het privégebruik van bedrijfsmiddelen (goederen) en het privégebruik van diensten. 3.2 Goederen Bedrijfsmiddelen, of goederen die tot het bedrijfsvermogen van de ondernemer zijn gerekend (‘zakelijk zijn geëtiketteerd’) kunnen op twee manieren consumptief worden gebruikt: de ondernemer kan ze in één keer aan het bedrijfsvermogen onttrekken of hij kan ze als bedrijfsmiddel om niet ter beschikking stellen (uitlenen). Beide situaties leiden in beginsel tot btw-heffing. In beginsel kunnen ondernemers die goederen tot hun bedrijfsvermogen rekenen, de btw op de aankoop van deze goederen volledig in aftrek brengen, ook als zij voorzien dat deze goederen voor privédoeleinden zullen worden gebruikt. Dit is uiteraard anders als het BUA van toepassing is of als deze ondernemers geen volledig recht op btw/aftrek hebben. 3.2.1 Onttrekken van goederen Ondernemers die goederen aan hun bedrijf onttrekken voor hun eigen privégebruik of dat van hun personeel, of dat zij zonder betaling aan derden weggeven of voor andere dan bedrijfsdoeleinden bestemmen, moeten deze onttrekking of bestemming voor de btw behandelen als een levering tegen vergoeding. Zij zijn hierover dus in beginsel btw verschuldigd, maar alleen voor zover zij de btw op de aankoop van het goed (of bestanddelen daarvan) hebben afgetrokken. De btw die over een dergelijke onttrekking is verschuldigd, moet worden aangegeven in het tijdvak waarin de onttrekking plaatsvindt. De btw moet in deze gevallen worden betaald over de aankoopprijs7 van de goederen, berekend op het tijdstip van de onttrekking. Hieronder moet de restwaarde van de goederen op het tijdstip van de onttrekking of bestemming ervan worden verstaan. Als de goederen vóór de onttrekking al zijn gebruikt 7 Als er geen aankoopprijs bestaat, wordt btw verschuldigd over de aankoopprijs van ‘soortgelijke goederen’ of over de kostprijs (berekend op het moment van de onttrekking). 15 waardoor een waardevermindering is opgetreden, dan kan worden uitgegaan van de historische kostprijs, verminderd met een (voor de directe belastingen aanvaardbaar) afschrijvingspercentage. De onttrekking van ‘monsters’ en van ‘geschenken van geringe waarde’ worden niet als de levering van een goed tegen vergoeding beschouwd. Daarover is dus geen btw verschuldigd. Een monster een specimen van een product waarmee de verkoop daarvan moet worden bevorderd en aan de hand waarvan de eigenschappen en kwaliteiten van dit product kunnen worden beoordeeld. Ook als het gaat om het exacte product dat in de handel zal worden gebracht kan sprake zijn van een monster. De omstandigheid dat meerdere monsters aan dezelfde persoon worden gegeven is geen beletsel voor toepassing van de regeling voor monsters. Bij het bepalen van de grens van EUR 15 voor ‘geschenken van geringe waarde’ gaat het om de waarde per onttrokken goed. Het gaat dus niet om de waarde van alle weggegeven goederen per jaar. Bovendien is de grens van EUR 15 bedoeld als handreiking naar de uitvoeringspraktijk de Nederlandse wet zelf daarvoor geen expliciete grens bevat. 3.2.2 Gebruik van goederen (bedrijfsmiddelen) Naast het aan het bedrijf onttrekken van bedrijfsmiddelen voor consumptieve doeleinden, kan een ondernemer deze goederen ook om niet ter beschikking stellen zonder ze weg te geven. Deze vorm van consumptieve bevoordeling wordt als een met btw belaste dienst behandeld. Ook hier geldt dat alleen sprake is van btw-heffing voor zover de ondernemer de btw op de aankoop van het goed (of bestanddelen daarvan) heeft afgetrokken. De btw die over een dergelijke terbeschikkingstelling is verschuldigd, moet worden aangegeven in het laatste tijdvak van het boekjaar waarin de terbeschikkingstelling plaatsvindt. Uiteraard is alléén btw verschuldigd over de periode waarin de bedrijfsmiddelen daadwerkelijk ter beschikking zijn gesteld. De btw moet in deze gevallen worden betaald over de voor het verrichten van de dienst gemaakte uitgaven. Als gemaakte uitgaven worden in dit verband aangemerkt de kosten (excl. btw) van de ondernemer in verband met: a) de verwerving (aankoop) of de vervaardiging van het goed; b) het onderhoud, het herstel, de verbetering en de verbouwing van het goed; en c) het feitelijke gebruik van het goed. Deze kosten worden alleen in aanmerking genomen als ter zake van die kosten recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van btw is ontstaan. Ad a) Kosten in verband met verwerving of vervaardiging De kosten van verwerving of vervaardiging zijn de eenmalige kosten in het jaar van verwerving of vervaardiging.8 Deze kosten moeten vervolgens worden toegerekend aan meerdere jaren: voor onroerende zaken over een periode van tien jaar en voor roerende zaken9 vijf jaar. Let verder op dat het eerste jaar niet als een vol jaar in aanmerking moet worden genomen als het goed pas gedurende het jaar in gebruik is genomen. Na afloop van deze periode van tien respectievelijk vijf jaar, worden de kosten voor verwerving op nihil gesteld. 8 Als een ondernemer in een eerder of later jaar ook kosten maakt in verband met de verwerving of de vervaardiging, moeten die ook als kosten worden meegenomen. Dit betekent dat bijvoorbeeld termijnbetalingen samen als kosten moeten worden aangemerkt, ook als die termijnen in meer dan één jaar in rekening zijn gebracht. 9 Het moet dan gaan om roerende zaken waarop de ondernemer voor de IB- of Vpb afschrijft, of waarop hij zou kunnen afschrijven als hij aan een zodanige belasting zou zijn onderworpen. 16 Ad b) Kosten voor het onderhoud, het herstel, de verbetering en de verbouwing van het goed Bij deze kosten gaat het om het bedrag aan feitelijke kosten die in een bepaald kalender- of boekjaar worden gemaakt, inclusief kosten voor goederen die bestanddeel zijn geworden van een ander goed. De kosten van onderhoud, herstel enz. moeten in één keer in aanmerking worden genomen in het kalenderjaar waarin de ondernemer de desbetreffende goederen en diensten gaat gebruiken. Deze kosten kunnen dus niet over meerdere jaren worden verdeeld. Ad c) Kosten voor het feitelijke gebruik van het goed Onder ‘kosten in verband met het feitelijke gebruik’ vallen bijvoorbeeld brandstofkosten en elektriciteitskosten. Let op: de uitzondering voor monsters en geschenken van geringe waarde geldt niet bij het ter beschikking stellen van goederen. Omdat vooraf de mate van het privégebruik nog niet vaststaat, zal de ondernemer de aftrek bepalen aan de hand van het pro rata van de bedrijfsactiviteiten. Om vervolgens de omvang van het privégebruik vast te stellen, moet de ondernemer in beginsel in zijn administratie aantekening houden van het privégebruik. Een splitsing op basis van het gebruik in de tijd kan daarvoor in de praktijk een goede basis vormen. Omdat dit veelal praktisch onmogelijk is, is goedgekeurd. De staatssecretaris heeft dan ook toegezegd dat toegezegd dat hij met een beleidsbesluit zou komen waarin hij ondernemers toestaat uit te gaan van een schatting die het werkelijk gebruik zo goed mogelijk benadert. Omdat dit beleidsbesluit nooit is verschenen, adviseren wij ondernemers contact op te nemen met hun adviseur om te bepalen hoe in deze gevallen het best kan worden gehandeld. 3.2.3 Privégebruik van diensten Niet alleen de aftrek van btw op kosten voor het consumptieve gebruik van goederen wordt gecorrigeerd, ook het privégebruik van diensten wordt met btw belast. Het is niet volledig duidelijk of het privégebruik van diensten die door de ondernemer van derden zijn ingekocht en die vervolgens gratis ter beschikking worden gesteld (denk aan een telefoonabonnement, een vervoersabonnement en dergelijke) onder de werking van deze bepaling valt. De ondernemer moet in voorkomende gevallen btw voldoen over de voor het verrichten van de dienst gemaakte kosten. Voor het toepassen van deze correctie is, in tegenstelling tot de correctie die ziet op de onttrekking of het ter beschikking stellen van bedrijfsmiddelen, niet van belang of de ondernemer btw op deze kosten heeft afgetrokken. 3.2.4 Auto van de zaak – forfaitaire regeling Voor het privégebruik van een auto van de zaak gelden in beginsel dezelfde regels als hierboven beschreven. De ondernemer brengt eerst alle btw in aftrek om vervolgens btw te betalen over het privégebruik. Ondernemers die de btw niet volledig in aftrek kunnen brengen, trekken overigens de btw niet volledig af maar volgens de voor hen geldende aftrekregels (pro rata). Omdat in de praktijk ondernemers het privégebruik veelal niet kunnen of willen vaststellen, bestaat voor het privégebruik van auto´s van de zaak een forfaitaire regeling. Voor iedere auto die zonder eigen bijdrage door de onderneming voor privégebruik ter beschikking wordt gesteld aan de ondernemer of aan personeelsleden moet een forfaitaire correctie worden toegepast van 2,7% van de catalogusprijs van de desbetreffende auto, inclusief btw en bpm. Wij bespreken eerst dit forfaitaire correctiemechanisme en gaan daarna in op andere correctiemechanismen. 17 Woon-werkverkeer Woonwerkverkeer wordt beschouwd als privévervoer. Onder woon-werkverkeer wordt verstaan: het reizen van de woon- of verblijfplaats naar de in het kader van een overeenkomst tot het verrichten van arbeid overeengekomen vaste werkplaats(en) waar men (één of meerdere dagen) zijn werkzaamheden verricht. Goedkeuring voor auto’s aangeschaft zonder btw Als een werkgever de btw die ‘drukt’ op de aanschaf van auto’s niet in aftrek kan brengen (bijvoorbeeld bij een marge-auto, of een auto die hij aanschaft en in zijn administratie voor de btw als nietondernemingsvermogen bestempelt), kan hij wel aftrek worden geclaimd van btw op brandstof- en onderhoudskosten. In beginsel gaat dit op basis van een kilometeradministratie. Als geen kilometeradministratie is bijgehouden, dan wordt de hierna beschreven forfaitaire regeling toegepast: alle btw die drukt op autokosten kan in aftrek worden gebracht (alsof de auto niet voor privédoeleinden wordt gebruikt).10 De ondernemer moet vervolgens in de aangifte over het laatste belastingtijdvak van een jaar een btw-bedrag voldoen van 1,5% van de catalogusprijs (incl. btw en bpm). Goedkeuring voor auto’s ouder dan vier jaar na het jaar van ingebruikneming Zonder toepassing van de forfaitaire regeling zou de aanschaf-btw na vijf niet meer meetellen bij het bepalen van de verschuldigde btw wegens privégebruik. Voor ondernemers die de forfaitaire berekeningsmethode is in dat verband goedgekeurd dat na het vierde jaar na het jaar van ingebruikneming van een auto het verlaagde forfait van 1,5% wordt toegepast. Geen regeling voor beperkt privégebruik Ook voor de werknemers die een “verklaring geen privégebruik“ hebben aangevraagd bij de Belastingdienst maar wel woon-werkverkeer hebben (zelfs al is dat minder dan 500 km), moet in principe een forfaitaire correctie van 2,7% van de catalogusprijs worden gehanteerd. Vanzelfsprekend is in het geheel geen correctie nodig wanneer een auto in het geheel niet, dus noch voor woon-werkverkeer noch anderszins voor privédoeleinden, wordt gebruikt. Dit moet wel deugdelijk worden onderbouwd. 3.2.4.1 Bepaling privégebruik auto op basis van administratie In de praktijk maken ondernemers over het algemeen gebruik van de hiervoor beschreven forfaitaire regeling. Zij kunnen echter ook kiezen om de btw-correctie voor het privégebruik van de auto vast te stellen op basis van een adequate kilometeradministratie en kostenadministratie. In dergelijke gevallen moet de ondernemer btw betalen over het privégebruik. De heffingsmaatstaf waarover btw is verschuldigd bedraagt het totaal van de uitgaven, exclusief btw, die door de ondernemer worden gedaan voor het privégebruik. Het gaat daarbij, net als hierboven onder 3.2.2 beschreven, om de volgende kostencategorieën: · kosten van de aankoop · kosten in verband met het onderhoud, het herstel, de verbetering · kosten van het feitelijke gebruik brandstof e.d. Voor grote wagenparken kan het lonen om de correctie voor privégebruik op een specifieke wijze te berekenen en hierover vooraf afspraken te maken met de Belastingdienst. Vanzelfsprekend zijn wij u hierbij graag van dienst. 10 Dit is uiteraard anders als de ondernemer geen volledig recht op aftrek van btw heeft. 18 3.2.4.2 Vergoeding werknemer voor privégebruik auto van de zaak De forfaitaire regeling geldt in principe alleen indien een auto om niet ter beschikking wordt gesteld aan de werknemer. Om te voorkomen dat ondernemers een relatief hoge btw-correctie voorkomen door voor het gebruik van auto’s een lage (niet symbolische) vergoedingen te bedingen (omdat dan het correctiemechanisme niet van toepassing is), moeten werkgevers ook in dergelijke gevallen btw betalen over de kosten die zij maken voor het ter beschikking stellen van deze auto’s. Verder moet de werkgever btw voldoen over het van de gebruiker van de auto ontvangen vergoeding voor het privégebruik. Voor de praktijk is goedgekeurd dat de volgende werkwijze wordt gehanteerd. Hierbij zijn drie situaties te onderscheiden. 1. De vergoeding voor het privégebruik (vaak ingehouden op het salaris) is een reële kostenvergoeding. In dit geval kan de voorbelasting op de toerekenbare kosten door de werkgever geheel in aftrek worden gebracht. Uit de ontvangen vergoeding moet btw worden aangegeven (21/121). 2. De vergoeding is geen reële (een te lage) kostenvergoeding. De forfaitaire correctie (betaling van een bedrag van 2,7% van de catalogusprijs van de auto, inclusief btw en bpm) mag worden gehanteerd als de aan de werknemer berekende vergoeding voor het privégebruik minder bedraagt dan de normale kilometerprijs. Deze btw mag eenmaal per jaar in de laatste aangifte van het boekjaar op aangifte wordt voldaan. De ondernemer hoeft dan niet tevens btw te voldoen over de maandelijks van het personeelslid op het salaris ingehouden vergoeding voor privégebruik. 3. Is de aan de werknemer berekende vergoeding voor het privégebruik hoger dan de normale kilometerprijs dan is btw maandelijks verschuldigd over de hogere berekende vergoeding. 19 4 Privégebruik van onroerende zaken Ondernemers kunnen ervoor kiezen onroerende zaken geheel of gedeeltelijk als ‘bedrijfsvermogen’ te etiketteren. Deze keuze moet in het jaar van aanschaf uit de boekhouding van belastingplichtige blijken. Voor zover een onroerende zaak als bedrijfsvermogen is bestempeld, kan een ondernemer de btw op de kosten van de aanschaf en het onderhoud van deze onroerende zaak in aftrek brengen voor zover hij deze voor belaste bedrijfsdoeleinden gebruikt. Daaronder wordt niét het privégebruik of gebruik voor andere dan bedrijfsmiddelen verstaan. Als gedurende een periode van 9 jaren na het jaar van eerste ingebruikneming van de onroerende zaak de verhouding tussen gebruik voor btw-belaste prestaties en gebruik voor overige prestaties wijzigt, moet de ondernemer de btw op de kosten die aan dat jaar zijn toe ter rekenen (10% van de kosten van koop of bouw van de onroerende zaak), corrigeren. Als het gebruik voor btw-belaste prestaties toeneemt, kan hij in dat jaar btw terugvragen. Als het onbelaste gebruik toeneemt, zal de ondernemer de (achteraf bezien) teveel afgetrokken btw, voor zover toerekenbaar aan dat jaar, moeten (terug)betalen. 20 Ernst & Young Belastingadviseurs LLP Ernst & Young Belastingadviseurs LLP Amsterdam Telefoon 088 407 1665 Postbus 7883, 1008 AB Amsterdam Antonio Vivaldistraat 150, 1083 HP Amsterdam Ernst & Young Belastingadviseurs LLP Groningen Telefoon 088 407 2515 Postbus 997, 9700 AZ Groningen Leonard Springerlaan 17, 9727 KB Groningen Ernst & Young Belastingadviseurs LLP Arnhem Telefoon 088 407 6100 Postbus 30116, 6803 AC Arnhem Meander 861, 6825 MH Arnhem Ernst & Young Belastingadviseurs LLP Rotterdam Telefoon 088 407 8382 Postbus 2295, 3000 CG Rotterdam Boompjes 258, 3011 XZ Rotterdam Ernst & Young Belastingadviseurs LLP Den Haag Telefoon 088 407 3797 Postbus 90636, 2509 LP Den Haag Wassenaarseweg 80, 2596 CZ Den Haag Ernst & Young Belastingadviseurs LLP Utrecht Telefoon 088 407 3802 Postbus 3053, 3501 GB Utrecht Euclideslaan 1, 3584 BL Utrecht Ernst & Young Belastingadviseurs LLP Eindhoven Telefoon 088 407 4534 Postbus 455, 5600 AL Eindhoven Prof. Dr. Dorgelolaan 12, 5613 AM Eindhoven De in deze brochure genoemde tarieven en percentages hebben betrekking op het jaar 2016. Ernst & Young Belastingadviseurs LLP Ernst & Young Belastingadviseurs LLP is een limited liability partnership naar het recht van Engeland en Wales met registratienummer OC335596. Ernst & Young Belastingadviseurs LLP is statutair gevestigd te 6 More London Place, London SE1 2DA, Verenigd Koninkrijk, heeft haar hoofdvestiging aan Boompjes 258, 3011 XZ Rotterdam, Nederland en is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel Rotterdam onder nummer 24432939. www.ey.nl © Ernst & Young 2016 Deze publicatie bevat informatie in samengevatte vorm en is daarom enkel bedoeld als algemene leidraad. Ze is niet bedoeld om te dienen als een substituut voor gedetailleerd onderzoek of voor het aanwenden van een professioneel oordeel. Noch EYGM Limited noch enig ander lid van de wereldwijde Ernst & Young organisatie kan aansprakelijk worden gesteld voor het verlies van iemand die handelde of die ervan afzag te handelen ten gevolge van enige informatie in deze publicatie. Bij elke specifieke aangelegenheid, dient steeds een geschikte adviseur geraadpleegd te worden.