Draaispiegel Bij dit experiment gaan we verklaren hoe het beeld bij spiegels gevormd wordt. Benodigheden: Werkwijze: 1. Neem het geheel vast bij het stokje en hou het wat schuin naar omhoog. 2. Laat iemand in de spiegel kijken met de snijlijn van de spiegels verticaal gedraaid. 3. Draai nu de spiegel langzaam rond. Wat neem je waar als je de spiegel 90° draait? Als je de spiegel 90° draait, dan zie je jezelf ondersteboven. Waarom werkt het? Dit verschijnsel kunnen we verklaren door middel van de terugkaatsingswetten. Één van deze drie terugkaatsingswetten zegt dat de invalshoek (α) gelijk is aan de terugkaatsingshoek (β) . (zie rode aanduidingen op de tekening) Een lichtstraal afkomstig van ons voorhoofd valt in op de spiegel en wordt teruggekaatst. Deze teruggekaatste straal valt in op de andere spiegel en wordt weer teruggekaatst. Deze teruggekaatste straal nemen we waar. (Analoog voor je neus) Je neemt je hoofd ondersteboven waar doordat het beeld van je neus zich boven het beeld van je voorhoofd bevindt. α β Verklaring van de terugkaatsingswetten Hoe komt het dat de invalshoek even groot is als de terugkaatsingshoek? Deze vraag hangt samen met de vraag ‘Wat is licht eigenlijk?’ Licht is een mysterieus iets. Je kunt het niet horen, voelen of uit elkaar halen om te onderzoeken. Je kunt licht zelfs niet zien! Kijk maar eens van opzij naar een lichtbundel in een stofvrije kamer met zwarte wanden: die lichtbundel zie je niet! Alleen als er stof in de kamer zweeft, zie je ‘iets’, nl. het licht dat door het stof verstrooid wordt. Maar … zie je dan het licht of het stof? Vroeger dacht men dat het oog lichtstralen zou uitzenden en dat voorwerpen zo konden gezien worden. Maar waarom zie je dan niets in het duister? Later is men gaan inzien dat een voorwerp waarop licht invalt lichtstralen terugkaatst, waardoor we het voorwerp kunnen zien. In de 17de eeuw geloofde men dat zo’n lichtstraal bestond uit achter elkaar vliegende lichtdeeltjes (fotonen). Dat is de deeltjestheorie. Met die theorie kun je begrijpen waarom lichtstralen zich rechtlijnig voortbewegen en kun je de wetten van de terugkaatsing verklaren. Vergelijk het met biljarten: een bal (lichtdeeltje) volgt daar ook een rechte baan en als je een bal (zonder effect) op een band stoot, is de invalshoek gelijk aan de terugkaatsingshoek. Later heeft men fenomenen ontdekt waaruit blijkt dat licht zich ook gedraagt als een golf. Nu gelooft men dat licht zowel het ene (deeltjes) als het andere (golven) is. En ook al kunnen we ons dat niet voorstellen, toch gedraagt de natuur zich zo! Licht is inderdaad een duister fenomeen! Sferische spiegel Bij dit experiment gaan we verklaren hoe het beeld bij sferische spiegels gevormd wordt. Benodigheden: - Sferische spiegel - Afbeelding Mickey mouse Werkwijze: 1. Leg de afbeelding van Mickey mouse op tafel. 2. Plaats de sferische spiegel op het blad zodat je de Mickey mouse in de sferische spiegel kan zien. Wat neem je waar als je in de sferische spiegel kijkt? Je ziet de Mickey mouse niet meer vervormd, maar in de juiste vorm. Waar vindt je dit terug in de ‘echte’ wereld? De eigenschap van sferische spiegels is dat ze het beeld gaan vervormen, verkleinen of vergroten. In het alledaagse leven wordt dit fenomeen veel toegepast. (zie onderstaande voorbeelden) Make-up spiegel Zijspiegels auto Verkeersveiligheid Spiegel (dode hoek) Ster en kleur Wat is er speciaal aan stoffen waar licht ontstaat? Een heet metaal straalt licht uit. Natriumlamp op de autosnelwegen Licht ontstaat uit een stof. Een lichtgevende stof: is heet: zon, pook in kachel staat onder spanning: gasdruklampen In de stoffen die licht uitstralen, is het heet. Dit betekent dat de deeltjes in die stoffen fel bewegen. We veronderstellen dat het fel trillen van de moleculen in hete voorwerpen (zoals gloeidraad, zon, vlam…) maakt dat de stof licht gaan uitstralen. We zien licht omdat de trillende deeltjes zich gedragen als radiozenders. Heet metaal smelt niet alleen, maar begint licht uit te stralen. Warmte, elektriciteit, energie toevoeren aan de stof meer trillingen van de deeltjes in de stof Licht uitzenden Heet metaal Waar het metaal het heetst is, wordt het geel. Waar het wat koeler is rood. Sintels in de kachel Geel of wit gloeiende sintels zijn heter dan rood gloeiend. Gloeilamp met dimmer De draad wordt eerst rood, daarna geel en bijna wit gloeiend. Temperatuur Minder warm Warmer Erg warm Uitgestraalde kleur van licht Rood Geel Wit – blauw Bewegingen van de deeltjes Relatief traag Sneller Nog sneller Als de stof heter wordt, trillen de deeltjes sneller. Dan gaat de stof steeds blauwer licht uitzenden. We spreken van het spectrum van kleuren. Hete en koele sterren Betelgeuze: is een koele ster en straalt rood licht uit Rigel: is een hete ster en straalt blauw-wit licht uit. Orionnevel: rood gloeiende gaswolk waarin nieuwe sterren gevormd worden.