Blijf Staan Module Valpreventie voor

advertisement
‘Blijf Staan’
Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
Deze module is gebaseerd op het wetenschappelijk onderzoek ‘Fall Prevention in psychogeriatric nursing
homes’ waarop drs. J. Neyens in 2007 gaat promoveren
Disclaimer
Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen VeiligheidNL
aanvaardt echter geen verantwoordelijkheid voor eventuele, in deze uitgave voorkomende, onjuistheden of
onvolkomenheden.
Overname van tekst of gedeelten van tekst is toegestaan, mits met de juiste bronvermelding.
Uitgave: Juli 2012
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
1 / 48
Inhoudsopgave
Tabblad: Inleiding
PG 3
Tabblad: Toelichting Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
PG 6
·
·
·
·
·
·
PG 7
PG 7
PG 8
PG 9
PG 10
PG 11
PG 11
PG 11
PG 12
PG 12
Doel
Projectgroep
Methodiek en werkwijze
Belangrijke factoren voor succes!
Valpreventieteam
Taken van de leden van het valpreventieteam
· (Verpleeghuis)arts
· Verpleging en verzorging
· Fysiotherapeut
· Ergotherapeut
Tabblad Stap 1: Inventarisatie
PG 14
·
PG
PG
PG
PG
PG
PG
·
Algemeen Medisch Onderzoek
· Werkblad PG 1: Algemeen Medisch Onderzoek
Persoonlijke Risicoanalyse PG
· Werkblad PG 2: Persoonlijke Risicoanalyse PG
· Werkblad PG 3: Barthel ADL Index
· Werkblad PG 4: Tinetti Assessment Tool
15
17
19
21
26
27
Tabblad Stap 2 en 3: Plan van Aanpak en Activiteiten
PG 28
·
PG
PG
PG
PG
PG
PG
PG
PG
PG
PG
Persoonlijke Valpreventieve maatregelen
·
Werkblad PG 5: Persoonlijke Valpreventieve maatregelen
·
Werkblad PG 6: Functioneel oefenprogramma
·
Werkblad PG 7: Richtlijnen externe heupbeschermers bij PG cliënten
·
Werkblad PG 8: Indiceren en adviseren loophulpmiddel
·
Werkblad PG 9: Indiceren en adviseren (rol-)stoel
·
Werkblad PG 10: Transferhulpmiddel
·
Werkblad PG 11: Schoeisel
·
Werkblad PG 12: Alarmmat
·
Werkblad PG 13: Alarmsensor
29
31
33
36
40
41
43
44
45
46
Tabblad Stap 4: Evaluatie
PG 47
Tabblad Stap 5: Borging
PG 49
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
2 / 48
Tabblad: Inleiding
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
3 / 48
Inleiding
Valongevallen in verpleeghuizen
Valincidenten komen veel voor in verpleeghuizen. In een gemiddeld verpleeghuis met 150 bedden worden
gemiddeld meer dan 300 valincidenten gemeld. Met name cliënten met een psychogeriatrische problematiek
hebben een groot risico te vallen. Gemiddeld 2,7 tot 3,1 keer per jaar per bed1. Ter vergelijking: cliënten van
een verzorgingshuis vallen gemiddeld 2 keer per jaar.
Bijna 1 - 2% van de valincidenten leidt tot een heupfractuur. Echter, een groot deel van de valincidenten leidt
tot ander letsel, zoals andere fracturen (3 – 5%) en letsel van weke delen en hoofdtrauma (5%). Uit
onderzoek blijkt dat 6 tot 10% van alle valincidenten lichamelijk letsel tot gevolg heeft.
Gevolgen van valincidenten
Naast het hierboven beschreven lichamelijk letsel dat een valincident tot gevolg kan hebben, is er ook vaak
sprake van psychosociale gevolgen van een valincident, zoals de angst om opnieuw te vallen en isolatie.
Het blijkt dat juist de angst om te vallen het risico op een nieuwe val vergroot. Daarnaast kan angst om te
vallen ook leiden tot een afname van de mobiliteit als gevolg van vermijdingsgedrag.
Kortom, een val kan grote gevolgen hebben voor de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de toch al
kwetsbare cliënten in verzorg- of verpleeghuizen.
Oorzaken van valincidenten
Valincidenten worden vaak veroorzaakt door een combinatie van factoren die zowel intrinsiek
(cliëntgebonden) als extrinsiek (niet cliëntgebonden) zijn.
De intrinsieke factoren hebben betrekking op de lichamelijke en mentale conditie van cliënten. Naast
algemene verouderingsverschijnselen, zoals afname van spierkracht, verminderd gezichtsvermogen en
bijvoorbeeld een verminderde reactiesnelheid, hebben cliënten van verpleeg- en verzorgingshuizen nog een
aantal belangrijke risicofactoren voor vallen. Zo levert de aanwezigheid dementie een verhoogd risico op
een val op. Maar ook het gebruik van psychofarmaca verhoogt het valrisico.
Het voorkomen van valongevallen met ‘Blijf Staan’
Het project 'Blijf Staan' is ontwikkeld om binnen verzorgingshuizen het aantal valongevallen te reduceren.
Het uitgangspunt is hierbij een zogenaamde multifactoriële aanpak, waarbij aandacht wordt besteed aan het
vaststellen van risicofactoren voor valincidenten en het op basis daarvan nemen van gepaste maatregelen
zoals het aanbieden van bewegingsprogramma’s, het verminderen van persoonlijke risicofactoren
(bijvoorbeeld verbeteren gezichtsvermogen en aanpassen van het medicijngebruik), bevorderen van een
veilig en goed gebruik van hulpmiddelen, het bevorderen van een veilige woonomgeving, etc.
Een dergelijke aanpak wordt ook aanbevolen in de landelijke Richtlijn Preventie van Valincidenten bij
Ouderen van het kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg CBO / Nederlandse Vereniging voor Klinische
Geriatrie.
Deze module vormt een aanvulling op 'Blijf Staan' en is speciaal ontwikkeld in samenwerking met iRv,
Kenniscentrum voor Revalidatie en Handicap, om ook valongevallen bij psychogeriatrische cliënten te
voorkomen, zowel in het verpleeghuis als op de PG unit van verzorgingshuizen. Met de module kunnen de
oorzaken van valongevallen achterhaald worden en worden concrete activiteiten aangereikt om deze
oorzaken te verminderen of weg te nemen. In deze module worden dezelfde 5 stappen gehanteerd als in het
'Blijf Staan' handboek. Daar waar van toepassing wordt ook verwezen naar de stappen uit het handboek.
Het is dus van belang dat men in het bezit is van het handboek, voordat met de uitvoer van de module
gestart wordt. Het ‘Blijf Staan’ handboek kan – evenals de andere materialen – besteld worden of
gedownload worden via www.veiligheid.nl.
1
Bron: Dijcks, BPJ, Neyens, JCL, Schols JMGA, van Haastregt JCM,Crebolder HFJM, de Witte LP. Falls in nursing
homes: on average almost two per bed, resulting in a hip fracture in 1.3%. Ned Tijdschr Geneeskd 2005; 149: 1043-7.
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
4 / 48
In de themabrochure ‘Valincidenten bij psychogeriatrische cliënten’ vindt u meer informatie over valpreventie
voor deze doelgroep. Het geeft een verdieping van de onderliggende problematiek en de verschillende
preventiemaatregelen Deze brochure kunt u bestellen of downloaden via www.veiligheid.nl.
Leeswijzer
Deze module is destijds ontwikkeld in samenwerking met iRv, Kenniscentrum voor Revalidatie en Handicap
(momenteel onderdeel van Vilans) als aanvulling op het 'Blijf Staan' handboek. Dat betekent dat ervan
uitgegaan wordt dat de stappen 1 tot en met 5 uit het 'Blijf Staan' handboek ook doorlopen worden. Deze
module kunt u plaatsen in het handboek ‘Blijf Staan’ achter het tabblad PG module.
De verschillende stappen worden in de toelichting verder uitgewerkt.
Meer info
Het Kennisnetwerkvalpreventie (KNVS) beidt een nationaal platform war professionals op het terrein van
valpreventie bij ouderen door het delen van praktijk en wetenschappelijke ervaringen kennis versterken over
de grenzen van hun eigen professie heen. Zie www.kennisnetwerkvalpreventie.nl.
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
5 / 48
Tabblad: Toelichting Module psychogeriatrische cliënten
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
6 / 48
Toelichting Module psychogeriatrische cliënten
Deze module is ontwikkeld om binnen 'Blijf Staan*' aandacht te besteden aan valpreventie bij ouderen met
een psychogeriatrische problematiek in verzorgingshuizen en verpleeghuizen. De essentie blijft dat er
aandacht wordt besteed aan valpreventie door het uitvoeren van 5 stappen, van het inventariseren van het
probleem tot het borgen van de activiteiten in het beleid en de bestaande structuren van uw organisatie
(kwaliteitssystemen, beleids- en jaarplannen, plan en control cyclus). Voor een uitgebreidere toelichting op
de 5 stappen wordt verwezen naar de toelichting in het 'Blijf Staan' handboek.
Doel
Het doel van 'Blijf Staan' is het aantal valongevallen in verpleeg- en verzorgingshuizen terug te dringen. Dit
wordt gedaan door in de organisatie valpreventie op de agenda te zetten van het management, de
medewerkers en de cliënten en door valpreventieve maatregelen te nemen. Hierbij wordt beoogd
valpreventie een vaste plaats te geven in het beleid van de organisatie zodat het aantal incidenten ook op
de langere termijn blijft afnemen c.q. onder controle is.
Projectgroep
In het 'Blijf Staan' handboek wordt aangeraden om 'Blijf Staan' uit te voeren met een projectgroep, onder
leiding van een projectcoördinator. Verpleeghuizen hebben echter een andere personeelssamenstelling dan
verzorgingshuizen. Er is meer gespecialiseerd, medisch, paramedisch, verzorgend en verplegend personeel
aanwezig. Ook zullen er meer individuele valpreventieve maatregelen worden genomen. Daarom raden wij u
aan, indien u werkzaam bent in een verpleeghuis, om naast een 'Blijf Staan' projectgroep ook een
valpreventieteam samen te stellen (zeker in de opstartfase!). Hierbij is de projectgroep vooral
verantwoordelijk voor de algemene valpreventieve maatregelen, de inventarisatie, evaluatie en borging van
het thema in het organisatiebeleid (zie voor meer informatie de toelichting in het 'Blijf Staan' handboek). Het
valpreventieteam is verantwoordelijk voor de cliëntgebonden valpreventieve maatregelen. Dit team bestaat
dan ook voornamelijk uit (para)medische disciplines. Hoewel het formeren van een projectgroep én
valpreventieteam de voorkeur heeft, is het gezien de beperkte tijd van medewerkers (en het feit dat er naast
valpreventie vaak nog de nodige andere speerpunten en projecten zijn), ook mogelijk om de projectgroep en
het valpreventieteam in één groep te combineren, om zo dubbele vergadertijd te voorkomen en ook de
onderlinge communicatie te vergemakkelijken.
Informatie over hoe het valpreventieteam is samengesteld, wie welke taken heeft etc. staat beschreven na
deze toelichting.
*
‘Blijf Staan’ is een methode om binnen verzorgingshuizen het aantal en de ernst van de valongevallen terug te dringen.
De MIC registratie vormt hierbij een uitgangspunt. Deze module kan niet gebruikt worden zonder ‘Blijf Staan’ handboek.
Op www.veiligheid.nl is meer informatie te vinden over (de materialen van) 'Blijf Staan'
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
7 / 48
Methodiek en werkwijze
Bij het voorkomen van valongevallen worden op drie verschillende niveaus maatregelen genomen. Enerzijds
worden algemene valpreventieve maatregelen genomen op organisatieniveau en afdelingsniveau,
bijvoorbeeld het verwijderen van drempel, het periodiek controleren van de hulpmiddelen, of scholing van
het personeel. Maar anderzijds worden er ook valpreventieve maatregelen genomen op cliëntniveau. Dan
wordt er gekeken welke specifieke valpreventieve maatregelen gelden voor een individuele cliënt.
De 5 stappen in het 'Blijf Staan' handboek zijn:
· Stap 1: Inventarisatie
· Stap 2: Plan van aanpak
· Stap 3: Activiteiten
· Stap 4: Evaluatie
· Stap 5: Borging
Deze stappen komen ook allemaal – meer of minder uitgebreid - aan de orde in deze module. In aanvulling
op Stap 1 en 2 wordt een inventarisatie uitgevoerd naar risico’s op cliënt niveau. Hieruit volgt welke
maatregelen u per cliënt kan nemen. De uitvoer (wie wanneer wat gaat doen) kunt u opnemen in het plan
van aanpak. Voor algemene valpreventieve maatregelen verwijzen wij u naar Stap 3 van het 'Blijf Staan'
handboek. Individuele valpreventieve maatregelen worden dan daadwerkelijk uitgevoerd bij Stap 3. Om het
effect van deze maatregelen te bepalen worden de resultaten en de manier waarop maatregelen zijn
uitgevoerd, geëvalueerd bij Stap 4. Tenslotte worden de valpreventieve maatregelen indien nodig bijgesteld
en dan geborgd in de dagelijkse gang van zaken van de organisatie.
Onderstaand worden de stappen kort toegelicht. Achter het desbetreffende tabblad is de uitgebreide
beschrijving van elk van de vijf stappen te vinden met de bijhorende werkbladen.
Stap 1: Inventarisatie
Het aantal valrisicofactoren is behoorlijk groot en in totaliteit niet op te nemen in een algemeen medisch
onderzoek dat gemakkelijk, dat wil zeggen routinematig, bruikbaar is in de dagelijkse praktijk.
Daarom is er bij de opzet van deze module voor gekozen om eerst extra aandacht te geven aan valrisico
verhogende factoren bij het gangbare Algemeen Medisch Onderzoek dat in de meeste organisaties na
opname en/of indicatiestelling verricht wordt bij elke psychogeriatrische cliënt. Daarnaast kan het algemeen
onderzoek onder de al aanwezige cliënten worden uitgevoerd bij ziekte of bij de start van 'Blijf Staan'.
In het Algemeen Medisch Onderzoek worden een aantal factoren die met vallen te maken hebben standaard
beoordeeld en geregistreerd. Daarnaast wordt een Persoonlijke Risicoanalyse PG uitgevoerd dat zich richt
op de meest relevante factoren met betrekking tot het valrisico in verzorgings- en verpleeghuizen. De
Persoonlijke Risicoanalyse PG kan uitgevoerd worden bij opname, na het optreden van een valincident, op
aanvraag van de afdeling en bij reeds opgenomen cliënten bij de start van ‘Blijf Staan’. Indien een cliënt niet
valt, wordt het na opname c.q. indicatiestelling periodiek herhaald, twee maal per jaar.
Naast deze cliëntgerichte aandacht voor valongevallen dient ook altijd in algemene zin aandacht besteed te
worden aan de preventie van vallen door het nemen van zogenaamde algemene valmaatregelen. Om te
bepalen welke maatregelen nodig zijn in uw organisatie wordt verwezen naar Stap 1 van het ‘Blijf Staan’
handboek, waarbij onder andere de checklist omgeving en inrichting erg belangrijk is.
Stap 2 en 3 Plan van aanpak en Activiteiten
Op basis van de bevindingen uit het Algemeen Medisch Onderzoek en de Persoonlijke Risicoanalyse PG
wordt vervolgens door het valpreventieteam bepaald welke persoonlijke valpreventieve maatregelen
genomen moeten worden om de aanwezige risicofactoren bij de individuele cliënt weg te nemen of te
verminderen. De resultaten van het Algemeen Medisch Onderzoek en de Persoonlijke Risicoanalyse PG
worden samen met de persoonlijke valpreventieve maatregelen vastgelegd op de in de werkbladen van
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
8 / 48
deze module opgenomen formulieren. Deze formulieren vormen het persoonlijke valpreventieverslag. Dit
verslag en de daaruit volgende maatregelen en afspraken worden toegevoegd aan het reguliere
zorgleefplan van de cliënt. De resultaten uit de diverse stappen worden ook altijd besproken in het reguliere
multidisciplinaire overleg. De algemene valpreventieve maatregelen volgen onder andere uit de ‘Checklist
omgeving en inrichting’ uit het 'Blijf Staan' handboek, de brochure ‘Omgeving en Hulpmiddelen’ en de MIC
registraties.
Stap 4: Evaluatie
Na het ingang zetten van de activiteiten gericht op het voorkomen van valongevallen is het belangrijk om het
effect van de genomen maatregelen te evalueren en te monitoren. Aan de hand van de MIC registraties
wordt bekeken in hoeverre er minder valongevallen hebben plaatsgevonden. Het is van belang dat hierbij
van te voren de lengte van de periode wordt bepaald (bijvoorbeeld 6 maanden of een jaar). Bij de evaluatie
is het belangrijk een vergelijking te maken met dezelfde periode het jaar ervoor, zodat seizoensinvloeden
worden uitgesloten. Daarna kan eventueel ook nog het daaropvolgende jaar bekijken. Daarnaast wordt ook
gekeken naar het proces: Waren de maatregelen goed uitvoerbaar? Welke belemmeringen kwam men
tegen bij de uitvoering? Is er een valpreventieteam opgezet? Hoe functioneerde dit? Op basis van de
proces-evaluatie kunnen eventuele belemmeringen weggenomen worden en kan bekeken worden hoe het
voorkomen van valongevallen verder geoptimaliseerd kan worden.
De formulieren voor de evaluatie zijn opgenomen in het ‘Blijf Staan’ handboek onder Stap 4.
Stap 5: Borging
Om ook in de toekomst te blijven werken aan het voorkomen van valongevallen is het belangrijk dat
valpreventie een vaste plaats krijgt in het beleid van uw organisatie. Dat kan bijvoorbeeld door valpreventie
op te nemen in het kwaliteitssysteem, in de planning en control cyclus, in beleids- en jaarplannen en de
jaarrapportages. Als hiervan sprake is, dan is er sprake van implementatie. Er wordt dan structureel
aandacht besteed aan valpreventie. Zie voor meer informatie Stap 5 van het ‘Blijf Staan’ handboek.
Belangrijke factoren voor succes!
Communicatie
De maatregelen die met deze 'Blijf Staan' module genomen worden, hebben alleen kans van slagen als er
sprake is van een gezamenlijke inspanning. Om dit te bewerkstelligen is goede communicatie van essentieel
belang. Goede communicatie draagt ertoe bij dat mensen zich betrokken voelen bij het project. Deze
betrokkenheid is niet vanzelfsprekend, daar moet aan gewerkt worden!
Om betrokkenheid en draagvlak voor valpreventie te creëren, kunnen de volgende tips gevolgd worden:
· Communiceer niet alleen wat je gaat doen, maar communiceer vooral wat het heeft opgeleverd! Denk
hierbij niet alleen aan de lange termijn doelstelling (minder valongevallen), maar communiceer juist
kleine tussenresultaten. Bijvoorbeeld dat mevrouw Gerritsen de afgelopen maanden veel minder is
gevallen, of dat de stoep voor het pand is recht gelegd en het mos is verwijderd etc. Door dit soort kleine
resultaten te melden gaat het project meer leven en wordt de betrokkenheid vergroot.
· Zorg dat iedereen in de organisatie goed geïnformeerd is én blijft.
· Neem ideeën van anderen altijd serieus en doe er iets mee. Creëer een sfeer waarin mensen zich vrij
voelen om initiatief te nemen en hun betrokkenheid te kunnen uiten. Koppel terug wat je met de inbreng
van anderen doet. Laat weten dat je deze inbreng waardeert!
· Geef duidelijk aan wat je van anderen verlangt en waarom hun bijdrage zo belangrijk is voor het slagen
van het project.
· Blijf zelf enthousiast. Dat werkt namelijk aanstekelijk op je collega’s.
· Natuurlijk zijn er nog veel meer tips en trucs om een goede communicatie en betrokkenheid te
waarborgen. Maar als je de stelregel “Zeg wat je doet, doe wat je zegt en zeg wat je gedaan hebt” in
acht neemt, komt het met de communicatie en betrokkenheid helemaal goed!
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
9 / 48
Tijd en middelen
Naast een goede communicatie en betrokkenheid is het ook van belang dat er voldoende tijd en middelen
beschikbaar zijn om het project uit te voeren. Hiervoor is het nodig dat de volgende randvoorwaarden
gerealiseerd worden:
· Het management staat volledig achter het project en benoemd vallen als urgent probleem. Hierbij komt
valpreventie als regelmatig onderwerp op de agenda van management team en Raad van Bestuur. Ook
wordt er vanuit het management regelmatig terugkoppeling over de doelstellingen gevraagd.
· Het management van de organisatie installeert een projectcoördinator, projectgroep en/of een
valpreventieteam en formuleert de taakopdracht hiervan en schept ook ruimte om een en ander uit te
voeren.
· Een adequate aanpak van valpreventie vereist een multidisciplinaire benadering. Het management
initieert en faciliteert dit.
· De projectcoördinator heeft korte lijnen met het management via de daartoe aangewezen
verantwoordelijke manager.
· Maak een duidelijk plan van aanpak (zie Sap 2 'Blijf Staan' handboek), zodat iedereen op tijd weet waar
aan begonnen wordt en hoeveel tijd dit gaat kosten. Het kan helpen om de gevraagde tijdsinvestering af
te zetten tegen de extra zorg (en dus tijd) die gevallen cliënten vragen.
· Hou ernstig rekening met eventuele organisatorische veranderingen als fusies, reorganisaties,
verbouwingen, verhuizingen of personeels tekort. Als er sprake is van dit soort veranderingen, weet dan
dat het veel moeilijker is om een project succesvol af te ronden.
· Zorg dat de MIC registratie goed loopt en op orde is. Wanneer met 'Blijf Staan' gestart wordt, wil je
immers weten hoeveel valongevallen er plaats vinden en na afloop van het project wil je ook kunnen zien
dat dit aantal gedaald is.
Valpreventieteam
Bij de uitvoering van ‘Blijf Staan’ in een verpleeghuis of op een PG-unit speelt een in te stellen
valpreventieteam een belangrijke rol, zeker in de opstartfase. Het valpreventieteam is in feite een afgeleide
van het totale multidisciplinaire team van de afdeling: een (verpleeghuis)arts, één of meerdere leden van de
verpleging/verzorging, een fysiotherapeut en een ergotherapeut.
Tijdens elk valpreventie-overleg worden de te ondernemen valpreventieve maatregelen/activiteiten
besproken, de uitvoering bewaakt en geëvalueerd alsook toezicht gehouden op de borging ervan in de
dagelijkse praktijk.
Om dit goed te kunnen uitvoeren is het belangrijk dat dit team regelmatig overleg heeft, bij voorkeur
minimaal 1 maal per maand. Afhankelijk van de frequentie van het bestaande multidisciplinair overleg, kan
het valpreventie-overleg hieraan gekoppeld worden.
De koppeling met het multidisciplinair overleg is om meerdere redenen ideaal: enerzijds nemen de leden
van het valpreventieteam ook deel aan het multidisciplinair overleg, anderzijds zijn ook nog andere
disciplines vertegenwoordigd in dit overleg waardoor de afspraken en de resultaten van de maatregelen
meteen breed verspreid worden.
Bij gescheiden overleg zullen de gemaakte afspraken van het valpreventieteam door de voorzitter van het
valpreventieteam (bijvoorbeeld de (verpleeghuis)arts) ingebracht worden in het multidisciplinair overleg.
Samenstelling van het valpreventieteam
· De (verpleeghuis)arts die afdelingsarts is (indien aanwezig)
· Twee leden van de verpleging/verzorging (contactverzorgende of eerst verantwoordelijke
· Verzorgende) van de desbetreffende afdeling
· Een fysiotherapeut die werkzaam is op de desbetreffende afdeling
· Een ergotherapeut die werkzaam is op de desbetreffende afdeling
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
10 / 48
Taken van het valpreventieteam
· Het bepalen van persoonlijke valpreventieve maatregelen (op basis van de Persoonlijke Risicoanalyse
PG).
· Het uitvoeren of laten uitvoeren van de persoonlijke valpreventieve maatregelen.
· Het waarborgen van de kwaliteit van de maatregelen
· De evaluatie en de borging van de maatregelen.
· Participatie van een van leden in de 'Blijf Staan' projectgroep/ MIC commissie is wenselijk.
· Het verzorgen van scholing ten aanzien van valpreventie
· Het bepalen en goed (laten) uitvoeren van valpreventieve maatregelen op organisatieniveau, eventueel
samen met de ‘Blijf Staan’ projectgroep.
Werkwijze van het valpreventieteam
Het valpreventieteam wijst een van de leden aan als voorzitter. Deze stelt de agenda op, zit voor en
bewaakt het proces. De agenda wordt bepaald door een lijst van cliënten waarvan tijdens het overleg de
totale risicoanalyse wordt doorgenomen. Dit houdt in dat van alle betrokken cliënten kort en doelmatig de
gemaakte afspraken naar aanleiding van het Algemeen Medisch Onderzoek en de Persoonlijke
Risicoanalyse PG worden doorlopen en geëvalueerd: de bevindingen van het Algemeen Medisch
Onderzoek en de Persoonlijke Risicoanalyse PG leiden tot de samenstelling van persoonlijke valpreventieve
maatregelen. Later worden de effecten van de valpreventieve maatregelen geëvalueerd. Waar nodig worden
bijstellingen verricht.
De voorzitter van het valpreventie-overleg leidt de inhoudelijke discussie. Hij streeft qua besluitvorming naar
consensus, maar uiteindelijk hebben de verschillende disciplines elk hun eigen verantwoordelijk-heden voor
de (para)medische zorg. Hij zorgt ervoor dat de resultaten van de inventarisatie worden vastgelegd en de
maatregelen in het zorgleefplan worden opgenomen (via het multidisciplinair overleg).
Taken van de leden van het valpreventieteam
De (verpleeghuis)arts
· Verricht het Algemeen Medisch Onderzoek en besteedt daarin standaard aandacht aan een aantal
factoren die het risico op vallen vergroten. De resultaten registreert de arts op het formulier Algemeen
Medisch Onderzoek (zie: Werkblad Stap 2, Algemeen Medisch Onderzoek)
· Noteert de aanbevelingen naar aanleiding van Algemeen Medisch Onderzoek op Werkblad PG 1.
· Zorgt dat er acties/maatregelen genomen worden naar aanleiding van de aanbevelingen uit het
Algemeen Medisch Onderzoek
· Registreert de acties/maatregelen die uitgevoerd worden in het zorgleefplan
Daarnaast is de (verpleeghuis)arts betrokken bij het uitvoeren van de Persoonlijke Risicoanalyse PG:
· Doet navraag naar de valgeschiedenis
· Inventariseert de medicatie die wordt gebruikt
· Registreert bovenstaande feiten op het formulier Persoonlijke Risicoanalyse PG (zie: Werkblad
· PG 2)
· Zorgt dat maatregelen genomen naar aanleiding van de aanbevelingen uit Persoonlijke Risicoanalyse
PG en dat deze zijn afgestemd op de maatregelen naar aanleiding van het Algemeen Medisch
Onderzoek
· Registreert de acties/maatregelen die uitgevoerd worden in het zorgleefplan
Verpleging en verzorging
De verplegenden en verzorgenden in het valpreventieteam hebben een aantal algemene taken, die ook een
rol spelen bij het voorkomen van valongevallen:
· De verplegenden en verzorgenden zijn aanspreekpersonen voor familie.
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
11 / 48
·
·
·
·
·
·
·
Dragen zorg voor een adequate instructie van de collega verzorgenden/verpleegkundigen. De
verzorgenden hebben de belangrijkste rol bij de 24 uur per dag observatie van de cliënt. Daarbij dient
onder andere nagegaan te worden of er sprake is van risicogedrag.
Registreren valincidenten en valgevaarlijke situaties (MIC).
Zien dagelijks toe op de uitvoering van de gemaakte afspraken met betrekking tot de taken van de
verpleging en verzorging.
Daarnaast spelen verzorgende en verpleegenden een rol bij het uitvoeren van de persoonlijke
risicoanalyse:
Verzamelt informatie over de valgeschiedenis van de cliënt en rapporteert aan de arts.
Registreert de algemene functie van het bewegingsapparaat en de ADL activiteiten aan de hand van de
Barthel score (zie: Werkblad PG 3. Barthel score) en registreert deze score op het formulier Persoonlijke
Risicoanalyse PG.
Gaat op basis van praktijkobservaties na of er sprake is van risicogedrag en of er problemen zijn met
visus, gehoor of schoeisel en registreert dit op het formulier Persoonlijke Risicoanalyse PG (zie:
Werkblad PG 2.).
Bij het uitvoeren van de persoonlijke valpreventieve maatregelen blijven de V&V vertegenwoordigers een
belangrijke en algemene observerende rol houden en zien erop toe dat de gemaakte afspraken uitgevoerd
worden, bijvoorbeeld veilige til - en transfertechnieken en veilige loophulpmiddelen en beschermmiddelen en
het juiste gebruik ervan. Alle maatregelen worden geregistreerd op het formulier persoonlijk valpreventieve
maatregelen (Werkblad PG 5 Persoonlijk Valpreventieve Maatregelen).
Fysiotherapeut
De fysiotherapeut in het valpreventieteam heeft een aantal taken van meer algemene aard:
· Collega fysiotherapeuten informeren en instrueren over het valpreventieproject en de rol van de
fysiotherapeut hierbij (bijvoorbeeld tijdens de overdracht)
· Zorg dragen voor een goede melding van valincidenten en valgevaarlijke situaties (MIC).
· Controle van het goed gebruik van de heupbeschermer (zie: Werkblad PG 4).
·
·
·
·
Bij het uitvoeren van de persoonlijke risicoanalyse speelt de fysiotherapeut een rol door het:
Op verzoek aanleveren van informatie aan de verpleging en verzorging over de Barthel index
Onderzoeken en vastleggen van de functie van het bewegingsapparaat met behulp van de Tinetti
assessment tool. Dit is een functionele prestatie gerichte test die bestaat uit een balanstest en een
looptest (zie: Werkblad PG 4).
Registreren van de resultaten van de test(en) op Persoonlijke Risicoanalyse PG formulier (Werkblad PG
2.).
Ook bij het uiteindelijk uitvoeren van de maatregelen speelt de fysiotherapeut een rol. Zo heeft hij een
belangrijke rol bij de instructie van veilige til- en transfertechnieken aan V&V. Daarnaast zorgt hij voor keuze
van het juiste loophulpmiddel, de instructie voor goed en veilig gebruik ervan en de controle hierop.
Afhankelijk van de voorgestelde maatregelen op basis van de risicoanalyse, voert de fysiotherapeut het
functionele bewegingsprogramma uit (Werkblad PG 6). Alle informatie ten aanzien van de genomen
maatregelen wordt geregistreerd op Werkblad PG 5.
Ergotherapeut
De ergotherapeut in het valpreventieteam heeft een aantal algemene taken en verantwoordelijkheden,
zoals:
· Collega ergotherapeuten instrueren over valpreventie en de rol van de ergotherapeut daarbij
(bijvoorbeeld tijdens de overdracht).
· Controle van de veiligheid van de omgeving (zie: Checklist inrichting en omgeving uit het ‘Blijf Staan’
handboek) en van desbetreffende maatregelen.
· Controle van een goed gebruik van de heupbeschermer (op de heupkop).
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
12 / 48
· Draagt zorg voor een adequate melding van valincidenten en valgevaarlijke situaties (MIC, zie het ‘Blijf
Staan' handboek).
Naast deze algemene taken geeft de ergotherapeut informatie voor de persoonlijke risicoanalyse. Op
verzoek wordt informatie gegeven aan de verpleging en verzorging over de Barthel index. De ergotherapeut
is ook betrokken bij het nagaan van de veiligheid ten aanzien van gebruikte hulpmiddelen (tillift, postoel,
rolstoel, enz.). Zie hiervoor de werkbladen 8 tot en met 12).
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
13 / 48
Tabblad Stap 1: Inventarisatie
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
14 / 48
Algemeen medisch onderzoek
Wat is het doel?
Het gangbare algemene medisch onderzoek is in eerste instantie niet op vallen gericht maar op het
verzamelen en vastleggen van medische informatie ten behoeve van de beleidsbepaling door de arts. Toch
levert dit onderzoek ook relevante informatie op over het valrisico van de cliënt. Bij psychogeriatrische
cliënten kan het uitvoeren van dit onderzoek soms moeilijk, beperkt of zelfs onmogelijk zijn. De opdrachten
en/of vragen kunnen verkeerd begrepen worden met als gevolg dat geen of onbetrouwbare informatie
verkregen wordt. Betrouwbare medische informatie wordt dan vaak verkregen van familie, verwanten en de
verzorgenden. De onderdelen van het Algemeen Medisch Onderzoek die belangrijk zijn in relatie tot vallen,
bestaan uit een aantal anamnestische items en fysisch diagnostische items. De resultaten worden
genoteerd op het werkblad Algemeen Medisch Onderzoek (zie; Werkblad Algemeen Medisch Onderzoek
PG 1).
Wie voert het uit?
Het Algemeen Medisch Onderzoek wordt uitgevoerd door de (verpleeghuis)arts. Uiteraard wordt hierbij
eventueel informatie gevraagd aan fysiotherapeut, verpleging en verzorging.
Hoe wordt het uitgevoerd?
Om een eerste indruk van potentieel valgevaar te krijgen, beoordeelt en registreert de (verpleeghuis)arts
tijdens het Algemeen Medisch Onderzoek in ieder geval de volgende informatie (indien mogelijk).
Anamnestische items van belang voor valpreventie
· Risicogedrag; een onbalans tussen de ontplooide activiteiten én de fysische en /of psychische
mogelijkheden om die activiteiten veilig uit te voeren, verhoogt het valrisico.
· Lichaamsgewicht; ongewenst gewichtsverlies (minimaal 5% binnen één maand of minimaal 10%. binnen
zes maanden) is een signaal voor een verslechtering van de algemene conditie en gaat bij vallen
gepaard met een verhoogde kans op valletsel.
· Visusproblemen; een verminderde visus verhoogt het valrisico.
· Hoorproblemen; slecht horen kan het valrisico verhogen (door eventuele schrikreacties).
· Cardiovasculaire aandoeningen; veel cardiovasculaire aandoeningen kunnen aanleiding geven tot
orthostatische hypotensie en duizeligheid en daardoor tot een hoger valrisico.
· Neurologische aandoeningen; talloze neurologische aandoeningen gaan gepaard met sta- en
loopproblemen en verhogen daardoor het risico van vallen.
· Urine incontinentie; (nachtelijke) aandrang beïnvloedt het looppatroon/gedrag en daarmee ook het
valrisico.
· Aandoeningen van het bewegingsapparaat kunnen de sta- en loopfunctie beperken en daardoor het
valrisico verhogen. Geen of slecht gebruik van schoeisel of gebruik van slecht schoeisel is
risicoverhogend voor vallen. Voor inspectie/observatie van het schoeisel wordt respectievelijk verwezen
naar de fysiotherapeut, verpleging en verzorging.
· Cognitief functioneren; bij vermindering van het cognitief functioneren stijgt het valrisico. De MMSE (mini
mental state examination) geeft een indruk van het cognitief functioneren en is meestal al bekend vóór
de opname. Indien onbekend, is het belangrijk deze af te nemen
Fysisch diagnostische items van belang voor valpreventie
· Maakt de cliënt een zieke indruk; is er een intercurrente ziekte?
· Gewicht (ten tijde van het onderzoek).
· Bloeddruk. Een te lage bloeddruk kan een verhoogd valrisico opleveren.
· Pols; afwijkingen in frequentie respectievelijk ritme kunnen het gevolg zijn van cardiovasculaire
aandoeningen.
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
15 / 48
· Sta- en loopfunctie in functionele zin; kan de cliënt (gaan) staan en lopen.
Evaluatie van het Algemeen Medisch Onderzoek
De resultaten van het Algemeen Medisch Onderzoek en de voorgestelde maatregelen naar aanleiding
hiervan worden beoordeeld in het eerstvolgende overleg van het valpreventieteam. Indien noodzakelijk zal
het overleg eerder plaatsvinden. De geplande acties naar aanleiding van het Algemeen Medisch Onderzoek
worden door de (verpleeghuis)arts ingebracht in het multidisciplinair overleg.
Wanneer wordt het Algemeen Medisch Onderzoek uitgevoerd?
Het Algemeen Medisch Onderzoek wordt uitgevoerd bij de start van het project, bij inhuizing, bij opname en
bij later optredende ziekten. De uitvoering bij de start van het project dient ervoor om van elke deelnemende
cliënt een status praesens in kaart te brengen. Bij opname is het belangrijk dat het onderzoek bij voorkeur
binnen drie dagen na opname gedaan wordt, omdat veel valincidenten de eerste twee weken na opname
plaatsvinden.
Beschikbare materialen
· Werkblad PG 1 Algemeen Medisch Onderzoek
Tips
· In vrijwel alle organisaties vindt een Algemeen Medisch Onderzoek plaats als een cliënt wordt
opgenomen. Uiteraard kan in plaats van het werkblad PG1 Algemeen Medisch Onderzoek ook het al
aanwezige eigen formulier worden ingevuld en gebruikt worden bij de bespreking in het
valpreventieteam. Uiteraard moet wel van tevoren gecheckt worden of alle onderdelen van het werkblad
PG1 op het al aanwezige formulier voorkomen.
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
16 / 48
Werkblad PG 1
Algemeen Medisch Onderzoek
Naam Cliënt
Datum
Afdeling
Ingevuld door:
….- …. -…..
Kamernummer
Leeftijd
Geslacht
M/V
Reden van het invullen van de Algemeen Medisch Onderzoek?
r
r
r
r
Start van het project
Opname
Intercurrente ziekte
Anders, namelijk: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Anamnestisch:
Ja
Nee
Risicogedrag (zwerfgedrag, nachtelijke onrust, hyper actief)
Ongewenst gewichtsverlies
Indruk dat cliënt slecht ziet
Brildragend
Indruk dat cliënt slecht hoort
Draagt de cliënt een hoorapparaat?
Heeft de cliënt een cardiovasculaire aandoening (status na infarct, hartfalen,
hartritmestoornis etc.)?
Heeft de cliënt een neurologische aandoening (bijv. CVA, Parkinson)?
Heeft de cliënt urine incontinentie?
Heeft de cliënt een aandoening van het bewegingsapparaat (artrose, artritis etc)?
Heeft de cliënt een andere intercurrente aandoening die de sta- en loopfunctie
beïnvloedt?
Heeft de cliënt een MMSE score tussen de 19 en de 24 (= beperkte cognitieve
functie).
Heeft de cliënt een MMSE score die kleiner dan 19 is (= ernstig beperkte congnitieve
functie)?
De met ‘Ja’ beantwoorde items ook in het Valpreventie Overleg bespreken.
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
17 / 48
Pagina 2: Werkblad 1
Fysisch diagnostisch:
Zieke indruk?
Ja / Nee
Gewicht
………….. Kg
Bloeddruk
……………Mm Hg
Pols
……………
Sta-functie
r
r
r
r
r
Zelfstandig
Met hulp
Met hulpmiddel
Met hulp en hulpmiddel
Onmogelijk
Regelmatig / Onregelmatig
Zwak / Sterk
Loop functie
r
r
r
r
r
Zelfstandig
Met hulp
Met hulpmiddel
Met hulp en hulpmiddel
Onmogelijk
Samenvatting van het gedetecteerde probleem/ uitkomsten van het Algemeen Medisch Onderzoek
........................................................................
........................................................................
........................................................................
........................................................................
........................................................................
Aanbevolen acties naar aanleiding van het Algemeen Medisch Onderzoek:
........................................................................
........................................................................
........................................................................
........................................................................
........................................................................
Evaluatie van de acties (vermeld hierbij wanneer de actie is uitgevoerd en of het gewenste resultaat in
bereikt):
........................................................................
........................................................................
........................................................................
........................................................................
........................................................................
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
18 / 48
Persoonlijke Risicoanalyse PG
Wat is het doel?
Er zijn meer dan veertig valrisico verhogende factoren beschreven in de wetenschappelijke literatuur. Op
basis van literatuur, expert opinies, meetbaarheid en beïnvloedbaarheid van de factoren, en uitvoerbaarheid
van een interventie is een aantal risicofactoren geselecteerd die relevant lijken te zijn voor PG-cliënten.
Deze zijn opgenomen in een specifiek en relatief gemakkelijk uit te voeren Persoonlijke Risicoanalyse PG.
Met deze analyse (en de resultaten van het Algemeen Medisch Onderzoek) ontstaat een duidelijk beeld
over het valrisico van een individuele cliënt.
Om het persoonlijke risico van een cliënt te kunnen schatten worden de volgende factoren in kaart gebracht:
· De valgeschiedenis als alarmsignaal; in het voorbije half jaar gevallen betekent een verhoogd valrisico.
· De medicatie; veel cliënten gebruiken meerdere medicijnen tegelijk waarbij de effecten en eventuele
bijwerkingen soms het valrisico kunnen verhogen.
· Het functioneren van het bewegingsapparaat; dit betreft een clustering van spierkracht, mobiliteit,
coördinatie, balans, transfer en looppatroon. Indien deze functie gestoord of beperkt is, stijgt het valrisico.
· De hulpmiddelen (te weten: transfer-, transport- en loophulpmiddelen); veel cliënten gebruiken een
transfer-, transport- of een loophulpmiddel. Bij een verkeerde keuze en/of verkeerd gebruik hiervan stijgt
het valrisico.
· De beschermmiddelen; ten aanzien van beschermmiddelen, alarmmat en heupbeschermer, geldt dat het
niet of verkeerd gebruiken hiervan respectievelijk leidt tot een verhoogd valrisico en valletsel.
Wie voert het uit?
In het MDO of in het overleg van het valpreventieteam worden de taken multidisciplinair verdeeld.
Hoe wordt het uitgevoerd?
De onderstaande factoren worden onderzocht. In het overleg van het valpreventie team wordt besproken
wie welke onderdelen voor zijn rekening neemt.
Valgeschiedenis
Bij opname dient aan de hand van de overdracht van de huisarts, de thuiszorg of het verzorgingshuis en de
(hetero) anamnese informatie verkregen te worden over de valincidenten in het voorbije half jaar.
Na opname in het verpleeghuis wordt informatie over valincidenten vastgelegd via de MIC registratie (zie:
‘Blijf Staan’ handboek) en in het individuele zorgleefplan.
Medicatie
De (verpleeghuis)arts controleert de medicatielijst, omdat mogelijke bijwerkingen zoals sufheid, duizeligheid,
onstabiele bloeddruk en verwardheid van bepaalde medicijnen valrisico verhogend zijn. Bekeken worden het
aantal medicijnen (meer dan 4 verhoogt het valrisico), het type medicatie, de dosering en het tijdstip van
inname. Het zal duidelijk zijn dat m.n. cardiovasculaire medicatie en psychofarmaca in deze berucht zijn.
Functioneren van het bewegingsapparaat
Het observeren (clinical judgement) van de functie van het bewegingsapparaat, door V&V, gedurende de
praktijk van alle dag geeft reeds belangrijke informatie over mogelijke problemen bij staan, lopen, schoeisel
(Werkblad schoeisel), ADL functies (bijvoorbeeld toilet), transfers, zwerfgedrag, motorische onrust tijdens de
dag/nacht en/of risicogedrag (= een onbalans tussen ontplooide activiteiten en de fysische e/o psychische
mogelijkheden om die activiteiten veilig uit te voeren). Op verzoek van de (verpleeghuis)arts inspecteert de
fysiotherapeut het schoeisel.
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
19 / 48
Hulpmiddelen
Er wordt geïnventariseerd welke loop-, transfer-, en transporthulpmiddelen door de cliënt gebruikt worden en
er wordt geëvalueerd of de keuze goed is en of de hulpmiddelen goed gebruikt worden. Daarnaast is het
van belang dat er wordt gekeken of er (nog) hulpmiddelen valpreventief in gezet kunnen worden. Hiervoor
kan gebruik gemaakt worden van de werkbladen PG 8 tot en met 10.
Beschermmiddelen
Ook wordt geïnventariseerd welke beschermmiddelen door de cliënt gebruikt worden, of de keuze goed is
en of deze beschermmiddelen goed gebruikt worden. Daarnaast is het belangrijk dat er wordt gekeken of er
(nog) beschermmiddelen kunnen worden ingezet om valongevallen te voorkomen. Denk hierbij aan de
heupbeschermer, de alarmmat en de alarmsensor.
Wanneer wordt het uitgevoerd?
De Persoonlijke Risicoanalyse PG wordt uitgevoerd bij:
· Bij de start bij het project, bij alle reeds opgenomen cliënten.
· Bij opname. Bij opname is het belangrijk dit onderzoek binnen drie á vijf dagen erna uit te voeren omdat
veel valincidenten in het verpleeghuis de eerste twee weken na opname plaatsvinden (verandering van
omgeving vergroot het risico van vallen).
· Na een valincident.
· Op aanvraag van de afdeling (bijvoorbeeld naar aanleiding van het multidisciplinair overleg).
· Periodiek. Indien een cliënt na opname niet valt, wordt de persoonlijke risicoanalyse PG periodiek elk
halfjaar herhaald. Dit kan gekoppeld worden aan de bespreking tijdens het multidisciplinair team.
Beschikbare materialen
De resultaten van Persoonlijke Risicoanalyse PG kunnen worden ingevuld op werkblad PG 2. Dit kan
worden toegevoegd aan het zorgleefplan.
Materialen die gebruikt kunnen worden voor het bepalen van de functionaliteit van het bewegingsapparaat:
· De Barthel index meet de ADL-functies (Werkblad PG 3.).
· de performance oriented mobility assessment (POMA), beter bekend als de Tinetti Assessment Tool
(Tinetti test) (Werkblad PG 4.) is een functionele mobiliteitstest waarmee het valrisico bepaald kan
worden en bestaat uit een balanstest van 9 items en een gangtest van 8 items.
·
·
·
·
·
·
·
Om de juiste keuze en het juiste gebruik van de hulpmiddelen na te gaan zijn de volgende werkbladen
beschikbaar:
Indiceren en adviseren van loophulpmiddelen (Werkblad PG 8)
Indiceren en adviseren van (rol-)stoelen (Werkblad PG 9)
Indiceren en adviseren van transferhulpmiddelen (Werkblad PG 10)
Beschermmiddelen (alarmmat, alarmsensor en heupbeschermer)
Om de juiste keuze en het juiste gebruik van de beschermmiddelen na te gaan zijn de volgende
werkbladen beschikbaar:
Heupbeschermer, alarmmat en alarmsensoren (Werkblad PG 7, PG 12 en PG 13)
Tip
Het werkblad PG 2 Persoonlijke Risicoanalyse PG is ook digitaal beschikbaar op www.veiligheid.nl.
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
20 / 48
Werkblad PG 2
Formulier Persoonlijke Risicoanalyse PG
In te vullen door lid valpreventieteam
Naam Cliënt
Blad 1 van 5
Datum
….- …. -…..
Afdeling
Reden van het invullen van de Persoonlijke risicoanalyse PG?
r
r
r
r
r
Start van het project
Opname
Valincident
Aanvraag vanuit de afdeling
Periodiek
Valgeschiedenis
Aantal valincidenten:
Oorzaken:
........................................................................
........................................................................
........................................................................
........................................................................
Gevolgen (letsel, angst)
........................................................................
........................................................................
........................................................................
........................................................................
Omstandigheden (inclusief de rol van de omgevingsfactoren
........................................................................
........................................................................
........................................................................
........................................................................
Ondernomen acties naar aanleiding van deze eerdere valincidenten
........................................................................
........................................................................
........................................................................
........................................................................
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
21 / 48
In te vullen door (verpleeghuis)arts
Blad 2 van 5
Naam Cliënt
Datum
….- …. -…..
Medicatie
Aantal medicijnen
r 1
r 2
r 3
r 4
r Meer dan 4
Cardiovasculaire middelen (antihypertensiva, diretica)
..................................................................................
..................................................................................
..................................................................................
..................................................................................
Psychofarmaca (benzodiazepines, neuroleptica, antidepressiva)
..................................................................................
..................................................................................
..................................................................................
..................................................................................
Antihistaminica, bloedsuikerverlangende middelen
..................................................................................
..................................................................................
..................................................................................
..................................................................................
Overig
..................................................................................
..................................................................................
..................................................................................
..................................................................................
Gebruik vitamine D?
Gebruik Colcin?
â–¡
â–¡
Ja
Ja
â–¡
â–¡
Nee
Nee
Aanvullend gebruik van vitamin D leidt binnen risicogroepen tot minder vallen en in combintatie met
calcium tot minder (heup)fracturen.
Meer informatie hierover vindt u in de factsheet ‘Effectiviteit van vitamin D op valongevallen op
www.kennisnetwerkvalpreventie.nl of www.veiligheid.nl.
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
22 / 48
In te vullen door EVV-er
Blad 3 van 5
Naam Cliënt
Datum
….- …. -…..
Afdeling
Barthel Score:
(Werkblad PG 3)
Eventueel risicogedrag:
..................................................................................
Hulpmiddelen
Welk loophulpmiddel
Hoe gebruikt?
1.
Opmerkingen
…………………………………………………
Goed / slecht
2.
Goed / slecht
………………………………………………….
………………………………………………..
…………………………………………………
Welk transferhulpmiddel
Hoe gebruikt?
1.
Goed / slecht
Opmerkingen
…………………………………………………
…………………………………………………
2.
Goed / slecht
…………………………………………………
…………………………………………………
Welk transporthulpmiddel
Hoe gebruikt?
1.
Goed / slecht
Opmerkingen
…………………………………………………
…………………………………………………
2.
Goed / slecht
…………………………………………………
…………………………………………………
Beschermmiddelen
Heupbeschermer
Hoe gebruikt?
Goed / slecht
Opmerkingen
…………………………………………………
…………………………………………………
Alarmsensor
Hoe gebruikt?
Goed / slecht
Opmerkingen
…………………………………………………
…………………………………………………
Alarmmat
Hoe gebruikt?
Goed / slecht
Opmerkingen
………………………………………………
…………………………………………………
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
23 / 48
In te vullen door Fysiotherapeuten
Naam Cliënt
Blad 4 van 5
Datum
….- …. -…..
Afdeling
Schoeisel:
Wat heeft de cliënt aan zijn/haar voeten?
r
r
r
r
r
r
r
r
r
Blootsvoets
Kousen, sokken
Pantoffels
Dichte schoen zonder veters
Dichte schoen met veters
Semi-orthopedisch schoeisel
Orthopedisch schoeisel
Verbandschoen
Anders, namelijk: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Zool
Leder / rubber
Hoogte van de hak
Lage hak (< 3cm) / hoge hak (> 3cm)
Inspectie van het Schoeisel:
1. De normale vorm; prononcerende voetdelen leiden tot zichtbare vervormingen van de schoen
2. Op het slijtagepatroon: asymmetrie wijst op abnormale belasting, bijvoorbeeld varusstand, valgusstand
Vorm: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
...............................................................................
....................................................................................
...................................................................................
Slijtage Patroon: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
.........................................................................................
.........................................................................................
......................................................................
Tinettiscore (Werkblad PG 4)
Evenwichttest
....... / 16
Ganganalyse tests
…… / 12
Totaal score
……./ 28
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
24 / 48
In te vullen door valpreventieteam
Blad 5 van 5
(tijdens valpreventieoverleg of MDO)
Naam Cliënt
Datum
….- …. -…..
Afdeling
Samenvatting van het gedetecteerde probleem/ uitkomsten van de Persoonlijk risicoanalyse
...................................................................................
...................................................................................
................................................................................... .....
.............................................................................. ..........
......................................................................... ...............
.................................................................... ....................
...............................................................
Maatregelen naar aanleiding van de Persoonlijk risicoanalyse (incl. verantwoordelijk uitvoerder en tijdspad)
...................................................................................
...................................................................................
................................................................................... .....
.............................................................................. ..........
......................................................................... ...............
.................................................................... ....................
........................................................................................
..........................................................
...................................................................................
................................................................................... .....
.............................................................................. ..........
......................................................................... ...............
.................................................................... ....................
...............................................................
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
25 / 48
Werkblad PG 3
Barthel ADL Index
Naam Cliënt
Datum
1
….- …. -…..
Afdeling
Datum
2
….- …. -…..
Datum
3
….- …. -…..
Datum:
Ontlasting
1
2
3
0 = Incontinent
1 =Soms incontinent
2 = Continent
Urine
0 = Incontinent/cathéter
1 = Soms incontinent
2 = Continent
Persoonlijke
0 = Hulpbehoevend
Verzorging
1 = Zelfstandig wat betreft gelaat / haar / tanden / poetsen /
scheren
Toiletbezoek
0 = Hulpbehoevend
1 = Weinig hulp nodig
2 = Zelfstandig
Baden
0 = Hulpbehoevend
1 = Zelfstandig
Eten
0 = Hulpbehoevend
1 = Hulp nodig bij smeren of snijden
2 = Zelfstandig
Van bed naar
0 = Niet toe in staat
stoel gaan
1 = Veel hulp, kan zitten
2 = Weinig hulp (verbaal of lichamelijk)
3 = Zelfstandig
Lopen
0 = Niet toe in staat
1 = Zelfstandig in rolstoel
2 = Lopen met behulp van een ander (verbaal of lichamelijk)
3 = Zelfstandig
Aankleden
0 = Hulpbehoevend
1 = Gedeeltelijk mogelijk
2 = Zelfstandig (inclusief rits, knopen, veters)
Trappen lopen
0 = Niet toe in staat
1 = Met hulp van derde (verbaal of lichamelijk)
2 = Zelfstandig
Totaal
Scorebreedte 0-20 (interpretatie)
0–4
Volledig hulpbehoevend
15 – 19
Redelijk tot goed zelfstandig
5–9
Ernstig hulpbehoevend
20
Volledig redzaam
Handboek
‘Blijfhulp
Staan’
- Module
Valpreventie
voor psychogeriatrische cliënten
10
– 14 Wel
nodig,
kan veel
zelf bij ADL
26 / 48
Werkblad PG 4
Tinetti Assessment Tool
Naam Cliënt
Datum
1
….- …. -…..
Afdeling
Datum
2
….- …. -…..
Datum
3
….- …. -…..
2
3
Tinetti Evenwicht tests
Evenwicht in zit, op harde
stoel zonder leuning
Opstaan
Poging tot opstaan
Onmiddellijk evenwicht
Evenwicht in stand
Evenwichtsverstoring
(voeten zo dicht mogelijk tegen
elkaar, 3x zachtjes duwen tegen
het borstbeen)
Staan met ogen dicht
Draaien op de plaats (360
graden)
Gaan zitten
Datum
0
1
0
1
2
0
1
2
0
1
2
0
1
2
Hangt scheef of neigt van stoel te glijden
Zit stabiel en veilig
Zonder hulp onmogelijk
Mogelijk, maar met hulp van de armen
Mogelijk zonder hulp van de armen
Zonder hulp onmogelijk
Mogelijk, maar vraagt meer dan 1 poging
Mogelijk in 1 keer
Onstabiel, zwaait, beweegt voeten
Stabiel, maar gebruikt hulpmiddel
Stabiel, zonder hulpmiddel
Onstabiel
Stabiel met voeten breed 10 cm./hulpmiddel
Smal steunvlak en stabiel
0
1
2
Begint te vallen
Wankelt, maar herstelt zich
Stabiel
0
1
0
1
0
1
0
1
2
Onstabiel
Stabiel
Discontinue stappen
Continue stappen
Onstabiel, zwaaien, bijzetten
Stabiel
Onveilig (misschatting van de afstand, valt)
Niet vloeiend of met gebruik van de armen
Veilig vloeiende beweging
Totaal
Datum
Tinetti Ganganalyse tests
Inzetten van het gaan na het
startwoord
Paslengte en hoogte rechter
zwaaivoet
0
1
0
1
0
1
Paslengte en hoogte linker 0
zwaaivoet
1
0
1
Passymmetrie
0
1
Pascontinuïteit
0
1
Afwijkende richting
0
1
2
Romp
0
1
2
0
1
Voetafstand
1
1
2
3
Aarzeling of meerdere pogingen
Zonder aarzeling
Passeert linker voet niet
Passeert linker standvoet
Komt niet volledig los van de grond
Komt volledig los van de grond
Passeert rechter voet niet
Passeert rechter standvoet
Komt niet volledig los van de grond
Komt volledig los van de grond
Rechter en linker staplengte zijn niet gelijk
Rechter en linker staplengte zijn gelijk
Pauzes of discontinuïteit tussen de passen
Passen lijken continu
Opvallende afwijking
Milde afwijking of gebruik hulpmiddel
Rechtuit zonder loopmiddel
Uitgesproken rompbeweging of gebruik van loopmiddel
Geen rompbeweging maar flexie van knieën of rug of
spreiding van de armen
Rechtop zonder loopmiddel
Hielen uit elkaar
Hielen raken elkaar bijna tijdens het lopen
Totaal
Totaal score:
-
Tussen de 19 en 24 punten is er sprake van een verhoogd valrisico
Onder de 19 punten is er sprake van een zeer groot risico om te vallen.
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
27 / 48
Tabblad Stap 2 en 3: Plan van Aanpak en Activiteiten
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
28 / 48
Persoonlijke Valpreventieve maatregelen
Wat is het doel?
Persoonlijke Valpreventieve Maatregelen zijn maatregelen die specifiek en op maat van de cliënt
samengesteld worden en gericht zijn op het minimaliseren van het valrisico enerzijds en het voorkomen van
eventuele valletsels anderzijds. De bevindingen van het Algemeen Medisch Onderzoek en het Persoonlijk
valonderzoek PG bepalen de keuze van de Persoonlijke Valpreventieve Maatregelen voor de
desbetreffende cliënt. De gekozen maatregelen worden geregistreerd op het formulier Persoonlijke
Valpreventieve Maatregelen (Werkblad PG 5) en uitgevoerd door de daarvoor aangewezen disciplines.
Wie voert het uit?
In principe is iedereen rondom de cliënt betrokken bij het uitvoeren van de valpreventieve maatregelen.
Maar het valpreventieteam draagt zorg voor de coördinatie van de activiteiten en het informeren en
instrueren van collega’s.
Hoe wordt het uitgevoerd?
De Persoonlijke Valpreventieve Maatregelen zijn op maat van de cliënt en hebben betrekking op de
verschillende risicofactoren die uit de totale inventarisatie naar voren kwamen. Hieronder wordt per
onderdeel van de Persoonlijke Risicoanalyse PG weergegeven welke maatregelen mogelijk zijn om
valincidenten in de toekomst te voorkomen.
Valgeschiedenis
De informatie uit de valgeschiedenis geeft aanleiding tot extra anticiperend gedrag om nieuwe valincidenten
te voorkomen, dat wil zeggen specifieke oorzaken/omstandigheden van valincidenten uit het verleden
zoveel mogelijk wegnemen en daarnaast door het verhogen van het toezicht door bijvoorbeeld cliënten te
verplaatsen naar een andere kamer waar toezicht en/of controle beter mogelijk is, een kamer dichter bij het
toilet, zorgen voor een vertrouwde omgeving, die meer herkenbaar is voor de cliënt.
Een andere mogelijkheid is het realiseren van een goed dagprogramma en dagschema aangepast aan het
ritme van de cliënt met voldoende toezicht op risicovol gedrag en risicovolle momenten (transfers) en
waarbij ook aandacht geschonken wordt aan de juiste combinatie van rustmomenten en activiteiten. Bij dit
anticiperend gedrag is de belangrijkste rol weggelegd voor V&V.
Medicatie
De eventuele noodzakelijke aanpassingen van de gebruikte medicatie (bijvoorbeeld minder medicatie en/of
andere medicatie) worden door de (verpleeghuis)arts uitgevoerd. Daarbij is deze alert op mogelijke
valgerelateerde effecten van de aangepaste en/of nieuwe medicatie. Het is eveneens belangrijk daarna de
medicatie te blijven monitoren.
Functioneren van het bewegingsapparaat
Op basis van de informatie van het valpreventie-overleg en/of de Tinetti-score kan de fysiotherapeut
ingeschakeld worden om deze functie te verbeteren met behulp van oefentherapie, met name functionele
bewegingsprogramma’s. In de literatuur zijn in dezen enerzijds geen aanbevelingen gevonden welke
oefenprogramma’s geschikt zijn voor psychogeriatrische cliënten en anderzijds zijn er ook geen
aanbevelingen gevonden betreffende de oefenfrequentie, behalve het belang van regelmatig in beweging
zijn. Er wordt in deze interventie gebruik gemaakt van een functioneel bewegingsprogramma (uitgevoerd
door de fysiotherapeut) met aandacht voor de algemene lichamelijke conditie, balans (statisch en
dynamisch) en spierkracht, waarbij regelmatig oefenen dus belangrijk is (Werkblad PG 6).
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
29 / 48
Hulpmiddelen en beschermmiddelen
Het is belangrijk te komen tot een juiste keuze en het juiste gebruik van hulp- en beschermmiddelen. Daarna
moet men dit blijven checken door (continue) toezicht (verpleging en verzorging).
De fysiotherapeut is verantwoordelijk voor de loophulpmiddelen, de ergotherapeut is verantwoordelijk voor
de transfer- en transporthulpmiddelen en verpleging en verzorging voor de beschermmiddelen. Zonodig
vragen zij informatie van de andere leden van het behandelteam of de (verpleeghuis)arts.
Evaluatie van de persoonlijke valpreventieve maatregelen
Evaluatie van de Persoonlijke Valpreventieve Maatregelen vindt plaats in het valpreventie-overleg alwaar
beslist kan worden de maatregelen te continueren, bij te stellen of te stoppen (Werkblad PG 5). Zoals het
overzichtsschema aangeeft kan er aanleiding zijn tot een nieuw Algemeen Medisch Onderzoek en/of
Persoonlijke risicoanalyse PG. Het valpreventieteam bewaakt de gemaakte afspraken via het valpreventieoverleg / MDO.
Beschikbare materialen
Om tot goede afspraken te komen over het juiste gebruik van de juiste hulpmiddelen, zijn de volgende
bijlagen ontwikkeld:
· Heupbeschermer (Werkblad PG 7)
· Indiceren en adviseren van loophulpmiddelen (Werkblad 8)
· Indiceren en adviseren van (rol-)stoelen (Werkblad 9)
· Indiceren en adviseren van transferhulpmiddelen (Werkblad 10)
· Alarmmat (Werkblad PG 12)
· Alarmsensor (Werkblad PG 13)
Tips
· In de brochure ‘Veilig op pad met de rollator’ staat kort beschreven hoe mensen veilig gebruik kunnen
maken van hun rollator. Met foto’s wordt het verduidelijkt. De brochure is per set van 30 stuks te
bestellen via www.veiligheid.nl. Alleen de verzendkosten worden in rekening gebracht. Kijk in het 'Blijf
Staan' handboek of op www.veiligheid.nl voor informatie over het organiseren van een bijeenkomst
‘Veilig op pad met de rollator’ waarin aandacht wordt besteed aan het onderhoud van de rollator en het
veilig gebruik van de rollator.
· Op de hulpmiddelenwijzer (www.vindeenhulpmiddel.n) staat ook meer informatie over hulpmiddelen en
hoe je kunt komen tot de keuze van het juiste hulpmiddel.
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
30 / 48
Werkblad PG 5
Persoonlijke Valpreventieve maatregelen
Naam Cliënt
Datum
….- …. -…..
Afdeling
Anticiperen op valgeschiedenis
...................................................................................
...................................................................................
...................................................................................
...................................................................................
...................................................................................
Voorgestelde maatregelen ten aanzien van medicatie
Cardiovasculaire middelen
...................................................................................
............................................................................... ...
...................................................................................
...................................................................................
...................................................................................
Psychofarmaca
...................................................................................
...................................................................................
...................................................................................
...................................................................................
...................................................................................
Diversen
...................................................................................
...................................................................................
...................................................................................
...................................................................................
...................................................................................
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
31 / 48
Functie van het bewegingsapparaat
Bij een Tinetti score van < 24 wordt een functioneel bewegingsprogramma gestart. Het accent wordt hierbij
gelegd op:
r
r
r
r
Opstaan /zitten
Balans
Lopen
Transfers
Acties gericht op verbetering mobiliteit
Actie
Door wie?
Wanneer
............................................
...........................
.. - … - …..
...........................
.. - … - …..
...........................
.. - … - …..
...........................
.. - … - …..
............................................
............................................
............................................
............................................
............................................
............................................
............................................
Actie hulpmiddel / beschermmiddel
Welke hulpmiddel /
Actie
beschermmiddel?
……………………
……………………
……………………
……………………
……………………
……………………
……………………
……………………
Door wie?
Wanneer
…………………………………………
…………………
.. - … - …..
…………………………………………
…………………
…………………………………………
…………………
…………………………………………
…………………
…………………………………………
…………………
…………………………………………
…………………
…………………………………………
…………………
…………………………………………
…………………
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
.. - … - …..
.. - … - …..
.. - … - …..
32 / 48
Werkblad PG 6
Functioneel oefenprogramma
Aandachtspunten:
· Er wordt individueel geoefend
· Er wordt drie maal per week geoefend (regelmaat is belangrijk)
· Afhankelijk van de Tinetti-deelscores liggen de accenten op:
· balans (laat cliënt zo min mogelijk steun nemen anders wordt de balans niet getraind, laat alleen
steun nemen wanneer het echt niet anders kan en dan alleen zolang het nodig is);
· spierkracht (10 –12 herhalingen, daarboven wordt meer de conditie getraind);
· (gewrichts) mobiliteit (staan/lopen);
· De cliënt moet op niveau trainen, dat wil zeggen op de grens van zijn kunnen; wanneer iemand niet goed
kan staan, dan zullen de loopoefeningen geen prioriteit hebben.
· Zorg voor een rustpauze na inspanning
· Zorg voor gradatie (veel hulp/steun, weinig hulp/steun, geen hulp/steun)
· Het is belangrijk de oefening goed uit te voeren
· Zorg voor variatie (afwisseling in de oefeningen);
· Zorg voor voldoende veiligheid;
· Zorg voor een rustige omgeving.
Het voorgestelde oefenprogramma is een basis waarmee de behandelend fysiotherapeut start.
Basiselementen:
Opstaan en gaan zitten
Verplaatsen van het evenwicht
· In zit
· In stand
3
Lopen
· Met/zonder loophulpmiddel
· Circuit
4
Transfers (bed, stoel, toilet)
· Vanuit lig, stoel en stand
· Benaderingswijze
· Maak gebruik van de haptonomische principes
· Maak gebruik van de benaderingswijze Passiviteiten Dagelijks Leven (PDL)
1
2
Er wordt ruimte gelaten voor gradatie en variatie. De fysiotherapeut kan hierbij gebruik maken van Meer
Bewegen voor Ouderen (MBVO) gegevens / ervaringen en psychomotore therapie (PMT).
Oefenschema 1 en 2 zijn als voorbeeld toegevoegd.
Lees voor meer wetenschappelijke achtergrond en bronverwijzingen de factsheet ‘Effectiviteit van
lichamelijke oefening op valongevallen’. Deze vindt u op www.kennisnetwerkvalpreventie.nl.
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
33 / 48
Oefenschema 1 (met gradaties)
Voorbeeld
Oefening
Makkelijk
ð
ð
Moeilijk
1
Opstaan en
gaan zitten
Billen komen net
los van de zitting,
zonder handen,
120% onderbeenlengte
Opstaan tot stand,
zonder handen,
120%
onderbeenlengte
Opstaan tot stand,
zonder handen,
100%
onderbeenlengte
Opstaan tot stand,
zonder handen,
80%
onderbeenlengte
2
Staan
In de brug, -eerst
met en later
zonder- steun.
In de handen
klappen (voor- en
achter het
lichaam).
Zonder steun.
Hoofd en romp
draaien.
In de brug, maar
zonder steun.
Heupen naar
voren brengen
Benen zijwaarts
optillen.
Bal overgooien
met tellen.
3
Verplaatsen
van het
evenwicht
Zittende houding.
Naar opzij rijken
om voorwerpen te
pakken.
Zittende houding.
Ver opzij rijken om
voorwerpen te
pakken (billen
optillen).
Staande houding
Uitvalspas naar
voren, opzij en
achteruit (uitvalsvoet alleen
plaatsen)
Staande houding.
Uitvalspas naar
voren, opzij en
achteruit (gewicht
wordt ook op
uitvalsvoet
gebracht).
4
Lopen
In de brug.
Eerst met en later
zonder steun.
Over een lijn.
Rechtuit en
zijwaarts.
Over stokken.
Rond pionnen.
Draaien (figuur-8)
Achteruit lopen.
Eerst in de brug,
later in de zaal.
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
34 / 48
Oefenschema 2 (met gradaties)
Voorbeeld
Oefening
Makkelijk
ð
ð
Moeilijk
1
Opstaan en
gaan zitten.
5 keer loskomen
2 series (zithoogte
= 120% onderbeenlengte).
5 keer opstaan,
2 series (zonder
handen), (zithoogte = 120%
onderbeenlengte).
5 keer opstaan
2 series (zonder
handen), (zithoogte = 100%
onderbeenlengte).
5 keer opstaan
2 series (zonder
handen), (zithoogte = 80%
onderbeenlengte).
2
Staan.
15 seconden
2 series (zonder
steun).
5 keer naar links
en 5 keer naar
rechts, 2 series
(zonder steun).
5 keer naar links
en 5 keer naar
rechts, 2 series
(zonder steun).
20 keer
overgooien,
2 series meetellen.
3
Verplaatsen
van het
evenwicht.
4 voorwerpen
verplaatsen in
zittende houding.
4 series (billen
blijven op de stoel).
4 voorwerpen
verplaatsen in
zittende houding.
4 series (Billen
komen los van de
stoel).
3 keer voet naar
voren, links, rechts
en achteren
plaatsen
linker en rechter
been (gewicht niet
overbrengen op
uitvalsbeen).
3 keer voet naar
voren, links, rechts
en achteren
plaatsen
linker en rechter
been (gewicht
overbrengen op
uitvalsbeen).
4
Lopen.
10 stappen
zonder steun
3 series.
i) 10 stappen
4 series.
Gebruik van
loophulpmiddelen
eventueel
toegestaan
ii) 10 stappen
4 series (2x
naar links en
2x naar rechts).
Gebruik van
loophulpmiddelen
eventueel
toegestaan.
2 series van alle
onderdelen
(zonder steun).
2 series van alle
onderdelen
(zonder steun).
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
35 / 48
Werkblad PG 7
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
36 / 48
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
37 / 48
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
38 / 48
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
39 / 48
Werkblad PG 8
Indiceren en adviseren loophulpmiddel
Welke loophulpmiddelen zijn er?
· Rollator
· Looprek
· Loopstok
· Loopkruk
· Loopfiets
Doelstelling loophulpmiddelen:
· Reduceren van de belasting door ‘verlenging’ van de bovenste ledenmaten tot aan de grond, in
oplopende volgorde van ontlastende mogelijkheden: stok, elleboogkruk, driepoot, vierpoot, looprek,
rollator, loopbrug.
· Verbeteren van de balans door de steunbasis te vergroten.
Aandachtspunten bij indicering
· De omgeving waar het loophulpmiddel wordt gebruikt (kan het dicht genoeg bij de cliënt ‘geparkeerd’
worden, kan de cliënt er de gang naar toilet mee afleggen enz.)
· Cognitieve stoornissen die het correcte gebruik van het hulpmiddel kunnen beïnvloeden:
· gebrek aan ziekte-inzicht;
· waarnemingsproblemen;
· geheugenproblemen;
· verminderde leerbaarheid (beoordelen van adequaat gebruik van loophulpmiddel);
· apraxie (beoordelen van zelfstandigheid in gebruik loophulpmiddel).
· Weerstand; indien een cliënt een bepaald hulpmiddel echt niet wil, heeft het geen zin het voor te
schrijven.
· Onderhoud, gebruik (instelling), aanschaf en afspraken met gebruiker/instelling.
Praktijk:
Wanneer de juiste keuze voor het hulpmiddel is gemaakt is het nog van belang dat het ook op de juiste
manier gebruikt wordt. Hierbij zijn de volgende factoren van belang:
· De goede hoogte van het hulpmiddel
· Voldoende stabiliteit van het hulpmiddel
· Gebruiken aan de gezonde/ sterkste zijde indien unilateraal
· Altijd rubber dop aan het uiteinde (geldt uiteraard niet voor rollators)
De cliënt moet voldoende instructie krijgen over het gebruik van het hulpmiddel. Kijk ook bij in het 'Blijf
Staan' handboek bij de ‘Veilig op pad met de rollator bijeenkomst’.
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
40 / 48
Werkblad PG 9
Indiceren en adviseren (rol-)stoel
Welke rolstoelen zijn er?
· Elektrisch aangedreven rolstoelen
· Handmatig aangedreven rolstoelen
· Duwrolstoel
Doelstelling (rol-)stoelen:
Een rolstoel is een hulpmiddel bij:
· Een matig tot slecht eenzijdig en tweezijdig belastingprobleem waarbij stok(ken), elleboogkruk(ken),
looprek of rollator niet kunnen worden ingezet door een sta-, loop-, coördinatie/evenwichts- of
conditieprobleem.
· Een matig tot slecht balansprobleem waarbij een rollator of looprek niet kan worden ingezet door een
sta-, loop-, coördinatie-, evenwichts- of conditieprobleem.
Aandachtspunten bij indicering
Een elektrische rolstoel is geschikt als u onvoldoende armkracht heeft, niemand in uw directe omgeving u
kan voortduwen of als u veelvuldig gebruik maakt van de rolstoel. Het voordeel van een handbewogen
rolstoel is dat deze gemakkelijk is voor transport (goed opvouwbaar). Bij problemen met het voortduwen is
het mogelijk een elektrische aandrijfunit op de rolstoel te bevestigen.
· Het screenen en trainen van de vaardigheden van de rolstoelgebruiker
· Het veilig maken van het vervoer van rolstoelgebruikers
· Het verbeteren van de toegankelijkheid van de openbare ruimte
Praktijk:
Om ervoor te zorgen dat de cliënt goed in de rolstoel kan zitten is het van belang dat de volgende
gebruikscriteria worden gehanteerd:
· Bepaal het doel van de rolstoel.
· Bepaal welk type (rol-) stoel gewenst is: actief of passief.
· De cliënt moet goed ondersteund zitten.
· Opstaan uit de stoel moet mogelijk zijn.
· De voeten moeten plat op de grond (bij trippelen)/voetplaat (bij gewoon zitten) kunnen.
· De knieholte vrij laten zodat de bloedvaten in de benen niet worden afgekneld.
· Het zitvlak van de stoel moet niet te breed zijn; 3 à 4cm ruimte aan weerszijde is voldoende.
· De armleuningen moeten op de juiste hoogte zitten en de ellebogen goed ondersteunen (de schouders
moeten niet omhoog geduwd worden).
· De armleuningen moeten ver naar voren komen, zij dienen immers tot steun bij het komen staan.
· De rugleuning moet de rug goed ondersteunen. De hoogte van de rugleuning is afhankelijk van een
actieve of passieve stoel: een actieve stoel heeft een lagere rugleuning waarbij de schouderbladen
gedeeltelijk vrij blijven waardoor activiteiten als eten, drinken etc. mogelijk zijn.
· De zithoek (hoek zitting - rugleuning) moet ± 90 graden zijn. Hierdoor blijft het opstaan gemakkelijk. De
stoel mag voorzien zijn van een kleine neighoek van ± 10 graden, dat wil zeggen dat de zitting ten
opzichte van de horizontale lijn iets mag kantelen.
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
41 / 48
· Zitting moet voldoende hard zijn om stevigheid te geven, echter ook voldoende zacht zijn om prettig te
kunnen zitten.
· Tijdens de transfer (in- en uit de (rol-) stoel) altijd de remmen gebruiken en de cliënt niet op de
voetsteunen laten staan.
· Individuele aanpassingen kunnen wenselijk/noodzakelijk zijn.
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
42 / 48
Werkblad PG 10
Transferhulpmiddel
Welke transferhulpmiddelen zijn er?
· Tillift
· Badlift
· Traplift
· Draaischijf
· Glij-/rollakens
Doelstelling tranferhulpmiddelen:
Het reduceren van de belasting voor zorgverlenend personeel bij het tillen/ondersteunen om transfer te
maken met patiënt.
Aandachtspunten bij indicering:
· Bewegingsbeperkingen cliënten
· De omgeving waar het transferhulpmiddel wordt gebruikt
· Cognitieve stoornissen kunnen de keuze sterk beïnvloeden:
·
Gebrek aan ziekte-inzicht
·
Waarnemingsproblemen
·
Geheugenproblemen
·
Verminderde leerbaarheid
·
Apraxie
· Weerstand; indien een cliënt een bepaald hulpmiddel echt niet wil, heeft het geen zin het voor te schrijven
Praktijk:
· Denk aan het regelen van:
· onderhoud
· scholing personeel
· tilprotocol per patiënt
· Het gebruik van transferhulpmiddelen is NIET bedoeld om tijd te winnen! In tegendeel, de professional
zal extra alert moeten zijn, bijvoorbeeld op de houding van de cliënt.
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
43 / 48
Werkblad PG 11
Schoeisel
Aandachtspunten bij de keuze van schoeisel:
·
·
·
·
·
Adviseer altijd goed aansluitend schoeisel (een gesloten confectieschoen); goed passend, comfortabel,
met stevige contrefort en liefst met veters. De stabiliteit wordt bepaald door de hakhoogte, de hakbreedte
en de zoolbreedte; dus lage en brede schoenen met een zachte flexibele zool (rubber in plaats van
leder) waardoor een zo groot mogelijk contact tussen zool en vloer mogelijk is. Zo nodig cliënt / familie
vragen ander schoeisel mee te brengen.
Pas altijd beide schoenen. Het is normaal dat de ene voet langer is dan de andere. Koop schoenen altijd
op de langste voet, een halve centimeter tussen de tenen en de schoenneus is wenselijk.
Nieuwe schoenen moeten ingelopen worden.
Als cliënt stoornissen in mobiliteit en/ of stabiliteit heeft dwingend advies geven om stevig schoeisel te
gebruiken (stevige schoenen, goed aansluitende pantoffels).
Overleg met de arts over de indicatie voor verbandschoenen, semi-orthopedisch schoeisel of
orthopedisch schoeisel als om gezondheidsredenen (oedeem, wonden, deformiteiten) het eigen
schoeisel niet kan worden gedragen.
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
44 / 48
Werkblad PG 12
Alarmmat
Wat is een Alarmmat?
Een alarmmat is een kant-en-klaar te gebruiken mat met druksensoren die geactiveerd worden bij het
ontbreken van druk ten gevolge van houdingsveranderingen: uit bed (willen) komen met andere woorden
over de bedhekken klimmen, op of tegen de rand van het bed leunen of effectief uit bed zijn.
Doelstelling Alarmmat:
· Verminderen van valincidenten rondom het bed
Aandachtspunten bij indicering:
· Cliënten met indicatie voor heupbeschermer maar die ’s nachts geen heupbeschermer gebruiken
· Cliënten die een grote kans hebben om uit bed te vallen
Contra indicatie:
· Immobiele bedlegerige cliënten
· Terminaal bedlegerig
· Cliënten met een heupbeschermer
Praktijk:
· Het valpreventie team bepaalt de noodzaak voor het gebruik van de alarmmat
· Registratie op afdeling en bestelling via valpreveventie team
· Levering op de desbetreffende afdeling
· Registratie in zorgleefplan door de EVV-er
· De alarmmat komt dwars onder de bedmatras te liggen en wordt aangesloten op het bestaande zuster
oproepsysteem / alarmeringssysteem.
· Goede informatie en instructie op de afdeling regelen door valpreventieteam
· Bij de melding van incidenten (MIC) altijd aangeven, indien van toepassing, of de alarmmat gebruikt
werd
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
45 / 48
Werkblad PG 13
Alarmsensor
Wat is een Alarmsensor?
Een alarmsensor is een alarmsysteem met infra rood sensoren die geactiveerd worden bij het waarnemen
van beweging. Bijvoorbeeld cliënten die uit bed (willen) komen met andere woorden. over de bedhekken
klimmen, op of tegen de rand van het bed leunen of effectief uit bed zijn en gaan wandelen
Doelstelling Alarmsensor:
· Verminderen van valincidenten rondom het bed
Aandachtspunten bij indicering:
· Cliënten met indicatie voor heupbeschermer maar die ’s nachts geen heupbeschermer gebruiken
· Cliënten die een grote kans hebben om ’s nachts te gaan dwalen
· Voor immobiele bedlegerige cliënten is een alarmmat effectiever.
· Cliënten met een heupbeschermer
Praktijk:
· Het valpreventie team bepaalt de noodzaak voor het gebruik van de alarmsensoren.
· Registratie op afdeling en bestelling via valpreveventie team.
· Levering op de desbetreffende afdeling.
· Registratie in zorgleefplan door de EVV-er.
· De alarmsensoren worden geplaatst op een punt waar het gemakkelijk is beweging te detecteren,
bijvoorbeeld bij het bed of de deur en wordt aangesloten op het bestaande zuster oproepsysteem/
alarmeringssysteem.
· Goede informatie en instructie op de afdeling regelen door valpreventieteam.
· Bij de melding van incidenten (MIC) altijd aangeven, indien van toepassing, of de alarmsensor in werking
was getreden.
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
46 / 48
Tabblad Stap 4: Evaluatie
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
47 / 48
Evaluatie
Wat is het doel van evalueren?
·
·
·
·
Nagaan in hoeverre de uitgevoerde maatregelen hebben geleid tot minder valincidenten
Nagaan in hoeverre de geplande maatregelen en activiteiten daadwerkelijk zijn uitgevoerd
Nagaan waar eventuele knelpunten zitten bij de uitvoering van interventie
Het doen van aanbevelingen ter verbetering van het protocol
Hoe wordt de evaluatie uitgevoerd?
Evaluatie van het aantal valincidenten
Het analyseren van het aantal valincidenten geeft inzicht in hoe het in de loop der tijd met de incidenten is
gegaan: is het aantal afgenomen? Is er een verschuiving in soort incidenten etc. De resultaten van de
analyse van het aantal valincidenten geeft aan of het project ook daadwerkelijk effectief is. Voor meer
informatie wordt verwezen naar Stap 4 van het 'Blijf Staan' handboek.
Evaluatie van valpreventieve maatregelen (specifieke en algemene) en activiteiten
Wanneer er voor een cliënt specifieke valpreventieve maatregelen zijn genomen, is het van belang dat na
verloop van tijd ook gekeken wordt of dit effect heeft gehad. Ook kan het zijn dat de fysieke gesteldheid van
de cliënt zodanig is veranderd dat andere maatregelen nodig zijn. Daarom is het belangrijk om het
Persoonlijk risicoanalyse PG 2 maal per jaar te herhalen. Op basis van het herhaalde Persoonlijk
risicoanalyse PG kunnen de maatregelen indien nodig worden aangepast of worden herhaald.
Naast het evalueren van de specifieke maatregelen en het aantal valincidenten, is het ook belangrijk de
algemene maatregelen en activiteiten van het project te evalueren. Hierbij komen vragen aan de orde als: Is
alles uit het plan van aanpak gerealiseerd? Hoe verliep de samenwerking tussen de betrokken (para)medici,
waren de verantwoordelijkheden van te voren duidelijk afgesproken? Etc. Deze evaluatie kan worden
uitgevoerd met behulp van het onder Stap 4 van het 'Blijf Staan' handboek opgenomen werkblad.
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
48 / 48
Tabblad Stap 5: Borging
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
49 / 48
Borging
Waarom is borging belangrijk?
In de praktijk geldt vaak dat “protocols are prone not to be used”. Ze worden regelmatig opgeborgen in de
kast en raken uit het oog. Protocollen vragen derhalve om een goede en gecontroleerde implementatie. Om
een succesvolle implementatie te realiseren van dit valpreventie project, is het belangrijk om al tijdens de
uitvoer van het project aandacht te besteden aan een structurele inbedding.
Het is immers de bedoeling dat Persoonlijke Risicoanalyse PG een vaste plaats krijgt in de dagelijkse gang
van zaken van de instelling.
Het is daarom belangrijk om valpreventie op te nemen in het kwaliteitssysteem van de instelling en het
daarin een vaste plek te geven. Voor de continuïteit van de toepassing is het belangrijk dat in de toekomst
het proces regelmatig geëvalueerd wordt en deze evaluaties een vaste plek krijgen in het zorgproces (zie:
evaluatie).
Met de in stap 5 van het 'Blijf Staan' handboek beschreven tips wordt het mogelijk om valpreventie een
vaste plaats te geven in de instelling.
Tips
Daarnaast is het verstandig om de volgende 5 lessen voor implementatie ter harte te nemen:
· Implementatie = communicatie.
· Werk van klein naar groot. Begin bijvoorbeeld met Persoonlijke Risicoanalyse PG op één afdeling en
breidt daarna uit naar de overige afdelingen.
· Laat zien wat je doet.
· Neem de tijd om iets op te zetten en te borgen.
· Beschouw ontwikkeling van nieuwe valpreventieve maatregelen en implementatie als onlosmakelijk
geheel.
Handboek ‘Blijf Staan’ - Module Valpreventie voor psychogeriatrische cliënten
50 / 48
Download