Jizkor dienst Jom Kipoer 2015-5776 Adam leefde in het Rusland van de tsaar, zoals veel Joden in een klein dorpje op het platteland. Armoede was er, iedere dag, sappelen om in leven te kunnen blijven. Er was geen school, maar hij ging naar les bij zijn grootvader. Daar leerde hij de geschiedenis van het joodse volk, het aleph bet, Tora lezen, en de wijsheden uit de Talmoed. Adam vond het bijzonder, maar het meest bijzondere vond Adam zijn eigen naam. Eens vroeg hij aan zijn opa, waarom hij eigenlijk Adam heette, en zijn grootvader, ging met zijn hand door zijn grijze baard en begon te glimlachen. Hij nam Adam mee naar het sjtiebl, de kleine sjoel, en ze gingen bij het grote raam zitten. Toen antwoordde zijn opa: “Jij bent vernoemd naar mijn grootvader, die ook Adam heette. Hij werd weer vernoemd naar zijn vader’s grootvader, die ook weer Adam heette, en wie weet gaat dat wel helemaal terug naar de eerste Adam, de eerste mens. Zo hebben we via jou, de verbinding met HKBH, die de schepper van Adam is. Zo zal er altijd een Adam zijn.” Adam lachte: “Ik zal altijd Adam zijn, dat zal nooit veranderen.” Wel zei opa, sommige dingen veranderen wel, maar sommige dingen veranderen nooit.” Toen veranderde er plotseling heel veel. Er kwamen pogroms, Joden moesten hun dorpen uit en het land verlaten, als ze niet al vermoord waren door de Kozakken. Er heerste angst en ellende, enorm veel vluchtelingen die naar betere plaatsen wilden om in leven te kunnen blijven. De opa van Adam ging niet mee. Hij was te oud om nog te veranderen en een dergelijke moeilijke tocht te maken. Hij hoorde thuis in het oude Rusland, in zijn dorp, ondanks alles. Het afscheid was moeilijk. Voor de laatste keer in hun leven kuste opa zijn kleinzoon, en hij gaf hem een cadeau. Adam zei hij, hier is mijn talliet. Deze talliet was van mijn opa, die hij bij zijn leven doorgaf aan zijn zoon, mijn vader en zo is deze talliet bij mij gekomen. Nu geef ik hem aan jou. Bewaak hem goed, zorg goed voor hem, en iedere keer als je in sjoel bent en je hult je in de talliet, denk dan aan mij, en aan je familie. Adam drukte de talliet tegen zich aan, en tranen vielen op het doek. “Ik ben altijd Adam, en dit is mijn “altijd talliet”, dat zal nooit veranderen, dat beloof ik je. Ze vertrokken en na een lange reis kwamen ze aan in Amerika, waar iedereen een andere taal sprak, waar mensen anders gekleed gingen, waar het veel drukker was dan in hun oude Russische dorpje. Alles veranderde heel snel voor jonge Adam en zijn gezin. Ze gingen in een klein appartement wonen in een drukke stad, Adam’s ouders gingen allebei in een fabriek werken, en Adam ging naar een gewone school. Een andere, onbekende, wereld was voor hem opengegaan. Alles voelde anders, behalve opa's talliet, die voelde vertrouwd. Iedere Sjabbat nam Adam zijn talliet en zei hij tegen zichzelf: “Ik ben altijd Adam, en dit is mijn Altijd talliet, dat zal nooit veranderen.” Adam groeide op, trouwde, ging werken, het was een druk leven. Toch, iedere Sjabbat, nam Adam zijn talliet. Na verloop van tijd begonnen de tsitsit uit te vallen, en besloot hij om de tsittsit te vernieuwen. Hij kreeg kinderen en het leven werd steeds drukker en drukker. Maar, iedere Sjabbat, nam Adam trouw zijn talliet en deed hem om in sjoel, en zei tegen zichzelf, in dezelfde woorden als in zijn kindertijd: Ik ben “altijd Adam, en dit is mijn “altijd talliet”, dat zal nooit veranderen”. De atara, de kraag 1 werd steeds lelijker, er kwamen gaten in, en hij verving hem, door een nieuwe eraan te zetten. Adam’s eigen kinderen groeiden op, gingen het huis uit, trouwden, kregen ook weer kinderen, en Adam en zijn vrouw werden ouder. Ze verhuisden weer, nu naar een kleiner huis. Adam’s leven was rustiger geworden, maar toch iedere Sjabbat nam hij nog steeds zijn talliet, en deed die om. Tot ook het doek van de talliet oud was geworden, en hij besloot ook die te vervangen door een nieuwe. Op een dag kwam Adam’s kleinzoon op bezoek. “Opa”, vroeg hij, was jij ooit een kind zoals ik?” Adam glimlachte en woelde met zijn hand door zijn grijze haar. “Ja”, zei hij. Ik was zoals jij en ik was niet zoals jij. Ik nam de eieren van onder de kip vandaan, ik kocht die niet in de winkel. Ik hakte hout om het te gebruiken voor vuur als ik het koud had, we hadden geen verwarming. Ik reed op een paard en wagen, en ik lernde in het stiebl Hebreeuws, en Jiddisch, over ons volk en de Tora bij mijn eigen opa.” “Wat leerde hij je dan?” Dat was het moment dat Adam zijn Altijd talliet tevoorschijn haalde. Hij zei: “Kijk jongen, doe deze maar eens om je schouders. Misschien kan ik jou nu iets leren dat hij mij vroeger geleerd heeft. En Adam’s kleinzoon deed de Altijd talliet om van zijn opa. Ze gingen naar sjoel, een veel grotere sjoel dan het sjtiebl, ze gingen zitten, voor de grote ramen aan de oostelijke kant bij de aron hakodesj, waar de zon opkwam. Ze deden hun ogen dicht en de kleine jongen deed de talliet van opa om en ze voelden de warmte van de zon en de geborgenheid en verbondenheid van de talliet, zodat hun gezichten gloeiden.. Adam vertelde: “Deze talliet was van mijn grootvader, jouw over-overgrootvader . Daarvoor was hij van zijn grootvader, wiens naam ook Adam was. Nu is hij van mij, en op een dag zal ik hem aan jou geven, bij mijn leven. De talliet is steeds veranderd, heel veel keren. De tsittsit zijn vernieuwd, de atara, kraag, werd vervangen en het doek is zelfs helemaal hersteld. Alles is er aan veranderd, alles is nieuw geworden, vernieuwd. Maar mijn lieve jongen, het is nog steeds mijn ‘altijd talliet’. Het is net als ik: er is veel met mij gebeurd. Ik veranderde, ik groeide op, kreeg kinderen en kleinkinderen. Ik verhuisde van de ene plek naar de andere plek. Maar ik bleef in wezen “altijd Adam”, dat zal nooit veranderen.” "Ik ga net als jij zijn opa. Ik ga later trouwen en dan krijg ik kinderen. En als ik een zoon krijg zal ik hem ook Adam noemen, en dan op een dag zal ik hem jouw “altijd talliet” geven, die ik van jou heb gekregen. “Wel”, zei opa tegen zijn kleinzoon, “nu kan ik je iets leren dat mijn opa mij leerde, en dat hij weer van zijn opa geleerd heeft: Soms veranderen dingen in je leven. Soms verandert er heel veel, maar sommige dingen, ondanks dat ze veranderen, blijven al die generaties hetzelfde, en terwijl hij dat zei, keek hij samen met zijn kleinzoon van de oostelijke kant waar de zon opkomt, naar de westelijke kant van de sjoel met die grote ramen, waar de zon ondergaat, en waar je de strepen van de ''altijd talliet, afgebeeld ziet, boven op de namen van de stammen als lange lijn en schakel van de generaties, die ons vandaag verbinden met vroeger. Die altijd talliet van de grootvader die doorgegeven werd aan zijn kleinzoon, vormt de schakel van het doorgaande leven. Ik heb het verhaal wel vaker verteld, maar het deed mij nu ook denken aan de choepa die ik in augustus heb geleid in New York, 2 het land waar deze opa naar toe is gegaan, gevlucht voor de Russische pogroms, op weg en op zoek naar een veilig democratisch land, waar men open en met respect tegenover de joodse vluchtelingen stond. De geschiedenis van mijn familie is een beetje anders dan in het verhaaltje van de altijd talliet, maar toch in wezen hetzelfde. Mijn achterneef Ross, trouwde met zijn vriendin Tessa. Ross, een kleinzoon van gevluchte grootouders, mijn tante, de nicht van mijn vader, geboren op de Jodenbreestraat, uit een groot gezin en met veel neven en nichten, had zelf Auschwitz overleefd , maar de meeste familie werd vermoord in de gaskamers, en ze kwam alleen terug. Na de oorlog emigreerde ze naar New York. En haar man, mijn oom, geboren in Berlijn, gevlucht voor de oorlog via Shanghai, naar New York, en tussendoor nog even in Palestina geweest om mee te helpen Israel op te richten, settelde in New York en trouwde met mijn tante. Ze kregen drie kinderen, en mijn neef Ross, is de zoon van de oudste nicht. Zijn vrouw Tessa, is geboren uit van origine een Poolse familie, die al ver voor de oorlog naar de VS waren geëmigreerd, voor de zelfde redenen als Adam in het verhaaltje van de talliet, de zoveelste generatie vluchtelingen. De choepa zelf, in Manhattan, Nieuw Amsterdam, mocht ik leiden, ook als burger ambtenaar in New York City. De familie band was duidelijk, en een grote mitswe om twee jonge mensen, voortkomende uit tijden van vervolging, met elkaar als chattan en kalla te mogen verbinden, om de schakel weer te bestendigen en uit te breiden van het joodse verleden, naar de joodse toekomst toe. The Old Land, verbond the New Land naar de toekomst toe. Maar emotioneler nog was de choepa zelf, waarin drie generaties met elkaar waren verbonden. Een vader had de choepa zelf gebouwd, met bovenop drie tallietot: een van de opa van de bruid, een van de vader van de bruid en een van de vader van de bruidegom. Onder de choepa droeg de bruidegom zijn eigen talliet. Drie generaties tallietot, begeleiden het huwelijk van weer een nieuw joods stel . De choepa als symbool van hun te bouwen joodse huis, in de hoop dat er joods gezien ook verder gegaan wordt in de traditie van ouders en grootouders. Aan de andere kant wordt de talliet ook gebruikt om onze doden in te begraven De talliet waarin hij of zij tijdens het leven in sjoel stond om de gebeden uit te spreken. Ook bij vrouwen als zij de mitswa op zich hadden genomen om tijdens het leven de talliet te dragen. Een hoek van de talliet wordt pasoel gemaakt, de tsitsit worden eraf gehaald, want de talliet is niet meer te gebruiken natuurlijk en het zou een belediging voor de overledene zijn om hem of haar een talliet te geven die nog gebruikt kan worden voor het doen van mitswot terwijl de overledene dat natuurlijk niet meer zal kunnen. De afgesneden levenslijn, gesymboliseerd door de losse tsitsit, wordt op het lichaam gelegd, voordat de kist gesloten wordt. Een hoek van de doek steekt uit de kist. Een pijnlijk, en emotionele traditie, die bijna rauw aangeeft dat het leven echt geëindigd is en daarmee ook de plicht om mitswot uit te voeren. Het helpt bij de verwerking- en het rouwproces van diegenen die achterblijven. Maar toch. Ik heb eigenlijk altijd wat moeite met dit stokoude ritueel. Zou het niet veel mooier zijn, gezien het verhaal van het doorgeven van de talliet van generatie op generatie, dat de talliet waarin vader of moeder , of grootvader of grootmoeder, tijdens de gebeden, waar men de familie onder de talliet verzamelde tijdens het sjeimes zeggen op het toppunt van de emotie tijdens de Neila dienst , niet juist deze talliet zouden kunnen geven, nog voor het overlijden aan de volgende generatie? Het geeft aan dat juist de talliet, die gedragen werd door grootvader, of zelfs overgrootvader, de verbindende schakel is tussen de generaties. Ook al moet je soms de talliet herstellen, het blijft de 3 'altijd talliet', die de jihus aangeeft tussen de generaties, en een stimulans kan zijn, om die familie tradities door te geven tot in lengte van dagen. Daarmee, ondanks dat mensen overlijden kan de joodse traditie in stand blijven, juist vanwege de emotionele waarde, de nesjomme, die in die talliet zit. Natuurlijk moet een overledene in een talliet gewikkeld worden, ondanks het feit dat wij in kisten begraven hier in Nederland, maar misschien moet iemand bij zijn leven twee tallietot hebben: een voor de begrafenis, en een die steeds weer doorgegeven wordt van generatie op generatie, die gebruikt kan worden als choepa, en gedragen kan worden tijdens het leven en niet tijdens de dood. Het heeft te maken met de tekst die wij zingen als de overledene begraven wordt. Als de kist in het graf daalt, en de kist bedekt is met zand of aarde, zingen wij mechalkeel chajiem. Het is de tweede beracha van de amida, op de melodie, die wij tijdens de Hoge Feestdagen zingen. U hoort hem ieder keer tijdens de herhaling van de amida deze dagen. We zeggen dan: Mechalkeel chajiem: "met een allesomvattende liefde houdt Hij het leven in stand, met grote barmhartigheid doet Hij de doden voortleven. Hij ondersteunt hen die vallen, geneest zieken, bevrijdt gevangenen, en blijft trouw aan hen die slapen in het stof. Koning die dood en leven geeft en die redding doet ontspruiten? U bent getrouw in het laten voortleven van de doden". De nadruk, juist bij de dood, en het definitieve van het graf, is dat God Schepper is en centraal staat in de kringloop van de natuur die steeds doorgaat, ondanks de dood, is er ook steeds weer het leven dat doorgaat. Continuïteit van het leven. De tekst van mechalkeel geeft voor ons, liberalen, aan het blijven voortbestaan van de ziel van de overledene. Het lichaam vergaat, wordt één met de stof die het zelf ook is, de materie verdwijnt, maar de geest, de ziel, die in het lichaam heeft gehuisd, blijft op de een of ander manier bestaan. wejasjov he'afar el-haaretz kesjehaja weharoe'ach tasjoev el ha'Elohiem asjer netana: "De stof keert terug naar de aarde waaruit ze is ontstaan, de ziel keert terug naar de Eeuwige, die haar gegeven heeft". Wij benadrukken juist als we onze dierbare terug moeten geven aan het stof, aan de aarde, dat er een leven is dat doorgaat. Wat zou het niet een mooi symbool zijn als degeen die gaat overlijden zijn of haar talliet kan doorgeven als een soort afscheidsritueel, als dat mogelijk is, aan de volgende generatie, of zelfs de generatie daarna. Met de opdracht daarbij dat deze 'altijd talliet' gedragen wordt juist bij het leven, juist ook op die essentiële momenten die er toe doen, waarbij de herinnering aan de drager, of dragers van deze talliet terug gehaald worden in onze herinnering. Bij een brit mila, als de sandek hem draagt, bij een Bar of Bat Mitswa waar de BM hem draagt, bij een choepa, waar het gebruikt wordt als choepa zelf als symbool van het joodse huis dat weer opnieuw gebouwd gaat worden, totdat de nieuwe drager van de oude talliet hem ook weer doorgeeft aan de volgende. Dat is de mitswa van mechajee hametiem, het steeds levend houden van hen die ons voorgingen, zij waar wij het leven vaak aan te danken hebben. 4 we neéman ata lehachajot metiem, U bent getrouw in het laten voortleven van de doden, dat is niet alleen aan God gericht, maar ik vooral ook aan onszelf. Die talliet, net als de rimon, net als de vleugels van de duif, die ik deze dag noemde, zijn de symbolen en de metaforen, voor het joodse leven, om dat te laten doorgaan en het een eeuwig leven te maken, door ons te blijven inspannen te leren en door te geven aan de komende generaties. Het is nog steeds aan u zelf of u dat wilt en zo ja, hoe u dat dan invulling gaat geven. Rabbijn Menno ten Brink 5