MAG ER EEN LAMPJE AAN? DOCENTENINSTRUCTIE GROEP 1, 2 EN 3 INLEIDING Licht is overal om ons heen. Overdag maken wij gebruik van natuurlijk licht, de zon. Maar ’s avonds hebben wij ook licht, licht van lampen, kunstmatig licht. Als we op een knop drukken hebben we licht. Zo simpel is dat. Vroeger was dat wel ietsje anders. Zonlicht was eeuwenlang de belangrijkste lichtbron voor de mens. In deze les gaan de leerlingen terug in de tijd. Van de eerste olielampen via de uitvinding en massale productie van de gloeilamp tot de huidige ledlampen. Tijdens deze les maken de leerlingen in 6 stappen kennis met licht en de ontwikkeling van lichtbronnen. HANDLEIDING MAG ER EEN LAMPJE AAN? KORTE LESOMSCHRIJVING In deze les ontdekken de leerlingen aan de hand van de presentatie de ontwikkeling en het gebruik van verschillende lichtbronnen in huis. Titel: Mag er een lampje aan? Vak: Geschiedenis, Techniek. Tijd/duur: 20 - 30 minuten. Doelgroep: De groepen 1,2 en 3 van het basisonderwijs. Groeperingsvorm: Klassikaal. Leerdoelen: Aan het einde van de les hebben de leerlingen kennis gemaakt met de vorm en werking van de verschillende soorten lichtbronnen. Benodigde voorkennis: Niet van toepassing. Randvoorwaarden: • Internet (na het downloaden kan de presentatie offline worden afgespeeld). INTRODUCTIE Ter introductie maakt u samen met de leerlingen een woordweb. Waar denken de leerlingen aan als ze aan licht denken? Voor groep 1 en 2 kan dit in de kring. KERN Na het maken van het woordweb zet u de presentatie ‘Mag er een lampje aan?’ op het digibord. Vervolgens neemt u uw leerlingen mee op ontdekkingstocht, want er is van alles te ontdekken en te leren. Wat? Dat leest u in deze handleiding. VERWERKING Aan het einde van de presentatie volgt de verwerking. Deel aan de leerlingen Bijlage 2 uit. De leerlingen knippen de tijdbalk en de afbeeldingen uit. Vervolgens vertelt u de leerlingen dat ze de afbeeldingen in de goede volgorde moeten leggen. Lijntjes trekken kan natuurlijk ook. Voor groep 1 en 2 kan dit ook een werkje zijn op het planbord. AFSLUITING Nadat de leerlingen de afbeeldingen in de goede volgorde hebben gebracht, volgt er een klassikale terugkoppeling. U vraagt de kinderen wat bij 1 hoort, wat bij 2 etc. Ook vraagt u wat de leerlingen opmerken bij elke afbeelding (zie bijlage 3). BENODIGDHEDEN •Presentatie – Mag er een lampje aan? •Bijlage 1 – Afbeeldingen genoemde lampen/ lichtbronnen. •Bijlage 2 – Zet de plaatjes in de goede volgorde. •Bijlage 3 – Antwoordenblad leerkracht. •Tip: U kunt een kaars, olielamp, gloeilamp, spaarlamp, ledlamp meenemen om te laten zien. Maak het licht uit terwijl u de presentatie draait en zet een brandende kaars voor in de klas. www.techniektoernooi.nl/uitdagingen • Digibord. docenteninstructie groep 1,2 en 3 2 HET GEBRUIK VAN DE PRESENTATIE De kern van deze les is de presentatie. De presentatie is een hulpmiddel om informatie over de ontwikkeling van lichtbronnen aan de leerlingen over te brengen. Open de presentatie en volg de stappen. De stappen van de presentatie staan in een vaste volgorde. Per stap is er eerst een cartoonversie, vervolgens de realiteit en tenslotte een historische afbeelding waarbij de lichtbron is te zien. Hieronder volgt per afbeelding de achtergrondinformtie. Bijlage 1 bevat afbeeldingen van genoemde lampen/lichtbronnen die niet voorkomen in de presentatie. START - STERRENHEMEL De presentatie start met een sterrenhemel. U vraagt de leerlingen wat ze zien. Wanneer kun je de sterren zien? (Antwoord: als het donker en helder is). Wat heb je nodig om te kunnen zien in het donker? (Antwoord: lampen/licht). Tijdens deze les gaan we het hebben over licht en het gebruik van lichtbronnen. Van lang geleden tot nu. Een vrouw snijdt groente in het schijnsel van het zonlicht. Govert Dircksz Camphuijsen 1623-1672. STAP 2 - VUUR Vuur is niet echt uitgevonden. Als de bliksem in een boom slaat, kan deze boom vlam vatten. Met het vuur had de mens naast de zon er nog een lichtbron bij. Mensen leerden zelf vuur te maken en te gebruiken. Voor jagers, verzamelaars en de eerste boeren bood vuur warmte, licht en bescherming tegen roofdieren. Daarbij kan je denken aan fakkels en kampvuren. STAP 1 - ZON De zon is voor al het leven op aarde de belangrijkste lichtbron. Zonder het licht en de warmte van de zon kunnen mensen niet leven en werken. Als heel lang geleden de zon onder ging, dan gingen de mensen slapen, omdat er niet voldoende licht was om goed te kunnen werken en jagen. Zonder de zon is er geen leven mogelijk op aarde. Soldaten rondom het haardvuur. Willem Cornelis Duyster, 1633. docenteninstructie groep 1,2 en 3 3 STAP 3 - KAARS Honderden jaren lang was de kaars de belangrijkste lichtbron in huis. ’s Avonds liepen de mensen met een kaars door het huis of over straat. Kaarsen werden gemaakt van bijenwas, maar meer nog van dierlijk en plantaardig vet. Dat was namelijk goedkoper. Nu worden de meeste kaarsen gemaakt van aardolie. Tegenwoordig steken de mensen kaarsen vooral aan voor de gezelligheid. Wij hebben het licht van de kaarsen niet meer nodig om te kunnen zien in huis. Als jij licht wilt, druk je op een knopje en de lamp gaat aan. Moesten de mensen vroeger naar de wc, dan moesten ze een kaars meenemen, want in de rest van het huis was het heel erg donker. de opvolgers. Zo bestaat er een lamp die de ‘snotneus’ heet, omdat de lamp veel olie lekt uit zijn tuit. Dankzij de ontdekking van aardolie kon men petroleum gaan gebruiken. Petroleum geeft meer licht en lekt niet. Tot aan de WO II werden in gebieden waar weinig mensen woonden en de huizen ver van elkaar af stonden petroleumlampen gebruikt. Het was te duur om naar die huizen electriciteit aan te leggen. Terwijl olielampen gebruikt werden kwamen er later gaslampen in veel huizen. Dat was in de tijd dat er hier nog geen auto’s reden. Reizen ging met paard en wagen of boot. Een dienstmeid en de heer des huizes bij het licht van een snotneus. Gabriël Metsu, 1656-1658. Vrouw bekijkt een munt in het schijnsel van het kaarslicht. Waarschijnlijk controleert ze de munt. In die tijd had elke stad en elk land zijn eigen munt. Gerrit van Honthorst, 1623. STAP 4 - DE OLIELAMP De eerste olielampen in Nederland kwamen hier dankzij de Romeinen. Dat was meer dan 2.000 jaar geleden (de tijd van de geboorte van het kindje Jezus). In de lamp ging olijfolie, zodat de lamp kon branden. Deze lamp gaf maar weinig licht. Als je wat wilde zien, moest je dicht bij de lamp gaan zitten. De ‘Romeinse’ olielamp kreeg verschillen- Aardappeleters bij het licht van een petroleumlamp. Van Gogh, 1885. docenteninstructie groep 1,2 en 3 4 De opvolger van de gloeilamp is de spaarlamp. Vanaf 1980 worden deze lampen gemaakt. De spaarlamp is duurder om te maken dan de gloeilamp, maar verbruikt minder stroom en gaat langer mee. Dat is goedkoper en beter voor de natuur. Vader maakt een schaduwkonijn bij het licht van een petroleumlamp. Uit: Cornelis Jetses, “Toen je nog op straat kon spelen,” 1978. STAP 5 - ELEKTRISCHE LAMPEN In 1879 ontdekte Thomas Edison de gloeilamp. Deze lamp brandt op elektriciteit. Het duurde wel heel lang voordat de meeste mensen deze lamp konden kopen, omdat elektriciteit (stroom) pas 30 jaar later in de huizen kwam. De oma van jullie oma heeft dat meegemaakt. Mensen hadden toen vaak maar twee gloeilampen in huis. Eentje in de hal en eentje boven de eettafel. In andere kamers gebruikte men kaarsen, wat best gevaarlijk kan zijn (meer kans op brand). Snel na de ontdekking van de gloeilamp begon een bedrijf uit Eindhoven, Philips, reclame te maken voor gloeilampen in alle kamers. De gloeilamp werd goedkoper en de mensen konden meer lampen in huis hebben. Vooral na WO II, omdat er toen veel nieuwe huizen werden gebouwd met in elke kamer een aansluiting voor elektriciteit. Er worden vanaf die tijd steeds minder kaarsen gebruikt. De gloeilamp wordt nu niet meer gemaakt. Paasontbijt. Gezin staat op het punt aan tafel te gaan, moeder komt met de theepot, de kinderen bekijken het mandje met gekleurde paaseieren, 1965. De kamer is verlicht door gloeilampen. Nationaal Archief/Spaarnestad Photo/Henk Hilterman. Een vrouw verwisselt een gloeilamp voor een spaarlamp, omdat de spaarlamp zuiniger is. ±1980. docenteninstructie groep 1,2 en 3 5 STAP 6 - LEDLAMP Sinds 1960 bestaat de ledlamp. Dit is een lamp die bestaat uit allemaal kleine puntjes, zoals je op het plaatje kan zien. Als er stroom door deze puntjes komt, begint de lamp te branden. Led werd in eerste instantie gebruikt voor verkeerslichten en het rode lampje als de tv op stand-by staat. Maar door de vele ontwikkelingen is de ledlamp een goede opvolger van de spaarlamp. Want een ledlamp geeft veel meer licht en verbruikt nog minder energie dan de spaarlamp. Een ledlamp kan 50.000 uur branden, voordat de lamp stuk gaat. Dat is 2.083 dagen of 5 jaar en 8 maanden. KORT SAMENGEVAT Alles wat de leerlingen gezien hebben heeft te maken met ‘Licht’. •Dankzij ontdekkingen en ontwikkelingen leveren lampen steeds minder warmte en steeds meer licht (makkelijker in huis). •Dankzij vele ontwikkelingen worden elektrische lampen steeds zuiniger, omdat ze steeds minder energie gebruiken. •In de loop der tijd komen er steeds meer lampen – en dus meer licht – in huis. Huis en tuin verlicht door ledlampen 2014. docenteninstructie groep 1,2 en 3 6 docenteninstructie groep 1,2 en 3 7 Snotneus – 18e en 19e eeuw Olielamp BIJLAGE 1 AFBEELDINGEN foto: Marjon Gemmeke foto: Martin Wijdemans Gaslamp – 1870 tot 1920 Petroleumlamp – 1870 tot 1945 Philips reclameposter gloeilampen Eerste gebruik van ledlamp docenteninstructie groep 1,2 en 3 8 1 2 3 4 5 6 BIJLAGE 2 KOPIEER DEZE PAGINA VOOR ELKE LEERLING EN GEEF ZE DE OPDRACHT DE PLAATJES UIT TE KNIPPEN EN IN DE GOEDE VOLGORDE TE LEGGEN. VAN OUD NAAR NIEUW. 6 5 4 3 2 BIJLAGE 3 ANTWOORDENBLAD 1 docenteninstructie groep 1,2 en 3 9 docenteninstructie groep 1,2 en 3 10 BIJLAGE 4 TIP! MAAK SCHADUWBEELDEN MET DE KINDEREN NAGESPREK Na het in de juiste volgorde brengen van de afbeeldingen volgt het nagesprek. Daarin is het belangrijk dat de functies en kenmerken van de zes verschillende soorten lichtbronnen naar voren komen. U kunt bij elk plaatje de volgende vragen stellen: Wat kunnen jullie mij vertellen? Waarom was de zon, het vuur etc. belangrijk? Wat hoort bij de olielamp/gloeilamp/spaarlamp etc.? Onderstaande vragen kunt u gebruiken als leidraad. WAAROM WAS DE ZON HEEL LANG DE BELANGRIJKSTE LICHTBRON? Dankzij het zonlicht konden de mensen goed jagen en werken. Ze hadden toen (2.000 jaar geleden) ook nog geen lampen. WAT DEDEN DE MENSEN ALS DE ZON ONDER GING? Dan gingen de mensen slapen. WAAR ZORGDE VUUR, NAAST LICHT, NOG MEER VOOR? Vuur zorgde dat mensen konden koken, daarnaast zorgde het voor warmte en bescherming tegen roofdieren. WAAROM WERD ’S NACHTS NOG HEEL VAAK EEN KAARS GEBRUIKT? Het was onhandig om met een olielamp te lopen, want die lekt olie. WAT IS SCHADUW? Plek waar geen licht op valt. docenteninstructie groep 1,2 en 3 11 Wout van Eekeren Museumdocent Olaf Peters Educator Hans Piena Conservator Wooncultuur Het Nederlands Openluchtmuseum doet zijn uiterste best om alle rechthebbenden van foto’s en ander beeldmateriaal te benaderen of duidelijk de bron te vermelden. Mocht u onverhoopt toch menen de rechten te bezitten of de genoemde bron klopt niet, neem dan alstublieft contact met ons op via [email protected]. Mogelijk gemaakt door: