LICHT ENERGIEKOFFER: LEERLINGENBUNDEL LICHT MOS Inhoudsopgave VERLICHTING ................................................................................................ 2 1.1 INLEIDING ..................................................................................... 2 1.2 EEN BEETJE THEORIE..................................................................... 3 1.3 Proefopstelling.............................................................................. 6 1.4 Verlichtingsnormen ...................................................................... 9 1.5 ENERGIEBESPARENDE MAATREGELEN ....................................... 13 1.6 COMMUNICATIE ......................................................................... 14 1 VERLICHTING 1.1 INLEIDING Overdag schijnt de zon, maar wanneer de avond valt wordt het al snel duidelijk: licht speelt een belangrijke rol in ons dagelijkse leven. Werken, ontspannen,…: voor bijna alle denkbare activiteiten gebruiken we licht. Bovendien heeft licht een invloed op ons humeur en onze gezondheid. Omdat er niet steeds natuurlijk licht aanwezig is, produceert de mens al eeuwenlang kunstmatig licht. Welke bronnen van natuurlijk licht kan je bedenken? _____________________________________________________________ Maak een schets van een tijdslijn: hoe evolueerde het kunstmatige licht doorheen de tijd? Welke vormen gebruikte men vroeger, welke nu? ------------------------------------------------------------------------------------------------> In dit deeltje ga je de meest gebruikte vorm van kunstmatig licht onderzoeken: elektrische lampen. Je onderzoekt welke lampen het meest efficiënt zijn. Je onderzoekt hoe je een lokaal of ruimte het meest efficiënt kan inrichten. Bovendien ga je op zoek naar maatregelen om energie en geld te besparen. 2 1.2 EEN BEETJE THEORIE Een lamp kiezen is niet gemakkelijk. Ga eens een kijkje nemen in de supermarkt of de doe-het-zelfwinkel: er zijn lampen in alle vormen, kleuren en groottes. Welke lamp kies je nu? Op de 3 lampen in de energiekoffer zie je een aantal andere interessante aanduidingen. Wat lees je allemaal af op de zijkant van de lampen? Zet per lamp de gelijkaardige info op 1 rij en vul in de eerste kolom de betekenis in. Gebruik de info op de volgende pagina. Werk eerst op een kladblad. Betekenis Halogeenlamp Spaarlamp LED-lamp onbekend 3 Het energieverbruik van een lamp is afhankelijk van het vermogen van die lamp. Dit is de energie die het verbruikt gedurende een welbepaald tijdsinterval. Je kan het vermogen P zelf berekenen met onderstaande formule. π =πβπΌ Als je wil berekenen hoeveel energie een lamp verbruikt, vermenigvuldig je het vermogen van de lamp met de tijd dat de lamp gebruikt wordt. Het vermogen wordt uitgedrukt in Watt (π) en de tijd in seconden (π ), dus wordt de energie uitgedrukt in joule (π½) want 1 π = 1 π½/π . πΈ =πβπ‘ Elektriciteitsbedrijven specificeren de energie in een veel grotere eenheid, de kilowattuur (ππΎπ) (1 ππβ = 3 600 000 π½). Wanneer je een rekening krijgt waarop staat dat je een verbruik had van 1200 ππβ dat jaar wil dit zeggen dat je 4,32 . 109 π½ verbruikt hebt dat jaar. Je weet nu al hoe je het energieverbruik van een lamp kan berekenen en dat lampen met een groot vermogen meer energie verbruiken. Om het rendement en de efficiëntie te kennen moeten we ook weten hoeveel licht een lamp uitstraalt. Hierbij maken we gebruik van twee grootheden, namelijk lichtstroom (π) en verlichtingssterkte (π¬π° ) Lumen (ππ) is de eenheid voor de grootheid lichtstroom (π). Dit is de totale hoeveelheid licht die een verlichtingstoestel uitzendt. Als we de lichtstroom delen door het vermogen van een lamp dan krijgen we het rendement van de lamp. Je kan de lichtstroom van een toestel niet eenvoudig meten, maar de fabrikant geeft de waarde in de technische documentatie van de lamp. De verlichtingssterkte (π¬π° ) is de invallende lichtstroom op een oppervlak per oppervlakte-eenheid. De eenheid is lumen per vierkante meter (ππ⁄ 2 ) of lux (ππ) en is de maat voor de verlichtingssterkte die op een π 4 oppervlak valt. Hoe verder van de lichtbron verwijderd, hoe kleiner de verlichtingssterkte. Als je de verlichtingssterkte van een spot gaat vergelijken met die van een spaarlamp zal je merken dat die groter is bij de spot. Dit komt omdat het licht meer gericht wordt. Ook armaturen zorgen ervoor dat licht niet teveel verspreid wordt. Opdracht 1 Lampen werken op elektriciteit, zoveel is wel duidelijk. Het elektriciteitsverbruik lees je af op de elektriciteitsmeter. Ga op zoek naar de elektriciteitsmeter op school (of thuis). 1) Welke eenheid wordt op de elektriciteitsmeter gebruikt? ______________________________________________________ 2) Aan hoeveel Joule staat 1 zo’n eenheid gelijk?_________________ 3) Vraag het jaarlijks verbruik van de school (of bij jou thuis) op. Bereken hoeveel Joule de school (of je gezin) verbruikt heeft. Bereken ook de prijs: ga op zoek naar de prijs per kWh en bereken hoeveel de school (of je gezin) jaarlijks spendeert aan elektriciteit. ______________________________________________________ ______________________________________________________ ______________________________________________________ ______________________________________________________ Opdracht 2 Op de lampen staat een cijfer in lumen. Dit drukt uit hoe fel de lamp schijnt. Toch zit er in de energiekoffer een luxmeter om dit te meten… 1) Wat is het verschil tussen lux en lumen? Wat meet je precies? ______________________________________________________ ______________________________________________________ 5 ______________________________________________________ 2) Wat lezen we af op de (verpakkingen van) lampen? ______________________________________________________ 3) Wat meet de luxmeter precies? ______________________________________________________ 4) Met welke eenheid houd je best rekening bij de inrichting van je klas of kamer? Waarom? ______________________________________________________ ______________________________________________________ ______________________________________________________ 1.3 PROEFOPSTELLING In de koffer vind je een opstelling met 3 soorten lampen (spaarlamp, halogeenlamp, LED-lamp). Je gaat onderzoeken welk vermogen elke lamp heeft. Zo weet je welke lampen het meeste energie verbruiken en het meest efficiënt zijn. Bij de energiecheck zullen we de verlichtingssterkte in de verschillende lokalen meten. Zo kan je berekenen hoeveel je school jaarlijks betalen voor de verlichting I. II. Doel Het verschil in vermogen onderzoeken van verschillende soorten lampen. Werkwijze a) Maak je opstelling. a. Steek het verlengsnoer in een stopcontact zodat je met de contactdoos tot op je werktafel komt. Plaats de energiemeter in de contactdoos van je verlengkabel en steek daarin de stekker van 6 b) c) d) e) f) de lampentester. Zet de knop van de verlengkabel op 1 (aan). b. Zet de energiemeter met de ‘function’-knop op vermogen: ‘Watt’ verschijnt in kleine letters op het scherm. c. Leg je thermometer klaar: verbind de voeler met de meter en zorg de °C gemeten wordt. d. Leg de luxmeter naast de lampentester. Haal het kapje van de meter en schakel aan. Spreek af wie welk toestel afleest. Je meet tegelijkertijd vermogen (Watt) en lichtsterkte (Lux). Na 1 minuut meet je temperatuur van de lamp. Draai 1 lamp in de lampentester (lampen met 2 pinnetjes: steek de pinnetjes in de grootste openingen en draai zachtjes met de klok mee een kwartslag). Plaats de kap van de lampentester over de lamp. De lamp begint te branden. (Let op dat je niet rechtstreeks in de lamp kijkt!) Lees het vermogen af op de energiemeter en de lichtsterkte op de luxmeter. Na 1 minuut haal je het kapje van de lampentester en houd je de voeler van de thermometer tegen de lamp (niet je hand!). Je wacht tot de thermometer (bijna) niet meer verandert. Noteer deze temperatuur. Lees het vermogen vervolgens af op de lamp en noteer deze ook in de tabel. Doe dit voor alle drie de lampen. OPGELET: Zorg dat de opstelling gesloten is, enkel dan gaat de lamp branden. 7 III. Waarnemingen Soort lamp P (π) (Gemeten) P (π) (Afgelezen) Lux T° (Na 60s.) Spaarlamp LED-lamp Halogeenlamp IV. Besluit 1) Welke lamp heeft het kleinste vermogen? _______________________________________________________ _______________________________________________________ _______________________________________________________ 2) Wat betekent het wanneer een lamp een laag vermogen heeft? _______________________________________________________ _______________________________________________________ 3) Was er een verschil in lichtsterkte? Waarom wel/niet? _______________________________________________________ _______________________________________________________ _______________________________________________________ 4) Wat kan je afleiden uit het verschil in warmte tussen de lampen na 1 minuut branden? _______________________________________________________ _______________________________________________________ _______________________________________________________ 8 1.4 VERLICHTINGSNORMEN I. Doel Bepalen of de verlichtingssterkte correct is. Een lamp verbruikt natuurlijk het minste energie als hij niet brandt. Toch kunnen we niet zonder verlichting. In Europa gelden er sinds 2011 nieuwe verlichtingsnormen. NBN-EN 12464-1 Licht en verlichting- Werkplekverlichting – Deel 1: Werkplekken binnen. Lees alle normen op http://www.cebeo.be/files/Brochure_NEN_norm.pdf Deze normen leggen de minimumverlichting binnen bepaalde ruimtes vast. Naast de verlichtingssterkte zijn er ook normen voor gelijkmatige lichtverdeling (π), de verblindinggraad (UGR) en de kleurweergave-index (Ra). In deze bundel bekijken we enkel de verlichtingssterkte. De tabel geeft weer hoeveel verlichting er moet zijn in bepaalde ruimtes, afhankelijk van het gebruik. Verlichtingsnormen voor verschillende ruimtes Ruimte Verlichtingssterkte E (lx) Klaslokaal 300 Auditorium 500 Sporthal 300 Keuken 500 Trappen 150 Tekenlokaal 700 9 II. Werkwijze a) Ga in verschillende lokalen op school de verlichtingssterkte meten met de luxmeter. Noteer je waarnemingen in de tabel. b) In kolom 1 noteer je de naam van de klas c) Noteer in kolom 2 welke soort lampen er in het lokaal hangen. Ga hiervoor eventueel te rade bij de TA, TAC of onderhoudsmedewerker. d) Vul in kolom 3 het vermogen in van alle lampen samen. Lees dit af op de lamp of vraag dit na. e) Noteer kolom 4 t.e.m. 7 de lichtsterkte op verschillende plaatsen in het lokaal, telkens met en zonder lichten. f) Schrijf in kolom 8 de oppervlakte van het lokaal. g) Bereken in kolom 9 het vermogen per oppervlak. h) In kolom 10 bereken je de energie die verbruikt wordt tijdens de speeltijd (15 min) als het licht wordt aangelaten. Dit doe je met de formule πΈ = π . π‘ TIP: Het vermogen staat in π en nog niet in ππ. Ook moet je de lengte van de speeltijd nog omzetten in uur. 10 Lokaal Soort lamp π (π) πΈ (ππ₯) vooraan kant raam πΈ (ππ₯) vooraan kant gang πΈ (ππ₯) achteraan kant raam πΈ (ππ₯) achteraan kant gang π΄ (π2 ) π π ( ) π΄ π2 E (15 min.) kWh II. Waarnemingen 11 III. Besluit 1) Om een klaslokaal te verlichten heb je voor 300lx ongeveer 7,5 π⁄ 2 nodig hebt. Dit kan je vergelijken met de resultaten in π kolom 6. In welke lokalen heb je dan te weinig, voldoende of te veel verlichtingssterkte? Lokaal Teveel licht Lichten aan Lichten uit Genoeg licht Lichten aan Lichten uit Te weinig licht Lichten aan Lichten uit 2) Bereken hoeveel het kost om de verlichting alle schooldagen (±180 dagen) tijdens de speeltijd (15 min) aan te laten in 1 van je onderzochte klassen. Ga op zoek wat de gemiddelde kostprijs is voor 1 kWh en vergeet de distributiekosten niet mee te rekenen. (Tip: vreg.be) _______________________________________________________ _______________________________________________________ _______________________________________________________ 12 1.5 ENERGIEBESPARENDE MAATREGELEN Minder energie verbruiken, daar gaan we voor! Je hebt heel wat ontdekt over verlichting. Deze kennis gebruik je nu om maatregelen te bedenken. Zet je hersenen aan het werk: we gaan brainstormen! Maak hieronder een mindmap met jullie ideeën. Denk aan: zelf|lamp|armatuur|schakelaar|inrichting|elektriciteitsproductie 13 1.6 COMMUNICATIE De belangrijkste stap: overtuig de anderen! - - - Maak een affiche per lokaal met jullie boodschap: vb. ‘ Als de verlichting hier 15 minuten brandt verspillen we … kWh ofwel … euro.’ ‘Een heel jaar licht laten branden tijdens de pauze kost [x pakken frieten/1 smartphone/tablet/…]’ Informeer de school over de maatregelen die ze kunnen nemen, vermeld de energiebesparing die ze kunnen realiseren (in kWh en in euro), haal het verbeterde comfort aan, … Schrijf een artikel over de resultaten van de energiecheck en publiceer het in het schooltijdschrift. Leg jullie resultaten voor aan de directeur. Kies de maatregelen die het meest opbrengen, bereken de mogelijke besparingen en overtuig haar/hem! 14