Cons_B_12._Combating_hostile_forces_of_nature

advertisement
Buss: Combating the hostile forces of nature: human survival problems
1. Inleiding:
Reproductie is de basis van het evolutionaire proces. De motor die de natuurlijke selectie
aandrijft. Darwin: wanneer er meer personen worden gereproduceerd dan er kunnen
overleven moet er een struggle for existence zijn.
Daarom is een analyse van de adaptieve problemen van overleven nodig => forces die
overleven bemoeilijken -> darwin: hostile forces of nature. Deze creëren adaptieve
problemen voor mensen. Deze komen voor in alle generaties. Deze adaptieve problemen zijn
een belangrijke factoren voor succesvolle overlevingsstrategieën.
Mensen moeten hiervoor interageren met de biologische wereld. We moeten o.a. weten wat
we kunnen eten. Mensen lijken hiervoor een folk biology te hebben. Dit is de intuitie die
levende dingen hebben. Deze komt vroeg in het leven (niet aangeleerd) en is universeel over
culturen heen. Dit gaat over ideeën ivm de essentie van dingen. (zie voorbeeld kinderen p 71).
Het is zeer waarschijnlijk dat deze universele folk biology, met de overtuiging dat
verschillende leden van de zelfde soort verborgen causale essenties delen, een cognitieve
adaptatie is. Het is ook centraal in ht oplossen van veel overlevingsproblemen.
2. Food acquisition and selection:
Voedsel vinden is key voor het overleven. Onze voorouders hadden het minder gemakkelijk
dan wij. Het grootste algemene probleem in voedselselectie is hoe we een adequate
hoeveelheid calorieën en specifieke nutriënten binnenkrijgen zonder tegelijkertijd een
gevaarlijke hoeveelheid er van in te nemen. De activiteiten van voeding zoeken, bijhouden,
verwerken en consumeren moet gecoördineerd worden met een essesment van iemands
interne metabolische staat. Zeker belangrijk voor omnivoren (mensen + ratten) is dat ze een
grotere risico lopen om vergiftigd te zijn omdat ze zo’n brede ‘range’ hebben voor voedsel.
2.1. Food selection in rats:
Ratten zijn een goed voorbeeld om de adaptieve problemen van voedsel en vloeistofselectie
te illustreren. Als kind beschermen ze zichzelf door melk bij de moeder te drinken en zo de
nodige calorieën binnen te krijgen. Ratten hebben ook een voorkeur voor zoet, wat een rijke
bron is voor calorieën en ze vermeiden bitter welke neigen giffen te bevatten. Ratten hebben
ook een onmiddellijke appreciatie voor zout.
Ratten hebben ook een sterke neophobia = aversie voor nieuw eten. Ze sampelen voedsel in
kleine hoeveelheden en nooit samen – dit is een kans om te leren wat gegeten kan worden.
Ze gaan er van uit dat als ze ziek worden na een maaltijd met nieuw en gekend eten dat het
nieuwe hen ziek heeft gemaakt. Dus zelfs ratten hebben een set van mechanismen om
adaptieve problemen ivm eten op te lossen.
2.2. Food selection in humans:
Mensen besteden 21% van hun inkomen aan voeding en voeding neemt ook een centrale
plaats in de ouder kind interactie. Er is mogelijk niets belangrijker in het leven dan bepalen
wat kan worden ingenomen en wat moet worden vermeden.
Het delen van voedsel is een sociaal gebeuren, een teken van relaties of het goedmaken na
een conflict (vb thanksgiving). Het niet kunnen aanbieden van voeding aan de groep kan
leiden tot een verlies aan status. Voeding neemt ook plaats in onze taal en voorziet ons van
talloze metaforen.
Mensen hebben (net zoals ratten) mechanismen om natuurlijke giffen te bestrijden. De dingen
die we slecht vinden ruiken of smaken (bitter) zijn niet random. Zo kunnen kinderen
bijvoorbeeld geen broccoli enz willen eten omdat hier stoffen inzitten die giftig kunnen zijn,
zeker voor kinderen.
Een cross culturele lijst van dingen die we walgelijk vinden zijn o.a. uitwerpselen, tekort aan
hygiëne,.. De afkeer reactie is een functie om het lichaam te beschermen tegen het innemen of
in contact komen met dingen die schadelijk zijn voor de gezondheid en overleven. Hier is
echter nog maar weinig onderzoek over gedaan.
a)
Why humans like spices: the antimicrobial hypothesis:
Onze voorouders hadden het moeilijker met eten vinden maar ook met de microben die dit
eten bevatte. Een oplossing was koken. Een andere oplossing was het gebruik van kruiden.
Kruiden komen van planten die in deze planten meestal functioneren al mechanisme tegen
micro-organismen en macro-organismen. Waarom houden mensen zich dan zo bezig met
kruiden?
Antimicrobial hypothesis: kruiden doden of houden de groei tegen van micro-organismen en
zorgen er voor dat giffen in ons eten geproduceerd worden en dit zou dan een probleem
oplossen van overleven: zorgen dat je niet ziek wordt van slecht eten.
1) alle 30 onderzochte kruiden doden bacteriën die zich op het eten ontwikkelen
2) worden in hete klimaten gebruikt waar niet gekoeld eten sneller slecht wordt
3) meer kruiden in vleesschotels dan groenten
4) voedselvergiftigingen komen minder voor in landen met meer kruidengebruik
Waarschijnlijk werd dit per toeval ontdekt en werd zo verticaal (KINDEREN) of horizontaal
(VRIENDEN) over de tijd doorgegeven.
b)
Why humans like to drink alcohol: an evolutionary hangover?
Rijp fruit bevat meer suiker, vitaminen en energie maar ook 0.6% alcohol. De geur van
ethanol hielp voor de lokalisatie van rijp fruit. Dit product was bij veel gebruik een soort gif
maar hier is een tolerantie voor gekomen. Volgens de frugivory byproduct hypothesis is geen
adaptatie maar een bijproduct van de voorkeur voor rijp fruit. Hedendaags kan het een
maladaptieve bijproduct zijn.
c)
Sikness in pregnant women: the embryo protection hypothesis:
Ochtendmisselijkheid komt bij veel vrouwen voor. Als men hier voedselaversies bij zou
rekenen zou waarschijnlijk 100% van de vrouwen ochtendmisselijkheid rapporteren. Het is
een adaptie die er voor zorgt dat vrouwen geen giffen consumeren en absorberen die slecht
zijn voor de ontwikkelende baby. Als zwangere vrouwen deze stoffen toch innemen is het
redelijk waarschijnlijk dat ze moeten overgeven zodat deze toch niet in het lichaam worden
opgenomen.
Hypothese kan bevestigd worden door:
1) meeste giffen bevatten = meest walgelijk vinden
2) ochtendmisselijkheid is aanwezig wanneer de foetus meest kwetsbaar is
3) ochtendmisselijkheid verminderd bij het voorbijgaan van de kwetsbare periode
Vrouwen die ochtendmisselijkheid hebben, hebben ook meer kans op een geslaagde
zwangerschap. Uit een studie blijkt dat dit een crosscultureel fenomeen is: 20/27 culturen.
Ook dit is een adaptatie voor het overleven.
 Geen misselijkheid = 3x meer kans op een miskraam
3.1 The hunting hypothesis: (jagershypothese)
Vleesconsumptie
is
veel
hoger
bij
mensen
dan
bij
verwante
soorten.
Hypothese van bevoorrading stelt dat de jacht cruciaal was bij menswording: Jagen in grote
groepen vereist coöperatie en communicatie tussen verschillende jagers. Volgens de
jagershypothese is jagen een van de grote drijfveren tot de evolutie met gevolgen voor het
maken van werktuigen, het gebruik van werktuigen, taal, seksuele arbeidsverdeling en het
groter worden van de hersenen.
a) De hypothese van bevoorrading stelt ook dat mannen bij mensen een van de enige
zijn die ook geïnvesteerd zijn in de kinderen. Ze nemen voedsel mee terug naar huis
om de kinderen te voeden.
Samenvattend kan worden gezegd dat de positie van vrouw en kinderen gesteld
wordt als de voornaamste adaptieve verklaring voor het ontstaan van jagen, kan de
jagershypothese ook een heel deel andere menselijke fenomenen verklaren.
b) Show-off hypothesis: groter risico wordt geprefereerd door vrouwen  groter stuk
(zodat ze kunnen profiteren) = meer aandacht van vrouwen = grotere kans op
voortplanting
3.2 The gathering hypothesis
Tegengestelde standpunten suggereren dat vrouwen de kern waren door het verzamelen.
Deze hypothese stelt ook dat de stenen werktuigen niet gebruikt werden voor jagen maar
voor o.a. graven en verzamelen van planten. Deze hypothese verklaart ook het verplaatsen
van bossen naar de savanne en grasgebieden omdat de werktuigen verzameld voedsel konden
verzekeren en dit werd meer economisch. Zo werden ook containers uitgevonden. Deze
hypothese biedt verklaringen en zorgt dat de focus niet meer exclusief bij mannen ligt bij de
evolutie van mensen en zorgt ook voor duidelijkheid over voedsel: voornamelijk planten.
3.3 Comparing the hunting and gathering hypothesis
Ondanks het belang van vrouwen bij het verzamelen, de verzamelinghypothese krijgt toch
veel kritiek over zich heen. Het zou niet voldoende de differentiatie van mens en primaten
verklaren. Want primaten verzamelen echter ook planten. De jagershypothese verklaart aan
de andere kant wel o.a. het verdelen van werk. De verzamelaarhypothese verklaart ook niet
waarom mensen allianties aangaan die vele jaren kunnen duren. Samenvattend is het duidelijk
dat over verschillende miljoenen jaren van menselijke geschiedenis (en dat van primaten) het
vrouwelijke geslacht bij onze voorouders instond voor verzamelen van planten. Stenen
werktuigen maakten deze verzameling ook gemakkelijker. Maar deze hypothese heeft ook
tekortkomingen waar de jagershypothese dan weer meer duidelijkheid biedt. Vlees speelt
duidelijk een centrale rol in de evolutie maar misschien werd er niet altijd gejaagd. Misschien
werden de prooien van andere gebruikt. Dit zorgt voor een 3e hypothese.
3.4 The scavenging hypothesis (aaseters)
Hier zouden de stenen werktuigen gebruikt zijn om het gedode dier te verwerken tot vlees.
Het bewijs is echter niet eenduidig. Soms werden er sporen gevonden van dieren die aan de
botten hadden gekauwd zowel als sporen van snijden maar welke volgorde is niet zeker
(dieren die resten eten van mensen of mensen die vlees eten gedood door dieren). Dit
suggereert ook dat de mens waarschijnlijk zowel scavangers als jagers waren. Toch laat de
scavenginghypothese nog veel open, zeker in de suggestie dat scavenging de hoofdbron van
vlees was voor de voorouders.
4
Adaptations to gathering and hunting: sex differences in specific spatial abilities
Vrouwen en mannen hebben elk een specifiek informatieverwerkingssysteem geeft door
evolutie, elk designed om een andere adaptief probleem op te lossen. Mannen moesten jagen
en de weg kunnen terug vinden -> betere navigatie, kaart lezen, kort geheugen voor rotaties.
Vrouwen kunnen beter de plaats van voorwerpen onthouden door de adaptatie voor het
verzamelen.
Vanaf hier niet meer besproken in de les dus zeer kort samengevat
5
Finding a place to live: shelter and landcape preferences
Veel kosten aan wonen op een slechte plaats -> goede woonplaats is zeer belangrijk.
5.1 The savanna hypothesis
Uit een studie blijkt dat mensen natuurlijke omgevingen verkiezen boven een omgeving
gecreëerd door de mens. De savanne heeft grotere dieren -> meer mogelijkheid tot vlees. Een
onderzoek stelt ook 3 stadia van habitatselectie voor.
1) selectie: exploreren of weggaan
2) informatie verzamelen: mogelijke gevaren verkennen, mensen hebben graag misterie
3) exploitation: lang genoeg blijven voor de voordelen van de omgeving? Want verhuizen =
risico!
6
Combating predators and other environmental dangers: fear, phobias, anxieties and
“evolutionary memories”
Angst als adaptatie: zorgen dat we omgaan met gevaar en bieden een overlevingsfunctie. De
intuïtie van angst is onze meest belangrijke ‘gids’ om gevaar te vermijden.
Vroeger werd er rekening gehouden met weersymptomen (bv. onweer  vertrekken) +
seizoenen.
Bloemen: door ieder geliefd  tonen dat de winter voorbij is en er terug vruchten
beschikbaar zijn (bv. ziekenhuis: positif psychological state)
Download