Buss: Combating the hostile forces of nature: human survival problems 1. Inleiding: Reproductie is de basis van het evolutionaire proces. De motor die de natuurlijke selectie aandrijft. Darwin: wanneer er meer personen worden gereproduceerd dan er kunnen overleven moet er een struggle for existence zijn. Daarom is een analyse van de adaptieve problemen van overleven nodig => forces die overleven bemoeilijken -> darwin: hostile forces of nature. Deze creëren adaptieve problemen voor mensen. Deze komen voor in alle generaties. Deze adaptieve problemen zijn een belangrijke factoren voor succesvolle overlevingsstrategieën. Mensen moeten hiervoor interageren met de biologische wereld. We moeten o.a. weten wat we kunnen eten. Mensen lijken hiervoor een folk biology te hebben. Dit is de intuitie die levende dingen hebben. Deze komt vroeg in het leven (niet aangeleerd) en is universeel over culturen heen. Dit gaat over ideeën ivm de essentie van dingen. (zie voorbeeld kinderen p 71). Het is zeer waarschijnlijk dat deze universele folk biology, met de overtuiging dat verschillende leden van de zelfde soort verborgen causale essenties delen, een cognitieve adaptatie is. Het is ook centraal in ht oplossen van veel overlevingsproblemen. 2. Food acquisition and selection: Voedsel vinden is key voor het overleven. Onze voorouders hadden het minder gemakkelijk dan wij. Het grootste algemene probleem in voedselselectie is hoe we een adequate hoeveelheid calorieën en specifieke nutriënten binnenkrijgen zonder tegelijkertijd een gevaarlijke hoeveelheid er van in te nemen. De activiteiten van voeding zoeken, bijhouden, verwerken en consumeren moet gecoördineerd worden met een essesment van iemands interne metabolische staat. Zeker belangrijk voor omnivoren (mensen + ratten) is dat ze een grotere risico lopen om vergiftigd te zijn omdat ze zo’n brede ‘range’ hebben voor voedsel. 2.1. Food selection in rats: Ratten zijn een goed voorbeeld om de adaptieve problemen van voedsel en vloeistofselectie te illustreren. Als kind beschermen ze zichzelf door melk bij de moeder te drinken en zo de nodige calorieën binnen te krijgen. Ratten hebben ook een voorkeur voor zoet, wat een rijke bron is voor calorieën en ze vermeiden bitter welke neigen giffen te bevatten. Ratten hebben ook een onmiddellijke appreciatie voor zout. Ratten hebben ook een sterke neophobia = aversie voor nieuw eten. Ze sampelen voedsel in kleine hoeveelheden en nooit samen – dit is een kans om te leren wat gegeten kan worden. Ze gaan er van uit dat als ze ziek worden na een maaltijd met nieuw en gekend eten dat het nieuwe hen ziek heeft gemaakt. Dus zelfs ratten hebben een set van mechanismen om adaptieve problemen ivm eten op te lossen. 2.2. Food selection in humans: Mensen besteden 21% van hun inkomen aan voeding en voeding neemt ook een centrale plaats in de ouder kind interactie. Er is mogelijk niets belangrijker in het leven dan bepalen wat kan worden ingenomen en wat moet worden vermeden. Het delen van voedsel is een sociaal gebeuren, een teken van relaties of het goedmaken na een conflict (vb thanksgiving). Het niet kunnen aanbieden van voeding aan de groep kan leiden tot een verlies aan status. Voeding neemt ook plaats in onze taal en voorziet ons van talloze metaforen. Mensen hebben (net zoals ratten) mechanismen om natuurlijke giffen te bestrijden. De dingen die we slecht vinden ruiken of smaken (bitter) zijn niet random. Zo kunnen kinderen bijvoorbeeld geen broccoli enz willen eten omdat hier stoffen inzitten die giftig kunnen zijn, zeker voor kinderen. Een cross culturele lijst van dingen die we walgelijk vinden zijn o.a. uitwerpselen, tekort aan hygiëne,.. De afkeer reactie is een functie om het lichaam te beschermen tegen het innemen of in contact komen met dingen die schadelijk zijn voor de gezondheid en overleven. Hier is echter nog maar weinig onderzoek over gedaan. a) Why humans like spices: the antimicrobial hypothesis: Onze voorouders hadden het moeilijker met eten vinden maar ook met de microben die dit eten bevatte. Een oplossing was koken. Een andere oplossing was het gebruik van kruiden. Kruiden komen van planten die in deze planten meestal functioneren al mechanisme tegen micro-organismen en macro-organismen. Waarom houden mensen zich dan zo bezig met kruiden? Antimicrobial hypothesis: kruiden doden of houden de groei tegen van micro-organismen en zorgen er voor dat giffen in ons eten geproduceerd worden en dit zou dan een probleem oplossen van overleven: zorgen dat je niet ziek wordt van slecht eten. 1) alle 30 onderzochte kruiden doden bacteriën die zich op het eten ontwikkelen 2) worden in hete klimaten gebruikt waar niet gekoeld eten sneller slecht wordt 3) meer kruiden in vleesschotels dan groenten 4) voedselvergiftigingen komen minder voor in landen met meer kruidengebruik Waarschijnlijk werd dit per toeval ontdekt en werd zo verticaal (KINDEREN) of horizontaal (VRIENDEN) over de tijd doorgegeven. b) Why humans like to drink alcohol: an evolutionary hangover? Rijp fruit bevat meer suiker, vitaminen en energie maar ook 0.6% alcohol. De geur van ethanol hielp voor de lokalisatie van rijp fruit. Dit product was bij veel gebruik een soort gif maar hier is een tolerantie voor gekomen. Volgens de frugivory byproduct hypothesis is geen adaptatie maar een bijproduct van de voorkeur voor rijp fruit. Hedendaags kan het een maladaptieve bijproduct zijn. c) Sikness in pregnant women: the embryo protection hypothesis: Ochtendmisselijkheid komt bij veel vrouwen voor. Als men hier voedselaversies bij zou rekenen zou waarschijnlijk 100% van de vrouwen ochtendmisselijkheid rapporteren. Het is een adaptie die er voor zorgt dat vrouwen geen giffen consumeren en absorberen die slecht zijn voor de ontwikkelende baby. Als zwangere vrouwen deze stoffen toch innemen is het redelijk waarschijnlijk dat ze moeten overgeven zodat deze toch niet in het lichaam worden opgenomen. Hypothese kan bevestigd worden door: 1) meeste giffen bevatten = meest walgelijk vinden 2) ochtendmisselijkheid is aanwezig wanneer de foetus meest kwetsbaar is 3) ochtendmisselijkheid verminderd bij het voorbijgaan van de kwetsbare periode Vrouwen die ochtendmisselijkheid hebben, hebben ook meer kans op een geslaagde zwangerschap. Uit een studie blijkt dat dit een crosscultureel fenomeen is: 20/27 culturen. Ook dit is een adaptatie voor het overleven. Geen misselijkheid = 3x meer kans op een miskraam 3.1 The hunting hypothesis: (jagershypothese) Vleesconsumptie is veel hoger bij mensen dan bij verwante soorten. Hypothese van bevoorrading stelt dat de jacht cruciaal was bij menswording: Jagen in grote groepen vereist coöperatie en communicatie tussen verschillende jagers. Volgens de jagershypothese is jagen een van de grote drijfveren tot de evolutie met gevolgen voor het maken van werktuigen, het gebruik van werktuigen, taal, seksuele arbeidsverdeling en het groter worden van de hersenen. a) De hypothese van bevoorrading stelt ook dat mannen bij mensen een van de enige zijn die ook geïnvesteerd zijn in de kinderen. Ze nemen voedsel mee terug naar huis om de kinderen te voeden. Samenvattend kan worden gezegd dat de positie van vrouw en kinderen gesteld wordt als de voornaamste adaptieve verklaring voor het ontstaan van jagen, kan de jagershypothese ook een heel deel andere menselijke fenomenen verklaren. b) Show-off hypothesis: groter risico wordt geprefereerd door vrouwen groter stuk (zodat ze kunnen profiteren) = meer aandacht van vrouwen = grotere kans op voortplanting 3.2 The gathering hypothesis Tegengestelde standpunten suggereren dat vrouwen de kern waren door het verzamelen. Deze hypothese stelt ook dat de stenen werktuigen niet gebruikt werden voor jagen maar voor o.a. graven en verzamelen van planten. Deze hypothese verklaart ook het verplaatsen van bossen naar de savanne en grasgebieden omdat de werktuigen verzameld voedsel konden verzekeren en dit werd meer economisch. Zo werden ook containers uitgevonden. Deze hypothese biedt verklaringen en zorgt dat de focus niet meer exclusief bij mannen ligt bij de evolutie van mensen en zorgt ook voor duidelijkheid over voedsel: voornamelijk planten. 3.3 Comparing the hunting and gathering hypothesis Ondanks het belang van vrouwen bij het verzamelen, de verzamelinghypothese krijgt toch veel kritiek over zich heen. Het zou niet voldoende de differentiatie van mens en primaten verklaren. Want primaten verzamelen echter ook planten. De jagershypothese verklaart aan de andere kant wel o.a. het verdelen van werk. De verzamelaarhypothese verklaart ook niet waarom mensen allianties aangaan die vele jaren kunnen duren. Samenvattend is het duidelijk dat over verschillende miljoenen jaren van menselijke geschiedenis (en dat van primaten) het vrouwelijke geslacht bij onze voorouders instond voor verzamelen van planten. Stenen werktuigen maakten deze verzameling ook gemakkelijker. Maar deze hypothese heeft ook tekortkomingen waar de jagershypothese dan weer meer duidelijkheid biedt. Vlees speelt duidelijk een centrale rol in de evolutie maar misschien werd er niet altijd gejaagd. Misschien werden de prooien van andere gebruikt. Dit zorgt voor een 3e hypothese. 3.4 The scavenging hypothesis (aaseters) Hier zouden de stenen werktuigen gebruikt zijn om het gedode dier te verwerken tot vlees. Het bewijs is echter niet eenduidig. Soms werden er sporen gevonden van dieren die aan de botten hadden gekauwd zowel als sporen van snijden maar welke volgorde is niet zeker (dieren die resten eten van mensen of mensen die vlees eten gedood door dieren). Dit suggereert ook dat de mens waarschijnlijk zowel scavangers als jagers waren. Toch laat de scavenginghypothese nog veel open, zeker in de suggestie dat scavenging de hoofdbron van vlees was voor de voorouders. 4 Adaptations to gathering and hunting: sex differences in specific spatial abilities Vrouwen en mannen hebben elk een specifiek informatieverwerkingssysteem geeft door evolutie, elk designed om een andere adaptief probleem op te lossen. Mannen moesten jagen en de weg kunnen terug vinden -> betere navigatie, kaart lezen, kort geheugen voor rotaties. Vrouwen kunnen beter de plaats van voorwerpen onthouden door de adaptatie voor het verzamelen. Vanaf hier niet meer besproken in de les dus zeer kort samengevat 5 Finding a place to live: shelter and landcape preferences Veel kosten aan wonen op een slechte plaats -> goede woonplaats is zeer belangrijk. 5.1 The savanna hypothesis Uit een studie blijkt dat mensen natuurlijke omgevingen verkiezen boven een omgeving gecreëerd door de mens. De savanne heeft grotere dieren -> meer mogelijkheid tot vlees. Een onderzoek stelt ook 3 stadia van habitatselectie voor. 1) selectie: exploreren of weggaan 2) informatie verzamelen: mogelijke gevaren verkennen, mensen hebben graag misterie 3) exploitation: lang genoeg blijven voor de voordelen van de omgeving? Want verhuizen = risico! 6 Combating predators and other environmental dangers: fear, phobias, anxieties and “evolutionary memories” Angst als adaptatie: zorgen dat we omgaan met gevaar en bieden een overlevingsfunctie. De intuïtie van angst is onze meest belangrijke ‘gids’ om gevaar te vermijden. Vroeger werd er rekening gehouden met weersymptomen (bv. onweer vertrekken) + seizoenen. Bloemen: door ieder geliefd tonen dat de winter voorbij is en er terug vruchten beschikbaar zijn (bv. ziekenhuis: positif psychological state)