Natuurkunde: Hoofdstuk 10 en 11 10.1 Magneetvelden IJzer en nikkel worden aangetrokken door magneten. Iedere magneet heeft een noord- en zuidpool. Bij de polen is de magnetische kracht het grootst. Gelijke polen > afstoten, ongelijke polen > aantrekken. IJzer- en nikkelatomen zijn kleine magneetjes: elementaire magneetjes. In een magneet zijn de elementaire magneetjes één kant op gericht. Houd je en magneet bij een stuk ijzer, dan richten de meeste elementaire magneetjes zich. Het ijzer wordt dan magnetisch. Dit verschijnsel heet magnetische influentie. Het gebied waar de magnetische kracht werkt heet het magneetveld. Veldlijnen geven de richten en de sterkte van het magneetveld aan. De aarde is ook en magneetveld met de magnetische noordpool in het zuiden. 10.2 Elektromagneten Rondom een stroomdraad en rondom en binnen een stroomspoel is een magneetveld. De richting van die magneetvelden kun je vinden met de rechterhandregel. Bij een stroomdraad geeft je duim de stroomrichting aan en de vingers de veldlijnen. Bij een spoel geven je vingers de stroomrichting aan en je duim de veldlijnen. Een elektromagneet is en spoel met een ijzeren kern erin, waardoor het magneetveld veel sterker wordt, de elektromagneet wordt magnetisch doordat er stroom doorheen gaat. De sterkte van de elektromagneet hangt ook af van de stroomsterkte en het aantal windingen. De sterkte van het magneetveld heet de magnetische inductie (B) in tesla (T). 10.3 De lorentzkracht Op een stroomdraad in een magneetveld werkt een kracht, dit is de lorentzkracht. Deze lorentzkracht staat altijd loodrecht op zowel de stroom als het magneetveld. De richting van de lorentzkracht vind je met de linkerhandregel. Als de stroomrichting evenwijdig is aan de veldlijnen, is de lorentzkracht nul. Duim = lorentzkracht, wijsvinger = veldlijnen en middelvinger = stroomrichting. Als de stroomrichting loodrecht op het magneetveld staat geldt voor de lorentzkracht FL= B x I x L De eenheid van de magnetische inductie B is hiermee gedefinieerd: 1 tesla + 1 newton per ampère per meter. In de beeldbuis worden de elektronen horizontaal e verticaal afgebogen door magneetvelden. Bewegende lading ondervindt in een magneetveld een lorentzkracht: FL+ B x q x v q staat voor de lading en voor de snelheid van de deeltjes. Besef wel dat bij elektronen de stroomrichting tegengesteld is aan de richting waarin de deeltjes bewegen. Een luidspreker bevat een spoeltje in een sterk magneetveld. Dat spoeltjes gaat trillen als er wisselstroom doorheen gaat. Een spoel in en magneetveld gaat draaien als er stroom doorheen loopt. Daar wordt gebruik van gemaakt in stroommeters en in de elektromotor. Die draaiing kun je verklaren met de krachten op noord- en zuidpool, maar ook met de lorentzkracht. In een elektromotor zorgt de collector ervoor dat de stroom in de spoel op het juiste moment omdraait, zodat hij blijft draaien. 10.4 Elektromagnetische inductie Elektromagnetische inductie is dat de richting van een magneetveld verandert door het draaien van een magneetveld. Het veranderen van de richting van het magneetveld geeft spanning. Inductiespanning is het verschijnsel dat de er spanning ontstaat wanneer het magneetveld in een spoel verandert. Als de spoel in een gesloten kring zit veroorzaakt de inductiespanning ook een inductiestroom. De grootte van de inductiespanning hangt af van: - Hoeveel het magneetveld verandert Hoe snel het magneetveld verandert Het aantal windingen van de spoel In een dynamo en een microfoon ontstaat wisselspanning doordat een spoel draait of trilt in een magneetveld of doordat een magneet draait in of bij een spoel. Magnetische flux is de hoeveelheid magneetvel/ het aantal veldlijnen dat door windingen gaat. Magnetische flux = magnetische inductie x oppervlakte van de winding. Ф = B x A De eenheid van flux is weber: Wb. Inductiespanning ontstaat als de magnetische flux verandert. De inductiespanning in een spoel teken je uit met Uind = N x dФ/dt. Als een magneet en een stuk metaal ten opzichte van elkaar bewegen, ontstaan er inductiespanningen en inductiestromen in het metaal. Daarbij ontstaan altijd krachten die de beweging tegenwerken: er wordt bewegingsenergie omgezet in elektrische energie. 11.1 Elektrische lading Er bestaan 2 soorten elektrische ladingen: positieve en negatieve. Gelijke ladingen stoten elkaar af en ongelijke ladingen trekken elkaar aan. De eenheid van lading is coulomb en wordt weergeven met q of Q. De lading van het elektron is de elementaire lading, de kleinste hoeveelheid lading, dit is 1,602x10-19 C. Influentie is het verstuiven van lading in een voorwerp. Door influentie kunnen neutrale voorwerpen aangetrokken worden door geladen voorwerpen. Met de volgende formule kun je de elektrische kracht Fel op een lading uitrekenen. 11.2 Het elektrisch veld Rondom een geladen voorwerp is een elektrisch veld, waarin geladen voorwerpen een kracht ondervindt. Elektrische veldlijnen geven de richting en sterkte aan van het elektrisch veld. Een homogeen elektrisch veld is overal even sterk en heeft overal dezelfde richting. Een radiaal veld daarentegen heeft veldlijnen naar buiten toe uit elkaar, zoals bij een bolvormig voorwerp. De elektrische veldsterkte E→ is gefinieerd als de elektrische kracht op een coulomb lading in N/C. In een radiaal veld geldt e formule die hieronder is aangegeven met r de afstand tot de lading Q. Zit er lading op een geleider en is die lading in rust dan is de elektrische veldsterkte binnenin de geleider nul. Is er in een geleider een elektrisch veld aanwezig dan gaat lading in de geleider stromen. 11.3 Elektrische energie en spanning De spanning U is de afname of verandering van elektrische energie per coulomb lading. In een elektrisch veld heeft een lading potentiele elektrische energie. Wanneer een lading in beweging komt door een versnelling (veroorzaakt door de elektrische kracht) dan wordt de elektrische energie omgezet tot kinetische energie. 11.4 Versnellen en afbuigen Röntgenstraling wordt gemaakt in een röntgenbuis waarin elektronen versneld worden en botsen op een stuk metaal door een versnelspanning tussen anode en kathode. Door een elektrisch veld aan te leggen worden deze elektronen naar de positieve anode versneld. Bij het botsen worden de elektronen sterk afgeremd waarbij röntgenstraling ontstaat. Als een lading wordt versneld of vertraags in een elektrisch veld, dan is de toe- of afname van de bewegingsenergie gelijk aan →→→ 1 elektronvolt (eV) is de energie die een elementaire lading erbij krijgt of verliest als het een spanning doorloopt van 1 volt. 1eV = 1,602x10-19. Een elektron is -e en een proton +e. In een lineaire versneller worden geladen deeltjes vele malen versneld door een elektrisch veld. Dit wordt gedan om deeltjes met een lading hoge energieën te geven. De versnelling zorgt ervoor dat de deeltjes steeds meer kinetische energie verkrijgen. Bij de botosing van deze deeltjes ontstaat er een nieuw deeltjes en komt er straling vrij. Lineaire versnellers worden gebruikt bij radiotherapie in de geneeskunde. Daarmee kan bestraald worden met röntgenstraing of elektronen, dit is vooral het geval bij kanker. De cellen worden gedood door de straling.